Systeem aarde ; leeroverzicht SE april 2015 (domein Aarde) Hoofdstuk 1: Reis vanaf het middelpunt der aarde. De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !) Zie de begrippenlijst van ‘Drillster’. Je kent de aanwijzingen / bewijzen voor de theorie van Wegener. Je kunt het principe van het actualisme en de catastrofetheorie relateren aan de theorie van Wegener. (Waarom past de theorie van Wegener beter bij het actualisme dan bij de catastorfetheorie?) Je kunt m.b.v. de theorie van de plaattektoniek uitleggen…. -…hoe de verschillende continenten / oceanen zijn ontstaan. -…waar aardbevingen, vulkanisme en gebergten voorkomen. -…waarom aardbevingen, vulkanisme en gebergten juist daar voorkomen. -…waarom zowel aardbevingen, vulkanisme en gebergten van gebied tot gebied verschillen. En natuurlijk hoe ze verschillen. Twee voorbeelden: 1-Waarom is het Andesgebergte lager dan de Himalaya? 2-Je kan uitleggen waarom zowel het eruptietype (effusief of explosief|) als het vulkaantype (schild- of stratovulkaan) afhangt van de ligging van een vulkaan t.o.v. de plaatgrens (subductie/convergentie, divergentie, hotspotvulkaan) Je weet op welk principe de schaal van Richter berust. Hoofdstuk 2: De buitenkant van de aarde. De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !) Zie ook de begrippenlijst van ‘Drillster’. Je kent.. De (3) groepen gesteenten en hoe zijn ze ontstaan? Een onvolledig schema van de gesteentekringloop moet je kunnen aanvullen! De verschillende soorten verwering kun je benoemen en herkennen. Ten aanzien van de verschillende vormen van verwering aangeven onder welke (klimatologische) omstandigheden ze (in welke mate) voorkomen. De eroderende krachten (stromend water, schuivend ijs en de wind) en hoe ze ze het aardoppervlak beinvloeden? De hydrologische kringloop met de bijbehorende begrippen. Je weet dat…… Verwering, erosie en sedimentatie, aangedreven door de hydrologische kringloop, het landschap veranderen met overheersend afbraak in hoog gelegen gebieden (verwering / erosie) en opbouw (sedimentatie) in laaggelegen gebieden. (langs rivieren, in meren, zeeën of oceanen) De dikte van de verweringslaag afhangt van de interactie tussen verwering, erosie en sedimentatie. Verschillen in stroomsnelheid en de aard van het transportmechanisme (zwaartekracht, stromend water, schuivend ijs, wind) de aard van het sediment bepalen. (korrelgrootte, wel of niet gesorteerd naar korrelgrootte) Je kunt op een kaart of foto geomorfologische verschijnselen (vormen in het landschap) herkennen en met elkaar in verband brengen. (Bijvoorbeeld: Hier erosie en verwering, daar sedimentatie) Hoofdstuk 3: De blauwe planeet. De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !) Zie ‘Drillster’ voor de begrippenlijst. Je weet dat…… En op welke wijze, de verdeling land-zee van grote invloed is op het klimaat. De ligging van gebergten op continentale schaal het algemene klimaatpatroon verstoren. Zee- en luchtstromen zorgen voor de verdeling van koud een warmte over de aarde De Golfstroom de naam is van 1 zeestroom. Een zeestroom die van hoge naar lage breedte gaat een ‘koude’ zeestroom is en een zeestroom die van lage naar hoge breedte gaat neemt dus warmte mee. Een warme dan wel koude zeestroom is pas van invloed op het aangrenzende land als er sprake is van een aanlandige wind. Je kunt…. De 5 temperatuurfactoren benoemen, toelichten en toepassen bij het verklaren van klimaatverschillen.. (Uitgaande van het klimaatsysteem van Köppen) de verdeling van de klimaten over de aarde beschrijven en verklaren. Het grote windsysteem tekenen en de belangrijkste luchtdrukgebieden & windsystemen op aarde benoemen en verklaren. Aan de hand van een verschuivende ITCZ de passaat en de moesson verklaren. De verschillende manieren waarop neerslag ontstaat beschrijven EN deze kennis in diverse situaties (beschreven a.h.v. de atlas) toepassen.