Kynologische kennis II In de cursus KK-II worden de volgende onderdelen behandeld: 1. Cytologie • De algemene opbouw van de cellen. • De bouw en functie van de verschillende weefsels. (Dek-, klier-, bind- en steunweefsel, bloed, spieren en zenuwstelsel). • De werking en het belang van het DNA en RNA. • De verschillende vormen van celdelingen. (Meiose en mitose). 2. Anatomie • De bouw van het hondenskelet en benoeming van de onderdelen. • De gevolgen van deze constructie voor de beweging. • De opbouw van de verschillende gewrichtstypen en hun gevolgen voor de beweging. • De verschillen in bouw en functie van de verschillende spiertypen.( dwarsgestreept-glad ). • De loop van de belangrijkste skelet spier(groep)en van voor-, achter- en middenhand, hun functie bij beweging en instandhouding van de skeletconstructie. 3. Fysiologie • De taken van het ademhalingsstelsel, luchtsamenstelling, anatomie en fysiologie van de luchtwegen en het longweefsel. • Het bloed en bloedvatenstelsel, van de lymfe en het lymfevatenstelsel, taken van het bloed, samenstelling van het bloed, bloedcellen, bouw en functie van het hart en bloedvaten, bouw en functie van de milt en lymfeklieren. • Anatomie en fysiologie van het spijsverteringskanaal, bek, keelholte, slokdarm, maag en darmen, wijze van vertering waaronder de enzymen en enzymatische reacties, en de rol die de darmwand, de lever en de alvleesklier daarbij spelen. • De anatomie en fysiologie van de belangrijkste uitscheidingsorganen, nieren en lever, overige organen, die aan de uitscheiding bijdragen, longen, speekselklieren, darmwand, zweetklieren. • Overige functies van de lever. • De bouw en taken van de huid en vacht. • De bouw en taken van het zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, verlengde merg, ruggenmerg en perifere zenuwen. • De taken en functies van het autonome zenuwstelsel, raakpunten met het homoonstelsel. • De anatomie en fysiologie van de zintuigen, oog, oor, evenwichtsorgaan, reuk-, smaak- en tastzintuigen. • De anatomie en fysiologie van het hormoonstelsel (hypofyse, schildklieren etc). • Inzicht in de relatie tot, en het belang bij het totale fysiologische gebeuren. • De fysiologie van de voortplanting, invloed van hormonen op de vrouwelijke cyclus, dracht en geboorte. 4. Erfelijkheidsleer • Interacties van de genen die geen allelen zijn, begrippen als complementaire genen, epistasie, hypostasie, cryptomerie. • Begrippen als koppeling en crossing over, multiple allelen. • De vererving van haarkleuren bij de hond. • De invloed van milieu op fenotype. 1/2 Kynologische kennis II • De beginselen van de populatiegenetica; begrippen als variabiliteit, kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen, polygene vererving, erfelijkheidsgraad, genfrequentie. • Inteelt, lijnteelt, outcross, heterosis. • Natuurlijke en kunstmatige selectie en hun invloed op het voorkomen van erfelijke gebreken. 5. Bewegingsleer • Verschillende wijzen van voortbeweging (stap, telgang en diagonale draf, verschillende soorten van galop). • De ligging en verplaatsing van het zwaartepunt, hoe wordt dit opgevangen bij verschillende gangen. 6. Embryologie • Enige begrip van de vroeg-embryonale ontwikkeling van de foetus (ontwikkeling van de drie kiembladen, ectoderm, entoderm en mesoderm en de differentiatie hieruit van de verschillende weefsels en organen). 7. Reglementen • Reglementering omtrent het ambt van keurmeester en omtrent de gang van zaken op de verschillende exposities. 2/2