De eerste vier plagen. Welke les moesten de Egyptenaren leren? Exodus 7:2-5 2 U moet alles wat Ik u gebieden zal tegen Aäron zeggen, en Aäron, uw broer, moet tot de farao spreken, dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten gaan. 3 Maar Ík zal het hart van de farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte talrijk maken. 4 De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid. 5 Wat gebeurde toen Aäron zijn staf neerwierp? Exodus 7:6-10 6 Toen deden Mozes en Aäron zoals de HEERE hun geboden had. Dat deden zij. 7 Mozes was tachtig jaar oud en Aäron drieëntachtig jaar oud toen zij tot de farao spraken. 8 En de HEERE zei tegen Mozes en tegen Aäron: 9 Als de farao tot u spreekt: Doe voor uzelf een wonderteken, dan moet u tegen Aäron zeggen: Neem je staf en werp die neer voor de farao; en de staf zal tot een slang worden. 10 Toen kwamen Mozes en Aäron bij de farao en deden precies zoals de HEERE geboden had. Aäron wierp zijn staf neer voor de farao en voor zijn dienaren en hij werd tot een slang. Welk opmerkelijk voorval gebeurde er? Exodus 7:11-12 11 Maar de farao op zijn beurt riep de wijzen en de tovenaars, en ook zij, de Egyptische magiërs, deden met hun bezweringen hetzelfde. 12 Want ieder wierp zijn staf neer en zij werden tot slangen, maar de staf van Aäron verslond hun staven. Waren de slangen echte slangen en wie ondersteunde de tovenaars? De tovenaars veranderden niet echt hun staven in slangen, maar door tovenarij waren ze in staat, geholpen door de grote verleider, om te doen alsof dit het geval was. Satan bezat niet de macht om de staven te veranderen in levende slangen. De vorst van het kwaad heeft, ondanks alle wijsheid en macht van een gevallen engel, niet de macht om te scheppen of leven te geven; dit kan God alleen. Maar alles wat satan kon doen, deed hij; hij bootste iets na. Voor het menselijk oog werden de staven veranderd in slangen. Farao en zijn hof geloofden dat dit het geval was. Uiterlijk was er geen verschil tussen deze slangen en de slang die Mozes gemaakt had. Hoewel de Here maakte dat de echte slang de nagemaakte slangen verslond, beschouwde Farao dit niet als een bewijs van Gods macht, maar als het resultaat van toverij die meerder was dan die van zijn krachten. Wat was de eerste plaag en wat waren de gevolgen daarvan? Exodus 7:20-21 20 Mozes en Aäron deden precies zoals de HEERE geboden had. Hij hief de staf op en sloeg voor de ogen van de farao en zijn dienaren het water dat in de Nijl was. En al het water dat in de Nijl was, werd in bloed veranderd. 21 De vissen die in de Nijl waren, stierven en de Nijl stonk, zodat de Egyptenaren het water uit de Nijl niet konden drinken. Er was bloed in heel het land Egypte. Waarom was farao niet onder de indruk van deze plaag? Exodus 7:22-23 22 Maar de Egyptische magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde, zodat het hart van de farao zich verhardde. Hij luisterde niet naar hen, zoals de HEERE gesproken had. 23 En de farao keerde zich om, ging naar zijn huis en nam ook dit niet ter harte. Omdat de overstroming van de Nijl de bron was van voedsel en voorspoed voor heel Egypte, werd de rivier vereerd als een god, en de koning kwam er elke morgen om te aanbidden.Hier herhaalden de beide broers hun boodschap; toen strekten ze hun staf uit en sloegen op het water. De heilige rivier veranderde in bloed, de vissen stierven en de rivier begon te stinken. Het water in de huizen, de voorraad in vaten, werd eveneens veranderd in bloed. Maar de tovenaars van Egypte deden hetzelfde met hun bezweringen, en Farao keerde zich af, ging naar zijn huis, en nam ook dit niet ter harte. Zie Exodus 7:24-25 Wat was de tweede plaag en met welk gevolg? Exodus 8:1-3 1 Daarna zei de HEERE tegen Mozes: Ga naar de farao toe en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen. 2 En indien u weigert het te laten gaan, zie, dan zal Ik heel uw gebied met kikkers treffen, 3 zodat de Nijl krioelen zal van kikkers. Ze zullen eruit omhoog klimmen en in uw huis komen, in uw slaapkamer, ja, op uw bed, ook in de huizen van uw dienaren en bij uw volk, ja, in uw ovens en in uw baktroggen. Wat verzocht farao aan Gods dienaren? Exodus 8:8 8 Toen liet de farao Mozes en Aäron roepen en zei: Bid vurig tot de HEERE dat Hij de kikkers van mij en mijn volk wegneemt; dan zal ik het volk laten gaan, zodat zij offers aan de HEERE kunnen brengen. Waarom stierven de kikkers een natuurlijke dood? Nadat ze de koning herinnerd hadden aan zijn vroegere grootspraak, vroegen ze hem wanneer ze zouden bidden dat de plaag zou ophouden. Hij stelde de volgende dag voor, in de stille hoop dat in de tussentijd de kikvorsen uit zichzelf zouden verdwijnen, zodat hem de bittere vernedering bespaard zou blijven zich te onderwerpen aan de God van Israël. De plaag hield echter aan tot de bepaalde tijd en toen stierven in heel het land de kikvorsen, maar hun dode lichamen, die achterbleven verontreinigden de lucht. De Here had kunnen maken dat ze in een ogenblik waren veranderd in stof, maar Hij deed het niet, zodat de koning en zijn volk niet zouden kunnen spreken van toverij of bezweringen, zoals de tovenaars dat deden. De kikvorsen stierven, en werden in hopen verzameld. Hier hadden de koning en heel Egypte de bewijzen, die door hun ijdele filosofie niet weerlegt konden worden, dat dit werk niet door toverkunst werd verricht, maar dat het een oordeel was van de Gods des hemels. Welk uitwerking had de derde plaag? Exodus 8:15-16 15 Toen nu de farao zag dat er verlichting was gekomen, maakte hij zijn hart onvermurwbaar, zodat hij niet naar hen luisterde, zoals de HEERE gesproken had. 16 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zeg tegen Aäron: Strek je staf uit en sla het stof van de aarde, zodat het tot muggen wordt in heel het land Egypte. "Toen Farao zag dat er verlichting was ingetreden, liet hij zijn hart niet vermurwen." Op bevel van God strekte Aäron zijn hand uit, en het stof der aarde werd muggen in heel het land Egypte. Wat moesten de tovenaars erkennen? Exodus 8:18-19 18 De magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde om muggen voort te brengen, maar zij konden het niet. De muggen zaten op de mensen en op de dieren. 19 Toen zeiden de magiërs tegen de farao: Dit is de vinger van God! Maar het hart van de farao verhardde zich, zodat hij niet naar hen luisterde, zoals de HEERE gesproken had. in heel het land Egypte. Voor de vierde maal ontving farao een waarschuwing. Wat hield deze in? Exodus 8:20-21 20 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Sta morgen vroeg op en ga voor de farao staan. Zie, wanneer hij naar het water toe gaat, moet u tegen hem zeggen: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen. 21 Want als u Mijn volk niet laat gaan, zie, dan zal Ik steekvliegen op u, uw dienaren, uw volk en uw huizen afzenden, zodat de huizen van de Egyptenaren, en zelfs de grond waarop zij staan, vol steekvliegen zullen zijn. Welke deel van Egypte zou geen last hebben van de steekvliegen; wanneer ging de vierde plaag in? Exodus 8:22-23 22 Maar op die dag zal Ik de landstreek Gosen, waar Mijn volk woont, afzonderen, zodat daar geen steekvliegen zullen zijn, opdat u zult weten dat Ik, de HEERE, in het midden van het land aanwezig ben. 23 Ik zal Mijn volk ervan vrijwaren en uw volk niet. Morgen zal dit teken gebeuren. Was farao tijdens deze plaag wel gewillig en hield farao zijn belofte gestand? Exodus 8:24, 27-28, 32 24 En zo deed de HEERE: er kwam een zwerm steekvliegen in het huis van de farao, in de huizen van zijn dienaren en in heel het land Egypte. Het land werd door de steekvliegen te gronde gericht. 27 Laat ons drie dagreizen ver de woestijn ingaan, zodat wij aan de HEERE, onze God, offers kunnen brengen, zoals Hij tegen ons zeggen zal. 28 Toen zei de farao: Ík zal u laten gaan, zodat u aan de HEERE, uw God, in de woestijn offers kunt brengen. Alleen, ga beslist niet te ver weg! Bid vurig voor mij! 32 Maar de farao maakte ook deze keer zijn hart onvermurwbaar: hij liet het volk niet gaan.