Wiskunde Praktische opdracht i e 1 Maar waarom!? Verder… Taylorreeksen, verband tussen en e, en nog veel meer! Hasan presenteert: Complexe getallen!Inhoudsopgave: Complexe getallen: Inleiding 3 Elementaire bewerkingen 3 Vectoren en De Moivre 4 Euler’s formule 5 Vergelijkingen oplossen in het complex vlak 6 Taylorreeksen 8 Definitie van complexe getallen 9 Conclusie zijn complexe getallen? 10Wat Altijd al irritant gevonden dat er geen wortels van negatieve getallen bestaan? Er is namelijk geen enkel cijfer, waarvan het kwadraat -1 geeft. 1x1=1 en -1x-1=1. Wiskundigen vonden niet prettig, en ze dachten van: “Weetje wat? Ik bedenk gewoon een getal i , die de wortel is van -1! Zodat handig!’’, zeiden de slimme wiskundigen! Nu kunnen we vergelijkingen als i2 1!’’ Wat x2 1eindelijk oplossen! De “i” staat voor imaginair, want natuurlijk bestaat zo een getalletje niet. Alle getallen waarin i erin voorkomt, zijn complexe getallen, bijvoorbeeld 3i 6 . Van alle andere getalletjes kunnen we een voorstelling maken, maar wat moeten we ons voorstellen bij de wortel van een negatief getal!? De antwoord hierop is simpel: Net zo goed dat ½ geen betekenis heeft voor iemand die stenen telt, of dat -3 geen betekenis heeft voor een voetbal uitslag, heeft i normaal gesproken geen betekenis. Enkel, als je 3 taarten met twee man wilt delen, komen breuken kijken, of bij je bankrekening hebben negatieve getallen wél betekenis. Complexe getallen hebben dus wél betekenis, alleen in vrij ingewikkelde zaken als quantummechanica en relativiteit. ( Wat ik verder niet zal bespreken). In het eerste gedeelte van mijn praktische opdracht ga ik focussen op het werken met complexe getallen, vervolgens ga ik door middel van Taylorreeksen uit uitleggen wat het verband is tussen en e. Deze twee constanten hebben namelijk veel met complexe getallen te maken. 2 Elementaire bewerkingen Complexe getallen zijn getallen in de vorm van z=a+bi. Als a gelijk is aan 0, is het een zuiver imaginair getal, als b gelijk is aan 0, is het een zuiver reëel getal. Een zuiver reëel getal ( getallen zoals 6, ½, -9.3 etc) is dus een complex getal waarvan b gelijk is aan 0. Optellen , aftrekken, vermenigvuldigen en delen met complexe getallen gaat net alsof je de i 5 i 9 ) ( 2 i 6 ) (5i 2i) (9 6) 7i 3 vervangt met bijvoorbeeld x. ( . Vermenigvuldigen gaat op zelfde 2 i 6 )( 4 i 8 ) 2 i 4 i 16 i 24 i 48 8 i 40 i 48 manier: ( . 2 Maar, i 2 1 , dus de antwoord hierop is 40i 40. Delen gaat enigszins anders: 2 12 i 8 12 i 8 3 3 i 36 i 24 i 36 i 24 36 12 i 24 60 12 i 10 2 i 2 3 i 3 3 i 3 3 3 i 9 i 9 i 9 i 9 18 18 3 3 Zoals je ziet, hebben we van de noemer de geconjugeerde genomen, en daarmee vermenigvuldigd. Dit is exact hetzelfde term, alleen een negatieve imaginaire gedeelte. Waarom we dit hebben gedaan, zal later wel duidelijk worden, alhoewel nu het ook wel vrij vanzelfsprekend is: als je de oorspronkelijke complexe getal vermenigvuldigt met zijn geconjugeerde, krijg je een term die helemaal reëel is ( in dit geval 18) : met andere woorden, dan hou je geen i’s over. Elementaire bewerkingen in het complex vlak, gaan net alsof je de ‘i’ vervangt door bijvoorbeeld ‘x’. Vectoren Alle complexe getallen samen, noemt men het complex vlak. Nu komt er wat bij kijken wat we al op school hebben gehad: vectoren. Het is namelijk zo dat je een complex getal kan weergeven in een diagram als een vector. De imaginaire gedeelte staat op de y-as, en het reële gedeelte wordt door de x-as vertegenwoordigd. Het complex getal 4+2i kan je dus vertegenwoordigen door 4 hokjes naar rechts te gaan en twee hokjes omhoog. Eigenlijk kan je ook getallen als ‘’3’’ in het complex getal weergeven: Namelijk 3 hokjes naar rechts, en nul omhoog: Een horizontale lijn dus. Complexe getallen optellen snap je nu wel beter: Hoe tel je vectoren bij mekaar op?: Je telt de x-gedeelte’s en de y-gedeelte’s bij elkaar op. Aangezien we complexe getallen als vectoren kunnen weergeven kunnen we alles wat we met vectoren deden ook toepassen op complexe getallen. De complexe getal in de voorbeeld hierboven “4+2i” is zoals je ook kan zien een vector. Als hieraan “3+i” toevoegt, tel je in feite gewoon twee vectoren bij elkaar op. De antwoord erop is dan ook “5+3i”. Vectoren kunnen we ook aangeven met de hoek die het maakt ten opzichte van de x-as, en de absolute lengte van de ‘’pijl’’. De absolute lengte van de vector hierboven (4+2i), is 2 2 . Dit noemen we de ‘r’( of soms ook de modulus); de r staat voor radius ( 4 2 20 straal.) Vervolgens berekenen we de hoek die het maakt, tegen de klok in. Dat is 2 arctan( )0 .46 radialen. De hoek die het maakt noemen we de argument. (De “arctan” is de 4 3 inverse tanges.) Maar het zou het zo goed 0,46+2pi kunnen zijn, of 0,46-4pi. Dit is omdat als je een vector met 2pi ( of een veelvoud ervan) ‘’draait’’, je weer op het oorspronkelijke plek 12 2 i (20 ,tan ()) terugkomt. Dus: 4 . 4 Nu weten we van onze vectoren kennis dat als je r en en de hoek die de vector maakt ( ) weet, je ook de cartesische coördinaten ( dwz. In de vorm van a+bi) kan berekenen. We weten dat het reële gedeelte ( het gedeelte wat op de x-as ligt) te berekenen is met r*cos( ) en dat de imaginaire gedeelte ( de y-as) te berekenen is met r*sin( ). Samengevat: b 22 a bi ( a b , arctan( )) ( r , ) r (cos i sin ) . a Laten we nu eens gaan kijken naar het vermenigvuldigen van complexe getallen, nu we weten hoe we complexe getallen als vectoren kunnen weergeven. Stel, we nemen de getallen 3 en 12. Dit zijn zuiver reeele getallen, maar voor even beschouwen we het als complexe getallen, en dus ook als vectoren. De hoek die ze maken met de x-as is nul.( Want ze zijn zuiver reeel, zie ook het diagrammetje hierboven.) De absolute lengte van de vector is 3, respectievelijk 12. Nu gaan we deze twee ‘’complexe ‘’ getallen vermenigvuldigen. Dat is natuurlijk 3*12=36. Maar stel dat deze twee ‘’complexe’’ , de absolute lengte even lang zou blijven, maar dat het een hoek maakte met de x-as (zodat het een echte complex getal werd), hoe zou het vermenigvuldigen dan gaan? Zoals je al wellicht kan voorspellen, vermenigvuldig je de absolute lengtes ( de modulussen) van de complexe getallen, en tel je de hoeken ( argumenten) die de complexe getallen maken bij elkaar op. Dat je de hoeken bij elkaar optelt en niet vermenigvuldigd als je twee complexe getallen vermenigvuldigd, kan je als volgt aantonen: Stel dat je een willekeurig complex getal vermenigvuldigt met het getal 1. De uitkomt is natuurlijk gelijk aan de complexe getal. De hoek die het getal 1 maakt met de x-as is nul. Dus je telt de hoeken bij elkaar op,- als je het zou vermenigvuldigen zou die hoek anders 0 worden. Merk op dat de hoek die het maakt ook kan zijn: Dan is het een negatief reëel getal. In formulevorm:( waarbij z staat voor de absolute lengte, en arg(z) voor de hoek die het z z ) arg z arg z . maakt): z1z2 z1 z2 en arg( 1 2 1 2 Stelling van de Moivre: Voor elke waarde van en elk geheel getal n>0, geldt: n (cos i sin ) cos( n ) i sin( n ) . In feite is de stelling van de Moivre een uitbreiding van de eerste stelling. Euler’s theorie In de vorige paragraaf hadden we laten zien dat je een complexe getal ook kon noteren , door het voor te stellen als een vector. Hierbij gebruiken we de hoek die de vector maakt en de lengte van de vector . Als we de stel complexe getallen nemen , ( z=a+bi), waarvan de modulus ( absolute lengte) ‘’ z ’’, gelijk is aan 1, kunnen we het omschrijven tot: z a bi ( r , ) ( 1 , ) 1 (cos i sin ) cos i sin . Vervolgens vatten we het op als een functie, waarbij we i zien als een constante, en differentiëren we het: 4 z cos i sin z ' sin i cos . Kijk eens! De afgeleide ervan is haast gelijk aan de oorspronkelijke functie! De coëfficiënt van cos was 1, dat is i geworden. En de coëfficiënt van sin was i, dat is -1 geworden! Oftewel: Het is met i vermenigvuldigd, want i*i=-1! z ' i z ! Het is vrijwel gelijk aan de oorspronkelijke functie, maar het moet enkel met i worden vermenigvuldigd. Welke functie is gelijk aan zijn afgeleide? Juist: zxyi e x . Aangezien het met i moet worden vermenigvuldigd kunnen we cos isin e. We kunnen dit stellen , omdat zr(cos isin ) stellen dat: z ( 0 ) i i 1 cos( 0 ) isin( 0 ) e zre i Dit geldt voor de complexe getallen waarbij de absolute lengte ( r) gelijk is aan 1. Nu hebben we gezien dat er drie manieren zijn om een complex getal op te schrijven: Zie de ‘’tabelletje’’ hiernaast: Waarin x het reeele deel, y de imaginaire deel, r de absolute lengte van de vector, en de hoek die de vector maakt met de x-as, tegen de klok in. Net zoals optellen en aftrekken erg simpel gaat met de z=a+bi notatie, is vermenigvuldigen en i delen met de z re notatie ( de zogenaamde notatie van Euler) veel simpeler. We hadden gezegd in de vorige paragraaf dat als je twee complexe getallen vermenigvuldgd, je de absolute lengtes met elkaar vermenigvuldigd en de hoeken bij elkaar optelt. Bij de notatie van Euler komen deze twee grootheden voor ( de hoek en de absolute lengte). 1 i 3 i i Om het wat duidelijker te maken doen we een voorbeeldje: 3 e2 2 e 6 e2 . Laten we ook kijken naar de geconjugeerde complex getal, die we ook in de een ander paragraaf tegenkwamen. Bij een geconjugeerde is de reele gedeelte gelijk, maar is de imaginaire gedeelte negatief.. ( Zie figuur hiernaast) De geconjugeerde van een complex getal z, noteert men als z . Uiteraard kan je weer de polaire vorm gebruiken.. De absolute lengte van z en z is hetzelfde. ( z )Als we de hoek die z maakt noemen, dan is de hoek van z , - . Als je z en z vermenigvuldigd, tel je de hoeken bijelkaar op, zodat je op 0 uitkomt. De absolute lengte 2 vermenigvuldig je metelkaar. Dit is het bewijs dat z z = z . Echter, ook als je z en z optelt gebeurt er iets bijzonders: Netals bij het vemenigvuldigen i geeft het een reeel getal: laten we eens nader bekijken. z Noemen we e , en z is dan ( We stellen de absolute lengte op 1.)Maar we kunnen het ook als (cos isin )en (cos isin )opschrijven. Verder weten we dat e i . cos( ) cos en sin( )sin . ( Dit kan je makkelijk aan de hand van de grafieken illustreren). isin )+ (cos isin )+ (cos isin )= (cos isin ). Dus, z + z = (cos i i e e z z Dat kan je vereenvoudigen tot 2 cos . Oftewel: . cos 2 2 5 Hetzelfde kan je ook voor de sinus doen.. Dat is mooi hé! Reken het maar na met je rekenmachine, dat is exact hetzelfde als de cosinus! ( Wacht maar af, in de laatste paragraaf gaan we nóg een manier bespreken om weer hetzelfde cosinus weer te geven..) Vergelijkingen oplossen in het complex vlak Hetgene wat we de vorige paragrafen hebben gedaan was niet onze voornaamste doel. Onze voornaamste doel is om vergelijkingen op te lossen in het complex vlak, waarbij we zowel de oplossen vinden die in het reeele vlak zijn, als in het complex vlak. De allereenvoudigste vergelijking waarvoor in het reele vlak geen oplossing voor is, is z2 1 0. In het complex vlak is het echter heel simpel om zoiets op te lossen: 2 2 z 1 0 z 1 z i . Wiskundigen hebben bewezen ( maar dat doe ik hier niet na!) dat elke vergelijking in de vorm n n 1 z a z ... a z a 0 n n 1 1 0 van a precies n oplossingen heeft. Dit is de hoofdstelling van 2 de algebra. Dit is in overeenstemming met z 1 0, die inderdaad, zoals het hoort, precies 2 oplossing heeft. Voorbeelden: i3 33 i i z 3 1 . We kunnen dit in de polaire vorm noteren als: ( re ) r e 1 1 e . Dit betekent dat r3=1 en dus dat r=1, en dat 3φ=π +k*2π. Waarbij k een geheel getal is. Je doet er nog k*2π bij, omdat als je 2π ‘’verderdraait’’, je weer op hetzelfde uitkomt. 3φ=π +k*2π. dus φ=(1/3)π +k(2/3)π. φ is dus: 1/3π , 3/3π of 5/3π. 7/3π kan niet , aangezien dat gelijk is aan 1/3π. 1 1 i z 1 e 1 (cos isin )11i 3 1 3 3 2 2 3 3 i z2 1 e 1 (cos isin ) 1 . 3 3 5 5 i z 1 e 1 (cos isin )11i 3 3 3 3 2 2 6 (z1i) i. Ook deze kan men netals de vorige oplossen. Hiervoor stelt i 3 men: z1i re en i 1e2 . r6=1 , dus r=1 ( Bij de absolute lengte zijn vanzelfsprekend negatief of complexe getallen niet mogelijk.) 3 1 1 k2, dus k . Volgens de hoofdstelling van de algebra En verder: 6 2 4 3 zijn er 6 waardes van φ mogelijk, dat kan men zelf nagaan. i z2 2z50. Deze vergelijking kunnen we uiteraard met behulp van de abc- formule oplossen. Als je het wilt oplossen, door gebruik te maken van deze formule, kom je erachter dat er geen oplossingen voor zijn, aangezien dan de discriminant <0 is. Maar in het complex vlak zijn wél de wortels van negatieve getallen wel toegestaan. 6 2 2 2 4 1 5 2 4 i . x 1 2 i 1 , 2 2 1 2 Hoe zit het nou met x2=0? Die heeft toch maar 1 oplossing, namelijk x=0, terwijl de hoofdstelling van de algebra zegt dat er twee moeten zijn! Nou.. Er zijn eigenlijk wél twee oplossingen van x2=0 , en het is niet moeilijk dat te snappen.. x2=4 Heeft twee oplossingen, 2 en -2. x2=9 heeft ook twee oplossingen, 3 en -3. Dus het is aannemelijk dat de x waardes van x2=0 , 0 en -0 is. Maar wat moeten we ons voorstellen bij 0? i Laten we deze vergelijking oplossen , door het eerst als re te schrijven. x2=r2eφi2 ,en 0 is 0+k2π. Dit betekent dat r2=0, dus r=0. Maar, 2 k2 , dus φ is 0 of π.! Natuurlijk zijn bij beide φ waardes , de x waarde 0, aangezien de lengte van de vector 0 is.. Maar omdát de lengte van de 0 is, kan het iedere hoek aannemen die het maar wilt,- het blijft 0. ! Bij φ=0, is de ‘’vector’’ met lengte 0 gericht naar rechts, en bij φ= π is het gericht naar links, naar de kant van de negatieve , reeele getallen. Dat is dus het concept van 0 en -0. Taylorreeksen Typ eens in je rekenmachine sum(seq(1/(X!),X,0,20)).. Toevallig..? sin i e nader bekijken en ook In deze paragraaf gaan we de vergelijking cos ‘’echt’’ bewijzen. Dit doen we met behulp van Taylorreeksen. Het gaat erom dat je vele functies kan schrijven als een oneindige polynoom (machtsfuncties) .Dus, voor de functie f(x) is de Taylororreeks: f(x) = a0 + a1x + a2x2 + a3x3 + a4x4 +… etc Voor de meeste functies is het opstellen van zo een taylorreeks niet simpel, maar voor de functies die voor ons interessant zijn, is het opstellen van een taylorreeks vrij simpel. ( De functies ex, sin(x) en cos(x) ) We beginnen met f(x)=ex . Dé eigenschap van f(x)=ex is natuurlijk dat de afgeleide functie gelijk is aan de oorspronkelijke functie: , f'(x)=ex. i De taylorreeks van , f(x)=ex is: a0 + a1x + a2x2 + a3x3 + a4x4 +… etc Als we x=0 invullen komt er uit: e0 =1= a0 + a1(0) + a2(0)2 + a3(0)3 + a4(0)4 +… etc Dus a0 =1. De taylorreeks van f’(x)=ex is dus : a1 + 2a2x + 3a3x2 + 4a4x3 +… etc ( Gewoon het afleiden van een machtsfunctie, de a0 verdwijnt, want dat is een constante.) Weer vullen we x=0 in ( dat doen we altijd bij het berekenen van een taylorreeks) f’(0)=e0 =1 = a1 + 2a2(0) + 3a3(0)2 + 4a4(0)3 +… etc Dus a1 =1. De taylorreeks van f’’(x)= 2a2 + 6a3x + 12a4x2 +… etc 7 Als x=0, dan is 2a2=1 Dus a2=1/2 We doen het nog een laatste keer: De taylorreeks van f’’’(x)= ex=6a3 + 24a4x +… etc Als x=0, dan is 6a3 =1 Dus a3=1/6 Hopelijk is het nu wel duidelijk dat a4=1/24(=1/4!) en dat a5=1/120(=1/5!).. Zie je de patroon? Algemeen kunnen we stellen dat: an=1/n! en dat f(x)=ex = 1 + x + (1/2!)x2 + (1/3!)x3 + (1/4!)x4 + ... + (1/n!)xn. Nu gaan we hetzelfde doen met f(x)=sin(x). Als je de vorige voorbeeld goed kon volgen, is dit een eitje: f(x) = sin(x) = a0 + a1x + a2x2 + a3x3 + a4x4 + ... f(0) = sin(0) = 0 = a0 + a10 + a202 + a303 + a404 + ... = a0 Dus a0 = 0 f'(x) = cos(x) = a1 + 2*a2x + 3*a3x2 + 4*a4x3 + ... f'(0) = cos(0) = 1 = a1 + 2*a20 + 3*a303 + 4*a403 + ... = a1 Dus a1 = 1 f"(x) = -sin(x) = 2*a2 + 2*3*a3x + 3*4*a4x2 + ... f"(0) = -sin(0) = 1 = 2*a2 + 2*3*a3*0 + 3*4*a4*02 + ... = 2*a2 Dus a2 = 0 f"'(x) = -cos(x) = 2*3*a3 + 2*3*4*a4x + ... f"'(0) = -cos(0) = -1 = 2*3*a3 + 2*3*4*a40 + ... = (2*3)a3 Dus a3 = -1/(2*3) f""(x) = sin(x) = 2*3*4*a4 + ... f""(0) = sin(0) = 0 = 2*3*4*a4 + ... = 2*3*4*a4 Dus a4 = 0 Je ziet dat bij a0 , a2 etc ( bij even getallen) , het telkens 0 is Bij a1 is het 1 ( Oftewel 1!) , bij a3 is het -1(2*3)=-1/(3!). Algemeen kunnen we stellen dat: an = 0 als n = even, en an = (-1)(n-1)/2/n! als n = oneven. Het is (-1)(n-1)/2, want eerst haal je van het oneven getal 1 af, zodat het een even getal wordt. Maar (-1)(n-1) is altijd een postitief getal, aangezien (n-1) bij n =oneven altijd een even getal geeft. Daarom deel je het door twee, zodat a3, a7, a11 etc een negatief getal worden. sin(x) = x - (1/3!)x3 + (1/5!)x5 - (1/7!)x7 + ... Hetzelfde kunnen we voor de f(x)=cos(x) doen, maar dat laat ik als een oefening aan u over.. Tot nu toe zijn dus bekend: cos(x) = 1 + (1/2!)x2 + (1/4!)x4 + (1/6!)x6 + ... sin(x) = x - (1/3!)x3 + (1/5!)x5 - (1/7!)x7 + ... ex = 1 + x + (1/2!)x2 + (1/3!)x3 + (1/4!)x4 + Zoals men kan zien, lijken deze vergelijkingen behoorlijk veel op elkaar. Nu gaan we in plaats van (x) , (ix) invullen. exi = 1 + (ix) + (1/2!)(ix)2 + (1/3!)(ix)3 + (1/4!)(ix)4 + .. Aangezien we weten hoe we in moeten schrijven, kunnen we het vereenvoudigen: eix = 1 + ix - (1/2!)x2 - i(1/3!)x3 + (1/4!)x4 + ... Nu gaan we cos(x)+i*sin(x) schrijven: cos(x) + i * sin(x) = 1 + ix - (1/2!)x2 - i(1/3!)x3 + (1/4!)x4 + ... = eix Nu hebben we de Euler’s formule bewezen, namelijk dat cos(x)+i*sin(x)= eix. Definitie van complexe getallen 8 Deze paragraaf heb ik bewust aan het eind van mijn PO gezet, aangezien je hopelijk nu genoeg inzicht en vaardigheden hebt in het werken met complexe getallen. Er is een laatste fundamentele aspect dat besproken dient te worden; namelijk hoe zijn complexe getallen gedefinieerd? Met andere woorden: hoe is i gedefinieerd? Het is heel logisch door te denken dat i gedefinieerd is als “ i 1 ” , maar aangezien wortel(-1) niet bestaat kan dit niet. De eenheid van het complex vlak, namelijk i , is gedefinieerd in een assenstelsel, met zowel aan de x als de y-as reele getallen. i is gedefinieerd als de vector, van de oorsprong tot de coordinaten (0,1). Een streepje met lengte 1, die een hoek maakt van 90 graden dus. Als je naar de assenstelsel kijkt, dan zie je dat de vector van (0,0) tot (0,1) overeenkomt met i . Hieruit volgt dat i 1, en hieruit volgt weer dat i 1 . Dit is enigszins muggenzifterij, maar wiskundig gezien is het niet helemaal juist om te zeggen 2 dat het gedefinieerd is als i 1 . Conclusie Wat is nou het verband tussen en e? Dat is niet zo één twee drie te zeggen, ik heb voor mezelf ( en voor u ) getracht het enigszins uit te leggen, hoewel het erg abstract blijft, en ik i niet echt weet wat ik moet visualiseren bij e 1. De beste manier om het te visualiseren blijft toch door deze vergelijking voor te stellen als een vector , opgeschreven in poolcoördinaten. Complexe getallen worden veel gebruikt in de wiskunde, vooral om vergelijkingen op te lossen, maar ook in meer ‘’exotische’’ onderwerpen als de quantummechanica worden ze gebruikt. Eens had ik bijvoorbeeld gelezen over een hypothetisch deelltje in de natuurkunde , waarvan men had berekend dat het een massa had van i . Ik vond het erg leuk ( Tsja, ik vind wiskunde eenmaal leuk ) om met complexe getallen kennis te maken, en heb dan ook veel plezier eraan gewerkt. Logboek: Eerlijk gezegd heb ik niett bijgehouden wanneer en hoe lang ik heb gewerkt, hopelijk heeft dit geen invloed op mijn cijfer. Maar ik kan wel noteren waneer ik ongeveer eraan heb gewerkt, van wat ik nog herinner. Ik heb het niet bijgehouden, omdat ik toch alleen was. Masar vooral omdat wiskunde eenmaal zo een leuk vak is! Datum? Hoe lang? Wat? Voorjaarsvakantie Elke dag een uurtje ( in totaal zo ene 7 uur) Complexe getallen leren, voor mij zelf Eerste twee weken In totaal zo een maart 10 uur op school Nog niet begonnen aan schrijven van PO Werken in school PO schrijven aan schrijven van PO 9 Laatste twee weken maart Ook thuis eraan PO schrijven werken ( Zo een 4 uur schat ik) Alles verloopt op rolletjes! Goed gepland, ben ruim op tijd klaar! (Stiekem hoop ik op minstens een 8,5 , maar ik ben ervan overtuigd dat u me dat gunt, ik heb dan ook echt mijn best gedaan, en ik zou het jammer vinden als u punten zou aftrekken omdat mijn logboek niet goed is, of ander onbenul.) Planning? Ik was me al aan het verdiepen in dit onderwerp voordat we de PO opdracht kregen! Zo leuk en interessant vind ik het dus. In feite heb ik dus geen planning. Uitendelijk ben ik wel ruim op tijd afgekomen.. ( Nogmaals, hopelijk is dit geen ramp.) Bronnen: http://www.math4all.nl/Documenten/Complex.pdf ( Een erg handige ‘’boekje’’ , heb het vooral hieraan geleerd.) www.wisfaq.nl ( Voor het stellen van vragen, erg goede website!) Verder geen bronnen gebruikt. 1 0