Inzet ACOP (ABVAKABO FNV, AOb), CCOOP (Onderwijsbond CNV) en CMHF (UNIE BVE-VO) voor de CAO-KBB 2003. Inleiding In het met de vereniging Colo overeengekomen ‘Overlegprotocol decentralisatie arbeidsvoorwaarden Landelijke Organen Beroepsonderwijs’ staat nadrukkelijk vermeld dat partijen in de cao in ieder geval afspraken zullen maken over: • De algemene salarisontwikkeling; • Uitgangspunten waaraan functiewaarderingssysteem moet voldoen; • De vaststelling van de algemene arbeidsduur; • Mutaties in algemeen aanvullende aanspraken met betrekking tot de uitkering bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid voor zover die uitgaan boven de wettelijke aanspraken van de werknemersverzekeringen. • Met betrekking tot overige in het protocol genoemde aangelegenheden zullen partijen in de cao afspraken maken over een nadere invulling voor instellingen. Hierbij wordt een verdeling van bevoegdheden tussen CAO-partijen en de OR overeengekomen. Onderstaand is invulling gegeven aan bovenstaande uitgangspunten. De vakorganisaties hebben op de onderdelen een inzet geformuleerd. Zij hebben geen behoefte wijzigingen aan te brengen in de algemene arbeidsduur. Ten aanzien van ‘De bovenwettelijke sociale zekerheid’ is in het protocol bepaald de afspraken, zoals die gelden op 1 februari 2003, ongewijzigd te laten tot 1 augustus 2006. Alleen om zwaarwichtige redenen zullen vakorganisaties bereid zijn af te wijken van dit uitgangspunt. Voor wat betreft de optimale verdeling van besluitvorming over cao- en ondernemingsniveau zijn de vakorganisaties van mening dat in de CAO Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) 2003 tenminste bepalingen opgenomen moeten worden betreffende de volgende onderwerpen: • Uitwerking en bijzondere regelingen inzake salarissen en beloning; • Uitgangspunten voor integraal personeelsbeleid, waaronder scholingsbeleid, functioneringsgesprekken en beoordelingen, competentiebeloning, preventie- en reïntegratiebeleid inzake werkloosheid en ziekte/arbeidsongeschiktheid; • Hoofdlijnen taakbeleid (inzet en werkdruk personeel); • Arbeidsmarktbeleid op centraal niveau; • Arbo beleid op centraal niveau; • Doelgroepenbeleid; • Regelingen arbeid en zorg; • Vakbondsfaciliteiten; • Faciliteiten en bevoegdheden OR en werknemersorganisaties; • Besteding decentrale arbeidsvoorwaardengelden; • Voorwaarden formatieplanning; • BAPO-regeling; • Spaarverlofregeling (sabbats- en seniorenverlof); • Vakantie en (buitengewoon) verlof; • Het aangaan en beëindigen van de arbeidsovereenkomst; • Algemene verplichtingen werkgever en werknemer; • Reis- en verplaatsingskosten; • Kinderopvang. Pag. 1 Reikwijdte CAO-KBB 2003 Het overleg over een nieuwe CAO-KBB zal gericht zijn op het afsluiten van een cao met een zo groot mogelijke reikwijdte die concurrentie op de markt mogelijk maakt, aantrekkelijk is voor de werknemers in de sector en recht doet aan de belangen van de sector in zijn geheel. Door instellingen zijn nevengeschakelde rechtspersonen opgericht voor de private activiteiten buiten de sector CAO-KBB. De betrokken vakorganisaties willen in de CAO-KBB een bepaling opnemen dat de cao dient te gelden voor de medewerkers van elke instelling en die neven-geschakelde rechtspersonen. Looptijd De vakorganisaties stellen een looptijd voor van 12 maanden, d.w.z. vanaf 1 februari 2003 t/m 31 januari 2004. Salarisontwikkeling Hoewel een deel van de middelen die door het Kabinet beschikbaar zijn gesteld om de door de Werkgroep Van Rijn gesignaleerde arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector op te kunnen lossen gebruikt is om een deel van de sinds 1993 opgelopen achterstand t.o.v. de marktsector weg te werken, moet ook in de komende jaren nog een aantal stappen gezet worden. Een ander betekent concreet: • Een generieke loonsverhoging van 2,5%, hetgeen overeenkomt met het akkoord in de Stichting van de Arbeid; • Verhoging van de eindejaarsuitkering tot ruim 5% (in 2002 4,05%) als aanzet tot een 13 e maand; • Een bindingstoelage van minimaal 200 Euro voor personeel in de schalen J, K en L; • Herstructurering van de salarisschalen teneinde meer evenwicht te krijgen in het salarisgebouw. De vakorganisaties zijn bereid gedurende een aantal jaren de middelen nodig voor de algemene salarismaatregelen en de verhoging van de structurele eindejaarsuitkering in te zetten voor de structuurverbetering van het salarisgebouw. Daarbij dient wel voor iedereen elk jaar een aanvaardbare inkomensverbetering gerealiseerd te worden. • De generieke inzet van middelen dient door te werken in de pensioenen en de uitkeringen. Woon-/werkverkeer Bij de vaststelling van de huidige regeling reiskostenvergoeding woon-/werkverkeer werd nog uitgegaan van een éénverdienerssituatie. De hoogte van de vergoeding is vanaf het tweede dienstjaar sterk beperkt om het verhuizen in de richting van de werkplek te stimuleren. Dit uitgangsprincipe is thans niet meer houdbaar. De vakorganisaties willen toe naar een meer kostendekkende vergoeding van de reiskosten woon/werkverkeer. Een koppeling aan de maximale belastingvrije reiskostenvergoeding is een forse stap in de goede richting. Dienstreizen De tekst van de ‘Regeling tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten bij dienstreizen’ blijkt in de praktijk meer multi-interpretabel dan gewenst. Ook de interferentie met de door de belastingdienst gehanteerde - afwijkende - definitie van het begrip dienstreis, leidt vaak tot problemen tussen werkgever en werknemer. Een aanscherping van de tekst is naar de opvatting van de vakorganisaties wenselijk. Centrales streven er tevens naar het mogelijk te maken dat daar waar sprake is van meer dan gemiddelde uitgaven voor parkeer- en tolgelden, deze te vergoeden bovenop de vergoeding dienstreizen. Pag. 2 Facilitering werkplek buitendienstmedewerkers De vakorganisaties streven naar een betere facilitering voor die medewerkers die met enige regelmaat in het kader van hun functie, of op basis van afspraken inzake telewerken, thuis werkzaamheden verrichten. De werkgever dient zorg te dragen voor een ARBO-verantwoorde inrichting van de werkplek. Daarnaast verstrekt de werkgever een vergoeding voor alle zakelijke kosten van het gebruik van de ter beschikking gestelde apparatuur en is een tegemoetkoming in verband met het daadwerkelijk gebruik van een werkruimte (elektriciteit, verwarming, deel v.d. huur) gerechtvaardigd. Kinderopvang De vakorganisaties streven naar voldoende aanbod van kinderopvang voor alle werknemers. Dit betekent dat een regeling voor kinderopvang (ko) en buitenschoolse opvang (bso) in de nieuwe cao moet worden vastgelegd. De vakorganisaties pleiten ervoor de bestaande regelingen ko en bso en de overeenkomst met Kintent zoveel mogelijk te continueren en minimaal het budget dat thans gemoeid is met de regelingen hiervoor te blijven bestemmen. Betrokken bonden zijn voorstander van volledige kostendeling als er sprake is van een tweeverdienerssituatie. De bestaande afspraken op dit punt dienen dan ook gehandhaafd te blijven, evenals de getroffen overgangsregeling, waarin bepaald is dat de verplichte kostendeling slechts geldt voor nieuwe inschrijvingen voor de opvang van het eerste kind. Integraal personeelsbeleid (IPB) Integraal personeelsbeleid betekent naar de mening van AOb, Onderwijsbond CNV en UNIE: een samenhangend personeelsbeleid waarbinnen de professionele ontwikkeling van de werknemers en de ontwikkelingsdoelen van de organisatie systematisch en wederzijds op elkaar worden afgestemd. Doel is optimale ontplooiingskansen voor de werknemers samen te laten gaan met een optimale ontwikkeling van de organisatie. Persoonlijke ontwikkelingsplannen Belangrijk element van Integraal Personeelsbeleid is het Persoonlijke Ontwikkelingsplan (POP). Iedere werknemer dient te werken aan de eigen professionaliteit. Afspraken over professionalisering worden opgenomen in een Pop. In de CAO-KBB zullen afspraken gemaakt moeten worden over de rechten en de plichten van zowel werknemer als werkgever m.b.t. de afspraken gemaakt in het POP. Een positief oordeel van de OR over het gevoerde IPB zou kunnen leiden tot een voorstel aan de CAOpartijen voor toepassing van competentiebeloning; een extra beloning voor getoonde ontwikkeling teneinde het ontwikkelen van competenties te stimuleren. Minimaal moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat breed in de organisatie er sprake is van een goed ingevoerde en geaccepteerde cyclus van doelstellingengesprekken, functioneringsgesprekken en een beoordelingssysteem op basis van duidelijke criteria. Beloningsdifferentiatie, al dan niet gebaseerd op competentie-ontwikkeling, gaat niet ten koste van de structurele beloning . Bevordering arbeidsparticipatie ouderen Werknemers die langer willen doorwerken (bijv. na hun 60-ste) moeten daartoe worden gestimuleerd. Ook zou in het jaar voorafgaande aan het bereiken van de spilleeftijd en de jaren daarna (in de praktijk dus vanaf 61 jaar) de omvang van de BAPO verhoogd kunnen worden naar 1,5 dagen, bij gelijkblijvend salaris. Dit betekent een verlaging van de eigen bijdrage tot 17% voor de schalen A t/m H en 23% voor schaal I en hoger. Daarnaast willen Centrales bevorderen dat ingeval van demotie op een leeftijd van 55 jaar of ouder het pensioen berekend wordt op basis van het pensioengevend inkomen vóór de demotie. Pag. 3 Arbobeleid Essentieel onderdeel van de nieuwe aanpak in de Wet Verbetering Poortwachter is dat er veel aandacht voor preventiebeleid ter voorkoming van ziekte en arbeidsongeschiktheid op de instellingen noodzakelijk is. Voor sociale partners van belang om te bezien of er op cao-niveau doorvertaling plaats moet vinden van wetgeving, c.q. of er nadere voorwaarden moeten worden afgesproken. Centrales streven in elk geval naar een terugkeerrecht voor de werknemer naar de arbeid die hij overeengekomen is, indien hij volledig herstelt binnen de termijn van het opzegverbod van twee jaar. Overige verlofregelingen In de Wet arbeid en zorg (WAZO) is een regeling kortdurend zorgverlof opgenomen. In de huidige CAOLOB is een regeling opgenomen betreffende verlof bij ernstige ziekte als voortdurende aanwezigheid, anders dan ter verpleging, vereist is. Deze regeling gaat inhoudelijk minder ver dan de WAZO, omdat in de WAZO niet gesproken wordt over ernstige ziekte en juist wel over verzorging. Financieel gezien gaat de regeling in de cao juist verder, namelijk 100% doorbetaling. De vakorganisaties streven naar doorbetaling van 100% in plaats van 70% van de inhoudelijk ruimere verlofregeling in de WAZO. Het verlies van een direct familielid (partner, ouder, kind) is een zodanig ingrijpende gebeurtenis dat een dergelijk verlies in de werksituatie met zorgvuldigheid tegemoet getreden moet worden. Naast begeleiding, de mogelijkheid de functie tijdelijk aan te passen, zou de werknemer ook de mogelijkheid geboden moeten worden extra vrije tijd/verlof op te nemen. De Centrales zouden een en ander willen vastleggen in een protocol rouwverwerking. Zeggenschap De vakorganisaties stellen voor te komen tot een Ondernemingsraad bij alle KBB’s, ook als artikel 2, eerste lid van de WOR, niet geldt. Alle Ondernemingsraden moeten ten minste dezelfde bevoegdheden en rechten hebben als een OR van een instelling met meer dan 50 werknemers. Vakbondsverlof Vakorganisaties stellen voor om artikel 9.6.1 in de huidige CAO-LOB zodanig te wijzigen dat het voor werknemers, tevens lid van een van de bij de CAO-KBB betrokken partijen, mogelijk wordt deel te nemen aan incidentele vergaderingen van statutaire organen. In- en doorstroombanen Beloning. In de praktijk blijkt dat de maximale beloning voor ID-ers vaak blijft steken op 120% van het minimumloon. De wet regelt echter dat instromers 130% van het minimumloon mogen verdienen en doorstromers 150%. Bonden streven naar het zo snel mogelijk realiseren van deze maxima, door het vastleggen in de CAO van een gefaseerde verhoging van de ID-salarissen. Omzetting naar reguliere baan. Het uitgangspunt van het recent afgesloten Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 is, dat werknemers in een ID-baan kunnen doorstromen naar regulier werk. Voor de sector onderwijs kunnen in het jaar 2003 met een eenmalige tegemoetkoming van de overheid 1.930 banen omgezet worden in reguliere functies. Daarnaast is er voor Onderwijs 14 miljoen Euro beschikbaar voor aanvullende afspraken, om bijvoorbeeld waar nodig werknemers door middel van scholing voor te bereiden op hun reguliere baan. Bonden wensen duidelijke afspraken in de CAO te maken om te zorgen dat het geld maximaal wordt benut en zoveel mogelijk mensen goed begeleid worden naar een reguliere baan. Pag. 4 Keuzemenu Centrales willen afspraken maken om gedurende de looptijd van deze cao te onderzoeken in hoeverre een keuzemenu arbeidsvoorwaarden is te realiseren. Hierdoor zou er, bij het in stand houden van de bestaande regelgeving, voor degenen die dat wensen nieuwe mogelijkheden ontstaan, die maatwerk mogelijk maken en recht doen aan de keuzes die individuele werknemers op basis van persoonlijke omstandigheden wensen te maken. De vakorganisaties behouden zich het recht voor om tussentijds andere of aanvullende voorstellen in te brengen. Zoetermeer, 24 februari 2003. Pag. 5