Toepassingen op magnetische velden. 1. 2. 3. In de positieve X-richting is er een magnetische inductie B = 3.10-4 T. Een proton (q = +e) wordt in de pos. Z-richting geschoten met v = 5.106 m/s. Zoek de grootte en de zin van de kracht op het proton. Idem als het proton door een elektron wordt vervangen. BA Een proton wordt men snelheid 5.106 m/s in een magnetische inductie B EX = 3 mT geschoten (zin: loodrecht op en uit het blad). Beschrijf de baan van het proton en bereken de straal van de beschreven cirkel aan de hand van de formule voor de middelpuntzoekende kracht: F=m.v2/r Een proton komt een magnetisch veld (B=1,5 T) binnen met een snelheid 2.107 m/s en onder een hoek 30° met het veld (zie figuur). (F=2,4.10N) 16 BA (mp=1,67. 10-27 kg) (r=17,4 m) (F=2,4.10N) 12 30° Bereken de kracht op het proton. 4. 5. 6. (F=9,6.10N) Een ion (q=+2e) wordt in een magnetisch veld met B=1,2 T geschoten met snelheid 2,5.105 m/s, loodrecht op de veldlijnen. Hoe groot is de kracht die het ion ondervindt ? BA Een elektronenstraal (cfr. elektronenkanon in TV.) wordt in een cirkelvormige baan met 2 cm straal afgebogen door een homogeen inductieveld B= 4,5 mT. Hoe groot is de snelheid van de elektronen ? Wordt de straal van de cirkel groter of kleiner als de elektronen sneller zouden bewegen ? me = 9,1.10-31 kg EX ( v=1,58.107 m/s) Tussen A en B heerst een elektrisch veld E=80 kV/m (zie figuur). Loodrecht op dit veld en in het blad gericht is een magnetisch inductieveld B = 0,4 T. (Dit zijn gekruiste velden en dit toestel noemt men een snelheidsselector). Deeltjes met een welbepaalde snelheid worden in dit veld niet afgebogen, daar ze aan twee tegengestelde elkaar opheffende krachten onderworpen zijn (F = E.Q en F = B.Q.v) Zoek de formule en bereken voor dit geval voor welke snelheid de deeltjes niet EX. . (v = 2.105 m/s) 14 A q.v.B E V=? q B E.q B zullen afgebogen worden. 7. 8. 9. 10. Bereken de snelheid van een ion dat niet afwijkt van zijn rechte baan als het door gekruiste elektrische (E=7,7 kV/m) en magnetische (B=0,14 T) velden wordt geschoten. EX Hoe groot is de massa van een positief ion dat met snelheid v = 107 m/s loodrecht in een magnetisch veld B=0,134 T wordt geschoten en daardoor een cirkelvormige baan volgt met straal 1,55 m. (er zijn meerdere antwoorden mogelijk: Q = n.e) EX (m= n.3,32.1027 kg) Een elektron wordt vanuit rust versneld door een potentiaalverschil van 3750 V. Daarna komt het in een gebied waar B = 4 mT loodrecht op de verkregen snelheid. Bereken de straal van de cirkel die het elektron in het veld B zal beschrijven. EX (r=0,052 m) Een proton wordt met een snelheid 8.106 m/s en onder een hoek van 30° in een magnetisch inductieveld geschoten. Het veld is gericht volgens de positieve X-as en de sterkte ervan is 0,15 T (zie figuur). Beschrijf de baan die het proton volgt. Bereken de straal van de cirkelvormige beweging. Bereken de afstand in de X-richting afgelegd tijdens het doorlopen van één cirkel. SU (r=0,28 m ; d = 3,03 m) B=0,15T (v=5,5.104 m/s) V=8.106 m/s 30° +q 11. Alfadeeltjes (m=6,68.10-27 kg en Q = 2e) worden vanuit rust versneld door een spannings-verschil van 1 kV. Daarna komen ze in een magnetisch veld B = 0,2 T loodrecht op hun bewegingszin. Bereken de straal van de baan die ze zullen volgen. EX (r = 0,0323 m) 12. Een elektron wordt met snelheid 5.106 m/s weggeschoten uit de oorsprong van een assenstelsel. Het maakt een hoek van 20° met de Xas. Bereken de beweging als er een magnetisch veld B = 0,0020 T in de zin van de positieve X-as bestaat. SU (r=4,86 mm ; d=0,084 m) 13. 14. 15. 16. 17. De magnetische inductie B = 0,8 T . De draad voert een stroom van 30 A (zie figuur). Vind zin en grootte van de kracht op 5 cm draad. BA (F=1,2 N) Een stroom vloeit in een draad die een gesloten kring vormt in een vlak loodrecht op de magnetische inductie B (zie figuur). Hoe groot zijn: a) de resulterende kracht op de kring ? b) het moment dat op de kring inwerkt (m.a.w. zal er neiging tot ronddraaien ontstaan ?) Beredeneer. BA (F = 0 en M = 0) Een rechte draad van 15 cm voert een stroom van 6A in een homogeen magnetisch veld B = 0,4 T. Hoe groot is de kracht op de draad als: a) hij loodrecht gehouden wordt op de veldlijnen (F=0,36 N) b) hij onder een hoek 30° gehouden wordt BA (F=0,18 N) Welk is de richting en de zin van de kracht op een verticale stroomvoerende draad (stroomzin naar onder) als gevolg van het magnetisch veld van de aarde ? (horizontaal naar het oosten) BA B=0,15 T is gericht volgens de +X-as. Een draad is geplooid als getekend (zie figuur) en voert een stroom van 5 A. Hoe groot is de kracht op de geleidergedeelten AB, BC, CD en DE BA (0N; 0,12 N ; 0,123 N ; 0 N) ereken de magnetische inductie in lucht in een punt gelegen op 5 cm van een lange rechte draad die een stroom voert van 15 A. BA (B = 6.10-5 T) Een volledig platte spoel bestaat uit 40 wikkelingen koperdraad en heeft BA (I = 1,9 C B 16cm A 18. 19. 20cm 35° B D E A) een doormeter van 32 cm. Hoeveel stroom moet de draad voeren om in het centrum van de spoel een magnetische inductie te krijgen van 0,3 mT. 20. Een solenoïde van 60 cm lang en 2000 wikkelingen is gevuld met lucht en heeft een doormeter van 2 cm. Als men er een stroom van 5 A doorzendt, hoe groot is dan de magnetische inductie erbinnen ? BA (B = 0,021 T) Bereken de magnetische inductie in een punt op 6 cm gelegen van een lange rechte draad die 9 A stroom voert. BA (B = 30 mT) Een volledig platte spoel met 25 windingen heeft een doormeter van 10 cm en voert 4 A stroom. Hoe groot is de magnetische inductie in het centrum ? BA (B=1,26 mT) 23. Een solenoïde van 5O cm lang en 4000 windingen voert 0,25 A stroom. Hoe groot is B binnen in de solenoïde ? BA (B = 2,5 mT) 24. In een waterstofatoom draait een elektron met snelheid 2,2.106 m/s rond de kern (zie figuur). De straal van de beschreven cirkel is 5,3.10-11 m. Hoe groot is de magnetische inductie in de kern als gevolg van de BA (B=12,5 T) EX We laten een lange rechte draad met de as van een solenoïde samenvallen, die zelf een veld opwekt van 4 mT.(zie figuur uit vraag 24) Door 20 A stroom door de draad te sturen ontstaat er een tweede veldcomponente binnen in de solenoïde. Zoek grootte en richting van het resulterend veld op 3 mm afstand van de aslijn van de solenoïde (B=4,22 mT) 21. 22. beweging van het elektron ? 25. 26. 27. 28. Twee draden A en B die evenwijdig aan elkaar (op 10 cm afstand) zijn opgesteld voeren respectievelijk stromen van 6 A en 4 A. Hoe groot is de kracht op 1 m B-draad als a) de stromen parallel zijn b) de stromen anti-parallel zijn BA (F = 4,8.10-5 N) (idem) Twee lange parallelle draden staan op 4 cm van elkaar en voeren stromen van 2 A en 6 A in dezelfde zin. Hoeveel kracht oefenen ze per lopende meter op elkaar uit ? BA (F = 60 mN) Beschouw drie parallelle draden A, C en B. De stromen en de richtingen zijn gegeven (zie figuur). Hoe groot is de kracht die op 25 EX (F = 3.10N) 4 3cm A B 30A 10A 5cm C 20A cm van draad C werkt ? 29. 30. Twee lange, vaste en parallelle draden A en B staan op 10 cm van elkaar en voeren respectievelijk tegengestelde stromen van 40 A en 20 A. Zoek: a) de grootte van B op een lijn midden A en B (B=0,24 mT) b) de grootte van B op een lijn 8 cm van A en 18 cm van B (B=7,8.10-5 T) c) De kracht per lopende meter op een draad C tussen A en B en in het vlak AB geplaatst, die 5 A stroom voert in dezelfde zin als de stroom door A. EX (F=1,2 mN) De getekende draad (zie figuur) voert 40 A stroom. De straal van de cirkel is 2 cm. Het middelpunt is het snijpunt van de richtingen van de twee rechte draaddelen. Bereken het veld en zijn richting in P. SU (B=0,94 mT) SU (e/m = 1,75.1011 C/kg) 2cm 90° 31. P 40A Een elektronenbundel wordt niet afgebogen als hij door gekruiste (cfr. oef 6 en 7) elektrische en magnetische velden wordt geschoten. E = 8 kV/m en B = 2 mT. Bij het uitschakelen van het elektrisch veld beschrijven de elektronen in het magnetisch veld een cirkel met straal 1,14 cm. Zoek de verhouding van lading tot massa (e/m) voor een elektron. 32. Het pijltje stelt telkens de snelheid van een bewegend deeltje voor. Welke zal in de drie gevallen de richting en zin van de kracht zijn (zie a) b) c) B v B v B v figuur) ? BA