Regelingen en voorzieningen CODE 1.6.4.31 Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor diverse kosten (o.m. voor premie aanvullende ziektekostenverzekering) jurisprudentie bronnen Centrale Raad van Beroep 08.03.2011, 09/540 WWB + 09/6549 WWB, LJN BP7532 Afwijzing aanvraag voor diverse kosten. Premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering behoren niet tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Afwijzing vergoeding van de reiskosten naar de huisarts op de grond dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden voldaan uit het reguliere inkomen. Afwijzing bijzondere bijstand voor de vergoeding van een deel van de garderobe. Niet met objectieve medische gegevens is onderbouwd dat het gewicht van de echtgenote enkel vanwege medicijngebruik plotseling was toegenomen. Geen recht op bijzondere bijstand in de kosten voor de hulp in de huishouding. Een PGB is een aan de bijstandsverlening voorliggende, passende en toereikende voorziening. Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand met betreking tot uitvaartkosten. Appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt waarop deze kosten betrekking hebben. Afwijzing bijzondere bijstand met betrekking tot kosten van bril en zonnebrilglazen. Deze kosten behoren niet tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitspraak 09/540 WWB 09/6549 WWB Datum uitspraak: 8 maart 2011 I. PROCESVERLOOP Centrale Raad van Beroep Namens appellant heeft mr. L.G. Mellens-Schrage, advocaat te Hoogezand, hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 1. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen aangevallen uitspraak 2. Meervoudige kamer UITSPRAAK Het College heeft verweerschriften ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2010. Appellant is met bericht niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Klok, werkzaam bij de gemeente Slochteren. Op de hoger beroepen van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraken van de rechtbank Groningen van 16 december 2008, 08/320, (hierna: aangevallen uitspraak 1) en van 28 oktober 2009, 09/244 (hierna: aangevallen uitspraak 2), II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. in de gedingen tussen: 1.1. Appellant, geboren [in] 1930, en zijn echtgenote [naam echtgenote appellant] (hierna: [naam echtgenote]), geboren [in] 1932, ontvingen een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet en pensioen. [naam echtgenote], die vanaf 2003 in toenemende mate te kampen had met appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren (hierna: College) 1 CODE 1.6.4.31 Regelingen en voorzieningen zeer ernstige gezondheidsklachten, is op 18 oktober 2010 overleden. 4.3.1. De Raad begrijpt het standpunt van het College aldus, dat de premies van de aanvullende ziektekostenverzekering niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB, omdat het afsluiten van een dergelijke verzekering een vrijwillige keuze is. In zijn verweerschrift in hoger beroep en ter zitting van de Raad heeft het College er voorts op gewezen dat op grond van het door de gemeente Slochteren tot 25 november 2008 gevoerde beleid bijzondere bijstand werd verleend voor noodzakelijke medische kosten die voortvloeien uit het niet aanvullend verzekerd zijn. 1.2. Op 4 januari 2007 heeft appellant voor diverse kosten een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 3 oktober 2007, gehandhaafd bij besluit van 19 februari 2008, heeft het College voor het jaar 2007, rekening houdend met een draagkracht van € 874,80, een bedrag van € 20,47 aan bijzondere bijstand toegekend. Afgewezen is, voor zover thans van belang, de aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van de maandelijkse premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering ExtraVerzorgd 3 bij Menzis ten behoeve van appellant en zijn echtgenote. 4.3.2. Appellant heeft aangevoerd dat er, gelet op de matige gezondheidstoestand van hemzelf en de slechte gezondheidstoestand van zijn echtgenote, zoveel medische zorg nodig was, dat het geen vrijwillige keuze, maar pure noodzaak was om een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten. Het pakket ExtraVerzorgd 3 vergoedt onder meer kosten van brillen, geneesmiddelen en alternatieve behandelingen zoals acupunctuur, waarvan [naam echtgenote] gebruik heeft gemaakt. 1.3. Op 8 januari 2008 heeft appellant wederom een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor diverse kosten. Bij besluit van 24 september 2008, gehandhaafd bij besluit van 3 maart 2009, heeft het College over de eerste helft van het jaar 2008, rekening houdend met een draagkracht van € 1.017,47 over het gehele jaar 2008, een bedrag van € 112,98 aan bijzondere bijstand toegekend. Voor zover thans van belang is de aanvraag voor de volgende kosten afgewezen: -reiskosten naar de huisarts in Hellum; -vervanging van de helft van de garderobe van [naam echtgenote]; -kosten voor de hulp in de huishouding; -premies aanvullende ziektekostenverzekering; -uitvaartkosten; -kosten van een bril (boven € 50,--) en zonnebril. 4.3.3. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak met betrekking tot de Algemene bijstandswet van 7 januari 2003, LJN AF7402, waar ook het College naar heeft verwezen, behoren de kosten van de premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 39, eerste lid, van die wet. De Raad ziet geen aanleiding om daar voor de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB in beginsel anders over te oordelen. 2. Bij de aangevallen uitspraken 1 en 2 heeft de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van 19 februari 2008 en 3 maart 2009 ongegrond verklaard. 4.3.4. Naar het oordeel van de Raad heeft het College zich, ondanks de matige gezondheidstoestand van appellant en de slechte gezondheidstoestand van [naam echtgenote], terecht op het standpunt gesteld dat de premies van de aanvullende ziektekostenverzekering niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. De Raad heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat appellant en [naam echtgenote] op grond van het door het College gevoerde - buitenwettelijk begunstigend - beleid bijzondere bijstand konden aanvragen voor noodzakelijke medische kosten die voortvloeiden uit het niet aanvullend verzekerd zijn. 3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraken gekeerd. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Reiskosten naar de huisarts 4.4.1. Het College heeft de vergoeding van de reiskosten naar de huisarts afgewezen op de grond dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden voldaan uit het reguliere inkomen. 4.2. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft. 4.4.2. Ter zitting is gebleken dat het College de door appellant genoemde frequentie waarmee hij en/of zijn echtgenote de huisarts dienden te bezoeken niet bestrijdt. De afstand tussen de woning van appellant en het adres van de huisarts is echter dermate gering, dat voor de Raad niet aannemelijk is geworden dat de aan het huisartsbezoek verbonden kosten zodanig zijn dat van het hierboven genoemde, door de Raad onderschreven, uitgangspunt moet worden afgeweken. Vervanging van de helft van de garderobe Premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering 2007 en de eerste helft van 2008 4.5. Evenals het College en de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen noodzaak was tot het verlenen van bijzondere bijstand voor de vergoeding van een 2 Regelingen en voorzieningen deel van de garderobe van [naam echtgenote]. De Raad heeft hierbij in aanmerking genomen dat niet met objectieve medische gegevens is onderbouwd dat het gewicht van [naam echtgenote] enkel vanwege medicijngebruik plotseling was toegenomen - ook niet met de in hoger beroep overgelegde verklaring van de wijkverpleegkundige van Thuiszorg Fivelland van 1 december 2008 - alsmede dat wel bijzondere bijstand is toegekend voor bewassingskosten en slijtage door incontinentie, zodat een deel van de gestelde vervangingskosten daaruit kon worden voldaan. CODE 1.6.4.31 aangeschaft. Rekening houdend met de vergoeding van de ziektekostenverzekering van € 100,-- heeft het College een bedrag van € 50,-- aan bijzondere bijstand toegekend. Het College heeft de kosten voor de glazen van een zonnebril afgewezen op de grond dat deze kosten niet behoren tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. 4.8.2. Appellant heeft aangevoerd dat het College niet heeft aangetoond dat de kosten van de bril bij Hans Anders Opticiens slechts € 150,-- bedroegen en heeft benadrukt dat de glazen voor de zonnebril ook op sterkte zijn geïndiceerd. Kosten voor de hulp in de huishouding 4.6.1. Appellant ontving een persoonsgebonden budget (hierna: PGB) om hulp bij het huishouden in te kopen. Naar aanleiding van ziekte van de zorgverlener heeft appellant bij brief van 17 december 2007 van het Servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank vernomen dat het loon van een zieke zorgverlener gedurende zes weken wordt vergoed. Appellant heeft het loon van de zorgverlener acht weken doorbetaald en heeft voor de twee weken die niet uit het PGB zijn vergoed bijzondere bijstand aangevraagd. 4.8.3. Het College voert het - door de Raad niet onredelijk geachte - beleid dat kosten niet noodzakelijk worden geacht indien de aanvrager kiest voor een duurdere voorziening dan strikt noodzakelijk is. 4.8.4. Het ligt op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat kosten waarvoor hij bijzondere bijstand aanvraagt noodzakelijk zijn. Appellant heeft niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat de verificatie door het College bij Hans Anders Opticiens onjuist zou zijn, terwijl voorts geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat het voor [naam echtgenote] noodzakelijk was om, naast een “gewone” bril ook te beschikken over een zonnebril op sterkte. Ook wat deze kosten betreft kan het hoger beroep derhalve niet slagen. 4.6.2. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. slot 4.6.3. Met het College is de Raad van oordeel dat een PGB een aan de bijstandsverlening voorliggende, passende en toereikende voorziening is, zodat geen recht bestaat op bijzondere bijstand in de kosten voor de hulp in de huishouding. De omstandigheid dat appellant en [naam echtgenote] de voor hen vertrouwde zorgverlener na haar ziekte graag terugwilden is begrijpelijk, maar brengt niet mee dat voor de daaraan verbonden kosten bijzondere bijstand kon worden verleend. 5.1. De aangevallen uitspraken komen derhalve voor de bevestiging in aanmerking. Uitvaartkosten Recht doende: 4.7. Nu appellant geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt waarop deze kosten betrekking hebben, kunnen die kosten reeds daarom niet als kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB worden aangemerkt. De daarop betrekking hebbende aanvraag om bijzondere bijstand is dan ook terecht afgewezen. Bevestigt de aangevallen uitspraken. 5.2. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2011. Bril en zonnebrilglazen 4.8.1. [naam echtgenote] heeft voor een bedrag van € 638,-- een bril aangeschaft en voor € 109,-- glazen voor een zonnebril. Uit verificatie bij Hans Anders Opticiens is het College gebleken dat de bril daar voor een bedrag van € 150,-- had kunnen worden (get.) J.F. Bandringa. (get.) C. de Blaeij. 3