Basisbegrippen. Anatomie en fysiologie voor de basisfase van de opleidingen in de Zorg en Welzijn. Door: Roel van der Hoek Belang van het vak Anatomie (bouw) en Fysiologie (werking) van het menselijk lichaam. Kennis van anatomie / fysiologie (en ook ziektebeelden) is nodig om: Zorg = met mensen omgaan, op lichamelijk, geestelijk en sociaal gebied. Op lichamelijk gebied: je moet kennis hebben over de anatomie en fysiologie van je patiënten om voorlichting te kunnen geven. Denk aan: Uitleg geven over lichaamsprocessen. (plassen) Uitleg geven over ziektebeelden, zoals koorts en wat heeft de arts bedoeld. Uitleggen waar de pijn precies zit en hoe dat komt. Kennis van anatomie / fysiologie maar ook ziektebeelden is nodig om (deel2) Je moet de bouw van het lichaam kennen om te weten wat je doet wanneer je EHBO verleent e.d. Tijdens overleg met andere disciplines (huisarts, fysiotherapeut) wordt vaktaal gebruikt. Kennis van Anatomie en Fysiologie helpt je hierbij. Je leert bijzondere situaties kennen: Is er een ontsteking of niet? Kan de buikpijn bij dit kind wel eens blinde darm ontsteking zijn? Basisanatomie Anatomie is de leer van de bouw/structuur van het lichaam. Fysiologie is de leer van de lichaamsfuncties / stofwisseling. Anatomie • Het vakgebied dat zich bezighoudt met de vorm en bouw van het menselijk lichaam. • De mens bestaat uit vele onderdelen die op een of andere manier met elkaar zijn verbonden. Fysiologie • Fysiologie houdt zich bezig met de functie en werking van het lichaam. • Bijvoorbeeld: – Bloeddruk – Hartfrequentie – Hersenactiviteit Bouw en vorm bepalen functiemogelijkheden • De bouw en vorm van een orgaan bepalen de functiemogelijkheden. Neem de hand, je kunt er mee vastgrijpen, maar ook op leren lopen. • Bouw en functie/ werking beinvloeden elkaar. Terminologia anatomica • Vreemde woorden die stammen uit het Grieks of Latijn. • Een internationale standaard, ‘vaktaal’. • Bijvoorbeeld: – Arteria (slagader) – Vena (ader) – Musculus (spier) Menselijke maten: De ‘standaard mens’ = • Is man • 25 jr. • 1,75 m. • 70 kg. • Gemiddelde bouw • Gezond Verschillende begrippen. Cellen: Het lichaam is opgebouwd uit cellen. De cel is de bouwsteen van het leven. In combinatie kunnen ze weefsels, organen en hele organismen vormen! Ze zijn omgeven door weefselvloeistof = inwendig milieu. Het lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Er zijn verschillende cellen, zoals bloedcellen, spiercellen, zenuwcellen, enz. Verschillende begrippen. De cel: Bouw van de cel • De celkern, cytoplasme en celmebraan….EN -Ribosomen op het Endoplasmatisch riticulum -Golgi apparaten -Mitochondriën -Lysomen en -centrosomen Transport in en uit de cel Passief: • Diffussie en osmose Actief: • Enzymatische* pomp • Blaasjesvorming • * Enzym = Celstofwisseling • De cel is de kleinste stofwisselingseenheid. • Stofwisseling = metabolisme • Opbouwend = assimilatie • Afbraak = dissimilatie • Enzymen hebben een grote rol = biokatalysator Stofwisseling (metabolisme) ► Dit is het vermogen om bepaalde stoffen om te zetten in andere stoffen ► De gehele energiehuishouding van het lichaam, zoals het verrichten van arbeid, is hierbij betrokken. Het menselijk lichaam heeft immers energie nodig. ► Ook de functies van het opnemen van stoffen zoals voedsel en zuurstof en het uitscheiden van afbraakproducten horen hierbij…..ze zijn nodig om de stofwisselingsprocessen in het lichaam mogelijk te maken. Stofwisseling (metabolisme) Schema van de stofwisseling van het leven. 1. Het maken (opbouw=assimileren) van bouwstoffen is (blauw). anabolisme 2. Het afbreken (=dissimilatie) van stoffen om energie vrij te maken heet katabolisme (rood). Celdifferentiatie • Cellen hebben een levensloop. • Deling, groei en functionele fase. • Stamcellen in organen zorgen voor een constante vernieuwing. Verschillende begrippen. Groepen cellen met dezelfde vorm en functie zijn weefsels, zoals bindweefsel, spierweefsel of botweefsel. In de dia’s hierna worden nog meer soorten weefsel genoemd. Verschillende weefsels vormen organen, zoals het hart, de hersenen en de lever. Verschillende organen die samen een bepaalde functie in het lichaam vervullen noemen we een stelsel, zoals zenuwstelsel of ademhalingsstelsel. Weefsel • De bevruchte eicel tot de vele miljarden cellen. • Specialisatie en differentiatie • Gelijke cellen die samenwerken: weefsel Weefsel feitjes • Tussen weefsel zit tussencelstof of “matrix”. • Weefsels kunnen soms uit meedere cellen bestaan: bloed. • Weefsel hebben soms meerdere functies. Dekweefsel • Epitheel • Bekleedt de binnenkant van holle organen • Bekleedt de buitenkant, onze huid • Zit in klieren • Slijt snel, blijft altijd delen Steunweefsel • Een verzamelnaam voor weefsels die: verbinden, steunen of verzorgen. • Omgeven door de matrix. Kraakbeen luchtpijp Bindweefsel =Losliggende cellen in een matrix van: • Collageen (lijmvormige cellen) • Reticulaire vezels (tentakel cellen) • Elastine Vetcellen zijn gespecialiseerde bindweefselcellen • Bindweefsel bevat Macrofagen (opruimende cellen) Bot en kraakbeen • Kraakbeen, beschermend • Matrix = gemaakt door kraakbeen; smering • Bot; kalkzouten&lijmstof Bloed • Vloeibaar steunweefsel • Bloedplasma = matrix • Bevat erytrocyten, leucocyten en trombocyten. • Lymfe: de matrix van water en (afval)stoffen Samenvatting • Steunweefsels: verbinden, steunen en verzorgen • Steunweefsels: bindweefsel, kraakbeen, bot en bloed • Vet is een gespecialiseerd bindweefsel • Bloed en lymfe hebben een vloeibare matrix voor transport van (afval)stoffen. • Epitheel: een deklaag in-/uitwendig Van klein naar groot • Cellen Weefsels organen organenstelsels lichaam=organisme • (Organisme = levend wezen dat zelfstandig kan bestaan) Verschillende begrippen. Alle stelsels bij elkaar vormen het gehele lichaam. Kenmerken van het menselijk lichaam. Anatomische houding. Boven – Onder Voor - Achter Rechts – Links Mediaal – Lateraal Proximaal - Distaal Anatomische houding. Boven en onder met voor en achter spreken voor zich. Anatomische houding. In de anatomie is rechts links en links rechts! De kwadranten van de buikholte Anatomische houding. Mediaal betekent naar de middellijn toe en lateraal van de middellijn af. Anatomische houding. Proximaal is dichter naar het lichaam toe en distaal is van het lichaam af. Functies van het lichaam/leven ► Groeien ► Voortplanten ► Adaptatie ► Prikkelbaarheid ► (reageren op omgeving) Bewegen ONDERSCHEID TUSSEN animaal en vegetatief Groei Hierbij treedt een volumevergroting van het lichaam op doordat in het lichaam zelf nieuwe bouwstenen worden gevormd. Groei vindt plaats nadat er door stofwisseling de nodige stoffen voor groei, zoals voedsel en zuurstof, vanuit de omgeving zijn opgenomen. Voortplanting Hierbij neemt het aantal individuen toe, hetgeen noodzakelijk is voor het voortbestaan van de soort. Adaptatie Dit is het vermogen om zich aan te passen aan veranderde levensomstandigheden, bijvoorbeeld de toename van het aantal rode bloedcellen bij een verblijf in een omgeving met een relatief lage zuurstofspanning (hooggebergte). Prikkelbaarheid Dit is het vermogen om te reageren op prikkels vanuit de buitenwereld of vanuit het menselijk lichaam zelf (mbv zintuigen.) Prikkelverwerking De inwendige reacties blijven vaak niet beperkt tot een bepaalde plaats maar kunnen door het gehele lichaam worden doorgegeven en verwerkt. Beweging Het lichaam en de lichaamsonderdelen veranderen van vorm en plaats. Bij al deze functies kan men ook nog een onderscheid maken in animale en vegatieve functies. Animale functies Zijn functies die het lichaam in staat stellen (bewust) te reageren op plotselinge veranderingen van de omgeving, zoals prikkelbaarheid (zintuigen), prikkelverwerking en beweging (spieren, skelet). Vegatieve functies Zijn functies die de groei, de ontwikkeling en het voortbestaan van het individu en de soort mogelijk maken, min of meer onbewust. Hiertoe behoren: *opname van -voedsel (spijsvertering) en -zuurstof (ademhaling), *celstofwisseling, *uitscheiding, *groei en *voortplanting. Deze presentatie is ook te vinden op ELO en !