Carolien De Schrijver – 2 BaLO A Woorden op zó vele manieren

advertisement
Carolien De Schrijver – 2 BaLO A
Woorden op zó vele manieren – opdracht Beeld
De manier waarop je iets zingt of zegt, kan veel duidelijk maken. Het kan een woord als het ware
uitbeelden. Dit kunnen we ook gaan tekenen en schrijven. Woorden kunnen op allerlei manieren
gezegd worden: lief, bang, boos, blij, … Bij deze gevoelens horen kleuren en vormen.
 Grillige vormen voor boze, kwade, hevige gevoelens. Daarbij horen ook felle of juist donkere
kleuren.
 Zachte lijnen voor de zachtere, lieflijke gevoelens. Bij deze gevoelens passen meestal de
zachtere, pastelkleuren.
Er bestaan allerlei soorten lettertypes die een gevoel kunnen weergeven. Je hebt meer wazige
lettertypes die iets dromerigs uitbeelden. Horrortekens voor bange of juist angstaanjagende
gevoelens. Dikke letters om te laten uitschijnen dat het menens is. …
Woorden waar een bepaalde kracht en energie kan achterzitten lenen zich het beste tot dit soort
oefening: ja, neen, komaan, yes, nu, goed,allé, …
Binnen een thema kan je dan uiteraard gaan zoeken naar bepaalde woorden die het thema kracht
bijzetten of typeren.
Je kan deze woorden schrijven, in een lijnenspel uittekenen, schilderen of op de computer maken in
een programma als Word.
Lesdoelen:
 De kinderen kunnen verschillende gevoelens bedenken bij bepaalde woorden.
 De kinderen kunnen bij gevoelens een passende kleur bedenken.
 De kinderen tekenen vormen en lijnen passend bij de gevoelens van een bepaald woord.
Leeftijdgroep: 8 – 12 jaar
Lesduur: 50 min.
Leerplan:
VVKBaO
1. Openstaan voor beelden. Dat houdt in dat kinderen leren stilstaan bij beelden om
ontdekkingstochten naar beelden te ondernemen.
2. Bewust zij van het feit dat beelden een zeggingskracht hebben. Dat houdt in dat kinderen:
2.1 Zien dat de wereld rondom ons in beelden ‘spreekt’
2.2 Zich inleven in de zeggingschap van beelden
5. De mogelijkheden van de beeldtaal gericht leren hanteren.
5.2 mogelijkheden van de beeldtaal ontdekken door werkstukken te maken.
6. Een eigen beeldtaal hanteren om impressies weer te geven.
6.3 allerlei materialen en technieken kiezen volgens bepaalde doelen.
OVSG
2.3 Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van
kleur, vorm, structuur, ritme, contrast, volume, textuur, compositie, beweging, …
3.2 Kinderen kunnen uit een assortiment aan materialen en hulpmiddelen een bewuste
keuze maken om een constructie op te zetten of een creatie te ontwerpen.
3.6 Kinderen vinden plezier en voldoening in het beelden vormgeven.
4. Kinderen kunnen een beeldelement in een werk aangeven.
5. Kinderen ervaren dat beeldelementen en de zeggingskracht van een werk kunnen
vergroten.
GO
1.2 De leerlingen kunnen de mogelijkheden van verschillende materialen ontdekken.
1.3 De leerlingen kunnen de beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en kritisch
tegenover staan.
1.4 De leerlingen kunnen plezier en voldoening vinden in het beelden vormgeven en genieten van
wat beelden vormgeven is.
Lesopzet:
-
-
De kinderen gaan op verschillende manieren woorden uitspreken. De link met zang wordt
eventueel gemaakt (afhankelijk van de leeftijdsgroep).
De leerkracht toont een tekst in een bepaald lettertype. Ze laat de tekst niet lezen, maar
vraagt aan de leerlingen welke gevoelens opkomen bij het zien van de tekst.
Er volgt een kringgesprek waarbij op zoek gegaan wordt naar de mogelijke kleuren en
vormen die een tekst kan hebben om een gevoel uit te drukken.
De leerlingen gaan zelf aan de slag met een bepaald woord. Ze maken minstens 2
verschillende versies.
De leerlingen bekijken elkaars werk en proberen de mogelijke gevoelens de achterhalen.
Evenwel is dit voor iedereen persoonlijk. Dit wordt ook duidelijk aan de kinderen gezegd.
Download