Notitie VGN: Stand van zaken per december 2010 in de wijzigingen van het Bouwbesluit. Tevens komt in deze notitie de stand van zaken over de regelgeving rond bedrijfshulpverlening aan de orde. December 2010 Inleiding In deze notitie informeren we u over de stand van zaken over het Bouwbesluit (met een relatie naar brandveiligheid) en over het dossier van de Bedrijfshulpverlening. Achtereenvolgens gaan we in op het Bouwbesluit, het concept van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) over Bedrijfshulpverlening en op het verschijnsel van de toenemende loze brandmeldingen. Samengevat: In nieuwe Bouwbesluit worden het huidige bouwbesluit en het huidige gebruiksbesluit in elkaar geschoven. De VGN heeft bij VROM/BZK erop aangedrongen dat dit niet mag leiden tot hoge investeringen in bestaande gebouwen. In de bijlage gaan we uitgebreider in op de inhoud van het concept van het nieuwe Bouwbesluit. De VGN blijft dit traject nauwlettend volgen. Naar verwachting zal het nieuwe bouwbesluit niet eerder dan in 2013 worden ingevoerd. Op basis van het concept van de AMvB Bedrijfshulpverlening worden instellingen bij wonen met zorg altijd verplicht om voor de aanwezigen de BHV te organiseren. Dus ook in de kleinschalige woonvoorzieningen. Uit de voorgestelde risico-inventarisatie blijkt dat locaties waar mensen met een verstandelijke of mobiele beperking aanwezig zijn, een opgeleid en geoefend BHV-team van minimaal twee personen aanwezig moet zijn. Dus grote personele consequenties. De VGN kiest in haar strategie voor vier lijnen: samenwerking met ActiZ, GGZ Nederland en met VWS en VNO-NCW en MKBNederland; ontkenning van de noodzaak van een nieuwe AMvB; we vinden de consequenties van het voorstel buitenproportioneel en onrealistisch; we vinden dat er een eenduidig handhavingsbeleid moet zijn. Over de loze meldingen: de brandweer treedt met boetes op tegen het toenemend aantal loze brandmeldingen. De VGN werkt samen met de brandweer aan oplossingen die recht doen aan de instelling én aan de brandweer. §1. Wijzigingen in het Bouwbesluit 1.1: AMvB Op dit moment werkt het (voormalige) departement van VROM aan de ineenschuiving van het Bouwbesluit (betreft de normen voor bouwen) en het Gebruiksbesluit (betreft de brandveiligheid in het gebouw) tot één nieuwe AMvB Bouwwerkbesluit die in de 1 praktijk de naam ‘Bouwbesluit’ zal blijven dragen. VROM wil een beleidsneutrale overgang naar de nieuwe AMvB. Het blijken trage en taaie processen. 1.2: Inzet VGN Voor ons zijn de volgende punten relevant: Helderheid over de regelgeving rond (sub)compartimentering: hoe zijn de regels nu en hoe wordt het straks, zowel met betrekking tot bestaande bouw, als betreffende de nieuwbouw. Het door ons indertijd gemaakte schema over brandmeldinstallaties waar het gaat over ‘wonen met zorg’, het zogenaamde BMI-schema (zie bijlage), moet overeind blijven. Geen toenemende administratieve lastendruk. 1.3: Afstemming met VROM In augustus 2010 hebben we met VROM gesproken. De belangrijkste conclusies: Voor bestaande bouw verandert er niets. Wonen met zorg wordt qua bouweisen gerekend onder de functie Wonen en de compartimenteringseisen voor die functie zijn aanzienlijk lichter dan de huidige versie van het Bouwbesluit (2003) voorschrijft voor de gezondheidszorgfunctie. In het schema voor brandmeldinstallaties bij wonen met zorg verandert niets. Voor nieuwbouw komt er wel een aantal wijzigingen (ook verzwaringen), maar dat geldt breed in de bouwwereld, op grond van nieuwe inzichten. Indien het bouwbesluit definitief wordt vastgesteld zullen we u hier nader over informeren. Er kunnen wel veranderingen komen in de regelgeving bij renovaties: de bouwaanpassingen moeten dan voldoen aan de nieuwe regels. Maar ook hier geldt dat een instelling het oorspronkelijke, rechtens verkregen niveau van bouw kan behouden. Overgangsperiode: díe versie van het Bouwbesluit geldt, die van kracht was op het moment van aanvragen van de bouwvergunning. Er volgt vanuit VROM nog een ‘lastendruk-effect-rapportage’. Conclusie inhoudelijk: onze aanvankelijke zorg lijkt met deze uitleg grotendeels weggenomen. De dreigende honderden miljoenen die in bestaande bouw zouden moeten worden gestoken, lijken zo van de baan. 1.4: Praktijktoetsen In oktober 2010 zijn de resultaten van enkele praktijktoetsingen gepubliceerd. De Onafhankelijke Adviescommissie Praktijktoetsing Brandveiligheidsvoorschriften (OAPB) heeft de praktijk getoetst vanuit de optiek van brandveiligheid. De commissie ziet met de wijzigingen enerzijds verlichting van een aantal zaken (vb. de oppervlakten van bepaalde compartimenten worden verruimd), maar anderzijds ook verzwaringen die op ons afkomen (vb. bij een galerijflat mag niet meer langs de deur van de woning van de buren worden gevlucht; of: alle brandmeldinstallaties moeten worden gecertificeerd). Ook ziet de commissie dat een aantal zaken niet wordt opgelost (vb: de voorgeschreven ontruimingstijden blijven onduidelijk). Ook is in opdracht van 2 VROM een praktijktoets uitgevoerd. De zorgbranches zijn daar niet bij betrokken geweest. 1.5: Vervolg De resultaten van beide toetsen worden door VROM verwerkt in een nieuwe versie van de onderhavige AMvB. Daarna gaat de AMvB naar de Ministerraad en naar de Raad van State. Onze ambtelijke beïnvloeding is daarmee in dit stadium afgerond. Indien we de eindversie onvoldoende in overeenstemming vinden met onze visie, rest ons de politieke beïnvloeding van de Tweede Kamer. §2 Wijzigingen in de regels over Bedrijfshulpverlening 2.1: Nieuwe ontwikkelingen In 2008 bleek uit onderzoek dat de bedrijfshulpverlening (BHV) voor niet werknemers juridisch niet correct is geregeld. De toenmalige ministeries van SZW, BZK en VROM hebben hierom besloten om een nieuwe/aangepaste AMvB BHV te ontwikkelen. Deze AMvB wordt gekoppeld aan drie wetten: de Arbowet, de Woningwet en de Wet op de veiligheidsregio’s. De VGN heeft in 2008 samen met ActiZ en VNO-NCW er bij SZW op aangedrongen dat bij een eventuele wijziging van de regels rond BHV, rekening moet worden gehouden met de specifieke woonsituaties in de zorgsector en met het belang van een uitvoerbare regeling. Dit vanuit het uitgangspunt in het Gebruiksbesluit dat wanneer een cliënt of een groep cliënten zelfstandig woont de situatie niet wezenlijk verschilt van andere burgers en hier dus ook geen extra regelgeving nodig is. In het vervolgens samengestelde concept van de AMvB BHV wordt helder gemaakt wie wanneer verantwoordelijk is voor de BHV. Een positief uitgangspunt. De gehandicaptenzorg heeft baat bij een heldere verantwoordelijkheidsverdeling De gebruiker van het gebouw of van het terrein wordt verantwoordelijk voor de BHV van alle personen die hier aanwezig zijn. Tevens wordt de term Basishulpverlening geïntroduceerd waarmee de bekende afkorting BHV dus gehandhaafd blijft. Op basis van een risico-inventarisatie waarnaar de AMVB verwijst moeten doeltreffende maatregelen worden genomen voor de inrichting, opleiding en oefening van een BHVorganisatie. Bij een woonfunctie die bestemd is voor personen met een zorgindicatie is de zorgverlener volgens deze AMvB verantwoordelijk voor de veiligheid van de bewoner. Tevens is een risico-inventarisatie BHV noodzakelijk bij mensen met een verstandelijke of mobiele beperking. Op basis van de voorgestelde risico-inventarisatie betekent dit dat bij wonen met zorg er altijd een BHV team aanwezig moet zijn. De Arbeidsinspectie, VROM-inspectie en de gemeenten worden belast met de handhaving van deze AMvB. Gemeenten zullen deze taak naar verwachting delegeren aan de brandweerpreventisten die zich zullen baseren op de inventarisatie uit de AMvB BHV. Daarmee krijgt de brandweer de door haar al lang gewenste invloed op de BHVorganisatie van de instellingen. Gezien de discussies met de brandweer in de dagelijkse instellingspraktijk zal dit vaak leiden tot hogere veiligheideisen. 3 2.2: Consequenties voor de gehandicaptenzorg Dit betekent dat instellingen bij wonen met zorg altijd verantwoordelijk zijn om voor de aanwezigen de BHV te organiseren en dat er in veel gevallen een opgeleid en geoefend BHV-team van 2 personen 24 uur per dag aanwezig moet zijn. Dat betekent extra inzet van personeel. Op basis van een quick scan brandveiligheid uit 2006 gaat het hierbij om een geschat bedrag van € 340 miljoen structureel. Nog los van de vraag of het mogelijk is om voldoende extra personeel aan te trekken gezien de verwachte knelpunten op de arbeidsmarkt in de zorg. 2.3: Visie en aanpak van de VGN In onze lobby werken we als VGN nauw samen met ActiZ, GGZNederland, VNO-NCW en VWS. De volgende punten staan voor ons centraal: Een pluspunt: Veiligheid. Veiligheid is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van zorg. Instellingen besteden dan ook veel aandacht aan het waarborgen en/of verhogen van de brandveiligheid voor hun cliënten. De VGN kan zich dan ook goed vinden in de uitgangpunten van de AMvB BHV om de verantwoordelijkheden eenduidig te regelen en de veiligheid van de cliënten te waarborgen. Een minpunt: Kleinschaligheid. De afgelopen decennia is in de gehandicaptenzorg veel geïnvesteerd in vermaatschappelijking en inclusie. Vanuit het principe “zo gewoon als mogelijk, ondersteuning waar nodig” zijn veel kleine woonlocaties ontwikkeld waar cliënten in meer of mindere mate zelfstandig wonen. Dit past binnen het streven van de overheid om de zorgconsumptie te beperken, de arbeidsproductiviteit te verhogen en de stijging van de zorgkosten en zorgpremies te beperken. Daarnaast heeft deze aanpak geleid tot verbetering van de kwaliteit van leven van de cliënten. Cliënten worden steeds meer beschouwd als volwaardige burgers van deze samenleving. Volgens de VGN wordt in het concept van de AMvB BHV hier geen rekening mee gehouden. Een minpunt: Arbeidsmarkt. Daarbij staat de gevraagde investering niet in verhouding tot de toegenomen mate van veiligheid. De invoering van deze AMvB leidt volgens de VGN tot een structurele kostenstijging van vele miljoenen. De toegevoegde waarde van de zogenoemde veiligheidseuro is in onze ogen daarbij op zijn zachts gezegd ‘niet in balans’. Een minpunt: Handhaving. De AMvB BHV kent een duaal handhavingsbeleid. De Arbeidsinspectie handhaaft de regels voor de medewerkers. De Gemeente de regels voor de andere aanwezige personen. In de praktijk is er echter sprake van één BHVorganisatie. Dit leidt tot een onwerkbare situatie waarin meer onduidelijkheid en onzekerheid wordt gecreëerd, dan de heldere verantwoordelijkheidsverdeling die door de wetgever met deze AMvB wordt beoogd. Oplossingsrichting van de VGN. We zien in de discussie over Arbo/BHV een parallel met de discussie over brandveiligheid: er is een schemergebied tussen enerzijds ‘zelfstandig thuis wonen’ en anderzijds ‘wonen in een instelling’. We opteren voor de oplossingsrichting die we in het Gebruiksbesluit (brandveiligheid van gebouwen) hebben gekozen met het genoemde BMI-schema. De woonsituatie en de 4 zelfstandigheid van de cliënt bieden dan een objectieve maatstaf om de mate van zelfredzaamheid in te schatten. Naarmate de zorgbehoefte toeneemt, nemen dan ook de eisen aan de BHV-organisatie toe. De inzet van de VGN is erop gericht om de diversiteit van de doelgroep en het verschil in ondersteuningsbehoefte naar voren te laten komen. Dit biedt dan ruimte voor maatwerktoepassingen, zonder dat de veiligheid van cliënten in gevaar komt. De VGN acht een duaal handhavingsregime onwenselijk. Wij willen er voor pleiten om de handhaving van de AMvB BHV voor zowel medewerkers als cliënten neer te leggen bij de Arbeidsinspectie. Dit voorkomt verschillen van inzicht en tegenstrijdige aanwijzingen van de toezichthoudende instantie(s). 2.4: Resultaten tot nu toe De betrokken departementen hebben in een zogenaamde ‘schriftelijke consultatieronde’ van diverse partijen commentaar gevraagd. De VGN heeft samen met de andere zorgbranches een schriftelijke reactie gegeven (bijlage). Aan VWS hebben we gevraagd om onze lobby te ondersteunen, hetgeen gebeurd is (zie de bijlage, brief van VWS). Ons commentaar is ook verwerkt door VNO-NCW en MKB Nederland en ingebracht in het Overleg Platform Bouw (OPB), het hoogste overlegorgaan voor brandveiligheid en bouw. Hierbij is gekozen voor een gezamenlijke hoofdlijn van drie punten: ten eerste ontkennen we de noodzaak van deze concept-AMvB; er is geen sprake van grote onveiligheid (welk probleem wordt eigenlijk opgelost?); ten tweede vinden we dat de consequenties van de concept-AMvB buitenproportioneel en onrealistisch zijn. ten derde zijn we van mening dat er een eenduidig handhavingsbeleid moet zijn. De concept-AMvB zal op basis van de ontvangen commentaren door de ministeries worden herzien en opnieuw in een consultatieronde aan ons worden voorgelegd. De beoogde ingangsdatum is inmiddels verschoven naar 2013. Dat betekent dat in 2011 en in 2012 geen wijzigingen optreden. §3 Loze brandmeldingen Op basis van de bouwregelgeving is in veel locaties een brandmeldinstallatie verplicht met automatische doormelding naar de brandweer. Een prima maatregel die een snelle alarmering van de brandweer mogelijk maakt. Dit systeem leidt echter ook geregeld tot loze brandmeldingen (geen brand, wel een melding). Deze meldingen kunnen worden veroorzaakt door een technische storing, maar ook bijvoorbeeld doordat een cliënt een eitje laat aanbranden of op een andere manier al dan niet bewust het brandalarm in werking zet. Veel brandweerkorpsen leggen na een loze melding een boete op aan de instelling. Vaak zijn de eerste drie meldingen “gratis”. Het brandweerkorps maakt voor een “uitrukking” extra kosten voor de inzet van vrijwillige brandweerlieden en materieel. Sinds eind 2009/2010 zijn de boetes voor loze meldingen in een aantal regio’s fors verhoogd van een paar honderd naar een paar duizend euro. De VGN is van mening dat dit niet de bedoeling kan zijn en heeft 5 dit knelpunt samen met een aantal oplossingsmogelijkheden neergelegd bij het ministerie van BZK. Reactie van het departement: de inzet van de brandweer is het aantal loze meldingen zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor heeft ze een landelijk project ingericht. Dit project bestaat uit drie stappen: afschaffing van de verplichte doormelding naar de brandweer; de zorgsector is hiervan uitgesloten; maatregelen en good practices om het aantal loze meldingen terug te dringen; verkenning of afschaffing van verplichte doormelding ook voor de zorgsector, het gevangeniswezen en de kinderopvang mogelijk is. Op dit moment wordt gewerkt aan stap 1. Vervolgens komen de stappen 2 en 3 in de komende jaren aan de orde. De VGN vindt het niet acceptabel dat wel de boetes worden verhoogd, maar dat tegelijkertijd niet wordt gezocht naar oplossingen om het aantal meldingen te verminderen. Dit moet eerder andersom; eerst zoeken naar oplossingen, en pas daarna overwegen of een verhoging van de boete op zijn plaats is. De inzet van de VGN is erop gericht om hierover in gesprek te gaan met BZK en de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Het doel van dit gesprek is om stap 2 te versnellen en verdere verhoging van de boetes te voorkomen. VGN, Utrecht december 2010, Frits Mul en Aart Bertijn. 6