LIBERALE BEWEGING VOOR VOLKSONTWIKKELING V.Z.W. LIBERALE VERENIGING VOOR SOCIO-CULTURELE WERKING VERSLAG EDUCATIEVE OF CULTURELE ACTIVITEIT AFDELING: LVSW Brugge DATUM ACTIVITEIT: donderdag 18 februari 2010 PLAATS: LM-center, Revillpark 1 te 8000 BRUGGE AANVANG en EINDE: van 14.00 uur tot 17.00 uur VERANTWOORDELIJKE: medewerkers NAAM SPREKER: Sylvain Plasschaert DESKUNDIGHEID SPREKER: gepensioneerd hoogleraar economie aan de Universiteit Antwerpen en aan de KU Leuven AANTAL AANWEZIGEN : 26 TITEL VAN DE ACTIVITEIT : China, de heropgestane grootmacht VERSLAG MET BETREKKING TOT DE EDUCATIEVE WAARDE VAN DE ACTIVITEIT China komt regelmatig in het nieuws, niet in het minst door de viering van Nieuwjaar, het Jaar van de Tijger (om de beurt worden 12 dieren gevierd), maar vooral als groeiende economische grootmacht die over de nodige financiële middelen beschikt om te investeren in Europa. Volgens de heer Plasschaert zal die spectaculaire groei met jaarlijks circa 10 % nog 10 tot 15 jaar doorgaan. Naar zijn mening zal China in 2050 de Verenigde Staten naar de kroon steken als het belangrijkste land van de wereld. China in cijfers: het grootste land van de wereld heeft een bevolkingsaantal van 1,3 miljard mensen. Die wonen voornamelijk in de grote steden aan de kust en in de vruchtbare gebieden en verspreid in het binnenland waar landbouw mogelijk is. Er zijn meer dan 30 provincies met ongeveer 40 miljoen mensen per provincie. Slechts 12 tot 14 % van het land is geschikt om landbouw te bedrijven, terwijl de rest van het land gekenmerkt wordt door bergketens, o.a. in Tibet, en heuvels. Zoveel volk voeden is dus een enorme opdracht voor de leiders van het land. Zonder de strenge geboortecontrole, die in 1980 werd ingevoerd, zouden er vast al 1,6 miljard Chinezen zijn. Wonderlijk genoeg hebben de Chinezen die harde maatregel aanvaard. De enige kinderen worden natuurlijk verwend, maar moeten ook hard studeren om een mooie carrière te kunnen uitbouwen. Het Confusionisme legt trouwens de nadruk op het belang van een goede opleiding. China heeft goede universiteiten, waar de aspirantstudenten aan een zwaar toelatingsexamen moeten deelnemen, alvorens de studie van hun keuze te mogen starten. De Chinezen geven de voorkeur aan jongens, waardoor er een onevenwicht in de geslachten is: terwijl er bij ons 104 jongens voor 100 meisjes zijn, zijn er in China voor elke 100 meisjes 115 jongens. Jongens zorgen immers voor de ouderenverering na de dood van hun ouders. Terwijl India heel veel verschillende etnische groepen, talen en culturen telt, zijn 90 % van de Chinezen HanChinezen, met zwart haar, weinig lichaamsbeharing en een gele huidskleur als karakteristieken. De overige 10 % worden ingevuld door kleinere volksstammen zoals de Tibetanen (6 miljoen) en de Oega’s (4 miljoen) die in de bergen wonen en geen schrift kennen, waardoor ze gedoemd zijn de Chinese taal te aanvaarden. Ze mogen hun eigen klederdracht behouden en de gezinnen hebben het recht meer dan één kind te verwekken. In tegenstelling tot India, waar de elite een goede opleiding heeft genoten terwijl 40 % van de bevolking, vooral vrouwen, ongeletterd is, kunnen 90 % van de Chinezen lezen en schrijven, een verdienste van het communistisch regime van Mao. Ondanks de geweldige economische opleving in China ligt het gemiddeld jaarlijks inkomen per gezinshoofd nog maar op 3 000 dollar, vergelijkbaar met de situatie in Brazilië. Dit gemiddelde heeft te maken met de tegenstelling tussen de situatie in de steden en die op het platteland. Om de steden vlot met elkaar te verbinden, werden 13 000 km spoorwegen aangelegd, waarover treinen aan 350 km/h rijden. Er is weinig persvrijheid in China. Door hun bewogen geschiedenis zijn de Chinezen uiterst beducht voor chaos. 76 miljoen Chinezen zijn lid van de communistische partij. Vakbondsvrijheid is onbestaande en het is niet mogelijk te staken om bepaalde rechten af te dwingen. China heeft een zeer lange en heugelijke geschiedenis gekend, waarbij het land eeuwenlang streng autocratisch door een keizer werd geleid. De beroemde terracottakrijgers zijn daar de stille getuigen van. Eeuwen geleden was China ver vooruit op Europa door talrijke uitvindingen, waaronder het schrift, de boekdrukkunst, het kompas en de bouw van sterkere schepen dan de Europese en door een hoogstaande cultuur. De Chinese keizers keken minachtend neer op Europa en namen niet deel aan de industriële revolutie in de 19e eeuw, wat hen duur te staan kwam! Vooral de Britten, maar ook de Fransen, de Russen en de Duitsers verpulverden de Chinese houten vloot op zoek naar expansiemogelijkheden rond 1840. De Britten dwongen de Chinezen 6 van hun havens open te stellen voor de verkoop van opium die in India werd geteeld. Volledige wijken werden door de Britten bestuurd en kwamen onder hun wetgeving. De grote Europese en Russische mogendheden verwierven concessies in China. Zelfs België, onder leiding van koning Leopold II, slaagde erin om van 1900 tot 1924 een concessie in China te verkrijgen. Op papier was China nog altijd een onafhankelijk land, maar in werkelijkheid was het semi-gekoloniseerd. Dat was uiteraard een vernedering voor zo’n fier volk. Toen het keizerrijk in 1911 ten val kwam – er was toen een keizer van 3 jaar op de troon, met een regent aan zijn zijde – waren er al sinds de 17e eeuw geen keizers meer van het Han-volk, maar Manchu-keizers. De Manchu’s waren een volk afkomstig uit het noordoosten van China, waar de befaamde Grote Muur werd opgericht om China te beschermen tegen oprukkende nomaden, die in de winter met hun kudden naar het zuiden afzakten. Van 1911 tot 1949 viel China ten prooi aan burgeroorlogen. De bevolking werd uitgebuit door bandieten aan het bestuur, waartegen de onmachtige republikeinse leiders niet opgewassen waren. Generaal Tsjang Kai-Sjek, die het land wilde herenigen met de hulp van nationalistische legers, bond in die periode de strijd aan tegen Mao Tse Tung van de communistische partij, die ook over eigen strijdmachten beschikte. De generaal werd echter geconfronteerd met de Japanners die China wilden veroveren en daarbij in 1940 gesteund werden door de Amerikanen. In 1949 won Mao het pleit en riep de communistische volksrepubliek uit, waardoor China herenigd werd. Het kwam tot een breuk met de Sovjetunie tot 1960 toen Stalin en Mao twistten over de gemeenschappelijke grens aan Siberië. Ook boterde de relatie tussen China en het Westen niet. Tot in 1972 de Amerikaanse president Nixon China een bezoek bracht en zich samen met Mao opstelde tegen de Sovjetrussische president Brezjnev. Onder het communistisch bewind mochten 800 miljoen landbouwers overschakelen naar privé-uitbating van een stuk land dat Mao van de rijken had afgenomen. In 3 jaar tijd slaagde hij erin het collectivisme in ploegverband in te voeren met het ontstaan van volkscommunes tot gevolg. Een nadelige maatregel bestond erin dat de landbouwers voor de komende generaties aan het ruraal statuut waren gebonden, wat veel kwaad bloed zette. De oogst werd verdeeld volgens arbeidspunten, waarbij mannen steevast meer kregen dan vrouwen, ook al werkten ze even hard. Het resterende gedeelte verkocht de Staat aan lage prijzen. Omdat de landbouwers niet voor eigen gewin werkten, waren de prestaties feitelijk ondermaats. Het communisme bracht wel mee dat er geen grote inkomensverschillen waren. Er waren geen extreem rijken, noch extreem armen, zoals in India het geval is. Mao, die alleenheerser wilde zijn, kunnen 2 zware fouten worden aangewreven: Een ernstige hongersnood in de landbouwstreken waarbij 27 miljoen Chinezen, vooral kinderen het leven verloren, met een drastische daling van het geboortecijfer tot gevolg; De culturele revolutie van 1966 tot 1976, waarbij onder leiding van “de bende van vier”, interne oorlogen in de gezinnen woedden en prachtige, oude boeken en kunstschatten vernield werden. Eerste minister Tsu In Lai wilde een gematigder koers varen, wat pas lukte na Mao’s dood in 1976, onder het bewind van diens opvolger, Deng Xiaoping, die in 1980 aan het roer kwam. Deng Xiaoping wilde het falende economische, centraal geleide Sovjetsysteem veranderen naar een markteconomie, waarbij de bedrijfsleiders zelf de markt aftasten, maar met geringe staatsinterventie. De landbouwgrond – er werden tarwe verbouwd in het noorden en rijst in het zuiden werd in kleine percelen in vruchtgebruik verdeeld, waardoor de landbouwers meer werkten en grotere oogsten realiseerden. Er werd een groei van 3 % tot stand gebracht. De meerproductie werd, na akkoord met de locale leiders, naar de markten gebracht om tegen marktprijzen te verkopen. Steenbakkerijen werden opgericht en in 3 jaar tijd werden de huizen opgefrist. De welvaart steeg. Er werden initiatieven genomen om artisanale bedrijfjes op te richten, waar huishoudelijke producten werden vervaardigd. Meer dan 100 miljoen mensen werden er tewerkgesteld, maar ze verdienden daar een laag salaris. Een tweede factor die leidde tot de exponentiële groei van de Chinese economie was de export. In 1980 bedroeg die 20 miljoen dollar, in 2008 was die al gestegen naar 1 429 miljoen dollar en vorig jaar is die eventjes gezakt naar 1 202 miljoen dollar als gevolg van de wereldwijde bankcrisis. In 2002 is China lid geworden van de Wereldhandelsorganisatie. Veel producten – kledij, schoenen en speelgoed – die goedkoop zijn en via een arbeidsintensief proces vervaardigd worden, zijn afkomstig van Chinese bedrijven die in het buitenland gevestigd zijn. Maar ook veel producten worden in China vervaardigd op vraag van invoerders uit de Verenigde Staten en Europa, waaronder grootwarenhuisketens. Bedrijven worden opgestart die hoogwaardige producten leveren, zoals piano’s. Sommige Chinese bedrijven worden echte wereldspelers, zoals Geely die Volvo overneemt voor zijn technologische kennis. Intussen beschikt China over een enorme voorraad aan dollars, 2,2 triljoen (1 triljoen = 1 000 miljard) om precies te zijn, die ze gebruiken om Westerse bedrijven op te kopen. Buitenlandse bedrijven investeerden al voor 80 miljard in het oprichten van vestigingen in China, zoals onze Bekaert, omdat het land een immense markt biedt voor hun producten. Momenteel wordt het grootste zonnepanelenpark in China geïnstalleerd. Wat de gezondheidszorg betreft, heeft Mao bijzonder inspanningen geleverd: hij organiseerde groots opgezette campagnes tegen besmettelijke ziekten, waaronder malaria, melaatsheid en de slakkenziekte (= een aandoening die de onderhuid van de hiel aantast en veel voorkomt bij werknemers in de rijstsector). Vanaf 1958 wierven de volkscommunes de zogenaamd “blotevoetendokters” aan, paramedici die een opleiding van 6 maanden gekregen hadden om kleine kwalen te verhelpen. Hun werk leverde goede resultaten op. Maar door het opdoeken van de volkscommunes verdwenen de blotevoetendokters en daarmee ging ook de gezondheidszorg achteruit. Het betekent een regelrechte ramp voor wie ernstig ziek wordt op het platteland, want slechts weinig dokters willen op het platteland gaan werken. Het communistisch regime van Mao riep een soort sociale zekerheid in het leven: de grote staatsbedrijven in de steden lieten goedkope woningen voor hun arbeiders oprichten en voorzagen in al hun basisbehoeften, de Staat zorgde voor gratis basisonderwijs voor de kinderen van de arbeiders en de staatsbedrijven betaalden een uitkering aan hun gepensioneerde werknemers. Na Mao’s dood verdween die vorm van sociale zekerheid. Vanaf 1980 werden in de steden ziekenhuizen en dispensaria gebouwd. De gezondheidszorg is nu optimaal voor wie een behandeling in de dure ziekenhuizen kan betalen. In 2003 werd een verzekeringssysteem in het leven geroepen, waarbij de verzekerden een kleine financiële bijdrage moesten leveren, maar dat kende geen succes. Sinds 2009 dekt de sociale zekerheid in China per district enkel belangrijke risico’s, zoals chirurgische ingrepen. Er heerst een grote corruptie bij de dokters die zich vaak in het zwart laten betalen. De Chinezen hechten veel waarde aan de traditionele Chinese geneeskunde, die zich sterk baseert op kruiden. Aan die mentaliteit passen de farmaceutische bedrijven hun productie aan. De voeding in China is zeer gezond: het voedsel wordt gestoomd, de Chinezen eten weinig (varkens)vlees en veel groenten. Zuivelproducten en koeien zijn zo goed als onbekend. De kindersterfte is laag en de gemiddelde levensverwachting is 72 jaar. Professor Plasschaert besluit zijn voordracht met ons erop te wijzen dat de Chinezen een optimistisch en hardwerkend volk zijn. De westerse volkeren zullen zich veel meer moeten inspannen om de Chinezen te kunnen bijbenen. datum : 22/02/2010 DE ORGANISATOR