Landelijk competentieprofiel TP

advertisement
HBO Bachelor
Toegepaste Psychologie
Landelijk Opleidingsprofiel
Februari 2013
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Toegepaste Psychologie
Landelijk Competentieprofiel
Werkgroep Landelijk profiel:
Fontys Hogescholen Eindhoven
Dr. J. Nederstigt
Hanzehogeschool Groningen
Drs. Ch.J. de Wolff
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Drs. S. Sporken-de Vries
Saxion Hogeschool Deventer
Drs. M. Plasman
Hogeschool van Amsterdam
Drs. J. Lagrouw
Hogeschool Leiden
Drs. V. Senne
© 2013
Alle rechten voorbehouden. Mits de bronvermelding correct is, mogen deze uitgave of
onderdelen van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen of openbaar gemaakt
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming aan de werkgroep van het landelijk profiel.
2
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Voorwoord
3
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Inhoudsopgave:
Pagina
1. Inleiding
3
2. De Toegepast Psycholoog
4
3. Werkvelden van de Toegepast Psycholoog
6
4. Competenties van de Toegepast Psycholoog
10
5. Vooruitblik en ambities
15
6. Bronnenlijst
18
Bijlagen:
1. The British Psychological Society Revised Syllabus for the Qualifying Examination
2. Vergelijking van de Dublindescriptoren met de indicatoren voor het bachelor (niveau 6) en
master (niveau 7) niveau volgens het NLQF
4
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
1. Inleiding
In 2010 heeft het bestuur van de HBO-raad op basis van een positief advies van het sectoraal
adviescollege Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (SAC hsao) het landelijk opleidingsprofiel bachelor
Toegepaste Psychologie vastgesteld. Het SAC heeft aangegeven dat zij het opleidingsprofiel
beschouwt als een profiel in wording en heeft geadviseerd om het opleidingsprofiel na twee jaar
tegen het licht te houden. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van zes Nederlandse
hbo bacheloropleidingen Toegepaste Psychologie (TP-opleidingen) heeft daarop in opdracht van het
Landelijk Opleidingsoverleg Toegepaste Psychologie (LOO-TP) deze vernieuwde versie van het
opleidingsprofiel tot stand gebracht. Dit profiel geldt zowel voor hbo voltijd- als deeltijdopleidingen
TP.
In dit document wordt eerst een algemeen beeld geschetst van wat een Toegepast Psycholoog
(TP’er)1 is en kan. Vervolgens wordt de breedte van de opleiding geïllustreerd aan de hand van een
beschrijving van mogelijke werkvelden. Daarna volgt een beschrijving van de competenties en
mogelijke beroepssituaties, -rollen en – producten. Gedragsindicatoren worden niet in het landelijk
profiel beschreven maar kunnen door elke hogeschool afzonderlijk worden geformuleerd.
Omdat het opleidingsprofiel nog altijd ‘in wording’ is, wordt het document afgesloten met een
vooruitblik op de weg naar een volgende versie van een opleidings- en beroepsprofiel.
De punten, naar de opdracht van het LOO-TP, die leidend zijn geweest bij het aanpassen van het
Landelijk Opleidingsprofiel uit 2010, zijn de volgende:

De reacties van het werkveld op het Landelijk Oplpeidingsprofiel uit 2010.
Het werkveld beschrijft competenties veelal op attitudeniveau. In dit aangepaste profiel is
daarom extra aandacht besteed aan de beroepshouding van de TP’er. Deze komt tot uiting in
de generieke competentie ‘Professionaliseren’.

De positionering ten opzichte van andere hbo-opleidingen in het sociaal agogisch domein.
Het spectrum van het sociaal agogisch domein wordt beschreven in Vele takken één stam
(2008). De TP’er onderscheidt zich in dit domein enerzijds door de competentie ‘beoordelen
van gedrag’. De TP’er is in staat om op basis van gedegen gedragsanalyses tot onderbouwde
oordelen te komen. Anderzijds onderscheidt hij zich door de relatief zware psychologische
kenniscomponent van de opleiding. Deze specifieke psychologische kennisbasis is de basis
De term ‘Toegepast Psycholoog’ wordt in de praktijk vaak afgekort tot ‘TP’er’. Aangezien deze benaming
zowel op de opleidingen als in de beroepspraktijk een gangbaar begrip is, hanteren we deze ook in dit
opleidingsprofiel.
1
5
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
voor het professionele handelen van de TP’er. Als kader voor het kennisdomein van de
opleiding worden net als in het Landelijk Opleidingsprofiel Toegepaste Psychologie van 2010
en net als in het profiel van de Vlaamse Hogescholen (VLOR, 2012) de richtlijnen van The
British Psychological Society (BPS, 2002) gehanteerd. De BPS is opgenomen in de eerste
bijlage. Hierop is tevens het handboek Guidance for undergraduate and conversion
psychology programmes (BPS, 2010) gebaseerd.

De positionering ten opzichte van de universitaire opleiding Psychologie.
In dit kader wordt bij de competentie ‘Praktijkgericht Onderzoeken’ benadrukt dat
onderzoeken geen doel op zich is, maar een instrument ter ondersteuning van de TP’er in zijn
(eigen) beroepsuitoefening.

De positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt.
Gezien de korte bestaansgeschiedenis van de TP-opleiding is het ook nu nog niet mogelijk om
representatieve ervaringen van afgestudeerden in het werkveld te verwerken in het
opleidingsprofiel. Hiertoe moet eerst op grote schaal onderzoek gedaan worden onder
afgestudeerden. Wel is in dit document een aanzet gedaan om het werkveld herkenbaarder
te maken door beroepssituaties, -rollen en –producten op te nemen.

Borging van het bachelorniveau.
In het profiel van 2009 dienden de Dublindescriptoren en het Europees kwalificatieraamwerk
als uitgangspunt voor het niveau van de opleiding. Inmiddels heeft CINOP (2011) in navolging
van het Europees kwalificatieraamwerk een Nederlands nationaal kwalificatiekader (NLQF)
ontwikkeld. In bijlage 2 is een vergelijking van de Dublindescriptoren met de indicatoren voor
het bachelor (niveau 6) en master (niveau 7) niveau volgens het NLQF. Hierin wordt tevens
het onderscheid tussen hbo en wo transparant.
De beschreven competenties alsmede het kenniskader zijn richtinggevend voor de inrichting van alle
hbo bacheloropleidingen Toegepaste Psychologie. De werkvelden dienen slechts ter illustratie van de
breedte van het beroepenveld en bieden de afzonderlijke hogescholen ruimte voor eigen profilering.
2. De Toegepast Psycholoog
Context
De Toegepast Psycholoog richt zich op de mens in zijn voortdurend veranderende sociale omgeving.
De doelgroep is zeer divers, zowel in leeftijd -variërend van jong tot oud-, als in sociale en culturele
achtergrond. De leefwereld van mensen wordt steeds ingewikkelder en complexer. De steeds
6
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
snellere ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologie en in het bijzonder de komst van
sociale media spelen daarbij een belangrijke rol.
Door deze snelle veranderingen vallen zowel in sociale verbanden als in arbeidsverbanden de vaste
oriëntatiepunten weg. Het is daardoor moeilijker welzijn, gezondheid, levensloop en loopbaan zelf te
sturen. Daartegenover staat dat het individu steeds meer verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn
daden en keuzes. Er wordt een groot beroep gedaan op weerbaarheid, zelfstandigheid,
zelfvoorziening, zelfsturing, identiteit, assertiviteit, flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Mensen
worden ook in meerdere mate als coproducent van de eigen gezondheid, welzijn of employability
(inzetbaarheid op de arbeidsmarkt) benaderd. Eigen verantwoordelijkheid, effectiviteit en
inzetbaarheid worden kritische succesfactoren. Bovengenoemde ontwikkelingen stellen mensen voor
tal van keuzevragen waarmee gewerkt kan worden aan resultaat, uitdaging, gezondheid, welzijn en
zelfverwerkelijking, maar kunnen ook door mensen in verschillende fasen van hun leven als
belastend worden ervaren. Het bieden van ondersteuning bij het hanteren van gedragsvraagstukken
op micro, meso en macro niveau is het domein van Toegepast Psycholoog. Uitgangspunt is daarbij
dat het individu in voortdurende wisselwerking staat met zijn omgeving, daarbinnen autonoom
handelt en steeds in ontwikkeling is.
De beroepsrol van de TP’er
De TP’er met een hbo-diploma op bachelorniveau onderscheidt zich van de wo-psycholoog voor wat
betreft niveau en oriëntatie. Het niveauverschil uit zich in het bachelor- en masterniveau.
Essentiëler is het verschil in oriëntatie. Waar de wo-psycholoog zich meer richt op het ontwikkelen
van nieuwe, fundamentele psychologische kennis heeft de TP’er heeft een meer praktische inslag. Hij
richt zich op het toepassen van bestaande wetenschappelijke psychologische kennis en inzichten in
de praktijk. De TP’er beschikt over een groot concreet handelingsrepertoire dat direct inzetbaar is in
de praktijk, zoals specifieke gesprekstechnieken en assessmentvaardigheden. Zowel in het hbo als
het wo worden onderzoeksvaardigheden erg belangrijk gevonden. Het hbo richt zich daarbij op
onderzoek dat in de praktijk uitgevoerd wordt, met als doel een antwoord te bieden op een
probleem of vraag in diezelfde praktijk.
Deze praktische oriëntatie kleurt de competenties die de TP’er beheerst. De competenties richten
zich op:

Beoordelen van gedrag

Beïnvloeden van gedrag

Praktijkgericht onderzoeken

Professioneel werken
7
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
De TP’er observeert en analyseert het gedrag van mensen en ontwikkelt interventies om attitudes en
dat gedrag in een door de cliënt gewenste richting te veranderen. Indien wenselijk zet hij daarbij
praktijkgericht onderzoek in.
Hij is in staat om op basis van wetenschappelijke argumentatie en concrete interventies, inter- en
intrapersoonlijke vraagstukken op te lossen. Hij past psychologische theorieën, methoden en
technieken toe. Het handelen kenmerkt zich door professionele reflectie op de effectiviteit van het
eigen handelen. De werkwijze van een TP’er is daarmee ‘practice based’ en ‘evidence based’.
Practice based handelen houdt in dat hij zijn eigen handelen evalueert aan de hand van eigen
ervaringen, kritische reflectie en empirische gegevens. Evidence based handelen betekent dat hij zijn
handelen mede baseert op wetenschappelijk bewezen kennis en methoden. Hierbij handelt de TP’er
conform de gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het hbo (Andriessen et al., 2010).
De beroepsrol van de TP’er heeft raakvlakken met andere beroepsrollen, zoals die van
maatschappelijk werkers, pedagogen, sociaal pedagogische hulpverleners en personeelsadviseurs.
Een TP’er onderscheidt zich van deze professionals door zijn specifieke kennis van de psychologie en
door zijn expertise op het gebied van gevalideerde gedragsbeoordeling, gedragsverandering en
praktijkgericht onderzoek. De houding van een TP'er is onderzoekend en analytisch.
De TP’er handelt conform de ethische normen uit de beroepscode voor psychologen van het
Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP, 2012). In de gezondheidssector verrichten zowel de
TP’er als de wo-psycholoog hun werkzaamheden onder verantwoording van een GZ –psycholoog of
andere BIG geregistreerde beroepskrachten.
3. Werkvelden van de Toegepast Psycholoog
De TP’er kan een breed scala aan taken uitvoeren en is breed inzetbaar op diverse werkterreinen in
zowel profit als non-profit organisaties. De diverse werkterreinen zijn te onderscheiden naar thema
of focus. Een opleiding kan deze werkvelden hanteren als structuur om de content van het
curriculum vorm te geven. De werkvelden bieden ruimte voor eigen profilering van de zes TPopleidingen. Welke werkvelden gekozen worden heeft te maken met de visie en het beleid van de
betreffende hogeschool en opleiding, maar komt ook voort uit de regionale kenmerken van de
werkvelden in de omgeving van de hogeschool. Ook binnen een werkveld kunnen door de
opleidingen verschillende inhoudelijke accenten worden aangebracht.
De werkvelden die op dit moment worden bestreken door de zes hogescholen zijn:
8
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013

Gezondheid, zorg en welzijn

Arbeid en organisatie

Onderwijs en ontwikkeling

Maatschappelijke participatie en veiligheid

Consument en maatschappij
In dit hoofdstuk zal per werkveld een korte beschrijving worden gegeven van de focus en de
mogelijke taken binnen een werkveld.
Gezondheid, zorg en welzijn
Het werkveld van Gezondheid, zorg en welzijn is gericht op gezondheidsvraagstukken en zorgvragen
van individuen en groepen uit de samenleving, van jong tot oud, zowel op het gebied van de
somatische als de geestelijke gezondheid en op vraagstukken in relatie tot het maatschappelijk
functioneren. Binnen dit werkveld kan de TP’er zijn diensten aanbieden in bijvoorbeeld de
(geestelijke) gezondheidszorg, de hulpverlening, het gevangeniswezen/de reclassering of een
welzijnsinstelling. Hij werkt zelfstandig of onder eindverantwoordelijkheid van een daartoe bevoegde
professional in het kader van de wet BIG.
Mogelijke taken zijn:

Begeleiden, coachen, trainen, voorlichten en/of adviseren met als doel het verminderen van
bestaande problemen, het voorkomen ervan en het doen toenemen van gedrag dat de
(psychische) gezondheid bevordert.

Praktijkgericht onderzoek, gericht op bovenstaande thema’s.
Arbeid en organisatie
Het werkveld van Arbeid en organisatie betreft vraagstukken die samenhangen met arbeid, met
medewerkers en met de organisatie.
Mogelijke taken zijn:

Advisering bij verbeteren van arbeidsomstandigheden en arbeidsproductiviteit.

Begeleiden bij beroepskeuze, sollicitatie, loopbaan(her)oriëntatie, re-integratie,
competentieontwikkeling, persoonlijke effectiviteit, communicatie en gezondheid.

Werving en selectie, functioneringsbeoordeling, loopbaan – en competentie assessment en ontwikkeling, outplacement, teambuilding, management, psychosociale processen,
9
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
organisatiecultuur en -structuur, conflictbemiddeling, arbeidsomstandigheden en
ziekteverzuim.

Praktijkgericht onderzoek gericht op bovenstaande thema’s.
Onderwijs en ontwikkeling
In het werkveld van Onderwijs en Ontwikkeling gaat het om vraagstukken die samenhangen
met het optimaliseren van de ontwikkeling van mensen. Mensen in het werkveld richten zich voor
een groot deel op de ontwikkeling van jongeren in een onderwijssetting. Ook het werken aan de
ontwikkeling van jongeren in relatie tot het opgroeien in de huidige maatschappij behoort tot dit
werkveld. Zo gaat het om vraagstukken die samenhangen met de ontwikkeling en/of het gedrag van
kinderen en jongeren. Deze vragen kunnen komen vanuit organisaties die kinderen of jongeren ‘in
beweging’ willen krijgen zoals ouders en leerkrachten, maar ook vanuit andere professionals die met
jongeren werken of vanuit de jongeren zelf.
Mogelijke taken zijn:

Ondersteunen van ouders en professionals bij vragen over de ontwikkeling van een kind. Het
gaat dan zowel om de normale ontwikkeling als de afwijkende ontwikkeling bij kinderen.

Ondersteunen van ouders en professionals bij vragen over het gedrag van een kind. Het gaat
dan zowel om ‘aangepast/normaal’ gedrag als afwijkend gedrag van een kind.

Ondersteunen van kinderen en jongeren bij gedrags- of ontwikkelingsvraagstukken.

Praktijkgericht onderzoek
Maatschappelijke participatie en veiligheid
Het werkveld Maatschappelijke participatie en veiligheid is gericht op veiligheidsvraagstukken op
het gebied van criminaliteit, armoedeproblematiek, leefbaarheid en grootstedelijke problematiek.
De TP’er levert een bijdrage aan het veranderen van gedrag of het verbeteren van de
omstandigheden waarin de cliënt functioneert. Hij draagt bij aan het voorkomen van verdergaande
problematiek.
Mogelijke taken zijn:

Analyseren van veiligheidsvraagstukken.

Ontwikkelen van preventieve activiteiten zoals voorlichtingscampagnes.

Coachen, begeleiden en trainen van problematische doelgroepen (zowel ambulant als
gedwongen kader).
10
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013

In kaart brengen van risico- en beschermingsfactoren.

Praktijkgericht onderzoek en advies gericht op bovenstaande thema’s.
Consument en maatschappij
In het werkveld Consument en maatschappij gaat het enerzijds om het stimuleren van, door een
opdrachtgever gewenst, consumentengedrag. Anderzijds gaat het om het voorkomen van ongewenst
consumentengedrag bij individuen, groepen, organisaties of samenleving als geheel. Het betreft
producten, diensten, innovaties en ideeën die zich kunnen afspelen in zowel een profit- als ‘not-forprofit’ omgeving, in opdracht van de overheid, ideële organisaties of commerciële opdrachtgevers.
Mogelijke taken zijn:

Voorlichten, meewerken aan campagnes en reclame.

Activiteiten op de marketingafdelingen van bedrijven op de consumentenmarkt.

Onderzoek en advies (voor bedrijfsleven of overheid) gericht op (verandering van)
consumentengedrag.
In alle werkvelden gaat het zowel om het individu als het individu in zijn intermenselijke relaties.
Actuele ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld mantelzorg en ouderbegeleiding en op het
gebied van sociale media benadrukken het belang van de intermenselijke relaties. De werkvelden
zoals zij worden benoemd zijn niet uitputtend voor de sectoren waar een student zijn beroep zou
kunnen uitoefenen. Zo kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan de ontwikkelingen op het gebied
van de sportpsychologie of criminologie.
11
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
4. Competenties van de Toegepast Psycholoog
Onder een competentie verstaan we zichtbaar adequaat gedrag in een relevante beroepscontext.
Adequaat gedrag veronderstelt dat de hiervoor benodigde kennis, vaardigheden en attitude
aanwezig zijn en geïntegreerd worden toegepast.
Kennis, vaardigheden en attitude worden derhalve niet expliciet afzonderlijk benoemd. De
competenties zijn geformuleerd in termen van gedrag, waarmee de vereiste kennis, vaardigheden
en attitude impliciet duidelijk zijn.
Binnen het landelijke profiel onderscheiden we de volgende competenties:

Beoordelen van gedrag

Beïnvloeden van gedrag

Praktijkgericht onderzoeken

Professioneel werken
Deze competenties zijn leidend voor alle hbo bacheloropleidingen Toegepaste Psychologie in
Nederland en moeten door alle studenten gerealiseerd worden. De weg waarlangs studenten deze
competenties ontwikkelen en de accenten die daarbij gelegd worden – bijvoorbeeld in de vorm van
gedragsindicatoren- kunnen verschillen per hogeschool.
Hieronder zijn de competenties in competentiekaarten uitgewerkt, waarbij naast een omschrijving
van de competentie ook mogelijke beroepssituaties, -rollen en -producten zijn aangegeven.
12
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
1. Beoordelen van gedrag
Omschrijving
Beroepssituaties
Het zelfstandig en op methodische wijze informatie verzamelen, en daarmee tot
een oordeel komen over gedrag. Het inventariseren, analyseren en
interpreteren van gegevens in relatie tot gedragsvraagstukken van individuen en
groepen in de samenleving. Het daarbij kunnen toepassen van de volgende
methoden: observatie, psychodiagnostische gespreksvoering,
psychodiagnostisch onderzoek en assessment met behulp van
gestandaardiseerde en gevalideerde methoden en instrumenten, en
dossieronderzoek.


Beroepsrollen
Beroepsproducten
Een assessment voorbereiden, uitvoeren en verwerken binnen een
werkveld overeenkomstig de standaarden die in dat werkveld gelden
ten aanzien van wat een hbo TP’er zelfstandig of onder supervisie mag
uitvoeren.
Het inrichten en afnemen van psychologisch onderzoek en het scoren
van de resultaten, en het interpreteren van de gegevens, het relateren
daarvan aan de vraagstelling ten slotte het formuleren van een advies.
Assessor, gedragsbeoordelaar, psychodiagnosticus






Intake
Assessment opzet (cliëntgegevens, voorgeschiedenis, onderzoeksopzet)
Afgenomen vragenlijsten
Psychodiagnostisch onderzoeksrapport
Assessment rapport
Terugkoppel- en adviesgesprekken
13
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
2. Beïnvloeden van gedrag
Omschrijving
Het op basis van een analyse van een vraag of ontwikkelbehoefte ontwerpen en
uitvoeren van, op psychologische kennis gebaseerde, gedragsinterventies en/of
advies. Daarbij staat de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de
cliënt voorop. Een interventie kan bestaan uit een begeleidings-of
coachingstraject, training, voorlichting of geprotocolleerde vorm van
behandeling zoals een hulpverleningstraject. Interventies kunnen zowel gericht
zijn op preventie als op het verminderen en oplossen van gedragsproblemen, al
of niet in de eerste lijn. Preventie kan ook betekenen het bestendigen van al
aanwezig gewenst gedrag.
Doelen worden in overleg met opdrachtgevers en/of cliënten geformuleerd. In
contact met individuen en groepen, variërend van jong tot oud en variërend
naar culturele en sociale achtergrond, worden op methodische en verantwoorde
wijze bijdragen geleverd aan ontwikkeling, effectiviteit of welbevinden.
Beroepssituaties







Beroepsrollen
Op grond van een assessment binnen een werkveld een advies
formuleren.
Op grond van een psychodiagnostisch onderzoek en/of een
behoefteonderzoek een hulpverleningstraject uitvoeren en/of een
advies uitbrengen.
Ontwerpen en uitvoeren van een training; coachen/begeleiden van
individuen en groepen bij veranderingsprocessen, keuzevraagstukken,
relatievraagstukken en verwerkingsproblematiek.
Monitoren en evalueren van training of coachingstraject
Bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van
voorlichtingsprogramma’s gericht op preventie en psycho-educatie;
wetenschappelijke kennis vertalen naar de praktijk en zodoende
toegankelijk maken voor de doelgroep waar de TP’er zich op richt
Bieden van individuele psychologische begeleiding /coaching via sociale
media, bijvoorbeeld in de vorm van e-coaching.
Psychologisch onderbouwde interventies inzetten gericht op
commerciële en/of maatschappelijk verantwoorde doelstellingen.
Gedragsadviseur; -trainer, -begeleider /-coach, psychologisch hulpverlener,,
counselor, voorlichter, mediator, preventiemedewerker
14
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
2. Beïnvloeden van gedrag
Beroepsproducten





Offerte
Adviesgesprek of – rapport, consult
Interventievoorstel ( bijvoorbeeld training, coachingstraject,
voorlichtingsplan of voorlichtingsinstrument)
Uitvoeren trainings-, beleidings- of coachingstraject
Instrument voor evaluatie en effectmeting
3. Praktijkgericht onderzoeken
Omschrijving
Beroepssituaties
Het, op basis van een praktijkprobleem/vraagstuk , op systematische en
methodologisch verantwoorde wijze kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek
verrichten: het uitvoeren van een probleemanalyse en op basis daarvan formuleren
van een onderzoeksvraag, het maken van een onderzoeksopzet, het doen van
literatuuronderzoek, het verzamelen en analyseren van gegevens en op basis
daarvan trekken van een conclusie. Vervolgens aanbevelingen doen voor de
praktijk. De functie van praktijkgericht onderzoek is de (eigen) beroepspraktijk te
verbeteren, innoveren of anderszins te ondersteunen.





Periodieke analyse van cliënt- en praktijkgegevens ten behoeve van .
kwaliteitsborging en –verbetering
Opzetten en uitvoeren van een single case study en vergelijking met best
practices
Het vergelijken en evalueren van (werk)methodieken
Onderzoek naar het effect van interventies
Ontwikkelen van een evidence en practice based beroepsproduct
Beroepsrollen
Praktijkgericht onderzoeker
Beroepsproducten
Onderzoeksrapport, innovatieve praktijkverbeteringen en/of interventies
15
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
4. Professioneel werken
Omschrijving
Professioneel werken omvat vier generieke competenties, namelijk:
1.
2.
3.
4.
Interdisciplinaire en (inter)nationale samenwerkingsgerichtheid
Het in en buiten de eigen arbeidsorganisatie constructief en respectvol
samenwerken met deskundigen van verschillende disciplines en
verschillende niveaus, zowel in nationaal als internationaal verband.
Kritische, onderzoekende en (pro-) actieve houding
Het tonen van een (pro-)actieve, leergierige en onderzoekende houding,
daarbij wetenschap en specifieke theorieën op hun waarde weten te
schatten en niet per definitie alles voor ‘waar’ aannemen. In staat zijn om
hypes van evidence-based methoden te onderscheiden. Belangrijk hierbij
is het methodisch ontsluiten en toepassen van kennis uit verschillende
bronnen voor het uitoefenen en verder ontwikkelen van handelswijzen in
de beroepspraktijk.
Reflectief vermogen
Het door spiegeling en zelfontwikkeling reflecteren op het eigen handelen
en dit refereren aan waarden en normen en de visie op het beroep. Het op
basis hiervan komen tot verbetering van de effectiviteit en/of efficiency
van het eigen handelen.
Ethische en sensitieve handelswijze
Het handelen volgens expliciete beroepsspecifieke ethische codes,
reglementen en gedragsregels. Het herkennen van beroepsethische
dilemma’s en in samenspraak met anderen komen tot oplossingen
hiervoor. Het analyseren van verschillende belangen en motieven en
hiermee op integere wijze rekening houden in de relatie met de client.
Beroepssituaties
In alle denkbare TP-beroepssituaties spelen de bovenstaande professionele
deelgebieden een rol. Of de TP’er een faalangsttraining ontwikkelt en uitvoert voor
een groep faalangstige volwassenen, een intelligentietest afneemt bij een kind en
de resultaten bespreekt met de ouders, een interventieprogramma ontwerpt voor
een groep alcoholverslaafden of participeert in een samenwerkingsverband
(nationaal/internationaal), in alle gevallen zijn samenwerkingsgerichte, kritisch
onderzoekende, reflectieve, en ethische aspecten van belang.
Beroepsrollen
Alle mogelijke beroepsrollen genoemd in de competenties 1 t/m 3.
Beroepsproducten
Persoonlijk ontwikkelingsplan, teamontwikkelingsplan, reflectieverslag,
visiedocument, referaat, presentatie, publicatie, portfolio, etc.
16
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
5. Vooruitblik en ambities
In dit laatste hoofdstuk worden diverse toekomstige ontwikkelingen benoemd die van invloed
kunnen zijn op het profiel van de Nederlandse hbo Toegepaste Psycholoog in de komende jaren.
Tenslotte worden de ambities van de landelijke werkgroep Opleidingsprofiel TP weergegeven.
Allereerst is het van belang om te benoemen dat de verschillende hogescholen zich in verschillende
fasen van ontwikkeling bevinden. Op basis van deze stand van zaken is dit opleidingsprofiel tot stand
gekomen. Informatie over de waardering van het startniveau van de professionele TP’er is nog
beperkt aanwezig.
De huidige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt schetsen het beeld dat het voor geen enkele
beginnende professional eenvoudig is om een baan te vinden die past bij het behaalde
opleidingsniveau. Dit geldt ook voor de TP’er, die bovendien moet concurreren met hbo
afgestudeerden met een duidelijker beroepsprofiel bijvoorbeeld op sociaal/agogisch gebied, op het
gebied van personeel en arbeid en op het gebied van communicatie. De relatieve onbekendheid van
het beroepsprofiel van de hbo TP’er lijkt ook een rol te spelen in de concurrentie met de wopsycholoog.
De komende jaren zullen alumni- en werkveldtevredenheidsonderzoeken meer informatie moeten
opleveren. In de ontwikkeling van een beroepsprofiel voor de Toegepaste Psycholoog zullen de
contouren nog duidelijker worden. In welke beroepscontexten zijn TP’ers actief, welke taken en
verantwoordelijkheden hebben zij en op welke gebieden zijn ze onderscheidend ten aanzien van
andere hbo-professionals en ten aanzien van wo-psychologen? Ook speelt de nieuwe
beroepsvereniging NBTP (Nederlandse Beroepsvereniging voor Toegepaste Psychologie) een
belangrijke rol in het realiseren van landelijke bekendheid van de TP’er. Mogelijke erkenning door
het NIP in de toekomst genereert ook een positief effect op het beroepsbeeld.
Een andere ontwikkeling in de komende jaren is de profilering van de verschillende TP-opleidingen.
Het ministerie van OCW heeft het hoger onderwijs de opdracht gegeven om de komende jaren te
differentiëren. Binnen het beleid van de diverse hogescholen worden keuzes gemaakt om te
specialiseren en/of te generaliseren in het opleidingsaanbod. Ontwikkeling van minoren,
specialisaties, differentiaties en mogelijke uitstroomprofielen zullen tot grotere verschillen tussen de
TP-opleidingen van de verschillende hogescholen leiden. Ook de eventuele mogelijkheid voor het
behalen van een aantekening voor psychodiagnostiek is van invloed op deze ontwikkelingen.
Maatschappelijke trends en vraagstukken, kennis verkregen uit toegepast onderzoek, nieuwe
wetenschappelijke psychologische inzichten en verdergaande ontwikkelingen op het terrein van de
sociale media, zullen het kennis- en toepassingsdomein van de Toegepast Psycholoog de komende
17
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
jaren blijven beïnvloeden en veranderen. Vanwege het grote aantal psychische problemen in ons
land is er in het bijzonder aandacht voor preventieve interventies ter voorkoming van deze
problemen. Dit kan voor de afgestudeerde TP’er ook leiden tot een functie in de eerste lijn. Transities
in de zorg en onderwijs, wettelijke wijzigingen zoals de overheveling van de AWBZ naar de WMO zijn
voorbeelden van politieke veranderingen die effect gaan hebben op de behoefte aan jonge
professionals op het gebied van de Toegepaste Psychologie.
Ambities
Het landelijk opleidingsprofiel is de basis voor het curriculum van de zes TP-opleidingen. Het landelijk
opleidingsprofiel zal met enige regelmaat geactualiseerd moeten worden, omdat het speelveld van
de opleidingen ook voortdurend in beweging is.
De werkgroep wil zich inzetten voor het regelmatig actualiseren van het landelijk opleidingsprofiel.
Daartoe zal ze de genoemde maatschappelijke trends en ontwikkelingen nauwlettend volgen en
beoordelen op hun consequenties voor het opleidingsprofiel en de daarop gebaseerde TPopleidingen. Daarnaast wil ze TP-alumni actief volgen zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht.
Duidelijk moet worden hoe de arbeidsmarkt zich beweegt voor TP-professionals, zowel wat betreft
de opnamecapaciteit als wat betreft de functies en de bijbehorende taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden.
Als laatste wil de werkgroep zich inzetten voor het actualiseren van het kader voor de psychologische
kenniscomponent van het landelijke TP-opleidingsprofiel. Op dit moment dient The British
Psychological Society (BPS) uit 2002 als ijkpunt voor de kenniscomponent. Actualisering lijkt derhalve
gewenst.
18
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
6. Bronnenlijst
Andriessen, D., Ostenk, J., Delnooz, P., Smeijsters, H & Peij, S. (2010). Gedragscode praktijkgericht
onderzoek voor het hbo. HBO-raad.
BPS (2010). Accreditation through partnership handbook Guidance for undergraduate and
conversion psychology programmes.
CINOP (2011), Advies Commissie NLQF – EQF. Introductie van het Nederlands Nationaal
Kwalificatiekader NLQF in nationaal en Europees perspectief.
Morris, P. (2002). The British Psychological Society Membership and Qualification Board., Board of
Examiners for the Qualifying Examination, Revised Syllabus for the Qualifying Examination.
NIP (2012). Beroepscode voor psychologen. Zaandijk: Heijnis & Schipper Drukkerij.
Projectgroep (2008). Vele takken, één stam Kader voor de hogere sociaal-agogische opleidingen
Profilering sociaal-agogische opleidingen. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
VLOR (2012), Opleidingsprofiel Bachelor TP.
19
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Bijlage 1: The British Psychological Society Revised Syllabus for the Qualifying
Examination, Peter Morris, 2002
Following widespread consultation the proposed new syllabus for the British Psychological Society's
Qualifying Examination is presented below. This syllabus is now being circulated as the final stage in
consultation before it is adopted by the Society.
It may help the evaluation of the syllabus if its role is briefly described. The Society is required by its
Statutes to have a Qualifying Examination as part of the procedure leading to the inclusion of an
individual on the Register of Chartered Psychologists. The first part of becoming a Chartered
Psychologist is defined in Statute 12.3.a.
(i) have passed a Qualifying Examination set by the Society; or
(ii) have obtained a first degree conferred by a University … for which Psychology has been
taken as a main subject and which is regarded by the Council as covering the general areas of
psychology at least as broadly as required by the Qualifying Examination referred to in (i)
above and to the same standard.
The British Psychological Society meets this requirement through three Boards or Committees. The Board of
the Qualifying Examination is responsible for the running of the Qualifying Examination and for recommending
any changes to the syllabus to the Membership and Qualifications Board (MQB) which has overall responsibility
for the syllabus. Decisions about which degree courses can be accredited under the second part of Statute
12.3.a are taken by the Graduate Qualifications Accreditation Committee (GQAC).
In taking its decisions the GQAC uses the syllabus of the Qualifying Examination as a framework, but
it is not expected that institutions will teach their courses to the details specified in the Qualifying
Examination. That syllabus is designed to guide candidates for the Qualifying Examination who may
know little about the content of British university degree courses and who need to have specified for
them in some detail the syllabus for the examinations. The criteria for the accreditation of psychology
degrees are decided by MQB and GQAC in the spirit of the Statute that the general areas of
psychology should be covered at least as broadly and to the same standard as a Qualifying
Examination. GQAC ensures that the requirement of the Statute is met without seeking to impose
detailed requirements of what should be taught within any particular course. The new syllabus should,
therefore, be seen as providing details for candidates for the Qualifying Examination but only as
offering guidelines to the GQAC and MQB for the possible content of courses within the general areas.
The new syllabus differs from the current syllabus in the organisation and structure of some of its
sections. In addition there are several detailed changes within each section. One principle difference
is that the new syllabus is no longer linked specifically to the format of the examination papers used in
the Qualifying Examination. The intention is to identify the syllabus topics independently of the
practical constraints of the actual examination papers. There has been a danger that these practical
constraints will shape the content of the syllabus and, in turn, distort its usefulness as a framework for
degree accreditation. Candidates for the Qualifying Examination will receive specific guidance upon
the way in which the syllabus will be assessed but these are not relevant to GQAC in giving
accreditation for GBR.
20
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
In the new syllabus, Biological Foundations of Behaviour has become Psychobiology; the sections on
Perception, Learning and Memory and on Thinking and Language have been combined into a section
on Cognitive Psychology; Personality and Intelligence is replaced by Personality and Motivation and
the General Paper is replaced by a section on Conceptual and Historical Issues. Sections on
Developmental and Social Psychology remain along with several sections relating to Research Design
and Quantitative Methods. The Practical Component continues unchanged, as do the Advanced
Options, and, for brevity, they are outlined only briefly below.
THE SYLLABUS
COGNITIVE PSYCHOLOGY
Perception: visual information processing, auditory perception and speech recognition.
Attention. Visual and spatial imagery. Comprehension. Conceptual knowledge. Learning.
Skill acquisition and expertise. Memory: encoding and retrieval processes, working,
autobiographical, episodic and semantic memory, implicit and explicit memory, memory
improvement. Thinking and reasoning, problem solving, decision-making. Language:
structure, comprehension, production, reading. Connectionist models.
DEVELOPMENTAL PSYCHOLOGY
Research methods appropriate to the study of development. Nature of perceptual, motor and
cognitive development during infancy. General theories of the nature and nurture of
psychological attributes. Development of general representational abilities: especially
language, drawing and number. Nature of cognitive change in the school years. Comparative
analysis of constructivist, socio-cultural, and information processing theories of development.
Development of self and identity. Gender socialisation.
SOCIAL PSYCHOLOGY
Social perception including: person perception, attitudes, attribution. Inter-group processes
including: prejudice, inter-group conflict, social identification. Small group processes
including: norms, leadership, decision making, productivity. Social influence including:
conformity and obedience, majority and minority influence, the bystander effect. Close
relationships including: interpersonal attraction, relationships.
PERSONALITY AND MOTIVATION
Key assumptions of, and sources of evidence for, the main approaches to emotion,
motivation, the self and normal and abnormal personality development, including:
psychoanalytic, behavioural, social learning, social cognitive, radical behaviourist, humanisticexistential-phenomenological, lexical-trait, neo Darwinist, biological and behavioural genetic.
Influence of genetic and environmental factors on individual differences. Temporal and
situational consistency of individual differences. Influence of personality on other behaviours
including: health; education; relationships; occupational choice and competency. History of
21
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
mental and psychological testing. The nature of intelligence, contemporary approaches to
intelligence and their implications for educational and social policy.
PSYCHOBIOLOGY
Basic neurochemistry and neurophysiology of nerve transmission; the structure and
organisation of the CNS; behavioral genetics; hormones and behaviour.
Psychopharmacology, the brain and reward, drug action and behaviour. Biological aspects of
learning, memory, motivation and emotion, sleep and arousal. Evolutionary explanations of
behaviour: primatology, sociobiology, animal cognition and comparative psychology. Human
neuropsychology, cortical localisation of function, biological basis of psychological
abnormalities.
CONCEPTUAL AND HISTORICAL ISSUES
The syllabus is structured around a number of key questions: What is science, and to what
extent does psychology (the science of the mind) exemplify scientific characteristics? To what
extent is psychology socially and culturally constructed? Can psychology be politically
neutral? Can psychology be morally neutral?
Methods of acquiring knowledge: scientific method versus common sense; the relationship
between facts and values. Critiques of traditional methods in psychology; the significance of
the standpoint from which values are understood.
Paradigms and research programmes: Kuhn, Lakatos and Feyerabend. Lessons from the
history of psychology: Reductionism, structuralism, functionalism, relativism and the nature of
consciousness.
Critical psychology and subjectivity: The critical psychological view of subject and subjectivity.
The origins of ethical issues for psychology; moral underpinnings of the theory, research and
practice of psychology; psychologists and community members as partners in the construction
of ethically responsible practices.
RESEARCH DESIGN AND QUANTITATIVE METHODS IN PSYCHOLOGY
RESEARCH ISSUES
Problem definition and hypothesis formulation. Independent and dependent variables: their
identification and selection. Experimental manipulation, control and internal validity: the roles
of random allocation, matching, and counterbalancing in independent groups, related samples
and repeated measure designs. The experimental manipulation of more than one
independent variable in factorial designs: the contribution of interaction effects.
The role of random sampling in psychological research: external validity.
Quasi-experimental studies of pre-existing groups: the question of causality. The particular
strengths and weaknesses of "single-subject" designs and case studies. Observational
22
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
approaches. Survey research: sampling and the problem of non-response; descriptive versus
explanatory surveys; questionnaire design including closed and open-ended questions;
attitude scale construction; different questioning methods, e.g. postal, telephone, face-to-face.
Methods of controlling for participants' expectations and experimenter effects. Inter-rater
reliability. Critical evaluation of the methods employed to collect data in psychological
research.
The theory of psychological measurement: standardisation; reliability and the standard error of
measurement; validity.
The collection of qualitative data: observation, participant observation, techniques for the
collection of verbal protocols.
The analysis of qualitative data: content analysis, discourse analysis, grounded theory and
protocol analysis.
The ethics of research with humans and animals.
QUANTITATIVE METHODS
Descriptive and summary statistics: measures of central tendency and dispersion; skew and
kurtosis; frequency distributions; graphical methods including frequency histograms and
cumulative frequency plots; exploratory data analysis including stem and leaf and box and
whisker displays.
Probability theory: rules for assigning and combining probabilities; the OR rule with mutually
exclusive and non-mutually exclusive events; the AND rule with independent and nonindependent events; the binomial distribution (and its normal approximation). The normal
distribution: z scores and areas under the curve; the sampling distribution of the sample mean.
Statistical inference: significance testing (including the null and alternative hypothesis, type 1
and type 2 errors, significance level, power and sample size); effect size and confidence
intervals.
z-tests and t-tests of means for single sample, independent samples and related samples
designs. Confidence intervals: for the population mean; for the difference between two
population means. Mean and error bar graphs. Non-parametric alternatives to t-tests: the sign
test; Wilcoxon matched-pairs signed ranks test; Mann-Whitney test. Tests of proportions: chisquared tests for goodness of fit and for contingency tables. Cramer's Phi as a measure of
association in contingency tables. McNemar's test of change.
Bivariate correlation and linear regression: scatterplots; Pearson's correlation coefficient;
partial correlation; the significance of a correlation coefficient; the linear regression equation
and its use in prediction; the accuracy of prediction; Spearman's and Kendall's rank order
correlation coefficients.
The analysis of variance: one factor independent and repeated measures designs; two factor
independent, repeated measures and mixed designs; main effects and interaction effects
(including graphical presentation); planned (including trend) comparisons; the Bonferroni
correction; post hoc comparisons (including the choice between methods); the analysis of
simple effects.
Non-parametric alternatives to one factor analyses of variance: Kruskal-Wallis, Friedman and
23
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Cochran's Q tests.
The choice of an appropriate statistical analysis: the issue of level of measurement (nominal,
ordinal, interval and ratio scales); test assumptions (e.g. normality, homogeneity of variance,
linearity); transformations of the dependent variable in an attempt to meet assumptions;
robustness; power efficiency.
ADVANCED OPTIONS
The following options are currently examined. Full details of their syllabi will be found in the
current Regulations and Reading Lists for the Qualifying Examination.
Educational Psychology, Clinical Psychology, Occupational Psychology, Psychobiology,
Cognitive Psychology, Social Psychology, Developmental Psychology, Health Psychology,
Cultural Psychology.
THE PRACTICAL COMPONENT
Candidates are required to submit a portfolio of reports of practical work, supervised,
completed and assessed to the satisfaction of the Board of Examiners of the Qualifying
Examination. The level of the work must be at least that acceptable as part of finals
examination assessment at honours degree standard. Full details of the regulations for the
portfolio will be found in the current Regulations and Reading Lists for the Qualifying
Examination.
24
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Bijlage 2: Vergelijking van de Dublindescriptoren met de indicatoren voor het
bachelor (niveau 6) en master (niveau 7) niveau volgens het NLQF.
25
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
NLQF Niveau 6
Context
Bezit brede, geïntegreerde kennis en begrip van de omvang, de belangrijkste
gebieden en grenzen van een beroep, kennisdomein en breed
wetenschapsgebied.
Bezit kennis en begrip van enkele belangrijke actuele onderwerpen en
specialismen gerelateerd aan het beroep of kennisdomein en breed
wetenschapsgebied.
Reproduceert en analyseert de kennis en past deze toe, ook in andere
contexten, zodanig dat dit een professionele en wetenschappelijke benadering
in beroep en kennisdomein laat zien.
Toepassen van
kennis
Dublin descriptoren
Een onbekende, wisselende leef- en werkomgeving, ook internationaal.
Bezit een gevorderde gespecialiseerde kennis en kritisch inzicht in theorieën
en beginselen van een beroep, kennisdomein en breed wetenschapsgebied.
Kennis
26
Past complexe gespecialiseerde vaardigheden toe op de uitkomsten van
onderzoek. Brengt met begeleiding op basis van methodologische kennis een
praktijkgericht- of fundamenteel onderzoek tot een goed einde.
Stelt argumentaties op en verdiept die. Evalueert en combineert kennis en
inzichten uit een specifiek domein kritisch.
Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het
kennisdomein en onderneemt actie.
Analyseert complexe beroeps- en wetenschappelijke taken en voert deze uit.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied,
waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in
het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen;
functioneert doorgaans op een niveau waarop met
ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige
aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste
ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige
wijze toe te passen, dat dit een professionele
benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en
beschikt verder over competenties voor het opstellen en
verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van
problemen op het vakgebied.
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en
interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel
een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het
afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische aspecten.
Probleem
oplossende
vaardigheden
Onderkent en analyseert complexe problemen in de beroepspraktijk en in het
kennisdomein en lost deze op tactische, strategische en creatieve wijze op
door gegevens te identificeren en te gebruiken.
Leer en ontwikkel
vaardigheden
Ontwikkelt zich door zelfreflectie en zelf beoordeling van eigen(leer)resultaten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie
veronderstelt aan te gaan.
Informatie
vaardigheden
Verzamelt en analyseert op een verantwoorde, kritische manier brede,
verdiepte en gedetailleerde beroepsgerelateerde of wetenschappelijke
informatie over een beperkte reeks van basis theorieën, principes en
concepten van en gerelateerd aan een beroep of kennisdomein, evenals
beperkte informatie over enkele belangrijke actuele onderwerpen en
specialismen gerelateerd aan het beroep of kennisdomein en geeft deze
informatie weer.
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te
brengen op een publiek bestaande uit specialisten of
niet-specialisten.
Kennis en
inzicht
Toepassen van
kennis en
inzicht
Oordeels
vorming
Leer
vaardigheden
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
NLQF Niveau 6
Communicatie
vaardigheden
Communiceert doelgericht op basis van in de context en beroepspraktijk
geldende conventies met gelijken, specialisten en niet-specialisten,
leidinggevenden en cliënten.
27
Dublin descriptoren
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te
brengen op een publiek bestaande uit specialisten of
niet-specialisten.
Communicatie
Werkt samen met gelijken, specialisten en niet-specialisten, leidinggevenden
en cliënten.
Verantwoordelijkheid en
Zelfstandigheid
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen werk en studie en het
resultaat van het werk van anderen.
Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het aansturen van processen en de
professionele ontwikkeling van personen en groepen.
Verzamelt en interpreteert relevante gegevens met het doel een oordeel te
vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, beroepsmatige, wetenschappelijke of ethische aspecten.
NLQF Niveau 7
Context
Dublin descriptoren
Een onbekende, wisselende leef- en werkomgeving met een hoge mate van
onzekerheid, ook internationaal.
Bezit bijzonder gespecialiseerde en geavanceerde kennis van een beroep,
kennisdomein. en wetenschapsgebied en op het raakvlak tussen verschillende
beroepen, kennisdomeinen en wetenschapsgebieden.
Kennis
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en
interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel
een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het
afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische aspecten.
Bezit een kritisch begrip van een reeks van theorieën, principes en
concepten, waaronder de belangrijkste van een beroep, kennisdomein en
wetenschapsgebied.
Bezit uitgebreide, gedetailleerde kennis en kritisch begrip van enkele
belangrijke actuele onderwerpen en specialismen gerelateerd aan het beroep
of kennisdomein en wetenschapsgebieden .
Reproduceert, analyseert en integreert de kennis en past deze toe, ook in
andere contexten en gaat om met complexe materie.
Deze kennis vormt de basis voor originele ideeën en onderzoek.
Gebruikt de opgedane kennis op een hoger abstractieniveau. Denkt
conceptueel. Stelt argumentaties op en verdiept deze.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op
de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor
en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede
een basis of een kans bieden om een originele
bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of
toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Kennis en inzicht
Is in staat om kennis en inzicht en
probleemoplossende vermogens toe te passen in
nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een
bredere (of multidisciplinaire) context die
gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om
kennis te integreren en met complexe materie om
te gaan.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op
de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor
Toepassen kennis en
inzicht
Landelijk Opleidingsprofiel TP 2013
Toepassen van
kennis
Brengt op basis van methodologische kennis een fundamenteel onderzoek
zelfstandig tot een goed einde.
Levert een originele bijdrage laan het ontwikkelen en toepassen van ideeën,
vaak in onderzoeksverband.
Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het
kennisdomein en op het raakvlak tussen verschillende beroepspraktijken en
kennisdomeinen en onderneemt actie.
Analyseert complexe beroeps- en wetenschappelijke taken en voert deze uit.
Probleem
oplossende
vaardigheden
Onderkent en analyseert complexe problemen in de beroepspraktijk en in het
kennisdomein en lost deze op tactische, strategische en creatieve wijze op.
en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede
een basis of een kans bieden om een originele
bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of
toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van
onvolledige of beperkte informatie en daarbij
rekening te houden met sociaal-maatschappelijke
en ethische verantwoordelijkheden, die zijn
verbonden aan het toepassen van de eigen kennis
en oordelen.
Is in staat om kennis en inzicht en
probleemoplossende vermogens toe te passen in
nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een
bredere (of multidisciplinaire) context die
28
Oordeelsvorming
Toepassen kennis en
inzicht
Oordeelsvorming
NLQF Niveau 7
Dublin descriptoren
Levert in de beroepspraktijk en in het kennisdomein een bijdrage aan de
(wetenschappelijke) oplossing van complexe problemen door gegevens te
identificeren en te gebruiken.
gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om
kennis te integreren en met complexe materie om
te gaan.
Leer en ontwikkel
vaardigheden
Ontwikkelt zich grotendeels autonoom.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat
stellen een vervolgstudie aan te gaan met een
grotendeels zelf gestuurd of autonoom karakter.
Leervaardigheden
Informatie
vaardigheden
Verzamelt en analyseert op een verantwoorde, kritische manier brede,
verdiepte en gedetailleerde wetenschappelijke informatie over een reeks van
theorieën, principes en concepten van en gerelateerd aan een beroep of
kennisdomein, evenals informatie over enkele belangrijke actuele
onderwerpen en specialismen gerelateerd aan het beroep- of kennisdomein
en geeft deze informatie weer.
Communicatie
vaardigheden
Communiceert doelgericht op basis van in de context en beroepspraktijk
geldende conventies met gelijken, specialisten en niet-specialisten,
leidinggevenden en cliënte n.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis,
motieven en overwegingen die hieraan ten
grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over
te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten.
Communicatie
Werkt samen met specialisten en niet-specialisten, gelijken, leidinggevenden
en cliënten.
Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen werk en studie en het
resultaat van het werk van anderen.
Verantwoordelijkheid Draagt verantwoordelijkheid voor het aansturen van complexe processen en
en Zelfstandigheid
de professionele ontwikkeling van personen en groepen.
Formuleert oordelen op grond van onvolledige of beperkte informatie en
houdt daarbij rekening met sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en
ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de
eigen kennis en oordelen.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van
onvolledige of beperkte informatie en daarbij
rekening te houden met sociaal-maatschappelijke
en ethische verantwoordelijkheden, die zijn
verbonden aan het toepassen van de eigen kennis
en oordelen.
Download