complete uitspraak

advertisement
Uitspraak
typ. NJ
rolnr. C0500722/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 16 januari 2007,
gewezen in de zaak van:
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 13 mei 2005,
procureur: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen:
MATINO ADMECO B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. P.J.A.M. Baudoin,
op het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven
gewezen vonnis van 24 maart 2005 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde Admeco - als gedaagde.
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 355311 rolnr. 6035/04)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven aangevoerd, producties overgelegd en
geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van
zijn vorderingen en veroordeling van Admeco in de kosten van de beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Admeco de grieven bestreden en daarbij nog producties in het
geding gebracht.
2.3. Partijen hebben daarna ieder nog een akte genomen, de gedingstukken overgelegd en uitspraak
gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[appellant], geboren op [geboortejaar], is op of omstreeks 26 februari 1979 bij Philips PMF Nederland
BV, de rechtsvoor- ganger van Admeco, in dienst getreden. Admeco is een onderneming die zich
bezighoudt met de productie van metalen componenten en samengestelde onderdelen voor de
beeldbuisindustrie. [appellant] had laatstelijk de functie van allround steller/bediende tegen een
salaris van € 1.795,67 bruto per maand exclusief ploegentoeslag, vakantietoeslag en overige
emolumenten.
4.1.2. Bij brief van 14 november 2003 heeft Admeco aan de Centrale organisatie werk en inkomen
toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. Als reden voor dit
verzoek voerde Admeco kort gezegd het volgende aan :
“Samengevat is de aanleiding voor dit ontslagverzoek voor de heer [appellant] : verwijtbaar handelen
vanwege meerdere jaren bij herhaling, zonder opgave van geldige redenen, niet of te laat verschijnen
op het werk, waardoor hij het goed overdragen van de ploeg (en daarmee de goede voortgang van
het geplande werk), de samenwerking met zijn collega’s en tijdige en correcte productielevering aan
klanten, ernstig in gevaar heeft gebracht”.
4.1.3. [appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.1.4. Na verkregen toestemming van de CWI op 17 december 2003 heeft Admeco bij brief van 24
december 2003 de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 31 maart 2004.
4.1.5. [appellant] heeft Admeco daarop gedagvaard voor de kantonrechter Eindhoven en daarbij
gesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is. Hij heeft aangevoerd
dat de reden voor de beëindiging vals of voor- gewend was en voorts dat de gevolgen van die
opzegging voor hem te ernstig waren in vergelijking met het belang van Admeco. Hij heeft primair
herstel van de dienstbetrekking gevorderd en subsidiair een door Admeco te betalen
schadevergoeding.
4.1.6. Admeco heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
4.1.7. Bij vonnis van 24 maart 2005 heeft de kantonrechter beide vorderingen afgewezen. Hij
overwoog daartoe, kort gezegd, dat de door Admeco overgelegde documenten uit het dossier van
[appellant] in voldoende mate de aan de opzegging ten grondslag gelegde reden beoordeeld naar
regels van algemene ervaring konden rechtvaardigen. Omtrent de gevolgen van de opzegging heeft
de kantonrechter deze als onvoldoende toegelicht aangemerkt, zodat de ernst ervan zich niet laat
beoordelen.
[appellant] is in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissingen komt [appellant] op.
4.2.1. Met de eerste twee grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter
omtrent de door [appellant] gestelde valse of voorgewende reden. Ter toelichting heeft [appellant]
aangevoerd dat hij tijdens het dienstverband steeds een loyale en hardwerkende werknemer is
geweest, waarbij hij heeft gewezen op een aantal positieve beoordelings- rapporten uit 1989, 1997
en 2003. In die laatste beoordeling is niets terug te vinden van de hem door Admeco gemaakte
verwijten over het regelmatig te laat komen, niet verschijnen op het werk, het niet goed overdragen
van werkzaamheden, het alcoholgebruik, de onvoldoende samenwerking met de collega’s en de niet
tijdige en correcte oplevering van producten aan klanten. Voorts heeft [appellant] opgemerkt dat hij
in de jaren 2001 tot en met 2003 ernstige psychische problemen had, terwijl bovendien een
echtscheiding speelde. Dat trok een zware wissel op hem. Uit de beoordeling van januari 2003 valt af
te leiden dat Admeco op dat moment nog begrip had voor de situatie. Het verzoek aan de CWI van
Admeco om toestemming om de arbeidsovereenkomst met hem, [appellant], te beëindigen, kwam
dan ook onverwacht. De CWI heeft ten onrechte en te snel de gevraagde toestemming gegeven voor
een opzegging. Immers uit de aan het CWI aangereikte stukken had kunnen blijken dat de verwijten
aan [appellant] niet aansloten bij de beoordelingsrapporten, terwijl het bovendien zo was dat hij
geruime tijd arbeidsongeschikt is geweest vanwege psychische problemen. [appellant] heeft verder
bewijs aangeboden van het feit dat het beslist niet zo was dat hij meerdere jaren bij herhaling te laat
op zijn werk verscheen behoudens in een periode dat hij in een slechte psychische gesteldheid
verkeerde en er sprake was van overmacht. Ook heeft hij bewijs aangeboden van zijn stelling dat hij
zijn werk steeds goed heeft overgedragen en steeds goed heeft samengewerkt met collega’s
waardoor het product tijdig en correct voor de klant gereed was. [appellant] heeft voorts betwist dat
hij ooit onder invloed op het werk is verschenen en daardoor geen werkzaamheden heeft kunnen
verrichten.
Admeco heeft deze stellingen betwist.
4.2.2. Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een valse en/of
voorgewende reden het volgende voorop.
Van een valse reden in de zin van artikel 7:681 BW is sprake indien die reden, die aan de opzegging
ten grondslag is gelegd in werkelijkheid niet bestaat.
Van een voorgewende reden in de zin van artikel 7:681 BW is sprake indien de reden voor de
opzegging niet de werkelijke reden voor de beëindiging van het dienstverband is maar wordt
gebruikt om [appellant] in feite vanwege een andere reden te ontslaan.
4.2.3. Kennelijk ziet het betoog van [appellant] waar het betreft de valse reden met name op het
gegeven dat hem een verwijt wordt gemaakt van veelvuldige onverwachte afwezig-heid zonder een
geldige reden waardoor de normale productie bij Admeco in gevaar komt.
4.2.4. Het hof stelt allereerst vast dat aan het verzoek van Admeco aan de CWI tot toestemming voor
een beëindiging van het dienstverband met [appellant] een groot aantal documenten zijn
toegevoegd uit het personeelsdossier van [appellant]. De inhoud en strekking van al deze
documenten, die ieder voor zich noch bij de CWI noch in deze procedure door [appellant] zijn
bestreden, leveren naar het oordeel van het hof het beeld op van een werknemer, die in een reeks
van jaren veelvuldig te laat of niet op zijn werk is verschenen, met enige regelmaat de
controlevoorschriften bij ziekte niet is nagekomen en veelvuldig door andere personeelsleden onder
invloed van alcohol is aangetroffen ook in situaties waarin hij aan het werk was of aan het werk ging.
Voorts blijkt uit deze documenten dat [appellant] door Admeco herhaaldelijk mondeling en
schriftelijk is gewaarschuwd en is gemaand om zijn leven te beteren. Voor wat betreft de periode
voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband blijkt meer in het bijzonder uit een brief van
10 oktober 2002 van Admeco aan [appellant] dat hij én op 1 oktober 2002 én op 4 oktober 2002 niet
op tijd op zijn werk is verschenen en dat dit gedrag – waar kennelijk ook alcohol in het spel was –
reden is geweest voor Admeco om [appellant] voor twee dagen te schorsen en hem geen loon te
betalen voor de uren dat hij ongeoorloofd afwezig is geweest. De betreffende brief eindigt met de
volgende bewoordingen “Wij hopen dat hiermee bij u het besef doordringt dat u bij een volgende
overtreding uw baan verliest met alle consequenties op sociaal en financieel gebied voor u en uw
kinderen”.
Voorts blijkt uit een brief van 6 november 2003 van Admeco aan [appellant] dat hem werd verweten
dat hij op 6 november 2003 een uur te laat op het werk was verschenen, terwijl hij bovendien reeds
een mondelinge waarschuwing had gehad voor een te laat komen op 6 oktober van dat jaar.
Bovendien bestond het vermoeden dat [appellant] op 6 november (wederom) onder invloed van
alcohol op het werk was verschenen.
In diezelfde brief heeft Admeco [appellant] doen weten dat “de maat vol is” en dat een verzoek
gedaan zal worden aan de CWI om toestemming te geven het dienstverband te beëindigen.
Voor zover het standpunt van [appellant] in de procedure zou moeten worden begrepen dat hij deze
feitelijke gebeurtenissen (niettemin) zou willen ontkennen dan had het op zijn weg gelegen daartoe
voldoende feiten en omstandigheden te stellen om te kunnen spreken van een gemotiveerde
betwisting. [appellant] stelt wel dat hij tegen de “bemerkingen” heeft geprotesteerd, maar laat na
aan te geven wanneer dat is geweest en welke “bemerkingen” hij daarbij op het oog heeft.
[appellant] heeft ook nagelaten aan te geven of en op welke wijze zijn psychische conditie van
invloed is geweest op al dit handelen.
Voor zover [appellant] zou willen betogen dat al deze voorvallen niet kunnen worden aangemerkt als
van wezenlijke invloed op de productie is die stelling zo weinig aannemelijk, dat het hof daaraan
voorbij gaat. [appellant] maakt onderdeel uit van een productieteam, waarin ieder eigen taken heeft.
Op het moment dat [appellant] het zonder enige vooraankondiging laat afweten en collega’s zijn
werkzaamheden deels dienen over te nemen (of wellicht die taken moeten laten liggen) behoeft het
weinig voorstellingsvermogen te beseffen dat de voortgang van een normaal, immers ongestoord,
productieproces daaronder lijdt (en in die zin in gevaar komt). Dat appellant al die keren dat hij wel
tijdig aanwezig was steeds het werk goed heeft overgedragen, wil het hof ook zonder bewijslevering
wel aannemen, doch dat gaat langs de aan [appellant] gemaakte verwijten heen (en is dus niet
relevant).
Het moge zo zijn dat [appellant] een harde werker is, die altijd klaar staat om anderen te helpen
waardoor hij kennelijk in de loop der jaren van Admeco het nodige krediet heeft gekregen, doch dat
maakt nog niet dat de door Admeco gemaakte verwijten niet juist zijn. Het zijn juist deze verwijten
die de grondslag vormen voor het verzoek van Admeco aan de CWI om toestemming de
arbeidsovereenkomst op te zeggen en de daarop gevolgde opzegging. Van een valse reden in de
hiervoor bedoelde zin is dan ook naar het oor-deel van het hof geen sprake.
Voor verdere bewijslevering door [appellant] is geen plaats.
4.2.5. Naar het hof begrijpt betoogt [appellant] (subsidiair) dat de door Admeco aangevoerde reden
voor de opzegging niet de werkelijk reden is voor de opzegging van het dienstverband, maar
discriminatie en willekeur, omdat er een andere baas kwam, die [appellant] niet mocht en er aan
negatieve dossiervorming werd gedaan. Admeco heeft deze stellingen betwist.
4.2.6. Het hof constateert dat [appellant] deze stelling ook reeds in eerste aanleg heeft betrokken, zij
het dat hij daar nog sprak over “een indruk”, terwijl [appellant] in hoger beroep heeft volstaan met
een herhaling van die stelling echter zonder concrete feiten of omstandigheden aan te geven op
grond waarvan een dergelijke conclusie getrokken zou kunnen worden. Nu Admeco de verwijten
gemotiveerd ontkent had het op de weg van [appellant] gelegen nadere informatie te verstrekken,
zodat, nu hij dat heeft nagelaten, het hof deze stelling als volstrekt onvoldoende onderbouwd
passeert. Voor verdere bewijslevering als door [appellant] aangeboden is in dat licht bezien geen
plaats meer.
De grieven slagen niet.
4.3.1. Met de derde grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij
onvoldoende heeft aangegeven waarom de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst
voor [appellant] te ernstig waren in verhouding tot het belang van Admeco bij een beëindiging van
het dienstverband.
Hoewel naar het oordeel van het hof het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het oordeel van
de kantonrechter geen hout snijdt nu [appellant] in eerste aanleg zich in het geheel niet heeft
uitgelaten over die gevolgen, zal het hof de grief opvatten als een nadere onderbouwing van de
stelling van [appellant] dat het ontslag voor hem onaanvaardbare gevolgen heeft gekend. Het hoger
beroep dient er immers tevens toe misslagen van een procespartij te herstellen. In dat licht bezien
zal het hof de door [appellant] genoemde omstandigheden nader wegen.
4.3.2. [appellant] heeft aangevoerd dat hij al geruime tijd bij Admeco en diens rechtsvoorganger
heeft gewerkt en dat hij zijn leeftijd niet mee heeft op de arbeidsmarkt. Een belangrijke rol daarin
speelt ook dat de reden voor het ontslag hem ernstig parten speelt bij sollicitaties. Diezelfde reden
heeft er tevens toe geleid dat hij niet in aanmerking komt voor een werkloos- heidsuitkering en
aangewezen is op een bijstandsuitkering van slechts € 804,88 per maand, hetgeen een groot verschil
vormt met het eertijds door hem verdiende salaris van circa € 2.300,= bruto per maand. Voor
Admeco zijn de gevolgen van het handelen van [appellant] zeer beperkt, omdat niet is gebleken dat
de productie gevaar heeft gelopen.
4.3.3. Bij de beoordeling van de vraag of, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer
getroffen voorzieningen en de voor de werknemer bestaande mogelijkheden om ander passend werk
te vinden, de gevolgen van de opzegging voor een werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het
belang van de werkgever bij die opzegging, stelt het hof het volgende voorop.
Bij de beoordeling van die gevolgen wordt in beginsel uitgegaan van de ten tijde van de opzegging
bestaande situatie. De eventuele schadevergoeding is een schadevergoeding naar billijkheid. Het
bedrag wordt bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag,
zoals de duur van de dienstbetrekking, de hoogte van het salaris en emolumenten, de leeftijd van de
werknemer, de (voorzienbare) schade die hij lijdt als gevolg van het verlies van zijn arbeidsplaats, de
omstandigheden waaronder het ontslag is gegeven, de financiële situatie van de werkgever, de mate
waarin het ontslag aan elk van partijen is te wijten etc….De rechter is vrij in de beoordeling van het
gewicht dat aan de diverse factoren wordt toegekend bij de vaststelling van de hoogte van de
vergoeding.
4.3.4. Het hof is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag ook
als gelet wordt op de gevolgen, die een beëindiging van het dienstverband voor [appellant] teweeg
hebben gebracht.
Daarbij heeft het hof doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat de problemen tussen
partijen uitsluitend zijn veroorzaakt door het handelen van [appellant], die zeker sedert 1999 met
grote regelmaat te laat is gekomen, niet is op komen dagen op het werk, of zich niet heeft gehouden
aan de daartoe geldende controlevoorschriften bij ziekte. [appellant] heeft het zelfs bestaan om na
een uitdrukkelijke waarschuwing van Admeco bij brief van 10 oktober 2002, waarbij hij onder meer
twee dagen is geschorst, niettemin een jaar later wederom tot tweemaal toe in de fout te gaan,
zonder dat daarbij enige verzachtende omstandigheid is aangevoerd. [appellant] heeft zich ondanks
de talloze waarschuwingen kennelijk hardleers betoond en daarmee feitelijk een situatie
bewerkstelligd dat bij Admeco op enig moment “de maat vol was”. Van een ontslag op basis van een
eenmalig incident is zeker geen sprake geweest. Aldus heeft [appellant] willens en wetens de harde
gevolgen van het verlies van een baan, de daarmee gepaard gaande inkomensdaling en de slechte
positie op de arbeidsmarkt over zich af geroepen, zodat het niet aangaat deze gevolgen (in financieel
opzicht) gedeeltelijk op Admeco af te wentelen.
De grief dient te falen.
4.4. Nu geen van de grieven slaagt zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd en zal
[appellant] in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Admeco en tot op
heden vastgesteld op
€ 244,= aan griffierechten en € 1.344,= aan salaris procureur;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Aarts, Waaijers en Slootweg en uitgesproken door de rolraadsheer
ter openbare terechtzitting van dit hof op 16 januari 2007.
Download