(Standaard) Commissie voorbladen griffi - Provincie Noord

advertisement
Commissie voor
verkeer, vervoer en waterstaat
Datum commissievergadering:-DIS-stuknummer
Secretaris
Doorkiesnummer
Behandelend ambtenaar
Dienst/afdeling
Nummer commissiestuk
Status
Datum
Bijlagen
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
:
787639
mr. J.W.L.M. Zwepink
073-6812267
R. Willemse
WMV/V&V
VVW-0424
ter advisering
ter bespreking
ter kennisneming
ter vaststelling
9 oktober 2001
2
Onderwerp:
Herzonering tariefzones openbaar vervoer.
Voorstel aan commissie:
1. Kennisnemen van de vervoerskundige- en financiële feiten van het tweede
effectenrapportage.
2. Kennisnemen van een mogelijke compensatieregeling en suggesties met
betrekking tot communicatie.
3. Kennisnemen van het flankerend beleid zoals dat is opgenomen en
uitgevoerd wordt in het actieprogramma Personenvervoer van Morgen.
Eventuele nadere opmerkingen:
Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant genomen besluit,
namens deze,
mr. J.W.L.M. Zwepink, secretaris
Commissie voor verkeer, vervoer en
waterstaat
Bijlage:
1. Notitie cie. VVW
2. Twaalf vragen over herzonering
Notitie ten behoeve van de commissie voor verkeer, vervoer en waterstaat inzake
de informatie over de effecten van het nieuwe onderzoek, compensatieregeling en
het flankerend beleid.
Deze notitie is bedoeld voor statencommissie VVW, die op 23 augustus 2001 heeft
geadviseerd over de structurele wijziging van de tariefzones in het
bevoegdheidsgebied van de Provincie Noord-Brabant. Dit advies is voor het
college van Gedeputeerde Staten op 28 augustus jl. reden geweest om de Minister
van Verkeer en Waterstaat te verzoeken de tariefzones per 1 januari 2002 te
wijzigen.
Tijdens de behandeling van dit onderwerp is ter sprake gekomen dat een nieuw
effectenonderzoek zou worden uitgevoerd om beter inzicht te krijgen in het
effect van de herontworpen tariefzones. Tegelijkertijd werd door gedeputeerde
Boelhouwer medegedeeld dat het voorliggende (eerste) effectenonderzoek voldoende
cijfermatige informatie bevat om te komen tot besluitvorming. De wijzigingen
zullen een beperkte opbrengstenreductie veroorzaken. Samen met het feit dat het
herontwerp minder ov-reizigers zal treffen, heeft dit geresulteerd in de gekozen
aanpak. Daarnaast heeft gedeputeerde Boelhouwer de toezegging gedaan om de
mogelijkheden van een compensatieregeling te onderzoeken. Bovendien zal worden
aangegeven hoe het flankerend beleid op dit moment is vormgegeven.
De
1.
2.
3.
4.
5.
6.
volgende opzet van deze notitie wordt aangehouden:
Samenvattend beeld.
Eerdere besluitvorming en achtergrond herzonering tariefzones.
Resultaten tweede effectrapportage.
Compensatieregeling en communicatie.
Flankerend beleid.
Conclusie.
Samenvattend beeld
Op basis van het meest recente onderzoek kan worden geconcludeerd dat van de
258.644 reizigers per jaar1 in het bevoegdheidsgebied van de Provincie NoordBrabant, ongeveer 15% (38.141 reizigers) wordt geconfronteerd met een toename op
ritniveau van één tariefzone. Bijna 1% (1.931 reizigers) zal twee extra zones
moeten gaan betalen. Terwijl bijna 0,5% (1.062 reizigers) één tariefzone minder
op de te onderscheiden ritten hoeft te betalen. Het totale beeld is dat in
Brabant bijna 85% van de reizigers geen nadeel ondervindt van de herzonering.
Het tweede effectenonderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke adviesbureau NEA
geeft aan dat de theoretische opbrengst veroorzaakt door het herzoneren van de
tariefzones openbaar vervoer, minder zal zijn dan het eerdere ontwerp
weergegeven in het eerste onderzoek. In het geval dat geen vraaguitval
geconstateerd kan worden zal de opbrengstengroei verminderen van 7,4% naar 6,6%.
In geld uitgedrukt betekent dit dat de meeropbrengst zal dalen van € 2.040.000
(Fl 4,5 miljoen; zonder vraaguitval en met rijkssubsidie) naar € 1.806.050
(bijna Fl 4 miljoen; zonder vraaguitval en met rijkssubsidie). Wanneer er wel
een vraaguitval te bespeuren is zal de opbrengstengroei verminderen van 5,2%
naar 4,6%. In geld uitgedrukt betekent dit dat de meeropbrengst zal dalen van €
1.410.000 (Fl 3,1 miljoen; zonder vraaguitval en met rijkssubsidie) naar €
1.265.140 (bijna Fl 2,8 miljoen; zonder vraaguitval en met rijkssubsidie). De
opbrengstengroei blijft interessant genoeg om herzonering als beleidsinstrument
in te zetten. Naast de opbrengstreductie blijken de gevolgen voor de ovreizigers in het bevoegdheidsgebied van de Provincie Noord-Brabant minder groot
dan de eerste rapportage aangaf. Het percentage reizigers dat geen nadeel
ondervindt van de herzonering, neemt toe van 83% naar 85%.
Eerdere besluitvorming en achtergrond herzonering tariefzones
Gedeputeerde Staten hebben tijdens de vergadering op 28 augustus 2001, met een
advies van de statencommissie VVW, het besluit genomen om de Minister van
Verkeer en Waterstaat te verzoeken de tariefzones openbaar vervoer in het
1
De term reiziger is hiervoor beschreven als gebruiker. De gebruikers zijn te herkennen
als abonnementhouder of strippenkaartgebruiker.
-1-
bevoegdheidsgebied van de Provincie Noord-Brabant structureel te wijzigen. Per 1
januari 2002 zullen de tariefzones, na positieve beoordeling van de Minister van
Verkeer en Waterstaat, daadwerkelijk worden veranderd.
De provincie Noord-Brabant kiest voor herzonering om vervoerders dezelfde kansen
te geven als vervoerders elders in Nederland. De Brabantse zones zijn nu
gemiddeld 18 km2. Dit is groter dan in Noord-Holland (12,7 km2), Zuid-Holland
(14,5 km2) of in de noordelijke provincies (14,5 km2). Dit betekent dat de prijs
van het openbaar vervoer in Brabant altijd aan de lage kant is geweest in
verhouding tot de rest van het land. Met herzonering corrigeert Brabant dit. Zou
dit niet gebeuren, dan zadelt Brabant de concessiehouder en zichzelf op met een
structureel financieel tekort.
Door herzonering betaalt de reiziger een meer realistische prijs voor de
verleende dienst. Doordat er meer inkomsten zijn neemt de kostendekking toe. En
ten tweede neemt ook de rijkssubsidie toe, want deze is gebaseerd op de
opbrengsten: op iedere gulden reizigersopbrengst, geeft het rijk nog eens 1,48
gulden (€ 0,67). Waar nu de Randstad door de kleinere zones meer van deze
subsidie profiteert, komt straks een groter deel ten goede aan Noord-Brabant.
De mogelijke meeropbrengsten die tijdens de effectrapportage helder zouden
worden, zullen direct ten gunste komen van de vervoerbedrijven die in Brabant
actief zullen zijn of worden. De extra opbrengsten zullen een financiële basis
creëren, waarmee een vervoerbedrijf zijn kwaliteitsniveau kan verbeteren. De
financiële kracht om vernieuwende vervoersproducten te ontwikkelen wordt
daardoor zekerder gesteld. Het is in dit verband de bedoeling dat de vervoerder
de reiziger opzoekt en dat daarmee de reiziger beter bekend wordt bij het
vervoerbedrijf.
Resultaten tweede effectrapportage
Vertegenwoordigers van het ministerie van Verkeer en Waterstaat eisten een
vergroting van enkele voorgestelde tariefzones, waardoor een tweede onderzoek
noodzakelijk. Dit ministerie is verantwoordelijk voor een goede werking van het
huidige nationale tarievensysteem en kan in deze rol een wijziging eisen van het
voorliggende voorstel. Het resultaat van het herontwerp is een vergroting van de
voorgestelde tariefzones. Hierdoor is de tariefsverhoging voor de reiziger
minder groot dan de geprognosticeerde situatie. Toch is er gemeend om het eerste
onderzoek basis te laten zijn van besluitvorming door GS de Minister te
verzoeken tot herzonering over te gaan. Immers de eerste rapportage benadert de
te verwachten effecten dicht genoeg om dit betreffende rapport te gebruiken om
een inschatting te maken van deze maatregel.
In het door het onafhankelijke adviesbureau NEA uitgebrachte rapport ‘De
effecten van een gewijzigde gebiedszonering in het vervoergebied van de
Provincie Noord-Brabant-versie 2’ is nog steeds een belangrijke opbrengstengroei
te signaleren. Een wijziging van de tariefzones zal een opbrengstentoename
(zonder vraaguitval) van 6,6% inhouden. Dit houdt in dat op jaarbasis, gemeten
in guldens (prijsniveau 1999/2000), een toename van de opbrengsten voor de
Provincie Noord-Brabant als rijksbijdragegerechtigde Fl 1.605.000 (€ 728.320) te
zien zal zijn. De opbrengsten zullen in het bevoegdheidsgebied van de Provincie
Noord-Brabant door de herzoneringsoperatie toenemen van € 11.046.371 (Fl
24.343.000) naar € 11.774.690 (Fl 25.948.000). Zoals in de notitie voor de
commissievergadering van 21 juni 2001 staat vermeld, subsidieert de
rijksoverheid de reizigersopbrengsten met een factor 1,48. Een
opbrengstentoename van € 728.320 (Fl 1.605.000) houdt in dat de rijksoverheid
dit bedrag aanvult met € 1.077.730 (Fl 2.375.000). De totale omvang van het
beschikbare geld bestemd voor reguliere busdiensten neemt toe met € 1.806.050
(Fl 3.980.000) (zonder vraaguitval).
Het NEA heeft voor de Provincie Noord-Brabant een alternatief berekend met een
prijselasticiteit van –0,3. Dit houdt in dat bij een gemiddelde prijsstijging
van 10% een opbrengstendaling optreedt van 3% ten gevolge van vraaguitval (er
blijft dus 7 procent opbrengstenstijging over). Hoewel door de
herzoneringsoperatie in het SRE geen vraaguitval te bespeuren valt, kan het
effect van deze vraaguitval gezien worden als het laagst mogelijke financiële
effect. Toch blijkt de opbrengstentoename na herzonering 4,6% te zijn. Een
opbrengstengroei van Fl 1.124.000 (€ 510.050) lijkt zodoende mogelijk. Samen met
de hieraan gekoppelde rijksbijdrage (maal 1,48) zal de totale financiële omvang
bestemd voor reguliere busdiensten in Brabant toenemen met € 1.265.140 (Fl
2.788.000).
Om de omvang van de herzoneringsingreep in te schatten heeft het NEA
verschillende tabellen toegeleverd, waarin de financiële- en vervoerskundige
effecten zijn opgesomd. Kenmerkend is de opsomming van het aantal reizigers2 per
zone-zonerelatie die geconfronteerd worden met een toename of afname van de
zone-afstand na herzonering. Om een goede inschatting te kunnen maken over het
effect voor reizigers in het bevoegdheidsgebied van de Provincie Noord-Brabant,
is de reizigersomvang opgeteld. Hierbij is het effect van de herzonering voor
vervoerrelaties binnen de centrumzones van de ov-verantwoordelijke Brabantse
steden weggelaten3. Zodoende kan het meest realistische effect worden bepaald.
Bij de resultaten per zone-zonerelatie is een schatting gemaakt van het totaal
aantal reizigers voor wie een opbrengsttoename zal gelden. Hierbij zijn de
volgende gebruikers te herkennen:
 gebruikers van jaarabonnementen kopen 1 kaart per jaar;
 gebruikers van maandabonnementen kopen gemiddeld 8 kaarten per jaar;
 gebruikers van weekabonnementen kopen gemiddeld 26 kaarten per jaar;
 gebruikers van 15-strippenkaarten kopen gemiddeld 10 kaarten per jaar;
 gebruikers van 45-strippenkaarten kopen gemiddeld 7,5 kaarten per jaar; en
 gebruikers van 2-/3-/8-strippenkaarten kopen gemiddeld 5 kaarten per jaar.
Per categorie reizigers is het mogelijk om een top 5 samen te stellen. Per top 5
kan worden vastgesteld op welke vervoersrelatie de meeste reizigers worden
geconfronteerd met een betreffende toe- of afname van het aantal te betalen
tariefzones. Hieronder zal dit per categorie worden weergegeven:
2
Reizigers zijn gebruikers van openbaar vervoer die te herkennen zijn op vervoerrelaties
tussen tariefzones. Op basis van de inkomsten die in het zogenaamde Wroov-Plus onderzoek
gerapporteerd worden, is de reizigersomvang bepaald. De reisfrequentie van de reiziger is
zeer uiteenlopend.
3 Dit zijn de zogenaamde interne centrumzone-centrumzone relaties in de steden Breda,
Tilburg en ’s-Hertogenbosch. Voor deze vervoerrelaties geldt overigens een miniem effect
veroorzaakt door herzonering.
Reizigers met één verminderde tariefzone.
1.
Zone 7230 – zone 7260
2.
Zone 6300 – zone 6314
3.
Zone 6300 – zone 6309
4.
Zone 7300 – zone 7311
5.
Zone 7200 – zone 7336
St.WillebrordRoosendaal
’s-HertogenboschRosmalen
’s-HertogenboschEngelen
Tilburg-BerkelEnschot
BredaMade
Aantal
Zoneafstand na
reizigers herzonering
565
Van 4 naar 3 zones
144
Van 2 naar 1 zone
129
Van 2 naar 1 zone
97
Van 2 naar 1 zone
49
Van 4 naar 3 zones
Reizigers met één extra tariefzone.
1.
Zone 6300 – zone 6320
2.
Zone 6300 – zone 6335
3.
Zone 6300 – zone 6330
4.
Zone 7200 – zone 7235
5.
Zone 7200 - zone 7338
’s-HertogenboschDrunen
’s-HertogenboschSchijndel
’s-HertogenboschWaalwijk
BredaZundert
BredaDongen
Aantal
Zoneafstand na
reizigers herzonering
5.445
Van 3 naar 4 zones
4.669
Van 4 naar 5 zones
2.664
Van 4 naar 5 zones
2.148
Van 4 naar 5 zones
1.822
Van 4 naar 5 zones
Reizigers met twee extra tariefzones.
1.
Zone 7200 – zone 7244
2.
Zone 6300 – zone 6435
3.
Zone 7200 – zone 7234
4.
Zone 7325 – zone 7336
5.
Zone 7200 – zone 7235
BredaBaarle Nassau
’s-HertogenboschSt.Oedenrode
BredaUlicoten
OosterhoutMade
BredaZundert
Aantal
Zoneafstand na
reizigers herzonering
882
Van 5 naar 7 zones
509
Van 5 naar 7 zones
132
Van 4 naar 6 zones
173
Van 3 naar 5 zones
129
Van 4 naar 6 zones
Opmerkelijke verschillen tussen de eerste en tweede effectrapportage
Met het vergroten van de tariefzones ten opzichte van de eerste rapportage is
een achteruitgang op te merken in de te verwachten opbrengsten. De oorzaak van
deze achteruitgang is de vergroting van de oorspronkelijk voorgestelde zones aan
de rand van de provincie en rond de grote steden.
Er kan worden opgemerkt dat het aantal reizigers dat geconfronteerd worden met
een tariefsverhoging beperkter is geworden. De eerste rapportage gaf aan dat
43.137 reizigers (bijna 17% van het totaal) een tariefsverhoging zouden
ondervinden. De tweede rapportage geeft aan dat dit aantal verminderd is tot
40.072 reizigers (bijna 15,5% van het totaal). Het aantal reizigers dat
geconfronteerd wordt met een tariefsverhoging van 2 tariefzones is afgenomen van
2.505 (1% van het totaal) naar 1.931 (0,7%). Als laatste valt op dat het
merendeel van de reizigers met een tariefsverhoging, te maken krijgen met een
toename van één extra zone (in het tweede onderzoek 38.141 reizigers). Het
totale beeld is dat 85% van de Brabantse ov-reizigers geen nadeel ondervindt van
de herzonering. In het eerste onderzoek konden overigens 83% van de reizigers
tot deze groep worden gerekend.
Als laatste kunnen de verschillen tussen de twee onderzoeken van de zogenaamde
TOP-5 met elkaar vergeleken worden. Deze TOP-5 geeft aan op welke plekken de
grootste effecten te verwachten zijn. Dit wordt in de vorm van een toe- of
afname van het aantal te passeren tariefzones op een bepaalde vervoersrelatie
weergegeven. Een vergelijking tussen de twee onderzoeken geeft geen
noemenswaardige verschillen aan.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de resultaten, na de aanpassing van de
tariefzones ten opzichte van het ontwerp ten tijde van het eerste onderzoek,
beperkt is gebleven tot een kleine opbrengstenreductie. Tevens kan worden
vastgesteld dat een kleinere groep reizigers ten opzichte van het eerste
ontwerp, geconfronteerd zal worden met een toename van het aantal te betalen
tariefzones.
Compensatieregeling en communicatie
Gedeputeerde Boelhouwer heeft tijdens de commissievergadering op 23 augustus jl.
de toezegging gedaan om inzichtelijk te maken hoeveel een eventuele
compensatieregeling kan gaan kosten. Tijdens de betreffende
vergadering heeft gedeputeerde Boelhouwer gesteld geen voorstander te zijn van
een dergelijke regeling. Deze uitspraak is gebaseerd op het feit dat Provinciale
Staten hebben uitgesproken dat er geen provinciale financiële middelen worden
geïnvesteerd in de exploitatie van het openbaar vervoer.
Op het moment dat dit stuk geschreven is, waren er nog besprekingen met de
vervoerders gaande over de eventuele compensatie van jaarkaarthouders en de
opvang van minder meeropbrengsten, alsmede de over de communicatie rondom de
herzonering.
In beginsel vinden wij dat de overgangsregeling (waarmee minder meeropbrengsten
gemoeid zijn) tot de verantwoordelijkheid van de vervoerder behoort. Echter de
herzonering is een overheidsmaatregel, omdat de Provincie Noord-Brabant de
Minister van Verkeer en Waterstaat verzoekt om de tariefzones te wijzigen.
Vanuit deze rol kan worden gesteld dat overwogen dient te worden of een deel van
de communicatiekosten door de Provincie Noord-Brabant moeten worden
gefinancierd. Het nog af te ronden onderhandelingsproces tussen de Provincie
Noord-Brabant en de vervoerbedrijven zal de hoogte van een eventuele provinciale
bijdrage moeten bepalen.
Flankerend beleid
Tijdens de commissievergadering van 23 augustus jl. werd de vraag gesteld op
welke wijze de flankerend maatregelen wordt ingezet om het openbaar vervoer
gebruik te vergroten. De reden van deze vraag is of herzonering apart moet
worden gezien als maatregel om het openbaar vervoer gebruik te vergroten of dat
er een bepaalde samenhang te herkennen is. Met dit begrip worden de initiatieven
bedoeld die worden ontplooid om vervoersgroei in het openbaar vervoer te
bereiken.
De herzonering is bedoeld om de financiële basis van de vervoerbedrijven te
verbeteren en daarmee zijn uitvoeringskwaliteit te verbeteren. De financiële
kracht om vernieuwende vervoersproducten te ontwikkelen wordt daardoor zekerder
gesteld. Het is in dit verband de bedoeling dat de vervoerder de reiziger
opzoekt en dat daarmee de reiziger beter bekend wordt bij het vervoerbedrijf. Zo
moet de herzonering van tariefzones in samenhang worden gezien met andere acties
die in het kader van het actieprogramma ‘Personenvervoer van Morgen’ worden
uitgevoerd. Denk hierbij aan acties die als doel hebben:
 Meer en betere informatie over openbaar vervoer. Voorbeelden zijn Wijs op
Reis (o.a. PvM-actie 7).
 Ketenmobiliteit zoals actie VIP ’s-Hertogenbosch die mede in het kader van
het rijksproject voor ketenmobiliteit worden ontwikkeld.
 Klant centraal stellen zoals PvM-actie 23 Ontwikkelen klant als
opdrachtgever, die thans concreet wordt uitgevoerd door het vervoerbedrijf
MTI in Oss.
 Mensen een directe betrokkenheid geven. Actie 24 Vervoermanagement voor
scholen is hiervan een voorbeeld. In het Land van Heusden en Altena is recent

dit project opgestart.
Bevorderen dat bedrijven en organisaties OV als kwaliteitskenmerk gaan zien.
Actie 105 Collectief vervoer voor bedrijventerreinen is als lopende
activiteit te herkennen. Voorbeelden zijn de zogenaamde de Brandtaxi en het
werknemersvervoer in Uden.
's-Hertogenbosch, 9 oktober 2001
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
Download