¡ 1 2 3 lesboek pagina 48 49 50 51 Van Batavia tot Jakarta De vier ontdekkingsreizigers probeerden een zeeweg naar Indië te vinden. In welke richting voeren ze? Kies uit: rond Afrika, naar Amerika, in noordwestelijke richting, in noordoostelijke richting. Vasco Da Gama Ω rond Afrika Columbus Ω naar Amerika Hudson Ω in noordwestelijke richting Barentsz Ω in noordoostelijke richting Kleur het rondje bij het goede antwoord. Wie waren de eerste Europeanen die veel gebied in Azië in bezit namen? ❍ de Portugezen ❍ ✘ de Portugezen en Spanjaarden ❍ de Engelsen ❍ de Fransen en Hollanders Kijk in je lesboek naar de kaart op pagina 49. Je hebt ook een atlas nodig. Waar had Nederland koloniën? 1 en 2: handelsforten aan de West-Afrikaanse kust; 3: Kaapkolonie; 4: Ceylon (Sri Lanka); 5: de Indische archipel (Indonesië); 6: Taiwan. 4 5 Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Een reis naar Indië bracht veel risico’s met zich mee. Met welke problemen kon een koopman te maken krijgen? ❍ ✘ piraten ✘ te warm weer ❍ ✘ hoge kosten vooraf ❍ ❍ een te aardige bevolking ✘ problemen bij het handelen ❍ Kleur het rondje bij het goede antwoord. Wie was de kapitein van het eerste Hollandse schip dat in Indië aankwam? ✘ De Houtman ❍ ❍ Hudson ❍ Bantam ❍ Barentsz Over Indië en Suriname 1 Va n B a t a v i a t o t J a k a r t a 6 7 Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. De Hollanders op Bantam betaalden voor de peper een goede prijs. De Hollanders wilden op de nieuwe oogst wachten, omdat de prijs van peper dan lager zou zijn. De Portugezen maakten de Bantammers wijs dat de Hollanders piraten waren. De Portugezen waren geen concurrenten van de Hollanders. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Schrijf twee dingen op die je in deze les hebt geleerd over de eerste reis naar Indië. Bijvoorbeeld: Het was een gevaarlijke reis. Van de 249 zeelieden ¡ kwamen maar 89 mannen terug. De meegebrachte vracht was klein, maar waardevol. De Nederlanders waren als handelaren niet populair. 8 Maak de zinnen af. VOC betekent Verenigde Oost-Indische Compagnie. De zeelieden van de VOC zeilden naar De VOC werd opgericht in 9 2 Indië. . 1602. . Kleur het rondje bij het goede antwoord. Het belangrijkste Indische eiland voor de VOC was: ❍ Sumatra 10 . ❍ ✘ Ambon ❍ Java Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Welke producten kwamen allemaal uit Indië? ❍ ✘ peper ❍ tomaten ❍ aardappelen ✘ foelie ❍ ✘ vanille ❍ ❍ paprika ✘ kruidnagelen ❍ ✘ nootmuskaat ❍ ❍ zout Over Indië en Suriname ❍ Celebes Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Va n B a t a v i a t o t J a k a r t a 1000 km 3 1 4 7 8 2 5 6 ¡ 1 In 1596 bereikte het eerste Hollandse schip Indië. Dat land heet nu Indonesië. Kijk naar de kaart van Indonesië. Je hebt ook een atlas nodig. Bij de eilanden staat een nummer. Schrijf de namen van de eilanden op. 1 Sumatra 3 Borneo 5 Bali 7 Nieuw-Guinea 2 Java 4 Celebes 6 Timor 8 de Molukken Wat is het langste eiland en hoe lang is het? Ω Sumatra, 2000 kilometer lang Hoeveel kilometer is het van het uiterste oostpunt naar het westpunt van Indonesië? Ω ongeveer 6000 kilometer Welk eiland is ongeveer even groot als de afstand tussen Amsterdam en Parijs? Ω Timor 2 Kijk naar deze mensen. Zet bij de Indiërs een I en bij de Hollanders een H. H I H H I I 3 ™ 1 Leven in een andere wereld lesboek pagina 52 53 54 Bekijk de foto’s op pagina 52, 53 en 54 van je lesboek. Wat vertellen ze je over Indonesië (Nederlands-Indië)? Bijvoorbeeld: De meeste foto’s zijn van vroeger, want het zijn zwartwitfoto’s. De kleurenfoto’s zijn veel later gemaakt. De zwartwitfoto’s geven een beeld van de omgeving, kleding en Nederlandse soldaten vroeger. Ze laten ook de verschillen tussen Nederlanders en inlanders zien. 2 Deze Javaanse boeren staan bij hun akkers. Boer A verbouwt wat hij zelf wil. Boer B doet wat de Nederlandse regering hem beveelt. Laat zien wat de boeren verbouwen door hun akkers te kleuren. Gebruik de volgende kleuren: geel (rijst), bruin (tabak), oranje (thee), groen (suiker), zwart (koffie) en rood (andere producten). Bijna helemaal geel kleuren (de boer verbouwt rijst voor de binnenlandse consumptie). Een paar stippen in een andere kleur. Akker van boer A 3 Voor een vijfde deel of meer inkleuren met koloniale producten: suiker (groen), koffie (zwart), tabak (bruin) of thee (oranje). De rest geel. Akker van boer B De Nederlandse ambtenaren behandelden de inlandse boeren vaak slecht. Geef daar twee voorbeelden van. Bijvoorbeeld: De Nederlandse ambtenaren lieten de boeren meer producten (tabak, suiker, thee of koffie) afdragen dan eerlijk was. De producten werden niet goed gewogen. Vaak kregen de boeren te weinig geld. 4 Over Indië en Suriname 4 Leven in een andere wereld Hier zie je Achmed Soekarno. Waarom vindt hij dat de Nederlanders weg moeten uit Indonesië? Nederlanders komen niet uit Indonesië en hebben geen recht op de rijkdommen van het land. Hier staat een Nederlandse planter. Waarom vindt hij dat Indonesië van Nederland moet blijven? Zijn familie woont al heel lang in Indonesië en heeft geholpen het land op te bouwen. 5 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Indonesië werd onafhankelijk in: ❍ 1873. 6 7 ❍ 1940. ❍ ✘ 1949. ❍ 1963. Zet het juiste woord achter de omschrijving. Kies uit: Soekarno, Merdeka, Atjeh, Sumatra. Indonesisch eiland Ω Sumatra Dit woord betekent ‘vrijheid’ Ω Merdeka Leider van de nationalisten Ω Soekarno Verzette zich heftig in een oorlog Ω Atjeh Kleur het rondje bij het goede antwoord. In de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië bezet door: ❍ ✘ Japan. 8 ™ ❍ de Verenigde Staten. ❍ Engeland. ❍ Duitsland. Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. De militaire acties van Nederland kregen veel kritiek. Alleen de Verenigde Staten bleven Nederland steunen. De Verenigde Staten dreigden met een economische boycot. De veiligheidsraad veroordeelde Nederland. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Over Indië en Suriname 5 Leven in een andere wereld Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. 1000 km ™ In de volgende opdrachten vergelijk je de grootte van Indonesië met Europa. Gebruik de landkaart van Indonesië op pagina 3 van je werkboek en de landkaart van Europa op deze pagina. 1 2 Hoe lang is Sumatra? ongeveer 2000 kilometer lang Kijk naar je antwoord bij opdracht 1 en de landkaart die hier is afgebeeld. Stel je voor: je reist vanuit Amsterdam. Welke steden in Europa kun je bereiken als je dezelfde afstand aflegt? Bijvoorbeeld: Napels, Stockholm, Barcelona. 3 4 Hoeveel kilometer is Indonesië van oost naar west? Kijk naar je antwoord bij opdracht 3 en de landkaart die hier is afgebeeld. Stel je voor: je reist weer vanuit Amsterdam. Welke steden kun je bereiken als je dezelfde afstand aflegt? Bijvoorbeeld: Moskou, Athene. 6 ongeveer 6000 Over Indië en Suriname £ 1 lesboek pagina 55 56 57 Slavenhandel Hoe kon iemand slaaf worden? Schrijf twee voorbeelden op. Bijvoorbeeld: Iemand werd gevangengenomen en gedwongen slaaf te zijn. De rechtbank had iemand tot slaaf veroordeeld. 2 Maak een verhaal bij de zes tekeningen. Sterke Afrikaanse stammen overvallen een De slaven worden geketend weggevoerd. dorp om slaven te maken. Met de blanken wordt onderhandeld over In het schip worden zoveel mogelijk slaven de prijs van de slaven. vervoerd. Ze worden vastgeketend. Als slaven niet aten werden ze met een De slaven worden verkocht op een slaven- mondschroef gedwongen te eten. markt in Amerika. Over Indië en Suriname 7 Slavenhandel 3 4 Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. De Europeanen haalden zelf geen slaven uit het Afrikaanse binnenland, omdat zij: ❍ ✘ bang waren voor tropische ziekten. ❍ daar van de Afrikaanse vorsten niet mochten komen. ❍ ✘ het gebied niet goed kenden. ❍ iedere keer ergens anders slaven haalden. Denk eens terug aan de Romeinse tijd. Welke taken hadden slaven toen? Vergelijk hun lot met de slaven uit deze les. In de Romeinse tijd werkten slaven vaak in de huishouding, ze werden meestal goed behandeld. De slaven uit deze les hadden het slecht, £ ze werden mishandeld. 5 Waarom vonden veel mensen uit de zeventiende eeuw het normaal om slaven te houden? Bijvoorbeeld: In de zeventiende eeuw hadden blanken geen respect voor zwarte mensen. Ze dachten over zwarte mensen als over dieren. 6 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Waar kwamen deze producten vandaan? colanoten ivoor cacao tabak suiker goud 7 Afrika ❍ ✘ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ Amerika ❍ ❍ ❍ ✘ ✘ ❍ ✘ ❍ ❍ Maak een zin met het woord mondschroef en een zin met brandmerk. Bijvoorbeeld: Als slaven niet wilden eten, werd hun mond met een mondschroef opengewrongen. Na de koop kregen slaven een brandmerk, zodat je zag wie hun eigenaar was. 8 Over Indië en Suriname Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Slavenhandel 1 In de zinnen ontbreken woorden. Vul in. £ Veel volken hielden slaven. Je hebt er al vaker over gelezen. De naam van Romeinen het volk op deze pagina uit het Boek van de Tijd is: Zij leefden ongeveer 2000 jaar geleden. Op de tekening soldaten zijn twee groepen mannen in gevecht. Het zijn die in het leger vochten en slaven die als . gladiatoren in het amfitheater vochten. 2 Deze man heet Spartacus. Hij leefde in de eerste eeuw voor Christus. Zoek in het documentatiecentrum, de bibliotheek of op internet een antwoord op de volgende vragen. Wat was het beroep van Spartacus? Hij was gladiator. Wat deed hij waardoor wij hem nu nog kennen? Hij kwam in opstand tegen Rome. Het onderwerp van deze les is ‘slavenhandel’. Wat heeft Spartacus daarmee te maken? Hij leidde een slavenopstand. Over Indië en Suriname 9 ¢ 1 lesboek pagina 58 59 60 Op een Surinaamse plantage Kijk in je atlas of op de wandkaart van de wereld. Vul de plaatsen, landen of eilanden in achter de zinnen. 8 10 9 6 1 11 7 2 4 5 3 1 Hier haalde men slaven: een fort aan de kust van West-Afrika 2 Hier haalde men slaven: een fort aan de kust van West-Afrika 3 Plaats waar men water en voedsel ververste: 4 Eerste landing in Indonesië: 5 Belangrijk specerij-eiland: Kaap de Goede Hoop Java Ambon 6 Belangrijk handelseiland voor de Hollanders: 7 Nog steeds bekend om zijn thee: Ceylon (nu Sri Lanka) 8 Enige Hollandse kolonie in Noord-Amerika: 9 Geruild tegen New York: de Antillen 11 Korte tijd een Nederlandse kolonie: Brazilië Kijk naar de kaart van opdracht 1. Welke plaatsen lagen in het gebied van de WIC? Schrijf de nummers op. 1, 2, 8, 9, 10, 11 10 New York Suriname 10 Laatste Nederlandse kolonie: 2 Taiwan Over Indië en Suriname Kijk naar de kaart van opdracht 1. Welke plaatsen lagen in het gebied van de VOC? Schrijf de nummers op. Op een Surinaamse plantage 3 3, 4, 5, 6, 7 4 De meeste slaven hadden een slecht leven. Hoe kwam dat? Schrijf twee dingen op. Bijvoorbeeld: Ze hadden een slechte meester. Ze hadden zwaar werk. Ze hadden gevaarlijk werk, bijvoorbeeld op een suikerplantage waar ziektes voorkwamen. 5 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Suriname werd Nederlands bezit: ❍ door een ontdekkingsreis. ❍ door verovering op de indianen. 6 ¢ ❍ ✘ na een oorlog met Engeland. ❍ na een oorlog met Spanje. Streep het foute antwoord door. Maak de zin af. Het was wel / niet makkelijk om gevluchte slaven te pakken, omdat de oerwouden en moerassen een ideale plaats waren om te verdwijnen. 7 Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Suriname was belangrijk voor Nederland om zijn: ✘ koffie. ❍ ✘ katoen. ❍ 8 ❍ ivoor. ✘ hout. ❍ ✘ cacao. ❍ ❍ goud. ❍ zout. ❍ wol. Het is 1757. Jij bent een Nederlander in Suriname. Je neef uit Zeeland is op bezoek. Hij begrijpt weinig van de opstand in Tempati. Hoe leg je uit: Ω waarom de slaven ontevreden waren? Zij waren ontevreden, omdat ze zouden worden overgeplaatst naar een suikerplantage. Het werk zou daar veel zwaarder zijn. Ω wat de slaven hebben gedaan? Hun protest liep op een gevecht uit. De hand van de plantagedirecteur werd daarbij afgehakt. Over Indië en Suriname 11 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Op een Surinaamse plantage 1 Zoek twee keer twee woorden die met deze les te maken hebben. hugeigetanlkeplaantrstaoup 䊲 suikerplantage en houtplantage en Suriname meusnijsveralarin 䊲 slavernij 2 Welke delen van Indonesië zijn in de puzzel verborgen? Je mag elke letter maar één keer gebruiken. ¢ j k e t o c a s e b b l r u n s a e a a u m t m k a e v n l a m Java, Bantam, Sumatra, Molukken, Celebes 3 䊴 50 v. Chr. 500 1500 1800 heden 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 Prehistorie 12 Wanneer leefden deze slaven? Trek een lijn van de tekening naar de goede plaats op de tijdbalk. Oudheid Over Indië en Suriname Middeleeuwen Vroegmoderne tijd Moderne tijd ∞ lesboek pagina 61 62 63 Vele volkeren samen Maak opdracht 1 en 2 in een groepje. Schrijf jullie antwoord met potlood op. 1 Waarom waren sommige mensen voor de slavernij? 2 Waarom ben jij tegen slavernij? 3 4 Streep het foute antwoord door. De slavenwetten waren wreed / soepel. Slaven werden gezien als mensen / dieren. De wetten voor het straffen van slaven waren in elke kolonie verschillend / gelijk. Maak de zin af. De eigenaren van slaven zeiden dat slavernij goed was, omdat veel slaven krijgsgevangenen waren en anders gedood zouden zijn. Of: zij slaven nodig hadden voor het werk op de plantages. Of: zij negers zagen als huisdieren. Alleen als slaaf waren ze nuttig. 5 Kleur het rondje bij het goede antwoord. In Suriname woonden 50.000 mensen in 1850. Hoeveel waren slaaf? ❍ 14.000 ❍ 26.000 ❍ ✘ 38.000 ❍ 45.000 Over Indië en Suriname 13 Ve l e vo l ke r e n s a m e n 6 Waarom was het dom van plantage-eigenaren om slaven slecht te behandelden? Schrijf twee dingen op. Bijvoorbeeld: Als slaven slecht werden behandeld, was de kans groot dat ze wegliepen. Nieuwe slaven waren duur. Plantage-eigenaren hadden de slaven hard nodig voor al het werk. 7 Kleur het rondje bij het goede antwoord. In de meeste westerse landen werd slavernij afgeschaft in de: ❍ zeventiende eeuw. ❍ ✘ negentiende eeuw. ∞ 8 ❍ achttiende eeuw. ❍ twintigste eeuw. Bekijk de tekening van de slavin in je lesboek op pagina 61. Ω Waarom is zij met een zware ketting geboeid? Waarschijnlijk is ze een keer weggelopen of ze heeft dat geprobeerd. Door de zware ketting rond haar voet kan ze niet meer vluchten. 9 Wat staat er in het politiebericht in je lesboek op pagina 61? Er zijn slaven gevlucht. Niemand mag hen helpen. 10 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Bestaat er nu nog een band met Nederland? band met Nederland Aruba ❍ ✘ Bonaire ❍ ✘ Suriname ❍ Curaçao ❍ ✘ 11 onafhankelijk ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ In 1863 werd de slavernij in Suriname afgeschaft. Waar haalden de plantage-eigenaren toen nieuwe arbeiders vandaan? Er kwamen contractarbeiders uit India, Java en China. 14 Over Indië en Suriname Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Welke eilanden in de Caribische Zee behoren tot het Koninkrijk der Nederlanden? Schrijf de namen op. Gebruik je atlas. Ve l e vo l ke r e n s a m e n 1 Curaçao, Bonaire, Aruba, Saba, Sint-Maarten en Sint-Eustatius 2 Sinds de Vrede van Munster zijn de eilanden definitief Nederlands bezit. Sinds welk jaar is dat dus? 1648 3 ∞ Een jaar daarvoor was op één van de eilanden een handelspost gesticht. Deze post was genoemd naar een stadhouder van de Republiek. De handelspost is nu uitgegroeid tot een stad. Hoe heet die stad en op welk eiland ligt zij? De stad heet Willemstad en ligt op Curaçao. 4 In 1789 woonden op de kleine eilanden 7900 mensen. Daarvan waren er 5000 slaaf. Op de grote eilanden woonden 19.500 mensen. Daarvan waren er 13.000 slaaf. Hoeveel slaven waren er voor elke niet-slaaf? Er waren twee slaven voor elke niet-slaaf. 5 Zoek op welke bevolkingsgroepen er nu op de Antillen wonen. Er wonen voornamelijk negers (ongeveer 90 procent) en mulatten (kleurlingen) op de Antillen. Indiërs, Nederlanders en indianen (op Aruba) vormen een minderheid. 6 Zoek op waar de mensen op de Antillen nu van leven. Op Curaçao en Aruba wordt aardolie uit Venezuela verwerkt. Ook is er op deze twee eilanden en op Bonaire en Sint-Maarten toerisme. Landbouw is er op de Bovenwindse Eilanden, omdat daar voldoende regen valt. Op de Benedenwindse Eilanden is het te droog. Over Indië en Suriname 15 * Samenvatting Ω Over Indië en Suriname Waar gingen de vijf les s en over? Deze lessen gingen over de Nederlandse koloniën in het oosten en in het westen. Je leerde over de geschiedenis van Indonesië (Indië), Suriname en de Antillen. In deze lessen ging je terug naar de vroegmoderne tijd. In de laatste les was je in onze tijd: de moderne tijd. 䊴 50 v. Chr. 500 1500 1800 heden 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 Prehistorie Oudheid Middeleeuwen Vroegmoderne tijd Moderne tijd In het Boek van de Tijd zag je hoe het er rond een Indisch dorp uitzag. les 1 Van Batavia tot Jakarta Nederlandse koloniën tussen 1600 en 1949 16 Over Indië en Suriname De Portugees Vasco da Gama was in 1498 om Afrika naar India gezeild. Bijna honderd jaar later (1596) bereikte het eerste Hollandse schip Indië (nu Indonesië). Kapitein De Houtman liet het anker zakken bij Bantam op Java. De Houtman had de helft van zijn bemanning verloren. De koopwaar was veel waard in Europa. Uit Indië haalden de Hollanders peper, foelie, vanille, kruidnagel en nootmuskaat. De Hollandse kooplieden richtten de VOC (1602) op. De reizen waren te duur voor een koopman en bovendien waren de risico’s te groot. Eerst voeren de Hollanders alleen naar de eilanden les les 2 S a m e n v a t t i n g Ω Over Indië en Suriname Java, Sumatra, Celebes en de Molukken. De VOC vestigde daar een handelspost en stelde een gouverneur aan. De gouverneur-generaal in Indië was de baas over al die gouverneurs. In 1618 werd Jan Pieterszoon Coen gouverneur-generaal. Hij maakte de VOC nog machtiger. In 1619 onderdrukte hij een opstand en verwoestte hij Jakarta. Op de plaats van Jakarta stichtte hij in 1619 Batavia. In de beginperiode waren er zeer weinig kolonisten. Leven in een andere wereld Twee eeuwen later was de Nederlandse regering eigenaar van alle grond in Indië. De inlanders moesten een vijfde deel van hun grond bebouwen met een product dat de Nederlandse regering wilde hebben. Deze regeling heet het cultuurstelsel. Soekarno In Nederland kwamen steeds meer protesten tegen het cultuurstelsel. In 1870 werd het afgeschaft. De grond werd aan blanken gegeven die een plantage wilden beginnen. De inlandse bevolking bleef arm. Steeds meer Nederlanders trokken naar Nederlands-Indië. Voor ongeveer 300.000 mensen werd het hun nieuwe vaderland. Verzet tegen de blanken werd hard onderdrukt. In de loop van de twintigste eeuw werd het verzet tegen de Nederlandse overheersing steeds duidelijker. Uiteindelijk kwam Indonesië onder Soekarno in opstand. Die was al lang bezig met de onafhankelijkheid van zijn land. Het land wilde alle rijkdommen voor zichzelf. In 1949 ontstond de nieuwe republiek Indonesië. * 3 Slavenhandel Slavernij is van alle tijden. Slaaf werd je als je bijvoorbeeld krijgsgevangen was gemaakt. Of als een rechtbank je vrijheid had afgenomen of omdat je door schulden je vrijheid had verloren. Na de verovering van Amerika door de Spanjaarden nam de slavenhandel sterk toe. De oorspronkelijke bevolking werd door het harde optreden van de Spanjaarden en door ziekten uitgedund. Er was al snel een tekort aan arbeiders. Vanuit West-Afrika brachten de Portugezen als eersten negerslaven naar Amerika. De Portugezen ontdekten in de vijftiende eeuw de westkust van Afrika. Ze bouwden er forten die als handelsposten dienden. Om ivoor, goud, colanoten en slaven te krijgen, sloten ze verdragen met de inlandse koningen en stamhoofden. Andere Europese landen volgden in de zestiende eeuw het voorbeeld van Portugal. In de zeventiende eeuw zeilden Nederlanders naar het Caribische gebied. Toen noemde men dat gebied West-Indië. Ze deden net als de Portugezen aan slavenhandel. In Amerika moesten de Afrikaanse slaven werken op plantages. De producten van de plantages namen de slavenhandelaren mee terug naar Europa. Zo was er een driehoekshandel: slaven kopen in Afrika, verkopen Driehoekshandel in Amerika en plantageproducten meenemen naar Europa. Over Indië en Suriname 17 Slavenhandel S a m e n v a t t i n g Ω Over Indië en Suriname les 4 * les 5 Op een Surinaamse plantage De handel op Amerika was in handen van de WIC (1621): de West-Indische Compagnie. Uit Vlissingen en Amsterdam vertrokken slavenschepen met handelswaar voor de Afrikaanse vorsten. Een gekochte slaaf werd gebrandmerkt voor de overtocht naar Amerika. In Amerika liet men de slaven eerst tot rust komen. Ze moesten er goed uitzien om een zo hoog mogelijke prijs op te brengen. Na de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) werd Suriname bezit van de Republiek. Er werden ongeveer 300.000 slaven naar Suriname gebracht. Zij werkten voornamelijk op de suiker- en houtplantages. Voor de veldslaven op de suikerplantages waren de levensomstandigheden slecht. Ondanks de dreiging van zware straffen ondernamen veel slaven in de loop van de tijd een vluchtpoging. Marrons waren slaven die een onafhankelijk bestaan in de bossen wisten op te bouwen. Vele volkeren samen De slavernijwetten waren overal wreed. Slaven werden niet beschouwd als mensen, maar als dieren. Voor hen bestonden aparte, zeer strenge straffen. Maar toch was lang niet iedere planter wreed. Dat zou ook erg dom zijn. De prijs van slaven was hoog en de planter had ze nodig voor het werk. Dat bleek ook toen Nederland de slavenhandel in 1814 afschafte. Een aantal Surinaamse plantages moest sluiten. De slavernij werd pas afgeschaft in 1863. De planters moesten op zoek gaan naar nieuwe arbeiders. In 1873 kwam het eerste schip met contractarbeiders uit de Britse kolonie India. Deze mensen werden Hindoestanen genoemd. In 1890 kwamen uit Nederlands-Indië de eerste Javanen als contractarbeiders. Ook uit China kwamen contractarbeiders. Samen met de indianen en de creolen, de afstammelingen van de negerslaven, vormen de nakomelingen van de contractarbeiders de bevolking van het Suriname van nu. Sinds 1975 is Suriname onafhankelijk. Van de vroegere Nederlandse koloniën zijn alleen de Antillen nog deel van ons koninkrijk. Sterke Afrikaanse stammen overvallen een dorp om slaven te maken. De slaven worden geketend weggevoerd. Met de blanken wordt onderhandeld over de prijs van de slaven. In het schip worden zoveel mogelijk slaven vervoerd. Ze worden vastgeketend. Als slaven niet aten werden ze met een mondschroef gedwongen te eten. De slaven worden verkocht op een slavenmarkt in Amerika. 18 Over Indië en Suriname ¡ 1 lesboek pagina 64 65 66 67 Dertig jaar verschil Gebruik de tijdbalk. Kleur de crisisjaren groen. Kleur de tijd van de Tweede Wereldoorlog rood. Kleur de periode van deze les blauw. 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 blauw rood groen 2 In de Tweede Wereldoorlog was er veel verwoest in Nederland. Schrijf drie dingen op die vernield waren. Bijvoorbeeld: wegen, havens, fabrieken, spoorwegen, huizen, dijken. 3 μ Kijk in je lesboek op pagina 64 naar de poster. Maak daarna de zin af. De poster waarschuwt tegen achtergebleven munitie (dingen waarmee in de oorlog werd geschoten, bijvoorbeeld kogels) en andere explosieven. 4 Op pagina 65 van je lesboek staat een spotprent. Ω Wat vertelt de tekenaar ons? Dat het geld na de oorlog even weinig waard was als wc-papier. 5 Schrijf de betekenis achter de woorden. Het tientje van Lieftinck: Iedere Nederlander kreeg één tientje, toen in 1945 al het oude geld waardeloos werd verklaard. Marshallhulp: Amerikaanse hulp aan Nederland en andere Europese landen die economische problemen hadden na de Tweede Wereldoorlog. Geboortegolf: Er werden in de periode 1945-1955 heel veel kinderen geboren, omdat veel mensen na de Tweede Wereldoorlog trouwden. Na 1945 19 Dertig jaar verschil 6 7 ¡ 8 9 Kleur het rondje bij het goede antwoord. μ De postzegel op pagina 65 van je lesboek vertelt dat Nederland: ❍ de oorlog heeft gewonnen. ❍ ✘ aan de opbouw is begonnen. ❍ goedkope postzegels had. ❍ monsters verslaat. Kleur het rondje bij het goede antwoord. Kijk in je lesboek op pagina 67 naar de foto van prinsjesdag. Ω Wie leest de troonrede voor? ❍ koningin Juliana ✘ koningin Wilhelmina ❍ ❍ prins Bernard ❍ koningin Beatrix Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. In de jaren vijftig had iedereen een televisie. In de jaren vijftig had niet iedereen een wasmachine. In de jaren zeventig vond iedereen een koelkast heel gewoon. In de jaren zeventig hadden de meeste gezinnen een auto. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Schrijf een korte tekst met de volgende woorden: oorlog, woningnood, meer inwoners, meer jongeren. Bijvoorbeeld: Veel huizen waren in de oorlog verwoest. Daardoor was er woningnood. Maar ook omdat Nederland meer inwoners kreeg en meer jongeren op zichzelf gingen wonen. 10 Vijfentwintig jaar na de Tweede Wereldoorlog ging het heel goed in Nederland. Welvaart heeft voordelen, maar ook nadelen. Schrijf twee nadelen op. Bijvoorbeeld: De mensen willen steeds meer consumptiegoederen hebben. Er ontstaan milieuproblemen. Steeds meer mensen gaan in steden wonen, wat problemen met zich meebrengt. 20 Na 1945 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. 1 Deze huizen zijn ontworpen door beroemde architecten. De naam van de architect staat bij het gebouw dat hij ontwierp. Schrijf op welk huis jij het mooist vindt en waarom. Dertig jaar verschil Schröder-huis, Gerrit Rietveld Falling Water, Frank Lloyd Wright Casa Milá, Antonio Gaudí 2 Teken een plattegrond van jouw school en de straten eromheen. 3 Wanneer is de wijk gebouwd waar jij woont? 4 Wat vind jij leuk aan jouw wijk? 5 Wat zou jij willen veranderen in de wijk waar je woont? Na 1945 ¡ 21 lesboek pagina 68 69 De Koude Oorlog ™ Gebruik de kaart. Maak dan opdracht 1, 2, 3, 4 en 5. De bondgenoten uit de Tweede Wereldoorlog vielen na de vrede al snel in twee kampen uit elkaar. Onderzoek met behulp van een atlas hoe Europa werd verdeeld. 4 3 3 4 1 De Amerikaanse president Kennedy 3 4 4 4 4 4 4 1 2 3 4 1 1 2 4 1 1 3 1 1 4 De Russische leider Chroesjtsjov 1 1 Deze landen (1) kwamen in 1945 onder invloed van Rusland. Kleur deze landen rood. Schrijf ook de namen van deze landen op. Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Albanië, Polen, Estland, Letland, Litouwen 2 Deze landen (2) werden in 1945 bezet. Kleur deze landen bruin. Welke landen zijn het? Duitsland en Oostenrijk 3 Deze landen (3) wilden neutraal blijven. Kleur de landen geel. Schrijf de naam van deze landen op. Zwitserland, Zweden, Ierland, Joegoslavië en Finland 22 Na 1945 Deze landen (4) stonden onder invloed van de Verenigde Staten. Kleur deze landen blauw. Schrijf de namen van drie van deze landen op. De Koude Oorlog 4 Bijvoorbeeld: Engeland, Frankrijk, België. 5 Bij welke groep hoorde Nederland? bij groep 4 6 7 Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. Nederland was in de Koude Oorlog neutraal. In 1948 blokkeerden de Russen West-Berlijn. In 1962 blokkeerden de Russen Cuba. Nederlandse soldaten vochten mee in Korea. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar ™ Maak een zin met de volgende woorden: Hongaren, Russische troepen. Bijvoorbeeld: Toen de Hongaren in 1956 in opstand kwamen, werden ze door Russische troepen bloedig neergeslagen. 8 Maak ook een zin met de volgende woorden: vluchtelingen, Berlijnse muur. Bijvoorbeeld: Omdat te veel Oost-Duitse vluchtelingen naar het 9 westen vluchtten, bouwde men de Berlijnse muur. Verbind de gebeurtenissen met het goede jaartal op de tijdbalk. inval in Tsjecho-Slowakije Berlijnse blokkade 1940 1948 1945 1950 1956 Cuba-crisis inval in Hongarije 2010 1962 1961 1968 1989 bouw van de muur einde Tweede Wereldoorlog oorlog in Korea val van de muur Na 1945 23 De Koude Oorlog Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. ™ Kijk naar de wereldkaart. zijn alle landen die het rond 1950 met Rusland eens waren. zijn de landen die aan de kant van de Verenigde Staten stonden. zijn de landen die zich nog niet met het conflict wilden bemoeien. Maak nu opdracht 1, 2 en 3. 1 Noem twee Aziatische landen die het met Rusland eens waren. Bijvoorbeeld: China, Noord-Korea. 2 Noem twee Aziatische landen die het met Amerika eens waren. Bijvoorbeeld: Iran, Irak, Pakistan. 3 Aan welke kant stonden Australië, Mexico, Egypte, IJsland en Noorwegen? Australië: aan de kant van de Verenigde Staten; Mexico: neutraal; Egypte: neutraal; IJsland: aan de kant van de Verenigde Staten; Noorwegen: aan de kant van de Verenigde Staten. 24 Na 1945 £ 1 Wanneer kwamen de volgende groepen mensen naar Nederland? Kies uit: in de Tachtigjarige Oorlog, na 1930, rond 1960, in 1968. Chinezen Ω na 1930 Spanjaarden Ω rond 1960 Italianen Ω rond 1960 Tsjechen Ω in 1968 Protestanten uit de Zuidelijke Nederlanden Ω 2 lesboek pagina 70 71 Nieuwe Nederlanders in de Tachtigjarige Oorlog Maak de zin af. De Nederlandse regering haalde in de jaren zestig van de vorige eeuw veel Turken en Marokkanen naar ons land, omdat er veel werk was, maar er te weinig arbeiders waren. 3 4 5 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Veel Spanjaarden en Italianen keerden weer terug naar hun land, omdat: ❍ het in Nederland te koud was. ❍ hun contract afliep. ❍ ✘ er werk in hun eigen land kwam. ❍ ze niet meer nodig waren. Kleur het rondje bij het goede antwoord. Veel Turken en Marokkanen bleven in Nederland, omdat: ❍ zij wel nodig waren. ❍ zij aan ons klimaat wenden. ❍ hun contract niet afliep. ❍ ✘ er in hun land niet genoeg werk was. Waarom voelden de Molukkers zich slecht behandeld door de Nederlandse regering? Zij waren altijd trouwe soldaten geweest in Nederlands-Indië, maar voelden zich door de Nederlandse regering in de steek gelaten. 6 Op welke twee momenten kwamen joden naar Nederland? na 1600 en voor de Tweede Wereldoorlog Na 1945 25 Nieuwe Nederlanders 7 Waarom vluchtten joden naar Nederland? Ze werden vervolgd vanwege hun geloof. 8 De foto’s laten zien dat mensen uit andere landen altijd wel iets van hun eigen cultuur meebrengen. Uit welk land komen de mensen op deze foto’s? £ 9 䊳 China 䊳 Italië Maak de zin af. In 1914 vluchtten honderdduizenden Belgen naar Nederland, omdat Duitsland België met zijn legers binnenviel. 10 26 Geef je mening. Welke vluchtelingen zouden als eersten een kans moeten krijgen om in Nederland te mogen wonen? Schrijf ook op waarom je dat vindt. Na 1945 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. 䊴 Niet alle bezoekers van ons land kwamen met vriendelijke bedoelingen. Trek een lijn van de soldaten naar de goede plaats op de tijdbalk. 50 v. Chr. 500 1500 1800 䊲 䊲 䊲 䊲 Prehistorie Oudheid Middeleeuwen Vroegmoderne tijd Nieuwe Nederlanders 1 Moderne tijd £ 2 Waar ben jij geboren? 3 Waar zijn je ouders geboren? 4 Welke klasgenoten hebben voorouders die in een ander land zijn geboren? In welk land? Wanneer zijn hun voorouders naar Nederland gekomen? Waarom kwamen ze hier naartoe? Na 1945 27 ¢ 1 Kijk in je lesboek naar de tekeningen op pagina 74. In welk tijdperk werden de technieken die je op de acht tekeningen in je lesboek ziet voor het eerst gebruikt? Zet het cijfer van elke tekening in het goede tijdvak. 50 v. Chr. 500 1500 1800 heden 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 3, 5, 7, 8 2 3 1 2, 6 4 Loop in gedachten je eigen huis door. Maak een lijst van dingen die er honderd jaar geleden niet waren. Wat zie je hier? Wanneer schat je dat het uitgevonden is? de eerste computer (1946) 28 lesboek pagina 72 73 74 Een wereld die beweegt Na 1945 de eerste walkman (1979) 4 1 streepjescode 1 cd-schijf 1 contactlenzen 2 prijsstickertjes 2 platen 2 bril Een wereld die beweegt 1 Welke uitvindingen staan hier? 2 Waarvoor zijn ze in de plaats gekomen? ¢ 1 magnetron 1 balpen 1 scheerapparaat 2 oven 2 kroontjes- of vulpen 2 mes en kwast 1 cassetterecorder 1 hovercraft 1 vliegtuig 2 bandrecorder 2 stoomboot 2 1 synthesizer 1 anti-insectenspray 1 koelkast 2 alle instrumenten 2 kleefrol 2 kelder Na 1945 29 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Een wereld die beweegt 1 Hoe denk jij dat ze er over honderd jaar uitzien: jongens, meisjes, televisies en fietsen. Teken dit in de lege vakken. ¢ 2 30 Welke uitvindingen kun je maken met de letters in de vakjes? Na 1945 m t c o e a e d e r s p g n r p s r u o e t m n c - l 䊲 䊲 䊲 computers magnetron cd-speler ∞ 1 Eeuwige gevaren lesboek pagina 75 76 77 In welke tijd speelt deze tekening? Hoe zouden de mensen toen over de oorlog hebben gehoord? De tekening speelt in de Tachtigjarige Oorlog. De mensen hoorden over . oorlog door verhalen. de 2 In welke tijd speelt deze tekening? Hoe zouden de mensen toen over de oorlog hebben gehoord? De tekening speelt in de Middeleeuwen. De mensen hoorden over de oorlog via troubadours, die oorlogsverhalen vertelden. 3 Tegenwoordig gaat de oorlogvoering anders dan bij de soldaten die bij opdracht 1 en 2 zijn getekend. Noteer drie voorbeelden van wat er nu anders is. Bijvoorbeeld: Vliegtuigen en raketten zijn nu heel belangrijk. Soldaten vechten nu veel meer op afstand, minder man tegen man. Wapens zijn nu veel dodelijker. Nu zijn er meer burgerslachtoffers dan vroeger. Na 1945 31 Eeuwige gevaren 4 Op pagina 75 van je lesboek staat het dagboek van Zlata Filipovic. Welke gevaren lopen burgers volgens haar? Bombardementen, beschietingen, brand, geïsoleerd raken, geen eten en drinken meer hebben. ∞ 5 Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Wat zijn de drie grootse bedreigingen van de mensheid? ❍ ✘ ziekten ❍ ✘ hongersnood 6 7 ❍ terreur ❍ brand ❍ ✘ oorlogsgeweld ❍ verkeersslachtoffers Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. Alle hongersnood wordt veroorzaakt door natuurrampen. Als je arme landen helpt, zullen de mensen daar nooit zelf iets veranderen. Ontwikkelingslanden hebben weinig inkomsten, daardoor ontstaat hongersnood. In arme landen ontstaat ook hongersnood doordat de bevolking te snel groeit. Alle arme landen zijn corrupt, daardoor lijden arme mensen honger. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Gebruik de kaart in je lesboek op pagina 76. Zoek vier landen met grote voedseltekorten. Bijvoorbeeld: Bolivia, Mali, Niger, Boven-Volta. Zoek vier landen met grote voedseloverschotten. Bijvoorbeeld: Verenigde Staten, Nederland, Australië, Rusland. 8 Op welke continenten komt hongersnood het meest voor? Afrika, Azië, Latijns-Amerika 32 Na 1945 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Deze strijders kwam je al eens tegen in Een zee van tijd. Schrijf bij elke strijder: Ω wie hij was; Ω welke gevaren hij liep in de strijd; Ω hoe gevaarlijk hij was voor de gewone burgers. 䊳 Eeuwige gevaren 1 Een Romeinse soldaat liep gevaar door een wapen (pijl of steen) of in een gevecht. Soms plunderde hij het bezit van gewone burgers. 䊳 Een viking liep gevaar door een wapen (pijl of steen) of in een ∞ gevecht. Burgers waren bang, omdat vikingen met geweld plunderden. 䊳 Een azteek liep gevaar door een wapen (pijl of steen) of in een gevecht. Azteken wilden veel krijgsgevangenen maken om te offeren aan de goden. 2 Schrijf op hoe een duif en een kameel in de oorlogvoering vroeger een belangrijke rol speelden. Duiven werden gebruikt om boodschappen over te vliegen. De kameel werd gebruikt als last- en rijdier door verschillende woestijnvolkeren, maar ook door de Engelsen in Afrika. 3 Hoe werden een hond en een geit gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? Honden werden gebruikt als mascotte, maar ook als waakhond en om lichte goederen over te brengen. De geit was vaak een mascotte. Na 1945 33 Samenvatting Ω Na 1945 * Waar gingen de vijf les s en over? Deze lessen gingen over de wereld na 1945. Je leerde hoe het met Nederland na de oorlog ging. Je leerde over de technische ontwikkelingen, over oorlog en vrede en andere ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog. Deze lessen speelden in de moderne tijd, de tijd van televisie en computer. 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 1 les 2 WO II WO I 34 les Televisie en computer Dertig jaar verschil Na de Tweede Wereldoorlog moest er veel worden opgebouwd. Geld was er niet, of in verkeerde handen. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden zwarthandelaren veel aan de oorlog verdiend. Doordat de regering al het oude geld waardeloos maakte, kwamen veel zwarthandelaren bedrogen uit. Door het Marshall-plan van de Verenigde Staten kon Nederland over het geld beschikken dat het nodig had om zich te herstellen van de oorlog. De industrialisatie bereikte na de Tweede Wereldoorlog een hoogtepunt. Ook werden er in de eerste tien jaren na de oorlog zoveel kinderen geboren, dat gesproken werd van een geboortegolf. In de jaren zestig werd het voor iedere Nederlander duidelijk dat wij rijker werden. Rond 1970 vond bijna iedereen het gewoon om een koelkast, een wasmachine, een bromfiets of een televisie te hebben. Ook hadden de meeste gezinnen al een auto. Een keerzijde van de welvaart was vooral de aantasting van het milieu. Ook de woningnood bleef, omdat de Nederlandse bevolking snel groeide en steeds meer jongeren op zichzelf gingen wonen. De Koude Oorlog De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie waren na 1945 de machtigste landen. Zij stonden tegenover elkaar, maar voerden geen echte oorlog. We noemen dat de Koude Oorlog. In de periode van 1945 tot 1989 waren er allerlei conflicten. Na de Tweede Wereldoorlog werd Duitsland door de geallieerden verdeeld in vier bezettingszones. Berlijn lag in de Russische zone. De stad werd verdeeld in West-Berlijn dat werd bezet door de Amerikanen, Engelsen en Fransen en Oost-Berlijn dat werd bezet door de Russen. Veel Oost-Duitsers vluchtten via West-Berlijn naar het westen. In 1961 bouwde men een muur rondom Berlijn om te voorkomen dat nog meer Oost-Duitsers zouden vluchten. Na 1945 4 De Amerikaanse president Kennedy 3 3 4 1 3 4 4 4 4 4 4 S a m e n v a t t i n g Ω Na 1945 1 Deze landen kwamen in 1945 onder invloed van Rusland. 2 Deze landen werden in 1945 bezet. 3 Deze landen wilden neutraal blijven. 4 Deze landen stonden onder invloed van de Verenigde Staten. 4 1 1 1 2 2 3 4 1 1 1 3 1 1 4 De Russische leider Chroesjtsjov * Ook andere pogingen van Oost-Europeanen om zelfstandiger te zijn, werden onderdrukt. Hongarije (1956) en Tsjecho-Slowakije (1968) werden binnengevallen door Russische troepen. Het gevaarlijkste moment tijdens de Koude Oorlog was de Cuba-crisis (1962). Even dreigde er een echte oorlog. Misschien schrokken de leiders zelf ook, want daarna gingen ze voorzichtiger met elkaar om. In 1989 eindigde de Koude Oorlog met de val van de Berlijnse muur. les 3 les 4 Nieuwe Nederlanders Al eeuwenlang komen veel mensen als immigrant naar Nederland. In de zestiende en zeventiende eeuw vluchtten protestanten en joden, omdat ze om hun geloof werden vervolgd. Duitsers en Italianen waren werkzoekenden. Indische Nederlanders en Surinamers kwamen uit de Nederlandse koloniën. De eerste Chinezen bleven hier, omdat ze vast kwamen te zitten door de economische crisis. Onder andere Hongaren, Tsjechen, Irakezen en veel Afrikanen vluchtten voor geweld. Vanaf 1960 kwamen gastarbeiders uit vooral Spanje en Italië. Later ook uit Turkije en Marokko. In de jaren negentig groeide het aantal vluchtelingen dat op de vlucht was voor oorlogsgevaar, geweld of natuurrampen. De meeste vluchtelingen op de wereld worden opgevangen in kampen in het eigen gebied, meestal een buurland. Een wereld die beweegt Lang geleden zijn er al ontdekkingen gedaan die voor grote veranderingen zorgden. Denk maar aan de landbouw die ongeveer 10.000 jaar geleden werd ontdekt in het Nabije Oosten, of aan de uitvinding van het wiel zo’n 5000 jaar geleden. De Romeinen hadden hijstoestellen die veel meer kracht hadden dan mensen. Een andere belangrijke vernieuwing waren machines die het werk voor mensen deden, bijvoorbeeld een wind- of watermolen. In de laatste Na 1945 35 S a m e n v a t t i n g Ω Na 1945 vier eeuwen werden steeds nieuwe energiebronnen ontdekt. In het begin van de negentiende eeuw gebruikte men op grote schaal kolen. Aan het einde van die eeuw kwamen daar olie en gas bij. In de twintigste eeuw volgde kernenergie. Ook in de industrie werd op grote schaal gebruikgemaakt van nieuwe technieken, machines en energiebronnen. Het resultaat was een stroom van nieuwe uitvindingen, zoals de scooter, de hovercraft, de walkman, de magnetron, de fax, de computer en het internet. Uitvindingen maken het leven makkelijker, maar kunnen ook grote schade aanrichten (atoombommen, kernenergie, chemicaliën, wapens) of zelfs leiden tot zelfvernietiging. les * Sarajevo 36 5 Eeuwige gevaren ‘Nooit meer oorlog,’ zeiden de mensen na de Eerste Wereldoorlog. Maar in de Tweede Wereldoorlog werden 55.000.000 mensen gedood. En ook na de Tweede Wereldoorlog vervloog die hoop op altijd vrede heel snel. De Vietnam-oorlog, de oorlog in Afghanistan, burgeroorlogen in Afrika en Joegoslavië en Irak konden op televisie worden gevolgd. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie bemoeiden zich met bijna alle oorlogen en opstanden. De grootste bedreiging voor de mens lijkt de medemens te zijn. Na 1945 werd de techniek in de oorlogvoering steeds belangrijker. Met raketten kunnen doelen en mensen worden beschoten van honderden kilometers afstand. De mensen zien geen vijanden meer. De raketten zien ze via de televisie op het journaal aankomen, zoals in de Golfoorlogen. Doordat de oorlog zich niet meer op een slagveld afspeelt, zijn ook steeds meer burgers slachtoffer van de oorlogvoering. Een tweede grote bedreiging is honger. Iedere dag lijden 500.000.000 mensen honger. In een groot aantal landen wordt het leven van mensen zelfs door hongersnood bedreigd. Op de kaart kun je zien in welke landen de situatie levensbedreigend is. Toch verbouwen wij genoeg voedsel om alle mensen te voeden. We verdelen het voedsel alleen niet goed. gebieden met grote hongersnoden na 1950 ¡ 1 1900 1930 1960 nu 2 1905 1930 1960 nu 3 1900 1930 1960 nu 4 lesboek pagina 78 79 Nederlanders op hun plek Kleur het rondje bij het goede antwoord. Hoeveel inwoners had Nederland in 1900, 1930 en 1960? En hoeveel mensen wonen er nu in ons land? 2 miljoen 5 miljoen ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ 8 miljoen 10 miljoen 12 miljoen 14 miljoen 16 miljoen 18 miljoen ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ Kleur het rondje bij het goede antwoord. Hoeveel auto’s waren er in Nederland in 1905, 1930 en 1960? En hoeveel auto’s zijn er nu? 0 200 10.000 30.000 500.000 1 miljoen ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ 5 miljoen 6,5 miljoen ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ Kleur het rondje bij het goede antwoord. Hoe maakten de meeste mensen in 1900, 1930, 1960 en nu een reis? te voet ❍ ✘ ❍ ✘ ❍ ❍ fiets ❍ ❍ ✘ ✘ ❍ ❍ bromfiets ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ auto ❍ ❍ ❍ ❍ ✘ Kijk in je lesboek op pagina 79 naar de foto van de winkelstraat. Waarom zou dit jouw stad kunnen zijn? De winkels op de foto vind je in bijna elke stad. Voorbij het jaar 2000 37 Nederlanders op hun plek 5 Kijk in je lesboek op pagina 79 naar de foto van de file. Hoe komt het dat er veel files in Nederland zijn? Steeds meer mensen wonen in een dorp en werken in de stad. Ze gaan met de auto naar hun werk. Daardoor ontstaan er files. 6 Voor de Tweede Wereldoorlog waren de huizen op het platteland niet zo modern als de huizen in de grote stad. Schrijf twee dingen op die huizen op het platteland nog niet hadden. Bijvoorbeeld: een toilet met afvoer, stromend water, gas, elektriciteit 7 ¡ Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Wat hoort er bij het beeld van de grote stad? veel auto’s paarden speciaalzaken winkelketens fietsen voetgangers 8 1930 ❍ ❍ ✘ ✘ ❍ ❍ ✘ ❍ ✘ ❍ Kleur de rondjes bij de goede antwoorden. Tegenwoordig heeft bijna iedereen een auto. Wat zijn de gevolgen van het toegenomen gebruik van de auto? ❍ minder files ❍ ✘ meer wegrestaurants ❍ ✘ meer uitlaatgassen 38 nu ✘ ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ✘ ❍ ✘ ❍ ✘ ❍ minder milieuvervuiling ❍ ✘ meer garages ❍ ✘ meer verzuring van de natuur 1 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Waar woon jij? ❍ in een buitenwijk 2 ❍ in de binnenstad ❍ in een dorp Kleur het rondje bij het goede antwoord. Waar woonden je ouders als kind? ❍ in een buitenwijk 3 Nederlanders op hun plek Mini-enquête Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. ❍ in de binnenstad ❍ in een dorp Kleur het rondje bij het goede antwoord. Waar woonden je grootouders als kind? ❍ in een buitenwijk ❍ in de binnenstad 4 Zijn je grootouders ooit verhuisd? Zo ja: waarom? 5 Uit welke tijd is deze tekening? ❍ in een dorp ¡ uit ongeveer 1930 Wie horen er niet in de tekening? de Romeinse strijdwagen, de ouderwetse fiets en de vroegnegentiendeeeuwse heer Voorbij het jaar 2000 39 Mini-enquête ™ lesboek pagina 80 81 Wie niet horen wil... Stel vraag 1, 2, 3, 4 en 5 aan je opa en oma of aan iemand die net zo oud is als je grootouders. 1 Wanneer bent u geboren? 2 Werd u streng of niet streng opgevoed? 3 Kunt u een voorbeeld geven van die strenge of niet-strenge opvoeding? 4 Wat mocht u niet of wel in vergelijking met mij? 5 Wat was uw lievelingsspeelgoed? 6 Waarom vond men een fornuisje vroeger goed speelgoed voor een meisje? Zo leerde een meisje spelenderwijs dingen voor haar latere taak als moeder. 7 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Bij welke periode passen de volgende feiten het best? 1930-1960 strenge opvoeding ❍ ✘ kleine gezinnen ❍ vader doet niets in het huishouden ❍ ✘ moeder werkt buitenshuis ❍ veel broers en zussen ❍ ✘ 40 Voorbij het jaar 2000 1960-1990 ❍ ❍ ✘ ❍ ❍ ✘ ❍ Wie niet horen wil... 8 ™ Kleur het rondje bij het goede antwoord. Uit welke tijd is deze tekening? ❍ ✘ 1930-1960 9 ❍ 1960-1990 ❍ 1990-nu Maak de zin af. In de jaren dertig vonden sommige volwassen elektrisch speelgoed niet goed voor kinderen, omdat alles vanzelf ging en kinderen er te weinig zelf bij deden. Ook vonden ze dit speelgoed gevaarlijk. 10 11 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Nederland heeft televisie sinds de jaren: ❍ dertig. ❍ veertig. ❍ ✘ vijftig. ❍ zestig. Veel ouders vinden het niet goed dat hun kinderen veel televisie kijken. Schrijf drie dingen op die duidelijk maken dat te veel televisie niet goed is. Bijvoorbeeld: Kinderen krijgen minder beweging. Ze spelen minder buiten. Sommige programma’s zijn niet geschikt voor kinderen. Voorbij het jaar 2000 41 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Wie niet horen wil... 1 2 De namen van spelen staan door elkaar. Zoek twee keer twee spelletjes waarmee kinderen vijftig jaar geleden ook al speelden. enmoydaonolmmp rjns-geeris-tnieek-mer 䊲 䊲 monopoly, dammen risk, mens-erger-je-niet Wat voor soort speelgoed is dit? ™ meccano: een bouwsysteem 3 Kijk nog een keer naar de foto bij opdracht 2. Noteer spelletjes van nu die op dit speelgoed lijken. Bijvoorbeeld: k’nex, lego, playmobiel, blokkendoos. 4 5 42 Welke spelletjes speel jij die je ouders ook al speelden? Kijk naar je antwoord van opdracht 4. Waarom vind je die spelletjes leuk? Voorbij het jaar 2000 Mini-enquête £ lesboek pagina 82 83 84 Rages Stel vraag 1, 2, 3 en 4 aan je ouders of grootouders. 1 Wat hebt u vroeger verzameld? 2 Waren er in uw jeugd rages waaraan u hebt meegedaan? 3 Waren er vroeger rages waaraan u een hekel had? 4 Wat weet u van de volgende rages? rock-’n-roll Ω Silly Putty Ω kungfu Ω bungee jumping Ω in-lineskating Ω 5 Schrijf de rages op die de ouders of grootouders van klasgenoten hebben genoemd. Voorbij het jaar 2000 43 Rages 6 Welke rages zie je hier? een afro-kapsel Tamagotchi een zeepkist een petticoat hoelahoep de lolo-bal £ 7 8 9 44 In deze les komen verschillende rages voor. Welke rage vind jij leuk? Leg je antwoord uit. Waarschijnlijk heb je zelf wel eens meegedaan aan een rage. Welke rage was dat? Waarom vond je die rage zo bijzonder? Welke rage vind je helemaal waardeloos? Waarom? Voorbij het jaar 2000 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Welke rages zie je hier? elastieken Rages 1 beatle-haar de rubik-kubus £ punk 2 smurf pijltjes blazen Welke rages zijn hier verstopt? h h l i y s e p o a l p e a o p k b 䊲 䊲 hoelahoep skippybal c r r e c i l l k o t p n o o t a t 䊲 䊲 rock-’n-roll petticoat 45 Mini-enquête ¢ lesboek pagina 85 86 87 Beroep: huisvrouw Stel vraag 1 en 3 aan je ouders. Stel vraag 2 en 4 aan je grootouders. 1 Ouders Ω Welke huishoudelijke apparaten waren er in jullie jeugd? 2 Grootouders Ω Welke huishoudelijke apparaten waren er in jullie jeugd? 3 Ouders Ω ‘Wíe deed wát’ in het gezin, toen jullie kind waren? 4 Grootouders Ω ‘Wíe deed wát’ in het gezin, toen jullie kind waren? 5 Maak de zin af. Het huishouden doen was vroeger zwaar, omdat alles met de hand werd gedaan of omdat er weinig huishoudelijke apparaten waren. 6 Maak een zin met: de grote schoonmaak. Vroeger werd in het voorjaar tijdens de grote schoonmaak het hele huis op zijn kop gezet om alles schoon te maken. 46 Voorbij het jaar 2000 Waarvoor werden deze huishoudelijke apparaten vroeger gebruikt? om de was te doen 8 Beroep: huisvrouw 7 ¢ om iets op te vegen Kijk nog een keer naar de tekeningen bij de vorige opdracht. Welke apparaten doen nu het werk dat vroeger met de hand gebeurde? een wasmachine en stofzuiger 9 Toen er geen koelkasten en diepvriezers waren, hadden de mensen andere manieren om voedsel langere tijd te bewaren. Schrijf twee manieren op. Bijvoorbeeld: eten op een koele plaats bewaren, koken, braden, wecken. 10 11 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Vroeger was er een vaste wasdag, omdat: ❍ er alleen dan genoeg water was. ❍ ✘ er zoveel moest worden klaargezet. ❍ het alleen op die dag van de regering mocht. ❍ dat altijd zo was geweest. Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. Tot ongeveer 1960 vond men dat alle meisjes huisvrouw moesten worden. Jongens kunnen geen huishoudelijk werk doen. Na 1960 zijn steeds meer vrouwen buitenshuis gaan werken. Nu is het gewoon dat mannen en vrouwen het huishoudelijke werk verdelen. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Voorbij het jaar 2000 47 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Beroep: huisvrouw 1 Teken naast deze cd-walkman vier voorbeelden van geluidsapparatuur die al vóór dit apparaat bestonden. ¢ 2 48 Uit welke tijd komen deze fietsen en televisies? Kies uit: jaren vijftig, jaren zeventig, jaren negentig. jaren zeventig jaren negentig jaren vijftig jaren negentig jaren vijftig jaren zeventig Voorbij het jaar 2000 Mini-enquête ∞ lesboek pagina 88 89 90 91 Mode Voer opdracht 1, 2 en 3 thuis uit. 1 2 3 4 5 Welke kleren zijn nu in de mode? Teken ze in het lege vak. Vraag aan je ouders hoe zij eruitzagen in hun jeugd. Hebben ze daar een foto van? Ja? Neem die foto dan mee naar school. Vraag aan je grootouders hoe zij eruitzagen in hun jeugd. Hebben ze daar een foto van? Ja? Neem die foto dan mee naar school. Bekijk in groepjes de kleding op de foto van je ouders en grootouders. Schrijf op wat je leuk en niet leuk vindt aan hun kleding. Welke kledingstijlen zie je hier? hippie skate punk Voorbij het jaar 2000 49 Mode 6 Kleur het rondje bij het goede antwoord. Jongeren hebben een eigen kledingstijl sinds de jaren: ❍ dertig. 7 8 ∞ ❍ veertig. ❍ ✘ zestig. ❍ tachtig. Waar of niet waar? Streep het foute antwoord door. Modes duren zeker tien jaar. Jongeren gingen na de oorlog langer naar school. Door de geboortegolf na de oorlog, waren er sinds de jaren zestig veel jongeren. In de mode komen ook stijlen terug. In de jaren dertig kon je aan iemands kleren zien of hij arm of rijk was. waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar waar / niet waar Kijk in je lesboek op pagina 91. Welke onderwerpen zijn er te zien in het Boek van de Tijd? Trek een lijn naar de goede plaats op de tijdbalk. 1914-1918 1799-1815 1800-1900 1500 1600 1700 1800 1900 2000 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 1930 1940 9 1950 Kijk naar je antwoord van de vorige opdracht. Welk onderwerp kon je niet zo gemakkelijk op de tijdbalk plaatsen? Indië, omdat het over een heel lange periode gaat. 50 heden Voorbij het jaar 2000 Als je tijd over hebt, maak dan de opdrachten op deze bladzijde. Met deze mensen heb je de afgelopen jaren kennisgemaakt. Herken je ze? En in welke periode van de geschiedenis leefden ze? Schrijf het op. 2 1 3 4 Mode 1 5 ∞ 6 12 7 8 13 14 9 10 11 15 9 16 1 vrouw, hippie, 1970 2 jonkvrouw. Middeleeuwen 10 Duitse soldaat, Eerste Wereldoorlog 3 jongen, skater, 2003 11 arbeidersvrouw, negentiende eeuw 4 Griekse man (hopliet), oudheid 12 kruisvaarder, Middeleeuwen 5 azteekse krijger, vroeg-moderne tijd 13 meisje, achttiende eeuw 6 jager, prehistorie 14 edelman, zestiende eeuw 7 viking, Middeleeuwen 15 rijke vrouw, achttiende eeuw 8 Romeinse jongen, oudheid 16 jongleur, Middeleeuwen weeskind, zeventiende eeuw Voorbij het jaar 2000 51 * Samenvatting Ω Voorbij het jaar 2000 Waar gingen de vijf les s en over? 䊴 50 v. Chr. 500 1500 1800 heden 䊲 䊲 䊲 䊲 䊲 Prehistorie Oudheid Vroegmoderne tijd Middeleeuwen Moderne tijd Wereldoorlogen, televisie en computer: 1900 - heden Tijd van wereldoorlogen en van de televisie en computer les 1 les 2 File 52 Nederlanders op hun plek In 1900 telde Nederland vijf miljoen inwoners. Nu zijn dat er ruim zestien miljoen. Al die mensen moeten een plek hebben. Steden werden uitgebreid met buitenwijken en er kwamen meer flats. Veel dorpen groeiden uit tot nieuwe steden. Daardoor verdween grotendeels het verschil tussen stad en platteland. Dat is goed te zien aan de winkelcentra die bijna overal hetzelfde zijn. Maar ook aan de huizen. Veel mensen wonen nu verder van hun werk. Lopen of met de fiets gaat niet meer. Steeds meer mensen nemen de trein, maar vooral de auto. Dus neemt het woon-werkverkeer sterk toe. Het grote autogebruik zorgt voor veel werk (garages, wegenbouw, benzinestations), maar heeft ook nadelen (milieu, files). Wie niet horen wil... Als je tussen 1930 en 1960 geboren zou zijn, was je waarschijnlijk streng opgevoed, had je meer broers en zussen gehad, deed je moeder het huishouden en werkte je vader buitenshuis. De rollen lagen vast. Een meisje werd opgevoed om moeder te worden. Een jongen om een ijverige arbeider te worden. Zelfs met speelgoed werd daar al rekening mee gehouden. Met veel kinderen in een gezin is er natuurlijk minder aandacht voor ieder Voorbij het jaar 2000 S a m e n v a t t i n g Ω Voorbij het jaar 2000 Gezin uit de jaren vijftig Gezin uit de jaren tachtig kind afzonderlijk. De jongere kinderen leerden van het voorbeeld van de ouderen. Tussen 1960 en 1990 werd de opvoeding minder streng. De meeste gezinnen bestonden toen uit één, twee of drie kinderen. Meisjes en jongens konden sinds die tijd dezelfde keuzes maken. Ook werkten meer moeders buitenshuis en hielpen meer vaders in huis. In de jaren zeventig vonden sommige ouders dat je kinderen niets mocht verbieden. Daar denken wij nu heel anders over. les 3 les 4 * Rages Een rage is iets dat op een bepaald moment heel erg in de mode is, iets waar iedereen mee te zien is of aan meedoet. Meestal verdwijnen rages even snel als ze opkomen. Met de komst van de massacommunicatie in de twintigste eeuw volgen rages elkaar steeds sneller op en vind je ze over de hele wereld. Bijna alle rages komen uit de Verenigde Staten. In de twintigste eeuw waren er verschillende rages. In de jaren dertig: de jojo. In de jaren veertig: playeren. In de jaren vijftig: rock-’n-roll, petticoats en de hoelahoep. In de jaren zestig: beatle-haar, de minirok en Silly Putty. In de jaren zeventig: de skippybal, smurfen, het afro-kapsel en punk. In de jaren tachtig: de rubik-kubus en de lolo-bal. In de jaren negentig: bungee jumping en Tamagotchi. Beroep: huisvrouw Vóór 1960 werd van ieder meisje verwacht dat ze huisvrouw werd. Dat betekende zorgen voor een schoon huis, het eten en de kinderen. Maar de huisvrouw deed ook de inkopen en hield meestal het geld bij. In het huishouden gebeurde bijna alles met de hand: schoonmaken met een bezem, stoffer en blik, water en een dweil. Ook de was en afwas werden met de hand gedaan. En in het voorjaar hield de huisvrouw de grote schoonmaak. Daarbij werd het hele huis grondig schoongemaakt. Wasdag Voorbij het jaar 2000 53 S a m e n v a t t i n g Ω Voorbij het jaar 2000 Na 1960 zijn wij anders over de taken van jongens en meisjes gaan denken. Wij vinden nu dat iedereen zelf moet kiezen. Huishoudelijke taken kunnen ook worden gedeeld. Door de komst van huishoudelijke apparaten, zoals het strijkijzer, de stofzuiger en de afwasmachine, is het huishouden gemakkelijker geworden. De speciale wasdag is verdwenen, omdat je nu op ieder moment van de dag was in de wasmachine kunt stoppen. Huishoudelijke taken worden verdeeld. les * 54 5 Mode Er is steeds iets anders in de mode. Maar vroeg of laat komt een kledingstuk weer in de mode. Tussen 1950 en 1970 is er een jeugdcultuur ontstaan. Dat komt omdat er na de Tweede Wereldoorlog veel kinderen zijn geboren. ‘Jong gedrag’ was dus goed zichtbaar. Doordat jongeren langer naar school gingen dan voor de oorlog, duurde hun jeugd langer. De jeugd had ook meer geld dan vroeger. Jongeren gingen zich anders kleden dan hun ouders. In de loop van de tijd zijn er verschillende kledingstijlen geweest, bijvoorbeeld: hippie, punk, disco en skate. Hippies (Roller-)Disco Punk Skaters Voorbij het jaar 2000 Colofon Hoofdauteur Ron de Bruin Illustraties binnenwerk Fred de Heij Eric Heuvel Gerard Vroon Foto's binnenwerk ANP, Amsterdam (p. 20, 38 o., 40, 52, 53 l.b. en 54 r.m.); Alexandra Boulat / Sunshine Photo Agency B.V., Almere (p. 32 en 36); Bruynzeel, Bergen op Zoom (p. 54 b.); Deutsches Historisches Museum GmbH, Berlijn (p. 22 en 35); Gemeentearchief Rotterdam, Rotterdam (p. 19 b.); Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam (p. 5, 10, 14 en 18); Philips Electronics Nederland B.V., Eindhoven (p. 48 o.); Renate Reitler, Tilburg (p. 37 en 42); Sony Nederland, Badhoevedorp (p. 28 r.); Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem (p. 25, 26, 34, 38 b., 41, 45, 48 b., 53 r.b., 53 o., 54 l.m., 54 l.o. en 54 r.o.) Illustratie omslag Ruud Bruijn Foto omslag Nick White Medewerking lay-out (vlnr) communicatievormgeving, Tilburg Redactie TRC, Marinell Bruys, Wouw Projectgroep Zwijsen Els van der Kolk (projectleiding) Linda Vogelesang (bureauredactie) Marion van de Ven (beeldredactie) Harriëtte van den Heuvel (vormgeving) Tessa Sponselee (productiebegeleiding) Christa Hage (marketingadvies) Jan van Wonderen (uitgever) 5e druk ISBN 978.90.276.8307.7 © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j˚ het Besluit van 20 juni 1974, St. b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St. b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Indien iemand meent als rechthebbende in aanmerking te komen, kan hij of zij zich tot de uitgever wenden.