Soortprofiel Bermpje BERMPJE (Barbatula barbatula) Leefomgeving Deze kleine reofiele vissoort is te vinden in beken en kleine rivieren (met een breedte van ongeveer 0,5 tot 10 meter) met zeer langzaam tot vrij snel stromend water. De bodem bestaat overwegend uit zand, waarop ook grind, kiezels, stenen en hier en daar slib kunnen voorkomen. Het bermpje geeft de voorkeur aan plekken waar het water niet dieper is dan 0,5 meter en de stroomsnelheid tussen de 10 en 20 cm/s bedraagt. Plaatselijk kan het bermpje in grote dichtheden voorkomen. Ondanks de voorkeur van het bermpje voor stromend water wordt hij ook in (vrijwel) stilstaande wateren als sloten en vijvers wel aangetroffen, waar hij zich meestal in de oeverzone ophoudt. Tegen eutrofiëring en enige mate van waterverontreiniging is het bermpje vrij goed bestand. Ook vormen tijdelijk lage zuurstofgehalten geen probleem, omdat het bermpje kan overschakelen op darmademhaling en zuurstof direct uit de lucht kan opnemen. Voor zware metalen, in het bijzonder koper en zink, is het bermpje echter bijzonder gevoelig. Het bermpje is voornamelijk 's nachts actief. Overdag zoekt de vis beschutting tegen de stroming en predatoren, bij voorkeur op plaatsen die in de schaduw liggen. Het bermpje is dan ook vooral te Copyright Sportvisserij Nederland, 2006 vinden onder bruggen of op door bomen beschaduwde trajecten, waar hij zich tussen waterplanten ophoudt of achter en onder obstakels zoals stenen en (dood) hout. In de winter verblijft het bermpje in kleine holten in ondiep water. Voortplanting Het bermpje paait in de periode van april tot juni, bij een watertemperatuur van ongeveer 18 °C. De paaiplaatsen liggen in het zwak stromende water van vlakke zandige oeverzones. De eieren worden afgezet op de bodem aan grind, kiezel of stenen of in kleine kuiltjes in het zand. Voedsel Met behulp van de zes tastdraden zoekt het bermpje op en in de bodem naar voedsel. Dit bestaat uit allerlei bodembewonende diertjes, zoals muggenlarven, waterpissebedden, vlokreeften, larven van kriebelmuggen, slakken en wormen. Ook watervlooien behoren tot het voedsel. Groei en leeftijd Het bermpje wordt niet groter dan 12 tot 15 cm. In het eerste levensjaar bereikt het bermpje een lengte van ongeveer 5 cm. Onder gunstige omstandigheden kan het bermpje al in het tweede levensjaar geslachtsrijp worden.