PROEFWERK NATUURKUNDE VWO - 3 HOOFDSTUK 2 Kracht maart 2009 Verklaar alle antwoorden INHAAL Bij alle berekeningen mag men g = 10 N/kg veronderstellen Opgave 1 Veerkracht De veer hiernaast is een z.g. “drukveer” met een lengte van 10 cm en een veerconstante van 4 N/cm. Als de veer helemaal ingedrukt is heeft hij een lengte van 2,5 cm. a] Bereken de lengte van de veer als je er een massa van 2,2 kg op legt. b] Bij welke kracht zal deze veer maximaal zijn ingedrukt? c] Teken voor deze veer een grafiek, waarbij je de lengte uitzet tegen de kracht die erop uitgeoefend wordt, zorg dat je de minstens tot 35N in het assenstelsel kunt aflezen. Opgave 2 Samenstellen van krachten In de foto hiernaast dragen 2 personen een krat met inhoud. De kracht die ieder afzonderlijk moet uitoefenen om de krat met inhoud onder een hoek van 400 met het lichaam in rust te houden is 350N. Bereken wat de massa van de krat met inhoud is. Opgave 3 Ontbinden van krachten In de tekening hiernaast is gondel van een skilift afgebeeld, die aan een kabel ABC hangt. De totale massa van gondel en de personen erin is 650kg. Ten gevolge van de zwaartekracht op de gondel met de personen zullen in AB en BC krachten gaan werken. a] Maak een tekening op schaal van de situatie en ontbind de zwaartekracht in twee richtingen AB en BC. b] Bepaal de grootte van de kracht in AB; is dit een duw- of trekkracht? c] Bepaal ook de grootte van de kracht in BC; is dit een duw- of trekkracht? Opgave 4 Wrijvingskracht / Normaalkracht Het modelvliegtuigje hiernaast heeft een massa van 8kg. Op een gegeven moment slaat de motor uit en is de bestuurder gedwongen om met een constante snelheid te gaan landen. Daarbij maakt het vliegtuigje een hoek van 300 (zie tekening). De volgende krachten spelen een rol: Zwaartekracht (FZ), luchtwrijving (FW) en de Lift van de vleugel (FL) deze laatste staat loodrecht op de vleugel. Neem de tekening over (niet te klein !!!). Teken de krachten op schaal en bereken hoe groot ze zijn. Opgave 5 Evenwicht Hierboven staat een man met een massa van 75kg. We nemen aan dat de massa gelijk over de lengte van de persoon verdeeld is (homogene verdeling). Lichaamsmaat 1 = 1,80m 2 = 1,50m 3 = 0,60m De persoon gaat op 2 manieren een z.g. “ligsteun” op een weegschaal maken. De weegschalen hebben een schaalverdeling in kg. Manier A; met de benen gestrekt en de voeten op de grond. Manier B; met de knieën op de grond en onderbenen op de grond. Bereken het verschil in wat de weegschalen zullen aanwijzen.