Reinier Meijering

advertisement
J
ONGE HI
STORI
CISCHRI
J
VEN GESCHI
EDENI
S
REI
NI
ERMEI
J
ERI
NG
Cul
t
use
nbur
g
e
r
s
c
ha
p
i
nPi
r
a
e
us
Cul
t
use
nbur
g
e
r
s
c
ha
pi
nPi
r
a
e
us
Ove
rdec
ul
t
e
nva
nAr
t
e
mi
sMounyc
hi
ae
nBe
ndi
s
i
ndez
e
s
dee
nvi
j
f
dee
e
uw.
Inleiding
2
1. De oudste cultus van Piraeus
5
2. Athene, Thraciërs en de Bendiscultus
10
Conclusie
15
Appendix I
17
Appendix II
18
Literatuurlijst
19
Hoewel Piraeus één van de vele Attische demen was, zorgde het belang
van de havenplaats voor Athene ervoor, dat het meer was dan dat. In
feite was Piraeus een vanuit de Asty (de stad Athene) strak
gecontroleerde kolonie. Vanaf de Perzische oorlogen (490-479)1 - de
periode waarin Piraeus uitgroeide tot de belangrijkste havenplaats van
Athene en geschikt werd gemaakt voor zowel de marine als de handel ontwikkelde deze deme zich explosief. Hiermee nam het belang, maar
ook de afhankelijkheid voor Athene in de loop van de vijfde eeuw sterk
toe. Daarvoor speelde Piraeus in politiek en militair opzicht geen enkele
rol van betekenis, maar herbergde de plaats al wel een belangrijk
Attisch heiligdom dat voor de Atheense stad wel degelijk van belang
was. Op de Mounychiaheuvel bevond zich namelijk het heiligdom voor
Artemis Mounychia en we zullen zien dat deze tempel een belangrijke
plaats innam in Athenes legitimatie van haar machtspositie in Attika.
Piraeus trok in de vijfde eeuw door haar gunstige economische klimaat
talloze ambachtslieden, arbeiders en handelaren aan, uit zowel de
Griekse wereld als daarbuiten, die zich voor korte of langere tijd in de
havenplaats vestigden. De aanwezigheid van deze niet-Atheense2
inwoners gaf een enigszins exotische aanblik. Dit werd rond 430
bovendien kracht bijgezet, toen Perikles in verband met de uitgebroken
Peloponnesische oorlog een defensieve strategie onthulde, waarbij het
Attische platteland ontruimd moest worden en de inwoners zich achter
de verdedigingsmuren - de Lange Muren - tussen Athene en Piraeus
dienden te vestigen. Een aanzienlijk deel van deze ontheemden vond in
Piraeus onderdak. Met de komst van al deze handelaren, ambachtslui,
arbeiders en uiteindelijk oorlogsimmigranten kwamen ook hun goden,
godinnen, culten en religieuze gebruiken mee. In het Athene van de
Alle genoemde jaartallen zijn voor Christus.
Ik heb er voor gekozen om in dit stuk niet te spreken van ‘buitenlanders’, een term die
naar mijn mening teveel eigentijdse associaties oproept, maar van ‘niet-Atheners’,
mensen die niet uit Athene afkomstig waren.
1
2
2
vijfde eeuw, waar religie en samenleving onlosmakelijk met elkaar
verbonden waren, speelden culten een belangrijke rol in het
identificatieproces van haar inwoners en bevolkingsgroepen. Deelname
aan de polisreligie - waaraan men zijn identiteit binnen de
polissamenleving ontleende - was afhankelijk van iemands afkomst en
bepaalde de facto wie iemand werkelijk was in de polis. De sociale
diversiteit in Piraeus, die als gevolg van de economische
aantrekkingskracht en de oorlog ontstond, moet in de vijfde eeuw
ongetwijfeld ook zichtbaar zijn geweest in haar religieuze aanblik. De
vraag is, of, en zo ja, welke nieuwkomers in Piraeus zich aanpasten aan
de heersende religieuze tradities en integreerden in de bestaande culten
van de polis en de deme. Met andere woorden, werd het de xenoi (nietAtheners) en metoikoi (officieel geregistreerde immigranten) toegestaan
deel te nemen aan de polisreligie van Athene? Of werd het door het
Atheense volk toegestaan, misschien zelfs gestimuleerd, dat zij hun
eigen culten introduceerden en in stand hielden door middel van
festivals, heiligdommen en altaren?
Om een antwoord te kunnen geven, zal er in dit paper studie
worden gedaan naar de oudste Attische cultus en de bekendste
uitheemse cultus van Piraeus, respectievelijk Artemis Mounychia en de
Thracische godin Bendis. Door een traditionele en een van oorsprong
niet-Atheense cultus te belichten, kan er hopelijk een beeld worden
geschetst van het religieuze beleid van de Asty in Piraeus. Beide
godinnen, die gezien hun aard als godinnen van de jacht en de maan op
gespannen voet met elkaar lijken te staan, genoten in de eeuw dat
Piraeus haar hoogtijdagen vierde veel aanhang. Bovendien is een
onderzoek naar deze twee culten interessant, aangezien Artemis
Mounychia in de vijfde eeuw al geruime tijd een staatscultus kende,
terwijl Bendis rond 430 een staatscultus kreeg. Het lijkt op basis van de
bronnen dat het een bewuste keuze van Athene is geweest dat er vanaf
het uitbreken van de Peloponnesische oorlog twee staatsculten in
Piraeus waren. In het eerste deel van het onderzoek zal de
Artemiscultus worden besproken. Hoewel hierover vrij weinig bekend
is, zal er naast een beknopte weergave van datgene wat wel bekend is,
3
ook worden onderzocht in hoeverre het om een cultus op deme-niveau
ging, of dat er sprake is geweest van een zogenaamde regionale
grenscultus. Wat een dergelijke cultus was, zal aan de hand van het
voorbeeld van Artemis Mounychia worden uitgelegd. In het tweede deel
zal er worden gekeken naar Bendis. Haar cultus kwam halverwege de
vijfde eeuw mee met Thracische immigranten en promoveerde rond
430 van een Thracische privé-cultus tot een Atheense staatscultus. De
vraag die in dit gedeelte centraal zal staan, is hoe het verklaard kan
worden dat een buitenlandse godin - nota bene de Thracische
tegenhanger van Artemis - een staatscultus kreeg en vanaf dat moment
werd vereerd in een heiligdom naast dat van Artemis Mounychia. Naast
de traditionele uitleg zal er worden getracht een nieuwe interpretatie te
geven van de vestiging van Bendis in Piraeus. In zowel de traditionele
als de alternatieve verklaring speelt de aanwezigheid van de Thracische
inwoners een rol.
In dit onderzoek zal aan de hand van de Artemis- en
Bendiscultus drie dingen worden aangetoond. Ten eerste, dat de cultus
voor Artemis Mounychia onderdeel was van de Atheense
machtslegitimatie in Attika; ten tweede, dat de vestiging van de
staatscultus van Bendis te maken had met het Atheense burgerschap;
ten derde, dat deze deme niet alleen politiek, militair en economisch,
maar ook religieus gezien een belangrijke rol speelde in de polis Athene.
4
Het reconstrueren van de religieuze kaart van Piraeus is wegens een
gebrek aan archeologisch bewijsmateriaal een lastige kwestie. Op basis
van de opgravingen en de vondsten van tempelresten die in de loop van
de geschiedenis zijn gedaan, kan er slechts van drie heiligdommen met
zekerheid worden vastgesteld dát ze hebben bestaan en wáár ze hebben
gestaan. Deze resten bevinden zich op en langs de Mounychiaheuvel, in
het oostelijke deel van het Piraeïsche schiereiland. Het is op basis van de
vondsten, de literaire bronnen en het geografische karakter van deze
locatie aannemelijk, dat de heuvel als de akropolis van Piraeus heeft
gefungeerd. Net zoals in Athene zijn er resten aangetroffen van een
fortificatie, stonden er heiligdommen en lag de agora op
steenworpafstand aan de voet van de akropolis. Op de heuvel zelf
bevond zich het heiligdom voor Artemis Mounychia, terwijl langs de
zuidhelling de tempels voor Bendis en Asklepios stonden (zie Appendix
I).3 Inscripties die op het schiereiland zijn gevonden, duiden echter op
de aanwezigheid van meerdere heiligdommen.4 Zo meldt de
philhelleense reiziger Pausanias in zijn Periegesis tes Hellades
(‘Beschrijving van Hellas’) in de tweede eeuw na Christus dat er
ondermeer een tempel voor Aphrodite en een heiligdom voor Zeus Soter
en Athena Soteira in Piraeus aanwezig waren.5 Tegenwoordig lopen de
schattingen van het aantal tempels en heiligdommen in de twintig,
waarbij moet worden aangetekend, dat enkele godheden meerdere
benamingen en heiligdommen hebben gehad.6 Naast Artemis, Bendis,
Asklepios, Zeus, Athena en Aphrodite hebben Dionysos, Isis en Sarapis
eveneens in Piraeus religieuze aanhang gehad. De laatste twee waren
Zie voor het Artemision en het Bendideum: Xenophon, Hellenika, 2.4.7. Vertaling: Gisela
Strasburger (1963).
4 Robert Garland, The Piraeus from the fifth to the first century B.C. (London 1987) 102.
Er zijn volgens Garland ongeveer 150 inscripties met religieuze verwijzingen gevonden.
5 Pausanias, 1.1.3. Vertaling: Peter Levi (1971).
6 Garland, The Piraeus, 112-138. Zo komen Aphrodite driemaal, Artemis tweemaal en
Zeus maarliefst zesmaal voor.
3
5
Egyptische godheden die met de navigatie werden geassocieerd. Zij
genoten met name in de Hellenistische tijd (323-30), mede door de
invloed van het Ptolemaeïsch-Egyptische Rijk op het Griekse vasteland,
veel aanhang.7
De hierboven genoemde negen goden en godinnen geven een
goed beeld van zowel het religieuze als het sociale karakter van Piraeus.
Als Attische deme en nauw verbonden met Athene werden er in Piraeus
traditionele, Olympische goden vereerd, terwijl de ontwikkeling van de
handelsactiviteiten en de daarmee samenhangende instroom van nietAtheners voor uitheemse invloeden zorgden. Enkele godheden hadden
culten met een lange geschiedenis. De aanwezigheid van Artemis gaat
waarschijnlijk zelfs terug tot de Geometrische periode (9e en 8e eeuw).
De ontstaansmythe van de Artemiscultus in Piraeus verhaalt namelijk
over een menselijk offer dat gebracht diende te worden om de godin
gunstig te stemmen, een gebruik dat in de vroeg-antieke tijd niet
ongewoon was (denk bijvoorbeeld ook aan het Iphigineia-offer voor
Artemis in Homeros’ Ilias). Naast de Olympische goden (Zeus, Athena,
Aphrodite, Artemis en Dionysos) bevonden er zich ook nieuwe, vaak
oriëntaalse godheden in Piraeus. Zij verschenen vrij laat, pas in de
Klassieke en de Hellenistische tijd, de periode dat Piraeus een van de
belangrijke havens van het oostelijke Middellandse Zeegebied was en er
veel contacten met handelsgebieden waren in bijvoorbeeld Egypte,
Phoenicië en het Zwarte Zeegebied. Zo deden Bendis en Asklepios
tussen 440 en 420 hun intrede, terwijl Isis en Sarapis in de tweede helft
van de vierde eeuw ten tonele verschenen. De introductie van deze
nieuwe godheden laten zich verklaren, doordat Piraeus in met name de
vijfde en vierde eeuw een belangrijke haven was en er relatief veel nietAtheners in de Atheense havenplaats verbleven. Naast de handel zorgde
ook het Atheense imperium voor veel buitenlandse religieuze
invloeden.8 Toch zouden de nieuwe goden de oudere niet vervangen. De
Ibidem, 133.
Robert Garland, Introducing new gods. The politics of Athenian religion (London, Ithaca
1992) 121.
7
8
6
oudste cultus van Piraeus bleef door de eeuwen heen zelfs één van de
belangrijkste culten van Attika.
Over de cultus van Artemis Mounychia is wegens een beperkte
hoeveelheid bronnenmateriaal vrij weinig bekend. Toch is er met vrij
veel zekerheid vast te stellen dat het de oudste Attische cultus van
Piraeus was, die echter zeer waarschijnlijk niet geheel op zichzelf stond.
Er zijn namelijk aanwijzingen dat de Artemiscultus in Piraeus nauw
verbonden was met die in Brauron: er vond een vrijwel identiek
offerritueel plaats en er zijn zowel in Piraeus als in Brauron nagenoeg
dezelfde offerschalen aangetroffen.9 Ook in Athene zijn rondom de
Akropolis dergelijke schalen gevonden, hetgeen zich verklaart door het
feit dat er in de stad vanaf de zesde eeuw ook een Artemisheiligdom
stond, een soort antieke dependance van de Artemistempel van Brauron,
en Artemis Brauronis een Atheense staatscultus werd.10 De ligging van
de Piraeïsche en Brauronische Artemisia vertoonden sterke
overeenkomsten. De tempels bevonden zich namelijk aan de kust; de
Piraeïsche op de westkust van Attika, de ander, Brauron, op de oostkust.
Omdat er in Athene omstreeks de zesde eeuw een dubbelganger van
Brauron werd gebouwd, was zowel de westelijke als de oostelijke
uithoek van Attika door middel van een Artemisheiligdom verbonden
met Athene. Het maakte voor een bezoeker niet uit vanuit welke richting
hij Attika over zee naderde: de tempels markeerden de grens van de
Atheense beschaving. Daarnaast bracht Athene door middel van tempels
verbanden aan tussen de verschillende gemeenschappen in Attika en
integreerde de stad op die manier de gemeenschap van Brauron, en
wellicht dus ook van Piraeus, in haar eigen invloedsfeer.11 Het was
duidelijk dat de stad Athene het middelpunt van Attika was geworden.
Piraeus kan met het Artemisheiligdom een sleutelrol hebben vervuld in
Martin Nilsson, Geschichte der Griechischen Religion (München 1967) 485.
H.W. Parke, Festivals of the Athenians (Londen 1977) 139. Zie ook: Nilsson, Geschichte
der Griechischen Religion, 485.
11 Deze theorie is ontleend aan het college ‘Atheners voor 500’, die drs. Floris van den
Eijnde op 27-04-09 gaf voor het vak ‘Cultus en burgerschap’. Zie ook F. de Polignac,
Cults, territory, and the origins of the Greek state (translated by J. Loyd) (Chicago 1995)
81-88.
9
10
7
Athenes legitimatie van haar status. De rol van Piraeus werd in de loop
van de vijfde eeuw alleen maar belangrijker, naarmate het belang van de
havenplaats voor Athene toenam. De populatie- en welvaartsgroei in de
Atheense Gouden Eeuw als gevolg van de handel en de marine heeft
ongetwijfeld consequenties gehad voor de status van de belangrijkste
cultus van deze deme.12
De cultus voor de godin Artemis Mounychia kende een festival,
de Mounychia, dat plaatsvond in de gelijknamige tiende maand van het
Attische kalenderjaar.13 De Mounychia was een door de staat erkend
festival en de cultus voor Artemis was daarmee één van de staatsculten
van Athene. Dit betekende dat de Atheense staat de cultus van een
zodanig groot belang voor het welzijn van de polis achtte - voorspoed in
de polis was immers afhankelijk van een goede verstandhouding met de
goden, die door middel van religieuze activiteiten behaagd konden
worden - dat ze alle festiviteiten op en rondom het festival financierde
(dêmotelê).14 Het festival was gewijd aan Artemis als de beschermvrouw
van Piraeus en kende een offerritueel, een processie en een bootrace om
het Piraeïsche schiereiland. Er werden bij het offer geiten en berinnen
geofferd, dieren die werden geassocieerd met de godin van de jacht. Ook
haar associatie met de maan kwam tijdens het festival tot uitdrukking,
wanneer de deelnemers maanvormige cakejes, amphiphontes (‘in het
rond schijnend’), met een kaarsje erop in processie ronddroegen. Dit
fakkelritueel kan in verband worden gebracht met Artemis als godin van
de maan en als brengster van het licht: Artemis Fosforos.15 Door naar de
aan de Piraeïsche verwante Artemiscultus in Brauron te kijken, kan er
wellicht meer duidelijkheid worden verschaft over wat er tijdens de
Mounychia plaatsvond. Eén onderdeel van het Artemisfestival van
Brauron - de Brauronia - was een ritueel, waarbij jonge meisjes van
aristocratische afkomst de ontstaansmythe van de cultus naspeelden en
zij als berinnen een act opvoerden, het arkteuein. Dit ritueel werd
Parke, Festivals, 137.
Zie voor de Attische kalender en festivals: Ibidem, 26.
14 David Whitehead, The demes of Attica (Princeton 1986) 178.
15 Nilsson, Geschichte der Griechischen Religion, 495.
12
13
8
uitgevoerd om de godin gunstig te stemmen.16 Wegens de verwantschap
tussen Mounychia en Brauron is het mogelijk dat een dergelijk ritueel
ook tijdens de Mounychia plaatsvond. Over de deelname en deelnemers
van de Mounychia weten wij vrij weinig. Toch is het aannemelijk dat het
slechts Atheense burgers was toegestaan om deel te nemen aan de
cultus, aangezien Artemis Mounychia een staatscultus kende.
16
Parke, Festivals, 139.
9
In Piraeus zijn naast staatsculten, zoals de Mounychia, ook culten op
kleinere schaal aanwezig geweest, die door een minderheid werden
gepraktiseerd. Dit waren zogenaamde privé-culten. De cultus van
Bendis, een bekend voorbeeld van een dergelijke cultus in Piraeus,
ontstond toen halverwege de vijfde eeuw Thraciërs zich in de Atheense
havenplaats vestigden. Bendis was de Thracische tegenhanger van
Artemis en werd net als deze Olympische godin geassocieerd met de
jacht en de maan. De Thracische immigranten hadden hun goden en
religieuze gebruiken niet in Thracië achtergelaten, maar startten in
Piraeus in besloten kring een cultus op voor Bendis.17 Echter, het bleef
niet bij een kleine groep volgelingen (orgeones). Rond het uitbreken van
de Peloponnesische oorlog (432) kregen de Bendisaanhangers na een
volksbesluit van de Atheense staat toestemming om een heiligdom voor
deze godin te bouwen. Dit nadat de stad het orakel in Dodona met
betrekking tot de introductie van Bendis geraadpleegd had.18 Het is in
ieder geval met zekerheid vast te stellen dat de godin in 429/8 blijvend
in Piraeus aanwezig was, aangezien toen haar naam in de Schatlijst voor
de Andere Goden werd opgenomen.19 Vanaf dat moment werd de cultus
voor Bendis een staatscultus. Het festival, de Bendidia, vond plaats in de
laatste maand van de Attische kalender, de maand Thargelion.20 Enkele
onderdelen van het festival worden genoemd in de Republiek van Plato,
waarin bij monde van Socrates en zijn vriend Adeimantus verslag wordt
gedaan van de Bendidia. In de desbetreffende passage wordt
gerefereerd aan een fakkelrace op paarden en een nachtelijk festival.21
Garland, The Piraeus, 103.
Delphi was wegens de Peloponnesische oorlog niet bereikbaar en niet gunstig gezind
voor Athene. Zie Parke, Festivals, 150.
19 Ronda Simms, The cult of the Thracian goddess Bendis in Athens and Attica, ‘Ancient
World’ 18 (1988) 60.
20 Parke, Festivals, 27.
21 Plato, Republiek, 327A. Vertaling: C.D.C. Reeve (2004).
17
18
10
Dé vraag die rondom de introductie van Bendis in Piraeus
centraal staat, is waarom deze Thracische godin door toedoen van het
Atheense volk staat een dergelijke prominente plaats kreeg in Piraeus
en uiteindelijk ook in Athene. Ongetwijfeld heeft de aanwezigheid van
een Thracische bevolkingsgroep in Piraeus meegespeeld. De traditionele
argumentatie voor de introductie van Bendis is dat Athene na het
uitbreken van de Peloponnesische oorlog een bondgenootschap met de
Thracische koning Sitalces wilde sluiten, om zich te kunnen verzekeren
van de bescherming van het noordelijke deel van haar imperium (zie
Appendix II). Naast dit imperiale motief speelde ook het veilig stellen
van de graanroutes naar de Zwarte Zee mee. Een derde argument dat
pleit voor de traditionele verklaring, is het feit dat er zich veel
Thracische hoplieten in het expeditieleger van Athene bevonden.
Bovendien wilde Athene zich met het oog op de oorlog, die naar alle
waarschijnlijkheid lang zou gaan duren, blijven verzekeren van soldaten
uit Thracië. Met andere woorden, door een Thracische cultus in haar
polis te introduceren, wilde Athene zeker zijn van Thracische steun in
de zojuist uitgebroken oorlog. De installatie van Bendis was het ultieme
diplomatieke compliment dat de stadstaat aan de buitenlandse
mogendheid kon maken.22 Deze interpretatie heeft een duidelijk
politieke inslag. Er kan echter ook een andere verklaring voor de
introductie van Bendis worden gegeven, namelijk dat het Athene te
doen was om de Thraciërs te laten delen in het Atheense burgerschap.
De vestiging van een niet-Atheense staatscultus in de polis
Athene kon slechts plaatsvinden wanneer twee in Athene gevestigde
democratische instanties daar toestemming voor gaven. Niet-Atheners
konden bij de Boulè (de democratische Raad van 500) een verzoek
indienen en wanneer het door de volksvergadering werd goedgekeurd,
werd de kwestie aan de ekklesia (de volksvergadering) voorgelegd.23
Deze instelling kon een enktêsis chôriou verschaffen aan de betreffende
22 Simms, Bendis, 62; Garland, Introducing new gods, 113; Nilsson, Geschichte der
Griechischen Religion, 833; Parke, Festivals, 149; zie voor het expeditieleger Thucydides,
2.29.4.
23 F.G. Naerebout & H.W. Singor, De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de
wereldgeschiedenis (Amsterdam 2008) 202.
11
bevolkingsgroep, in dit geval de Thracische gemeenschap in Piraeus. Dit
hield in, dat er een stukje grond werd uitgekozen waar een heiligdom op
kon worden gebouwd.24 De locatie voor het nieuwe Bendisheiligdom
werd de Mounychiaheuvel in Piraeus, vlakbij de Artemistempel. Zowel
het verschaffen van enktêsis chôriou als de locatie kunnen verklaren
waarom de vestiging van de Bendiscultus in Piraeus te maken had met
het Atheense burgerschap. Om volwaardig Atheense staatsburger te
kunnen zijn, moest je na de invoering van Perikles’ burgerschapswet in
451 afstammen van twee Atheense ouders. Voor metoiken betekende
deze wet, dat het bijna onmogelijk was om het Atheense burgerschap te
verkrijgen, tenzij een besluit van de volksvergadering het burgerschap
aan metoiken verschafte.25 Wat hield het Atheense burgerschap in? Een
volwaardig Atheense burger kenmerkte zich door het zogenaamde
principe van metexein tes poleos en hiera kai hosia, oftewel deelhebben
aan datgene waaraan de Atheners deelhebben, zowel hetgeen aan de
goden toebehoort (hiera) als dat wat mensen aan de goden verplicht zijn
(hosia).26 Nu was het voor de Thracische bevolkingsgroep in Piraeus, die
voornamelijk uit metoiken bestond, volstrekt onmogelijk om in de
Atheense havenplaats deel te hebben aan datgene waaraan de Atheners
deelhebben, bijvoorbeeld deelhebben aan de Mounychia, de staatscultus
voor Artemis. Deze cultus was slechts weggelegd voor Atheense burgers,
personen van wie beide ouders Atheners waren. Wanneer zowel de
volksvergadering in Athene als de Thracische bevolkingsgroep
meenden, dat het van belang was dat Thraciërs in Piraeus het Atheense
burgerschap zouden verkrijgen, dan moest er een religieuze oplossing
worden gezocht: het moest mogelijk worden gemaakt dat Thraciërs deel
gingen nemen aan een Atheense staatscultus.
De traditionele politieke interpretatie van de introductie van
Bendis in Piraeus geeft ongetwijfeld enkele belangen aan die
meespeelden voor de polis Athene om het burgerschap voor de
Thracische bevolkingsgroep bereikbaar te maken. Wellicht heeft ook
Simms, Bendis, 62; Garland, Piraeus, 108.
Josine Blok, Oude en nieuwe burgers, in: Lampas 36 (2003) 10.
26 Blok, Oude en nieuwe burgers, 12.
24
25
12
meegespeeld dat metoiken, aangezien zij vaak hetzij als arbeider hetzij
als handelaar door het leven gingen, voor de economie belangrijk waren.
Bovendien was een groot gedeelte van hen actief op de vloot.27 Met
andere woorden, de Thracische bevolkingsgroep in Piraeus was een
belangrijke spil in de economie, het leger en de vloot en daardoor van
groot belang voor de polis. Alleen was het doel van Bendis’ vestiging niet
om een Thracische vorst door middel van een Thracische cultus
goedgezind te stemmen (de traditionele verklaring), maar om de
Thracische bevolkingsgroep zoveel mogelijk te laten deelnemen aan
datgene waar de Atheners deelhebben. Thraciërs mochten op grond van
hun afkomst en hun status als metoik niet meedoen aan de staatscultus
van Artemis en konden op basis daarvan niet deelachtig worden aan het
Atheense burgerschap. Om hen toch zo volwaardig mogelijk mee te
laten tellen in de polis, werd er een aan Artemis verwante cultus van een
Thracische godin ingesteld, die uiteindelijk tot staatscultus werd
verheven om de Thraciërs als het ware binnen het Atheense
staatsburgerschap te incorporeren. De enige manier om het Atheense
burgerschap aan metoiken te verlenen, was het instellen van een
staatscultus waaraan zowel een metoik als een Athener deel mocht
nemen.28 Om dit voor elkaar te krijgen, moest het orakel worden
geraadpleegd en diende de dêmos haar goedkeuring te verlenen. Dit was
exact wat er rond 430 in Athene en Piraeus gebeurde.
Nadat de Bendiscultus in 429/8 een Atheense staatscultus werd
en het erop leek dat de Thracische enclave in Piraeus voortaan toegang
had tot het Atheense burgerschap, werd tijdens het Bendisfestival
duidelijk dat er wel degelijk onderscheid bleef bestaan tussen degenen
die op basis van afkomst Atheense burger waren en de metoiken. Op de
eerste dag van de Bendidia was er een processie, waarbij er twee
groepen waren die aan de processie deelnamen: een Thracische vanuit
Piraeus en een Atheense vanuit het Prytaneion, het heilige centrum van
het zittende stadsbestuur in Athene. Atheense natives liepen tijdens het
Josine Blok, Fremde, Bürger und Baupolitik im klassischen Athen, ‘Historische
Anthropologie’ 15 (2007) 310.
28 Blok, Oude en nieuwe burgers, 12.
27
13
eerste onderdeel van het festival apart van de Thracische
Bendisaanhangers en volgden een andere route.29 Hoewel de burgerlijke
positie van de Thraciërs in Piraeus na 429 aanzienlijk verbeterd was,
was er geen sprake van volledige gelijkstelling tussen Atheense burgers
en Thracische inwoners. Toch werd het Atheense burgerschap - de
gemeenschappelijke cultus van de goden alsmede het voldoen aan de
verplichtingen jegens die goden - ingevuld door de Bendiscultus.
Immers, er kon - met Atheners en Thraciërs als deelnemers - voortaan
een groter percentage van de polisbevolking meedoen aan de
gemeenschappelijke cultus van de goden en het voldoen aan de
verplichtingen jegens de goden. Naast het burgerschapsaspect was het
instellen van de gemeenschappelijke cultus bovendien een manier om
sociale cohesie tussen de twee verschillende bevolkingsgroepen tot
stand te brengen.30
29
30
Parke, Festivals, 151. Zie ook: Simms, Bendis, 69, 72.
Blok, Oude en nieuwe burgers,
14
De culten voor Artemis Mounychia en Bendis geven een goed beeld van
het religieuze beleid van Athene in Piraeus in de Atheense gouden eeuw.
In het eerste geval ging het om een oude, Attische cultus voor een
Olympische godheid, die, toen Piraeus in 492 als nieuwe Atheense
marine- en handelshaven gesticht werd, al een Atheense staatscultus
kende. Samen met de heiligdommen in Brauron en in Athene vormde
het Piraeïsche Artemisheiligdom een netwerk dat de grens markeerde
van de invloedsfeer en de beschaving van de polis Athene. Door haar
grenzen met de Artemistempels te markeren, onderstreepte de polis
Athene haar dominante positie op het Attische schiereiland. De
heiligdommen op de oost- en westkust waren herkenningstekens voor
eenieder die vanaf zee Attika naderde. Religieuze markeringen die
duidelijk maakten dat Attika, het gebied waar Artemis intensief werd
vereerd, Atheens gebied was. Hoewel het politieke, economische en
militaire belang van Piraeus voor de polis Athene pas in de loop van de
vijfde eeuw duidelijk en onmisbaar zou worden, ging het religieuze
belang voor Athene door de aanwezigheid van Artemis Mounychia terug
tot ver voor de vijfde eeuw. De economische en militaire ontwikkelingen
die de havenplaats in de Atheense gouden eeuw doormaakte, deden de
status van de cultus voor Artemis Mounychia alleen maar verder
toenemen. De ontwikkeling van Piraeus zorgde er echter ook voor dat
Athene haar religieuze beleid ten opzichte van haar havenplaats moest
aanpassen. De handel en de oorlog zorgden voor een toestroom van
immigranten, die zich voor korte of langere tijd in het havengebied
vestigden. Met hen kwamen tevens hun goden en culten mee, die zij ook
op vreemde bodem, bij wijze van een privécultus, in kleine orgeones in
ere hielden. Toen het Atheense volk het rond 430 wegens de
economische en militaire invloed van een uitheemse bevolkingsgroep
van belang achtte, dat zij meer bij de polis betrokken raakte, werd er,
nadat het orakel geraadpleegd was, een privé-cultus verheven tot
staatscultus. De Thracische bevolkingsgroep kon voortaan deelnemen
15
aan datgene waaraan de Atheners deel hadden, namelijk aan een door
de Atheense staat erkende cultus. In een samenleving waarin religie en
samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, waar - tenzij
de dêmos het burgerschap toekende - men slechts Atheense burger was
wanneer de ouders Atheners waren en waar iemands identiteit werd
bepaald door de zorg voor datgene wat aan de goden toebehoord, hiera,
en voor wat door de goden is goedgekeurd, hosia, werd het met de
instelling van de staatscultus voor Bendis voor Thracische metoiken in
Piraeus mogelijk zo volledig mogelijk te participeren in de Atheense
polis. Zowel Atheense burgers als Thraciërs konden voortaan schouder
aan schouder zorgdragen voor een godin en daarmee gezamenlijk
zorgdragen voor het welvaren van de hele polis waar zij beiden deel van
uit maakten.
Piraeus wordt vaak beschouwd als het militaire en economische
centrum van Athene in de vijfde eeuw, waardoor het ook in politiek
opzicht een invloedrijke plaats was voor een van de belangrijkste poleis
van Hellas. De culten van Artemis Mounychia en Bendis laten zien dat
religie minstens zo belangrijk was in de verhouding tussen Athene en
Piraeus, zowel in de zesde eeuw als daarna. Dit is vooral te verklaren
door de rol die deelname aan religie speelde in het verkrijgen van het
Atheense burgerschap. Hoewel de rol van religie vaak onderbelicht
wordt in studies over Piraeus en haar verhouding tot Athene kan er, op
basis van het belang die de in dit paper bestuurde culten speelden,
worden geconcludeerd dat religie wel degelijk een prominente plaats
moet innemen in dergelijke onderzoeken.
16
Appendix I
De Piraeus. De nummers 19 en 20 geven het heiligdom van respectievelijk
Artemis Mounychia en Bendis aan.
Bron: Robert Garland, The Piraeus from the fifth to the first century B.C. (Londen
1987) 8.
17
Appendix II
Het gebied rondom de Aegeïsche Zee halverwege de vijfde eeuw. Het
Thracische koninkrijk (Odryssian Thrace) en de Zwarte Zee ten Noorden van
Byzantion zijn nog net zichtbaar. Het gele gebied is het Atheense imperium.
Bron: sitemaker.umich.edu/mladjov/maps&
Laatst bezocht op 11-06-09. Laatst gewijzigd in september 2006.
18
Blok, J.H., Fremde, Bürger und Baupolitik im klassischen Athen,
Historische Anthropologie 15 (2007) 309-326.
Blok, J.H., Oude en nieuwe burgers, Lampas 36 (2003) 5-26.
Deubner, Ludwig, Attische Feste (Berlin 1966).
Garland, Robert, Introducing new gods. The politics of Athenian religion
(Ithaca, New York 1992).
Garland, Robert, The Piraeus from the fifth to the first century B.C.
(Londen 1987).
Levi, Peter, Pausanias. Guide to Greece (Londen 1971).
Naerebout, F.G. e.a., De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van
de wereldgeschiedenis (Amsterdam 2008).
Nilsson, Martin P., Geschichte der Griechischen Religion (Munchen 1967).
Parke, H.W., Festivals of the Athenians (Londen 1977).
Polignac, de P., Cults, territory, and the origins of the Greek state (Chicago
1995)
Simms, Ronda R., The cult of the Thracian goddess Bendis in Athens and
Attica, Ancient World 18 (1988) 59-76.
Strasburger, Gisela, Xenophon. Hellenika (Munchen 1963).
Whitehead, David, The demes of Attica 508/7-ca. 250 B.C. (Princeton
1986).
19
AUTEURS
RECHT
Download