Voorwoord: populisme en het publieke belang Mensen nemen graag aan dat in de loop van de tijd niet alleen onze technische hulpmiddelen maar ook onze discussies en ons overleg beter zijn geworden. De technische innovatie blijft inderdaad verwonderen. Vooral in het veld van de elektronica dienen zich steeds krachtigere en compactere toestellen aan waarvan de mogelijkheden op het terrein van de communicatie, navigatie, informatie en ontspanning verbluffend zijn. Maar ons vermogen om moedige politieke beslissingen te nemen, waarbij we het eigenbelang in de schaduw stellen van het publieke belang, is niet dramatisch toegenomen. Mensen laten zich nog steeds graag verleiden door een populistisch discours, of stellen hun vertrouwen in doelen die ze wellicht zouden wantrouwen als ze zich scherper bewust zouden zijn van hun context of van hun feitelijke repercussies. Mocht de draagwijdte van de problemen die zich vandaag aandienen relatief beperkt zijn, dan zou de eventuele schade van dat onvermogen te overzien zijn, maar nu de problemen waarmee we worden geconfronteerd een meer internationaal karakter krijgen, groeit de kans dat we omwille van politieke onwil de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen verregaand hypothekeren. Ook al zijn we bijvoorbeeld vandaag vanuit technisch oogpunt perfect in staat om heel efficiënt en milieuvriendelijk met energie om te gaan, toch lijkt de toename van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen onstuitbaar. Ook voor wat energiereserves betreft is er nog steeds geen alternatief om aan de voorspelbare energiebehoeften te voldoen wanneer fossiele brandstof schaars zal zijn geworden. Dit impliceert niet alleen dat de industriële ontwikkeling en de manier waarop we goederen en mensen transporteren zal blokkeren, maar ook dat er zich op het terrein van de voedselproductie ernstige problemen zullen voordoen. De uitputting van fossiele brandstof, samen met het schaarser worden van drinkbaar water, impliceert immers dat de landbouw die we petrochemisch kunstmatig hebben opgedreven, zal imploderen. Er zijn nog vele anderen mondiale wereldproblemen die zonder moedige internationale besluitvorming dramatische gevolgen zullen hebben, zoals een gebrek aan regulering van financiële markten, de overbevissing of de bodemerosie, e.d. Populisme is een oud zeer. Om te illustreren wat het aanricht, vinden we gemakkelijk relevante voorbeelden. Ook in de klassieke literatuur komt het vaak aan bod. Neem bijvoorbeeld het klassieke toneelstuk Julius Caesar van Shakespeare. Wellicht heeft iedereen in zijn humaniora de redevoeringen van Brutus en Marcus Antonius gelezen en misschien wel gememoriseerd. In dit toneelstuk is het niet Julius Caesar die de centrale figuur vormt, de centrale figuur is Brutus. Hij wordt opgevoerd als een rechtgeaarde Romeinse burger, gekant tegen elke vorm van kuiperij en corruptie, eerlijk en bekommerd om het welzijn van zijn gemeenschap. Hij redeneert dat Caesar de Ethische Perspectieven 20 (1), 1-3, doi: 10.2143/EPN.20.1.2046998 © 2010 by Ethische Perspectieven. All rights reserved. 93294_Eth_Persp_01.indd 1 14-04-2010 11:44:16 republiek bedreigt en door zijn machtshonger een dictatuur zal instellen. Tot dan toe kende Rome een democratisch regime waarin consuls en tribunen werden verkozen en de controlefunctie van de senaat ernstig werd genomen. In de eerste fase van haar geschiedenis hadden Etruskische koningen geregeerd. De laatste koning, Tarquinius Superbus, werd verdreven door Lucius Iunius Brutus in 509 v. Chr. en de haat ten aanzien van het despotisch koningschap was in de loop van de tijd levendig gebleven. Met de moord op Caesar was het opnieuw iemand met de naam Brutus die zich geroepen voelde de dreiging van een despotisch koningschap af te wenden. Brutus gold ook in Shakespeares tijd niet als een losgeslagen transgressor. De discussie over de vraag of het vermoorden van een tiran ethisch verantwoord kan zijn, werd in die tijd heel ernstig genomen.1 Er werd ook in Shakespeares tijd over dat onderwerp gediscussieerd.2 In zijn toneelstuk schetst Shakespeare geen al te fraai beeld van de massa. Shakespeare hield van de volksmens, in tal van stukken brengt hij zijn gevatte humor en spontane hartelijkheid naar de voorgrond. Maar zoals Willy Courteaux in zijn inleiding opmerkt: ‘Hij wist dat een massa altijd dommer, hartelozer en onberekenbaarder is dan de individuen waaruit ze bestaat, en in haar redeloosheid voor elke zaak gewonnen kan worden.’ 3 Dit wordt geïllustreerd in de overgang die door de fameuze redevoeringen wordt bewerkstelligd. In zijn toespraak toont Brutus aan het volk waar hij voor staat en het volk lijkt voor zijn redenering vatbaar. Brutus hield van Caesar, maar hield nog meer van het welzijn van Rome. Tijdens Antonius’ rede verglijdt de republikeinse verstandhouding naar een populistische. Antonius wekt de indruk dat er tussen het gewone volk en de eerzame politici als Brutus een verschil bestaat en dat Caesar voor alles aan de kant stond van de gewone man. Caesar zou dag en nacht om de gewone man bekommerd zijn geweest. ‘Als armen tot hem riepen, weende Caesar.’ Ook Antonius werpt zich op als een eenvoudige man die aan de kant van het volk staat en die afstand neemt van het establishment. Verder toont Antonius dat Caesar een testament heeft nagelaten, waardoor het volk spontaan het algemeen belang in de schaduw stelt van zijn eigenbelang. Zoals in families discussies over de erfenis de familiebanden vaak in de schaduw stellen, wil elk individu weten in welke zin hij persoonlijk van Caesars nalatenschap zal kunnen genieten. Dan toont Antonius het verminkte lijk en lokt via die sensationele beeldvoorstelling ontzetting uit. Nu het volk met afschuw wordt vervuld, zint het op wraak. Uiteindelijk leest Antonius wat er zogenaamd in het testament staat: Caesar zou al zijn bezittingen aan het volk nalaten. Op het moment dat de identificatie op die manier wordt bezegeld, is het hek van de dam en leidt de volkswoede tot de liquidatie van Brutus en zijn medestanders. Het toneelstuk is nog steeds relevant, omdat het illustreert dat een publieke opinie waarin het belang van een zo groot mogelijk publiek primeert op het publieke belang geen goede voedingsbodem vormt om op een redelijke manier na te denken over maatschappelijke problemen. Net zoals Antonius zijn populisten er in functie van kortetermijnsuccessen op uit om een wig te drijven tussen het volk en zijn officiële vertegenwoordigers. Leidinggevende personen worden verdacht gemaakt en Ethische Perspectieven 20 (2010)1, p. 2 93294_Eth_Persp_01.indd 2 14-04-2010 11:44:16 van elitarisme en persoonlijke machtsbelangen beschuldigd, terwijl de populist zichzelf opwerpt als de verpersoonlijking van wat het volk wil. Antonius wekt de indruk dat Caesar het volk was, in plaats van het te vertegenwoordigen. Dit soort identificatie rechtvaardigt despotisme. Als je het volk ervan kan overtuigen dat de leider het volk is, dan is er niets mis met een politieke structuur waarin het volk via zijn leider aan de macht is. Dergelijke strategieën maken ernstige politieke discussies onmogelijk en werken ongenuanceerde zwart-wit tegenstellingen in de hand. Ze versterken immers het imaginaire onderscheid tussen ‘wij’ en ‘de anderen’. Wat tot het ‘wij’ behoort is in een populistisch discours per definitie goed, zuiver en juist. Wat zich daarbuiten bevindt, moet per definitie bestreden worden, ongeacht wat het voorstelt. Terwijl dit soort patstellingen dreigen tussen republikeinen en democraten, werkgevers en werknemers of tussen Vlamingen en Walen, worden de problemen die om een redelijke oplossing vragen steeds groter. Er doet zich in die zin een soort wedloop voor. Niemand kan voorspellen of de redelijkheid of de onredelijkheid de overhand zal halen. De consequenties van deze wedloop worden met de dag ingrijpender. Bart Pattyn Noten 1. In het geval een tiran onrechtmatig aan de macht is gekomen, oordeelden theologen zoals Thomas en Suarez dat daar wettelijke en morele gronden voor zijn. Als een tiran echter op een wettelijke manier aan de macht is gekomen en het volk genadeloos onderdrukt, heeft de bevolking het morele recht om in opstand te komen. Volgens sommigen (bijvoorbeeld Johannes van Salisbury en Jean Petit) was ook in dit geval een tirannenmoord te rechtvaardigen, terwijl anderen die stelling aanvochten. Cf. The Catholic Encyclopedia. 2. In de periode dat Julius Caesar is ontstaan, publiceerde de Spaanse Jezuïet Juan MARIANA De rege et regis institutione (Toledo, 1599), waarin de tirannenmoord in de context van grove onderdrukking werd verdedigd, een stelling die hij echter kort daarop moest herroepen. 3. Willy COURTEAUX. ‘Inleiding op Julius Caesar.’ In Verzameld werk, SHAKESPEARE. Antwerpen/Amsterdam: Meulenhof/Manteau, 2007, p. 200. Ethische Perspectieven 20 (2010)1, p. 3 93294_Eth_Persp_01.indd 3 14-04-2010 11:44:16