Examenvragen Architectuurgeschiedenis 1. Definieer de relatie

advertisement
Examenvragen Architectuurgeschiedenis
1. Definieer de relatie tussen de eerste vroegchristelijke architectuur uit de tijd
vanConstantijn en zijn opvolgers met de officiële architectuur van het RomeinseKeizerrijk.
Bespreek twee voorbeelden.
Christendom tijdens het Romeinse keizerrijk: toegelaten vanaf 313, staatsgodsdienst
vanaf 383. Als pas officieel toegelaten godsdienst, heeft het Christendom een eigen
architectuur nodig. Het haalt zijn inspiratie in de reeds bestaande, meest prestigieuze
architectuurtypes: die met een keizerlijke connotatie. De gebouwen waarop ze zich
inspireren hebben wel steeds een raakpunt op het vlak van betekenis met het nieuwe
gebouw.1. Basilica: Drie- of meerbeukige zaal die dienst doet als plaats waar de
geloofsgemeenschap bijeenkomt. Deze zijn geïnspireerd op de keizerlijke gerechtszalen,
troonzalen, audiëntiezalen.2. Baptisterium: Plaats waar de gelovigen gedoopt worden.
Hiervoor halen ze hun inspiratie bij de keizerlijke mausolea (begraafplaatsen). De
overeenkomst in betekenis is hier dat het dopen, toen een volledige onderdompeling, een
symbolische dood en begrafenis is, waarbij men het zondige leven achter zich laat, en een
wederopstanding in een nieuw leven. 3. Martyrium: maakt gebruik van centraalbouw, net
als de keizerlijke mausolea. (Misschien moet de opbouw van beide gebouwen uitvoeriger
besproken worden, maar da is gemakkelijk. Feel free om nog aanpassingen te maken als
er iets verkeerd instaat)
2. Beschrijf de ruimtelijke opbouw van Byzantijnse centraalplan kerken zoals de San Vitale
van Ravenna.
Het Romeinse rijk leefde verder in het Oosten. Een verschil met de vroeg-Christelijke
architectuur was dat er geen gebruik meer werd gemaakt van houten daken, maar van
koepels. Ze hadden geen longitudinaal plan, maar een centraalplan. Het centraalplan
reflecteert de Oosterse liturgische gebruiken. Het centraal deel van de kerk werd gebruikt
voor de geestelijken. Vooreerst zullen we het hebben over het plan. Een longitudinaal plan
zet alles uit rond een horizontale as, die de bezoekers uitnodigt. Bij een centraal plan gaat
de as weg van de bezoekers, zodat er nauwelijks kan deelgenomen worden. De kern van
het plan was vaak een vierkant, of een figuur afgeleid van het vierkant. Vaak werkten
Byzantijnse architecten met een kubus als basisvorm. Daarmee gingen ze aan de slag, tot
ze een interessante ruimte bekwamen. Vervolgens komen we bij de koepel, de centrale
kern (meestal een kubus) werd overdekt door een koepel. Dit kon een koepel op
pendentieven zijn. In de architectuur van het oude Rome werden rechthoekige ruimtes
vooral overdekt door een tongewelf, vierkante ruimtes werden overdekt door een
kruisgewelf en cirkelvormige ruimtes door een koepel, bijvoorbeeld het Pantheon. Soms
werd het anders gedaan, maar dan kwamen ze in de problemen. De randen sloten niet
goed aaneen. Dan waren er drie oplossingen. Ofwel waren de randen dik genoeg zodat ze
een cirkelvormige figuur bevatte. Ofwel werkte men met ???. Ofwel werkte men met
pendentieven. Dit werd een nieuwe soort van overwelving. Het heet een koepel op
pendentieven. De Romeinen hebben dit uitgevonden, maar gebruikten het slechts
sporadisch. Nog een belangrijk aspect in de ruimtelijke opbouw is het licht en de decoratie.
Om het transcendentale effect bekomen door de centrale kern met koepel te versterken,
maakte men gebruik van bekleding en ramen. De algemene regel was dat niets van de
oppervlakte van de natuurlijke staat van een materiaal mocht te zien zijn. Deze kende men
reeds van bij de Romeinen, maar ze werd nog verder doorgedreven. Alles was opgelost in
licht en kleur.
De bouw van de San Vitale is gestart in 526, maar is later afgewerkt met Byzantijnse
regels. Het is een tweeschalig plan. De kern is hier achthoekig en voorzien van een
koepel. De buitenste schaal stemt overeen met de binnenste, zo wordt er een galerij
gecreëerd, die bestaat uit een reeks van dezelfde trapeziumvormige ruimtes. De
buitenkant belichaamt net als de binnenkant een precisie in ontwerp en uitvoering. Er is
ook een narthex aanwezig.
3. Bespreek de Paltskapel te Aken en haar mogelijke bronnen. Is dit een belangrijk
gebouw, waarom zou het eigenlijk in Trachtenberg's overzicht voorkomen?
De Paltskapel is het paleiscomplex van KDG te Aken. Het werd gebouwd rond 792-805.
Het heeft een centrale 8-hoekige ruimte met daarrond een 16hoekige tribune. De centrale
ruimte is overwelfd met een achthoekig kloostergewelf of koepel. Er werden zuilen uit
antiek marmer gebruik(recyclage?) Aan de westzijde een westwerk met monumentale nis
en twee traptorens. In de tribune aan de Westzijde kan men nog de troon van KDG zien.
Door de manier waarop dit gebouw beschreven wordt mag een verband gezocht worden
met Rome, nl. met het Lateraan. Dit was het paleis van keizer Constantijn (begin 4de E).
Er bestond een symbolische link tussen de twee gebouwen. In de palts werden er analoge
schatten bewaard als in het lateraan. Een bronzen wolvinin de vestibule ( referentie naar
romulus en remus standbeeld dat ook in het Lateraan staat). Een ruitersstandbeeld
gehaald uit Ravenna naar analogie met het befaambe “caballus constantini”. De patlskapel
heeft een troon voor de keizer tijdens zijn erediensten en is een plaats voor de
geestelijken wh hof die onafgebroken moesten bidden voor het welzijn van de keizer en
zijn rijk.
Het is algemeen aanvaard dat de paltskapel werd gebouwd naaar het voorbeeld van de
San Vitale in Ravenna en werd gezien als een antieke heropleving. Sommige technieken
die gebruikt werden(vooral bij het overwelven) bij het bouwen van S vitale waren
onbekend voor de bouwers van de PaltsKapel. De manier waarop de gewelven in de PK
zijn gebouwd kan men herkennen in de manier waarop Romeinse theaters en arenas
gebouwd werden(vooral het colosseum). Men hield van die antieke rationele aanpak die
voorkwam in het colosseum. Men wou antieke tradities doen heropleven. KDG en zijn
architecten hebben eigenlijk de S vitale herbouwd met de structurele principes van de
klassieke Romeinse architectuur ten tijde van het Colosseum.
De Paltskapel is niet enkel noemenswaardig dankzij haar keizerlijke functie maar ook
omdat ze als inspiratiebron diende latere “kopieen” van de PK. Het zijn niet echt kopieeen
in de hedendaagse zin van het woord.
kopie in vorm en functie: paleiskapel van de graven van vlaanderen, brugge, 10de E....
algemene opzet en wijding zijn identiek(maria en christus)
kopie enkel in vorm: ottmarsheim,1040, kerk v/e vrouwenklooster, imitatie op kleine
schaal. PK was de beroemdste OLVkerk voor de 11de E met typische wijding aan maria
kopie enkel in functie: Germigny-les-Prés, 9de E , verschuillend grondplan maar wijding
aan maria en functie komen overeen met PK.
4. In welk opzicht is de Karolingische periode een "renaissance"? (Antwoordbeperken tot
de architectuur, bespreek aan de hand van voorbeelden.)
(p.185-188)
In 476 heeft de val van het West-Romeinse rijk plaatsgevonden. De klassieke gewoontes
en kennis gingen beetje bij beetje verloren door golven van barbaarse invasies. Tussen
500 en 700 werd er zeer weinig gebouwd. De bouwproductie werd kleinschaliger,
ambachtelijker, primitiever. Deze architecturale depressie zorgde ervoor dat veel kennis en
technieken , die over de jaren heen hadden geëvolueerd, verloren gingen. bv Romeinse
betonbouw, grootschalige overwelving, hellenistische ordes,... Maar al gingen de
technieken en de kennis verloren, bleven de gebouwen uit het verleden wel staan en
dwongen respect en admiratie voor Rome af. Nieuwe originele ruimteoplossingen moeten
gevonden worden. In die zin is de Karolingische architectuur een met een minimale
voorgeschiedenis. De kerk overleefde de depressie wel en was een bron van continuïteit
en stabiliteit.
Met Karel De Grote kwam een terugkeer van het heilig romeinse rijk. Het oude rijk moest
herrijzen met de christelijke steun. Men ging vooral terugkijken naar het christelijk Rome
ten tijde van Constantijn dat Karel De Grote aanschouwde als model voor het gezag van
een universele christelijke monarchie. ‘Renovatio romani emperii’, vernieuwing van het
Romeinse rijk. Dit had zo’n succes dat men vaak spreekt van de ‘Karolingische
renaissance’.
Architecturaal is dit bijvoorbeeld te zien in de abdijkerk van Fulda. Gebouwd tussen 751819. Door de grote afmetingen en het grondplan met ver uitspringende transeptarmen dat
Westwaarts gericht is, verwijst het naar de St-Pietersbasiliek te Rome. Nochtans was dit
type niet populair in het Frankische rijk rond deze periode. Het driebeukig schip had een
halfronde apsis aan de oostzijde met een wijding aan de Verlosser. Aan de Westzijde waar
het transept zich bevond was ook een halfronde apsis, met een martyrium voor de H.
Bonifatius. In schriftelijke bronnen over de abdijkerk van Fulda vindt men expliciete
verwijzingen naar Rome. Het altaar van H. Bonifatius zou op Romeinse wijze (“Romano
More”) opgericht zijn. Hierbij denkt men meteen weer aan de Westwaarts gerichte StPietersbasiliek, waar het hoofdaltaar met eronder het graf van de H. Petrus op een
analoge plaats is gesitueerd. Ook kreeg Bonifatius het statuut van “Apostel der Germanen”
zoals Petrus “Apostel der Romeinen” was.
Ook het poortgebouw van Lorsh (784-804) of ‘Torhalle’ grijpt duidelijk terug naar het antiek
verleden. Het is een vrijstaand gebouw aan de ingang van het atrium van de (nu
verdwenen) abdijkerk. Er zijn antieke elementen terug te vinden zoals drie bogen op pijlers
gescheiden door halfzuilen met klassieke kapitelen en basissen. Er is ook een
bovenverdieping met gecanneleerde (gegroefde) pilasters. Baksteen in ruitverband dat
verwijst naar Romeins metselwerk.
De bogen doen denken aan de Romeinse triomfboog, triomfbogen werden vaak
geplaatstaan de ingang van het stadsforum. Karel De Grote overwint de Heidense
volksstammen aan het einde van de 8e eeuw, voor de interpretatie van de Torhalle als
triomfboog bestaat dus wel degelijk een belangrijke reden. De triomfboog van Constantijn
zou als model hiervoor hebben gediend, ze hebben beiden een 2 verdieping hoge façade,
de onderkant doorboord met drie bogen en een rijke decoratie. De triomfboog van
Constantijn was van belang voor de Middeleeuwse bevolking want deze triomfboog stelde
de overwinning van Constantijn voor in 313 , naar aanleiding van wat hij zich bekeerde tot
het Christendom en dit tot staatsgodsdienst maakte. Volgens de triomfboog was deze
overwinning ‘instinctu divinitatis’, met hulp van de godheid. Men interpreteerde het als een
christelijke overwinning.
Pfalz of het paleiscomplex van Karel de Grote te Aken is het laatste voorbeeld. Enkele
onderdelen waren de Pfalzkapel, deze had een voorhof verbonden met een lange portiek
naar de aula, of troonzaal. Ook de Pfalz heeft een connectie met Rome. Onderdelen ervan
werden het ‘Lateraan’ genoemd. Naar het paleiscomplex van Keizer Constantijn. Het
betreft wel geen kopie maar eerder een symbolische relatie. Net zoals in het Lateraan
werden analoge schatten bewaard: de bronzen wolvin/berin, verwijzend naar de bronzen
wolvin die zich ooit in het Lateraan bevond. En ook een ruiterstandbeeld, naar de ‘caballus
constantii’ , het beeld waarvan men dacht dat het Constantijn was, maar eigenlijk Marcus
Aurelius voorstelde. Voor meer informatie over de Pfalz, kijk naar de vorige vraag.
5. Hoe ontwikkelt zich de vroegchristelijke basilica aan de westzijde in de
vroegemiddeleeuwen? (Term, betekenis, voorbeelden.)
Vanaf de 6-7de E begint men torens aan de westzijde te bouwen. Dit is overgenomen uit
de Syrische kerkelijke architectuur. Het westwerk groeit in de Karolingische periuode uit tot
een vrijwel zelfstandig , monumentaal torencomplex met een eigen liturgische functie.
De tribune in het westwerk krijgt vele namen .. locus imperialis, regia,... Zeker is dat het
westwerk een keizerlijke connotatie heeft, de tribune is voorbehouden aan de keizer en
zijn gevolg. In de Paltskapel staat er nog steeds een troond in de tribune. De beneden
verdieping is voor altaren en relieken -> martirium. De tribune wordt vaak aan de verlosser
gewijd of aan de aartsengel Michael die met zijn zwaard het kwaad bevecht, zoals de
keizer verondersteld is te doen.
Westen als windrichting: kwaad komt altijd uit het westen.
voorbeeld:
Corvey,850, abdijkerk. Romeinse bovenbouw uit latere periode maar Karolingisch
onderstel: midden 9de eeuw. Basilica is er niet meer, enkel nog het geisoleerde torenblok.
Gelijkvloers: overwelfd, heeft een altaar met doopfont erop = deel van de abdijkerk dat
naar de buitenwereld is gericht qua functie. Bovenverdiepen: grote, open centrale ruimte
met zicht op het schip op de eerste verdieping. Tribune met gallerijen over 2 verdiepen.
6. Welke vernieuwende elementen zijn er te zien in het zgn. "plan van SanktGallen", met
name aan de oostzijde van de kerk? Bespreek de context.
Het koor krijgt een verlenging en verhoging met apsis en met hoofdaltaar dat beter
zichtbaar is.
Onder het niveau van het koor komt een crypta met ambulatorium.
-> werken met verdiepen aan oostzijde.
Rond de reliekenkamer komt een overwelde gang die toegankelijk is vanuit het schip.
Dit is een ideaalplan voor een karolingische abdij. Alles erop en eraan (abdijkerk,
claustrum, nutsgebouwen)
....
Het misschien wel meest impressionante ontwerp van alle Karolingische gebouwen is er
een dat nooit is gebouwd, en ook nooit bedoeld was om te bouwen. Rond 820 ontving the
abt van een belangrijke Zwitserse klooster in St.Gallen een plan voor een monastiek
complex van een ander hooggeplaatste kerkganger. De grote tekening, in rode inkt en op
ivoren perkament, is een middeleeuws document dat onthult hoe de beste Karolingische
gedachten, de ideale architecturale realisatie van het kloosterleven – hun grootste
Christelijke instelling. De tekening geeft een complete schets voor elke gebouw in het
klooster. De functies en zelfs symboliek van zekere architectuurvormen zijn uitgewerkt.
Om het te verstaan moeten we eerst iets weten over het kloosterleven.
Hoewel de eerste kloosters dateren uit het vroege vierde-eeuwse Egypte, is de drijfveer
waarop het kloosterleven is gebaseerd – de alles absorberende beleving van God door
soberheid en eenzaamheid – gaat terug tot de vroegste christelijkheid, tot figuren als
Johannes de Doper en Christus zelf. De institutionalisering van de monastieke impuls, met
gemeenschappen van monniken, volgens hun religieuze orden en onder de controle van
de Kerk ontwikkelde met de monastieke Regel, een complete set van regels van elke
gedachte, actie, minuut en uur van het leven van een monnik. De monastieke architectuur
is gevormd rond de Regel vergelijkbaar met de relatie tussen leven en architectuur onder
de romeinen. Het maakte het leven met de Regel mogelijk door het een fysieke vorm te
geven en op hetzelfde moment symboliseerde het het monastieke ideaal.
Het typische kloosterleven, waar de volgorde van bidden, werken, eten en slapen een
regel was, werd niet alleen een religieus terugtrekken uit de wereld maar tegelijk een
centrum voor alle soorten van intellectuele en manuele activiteiten. Het was in de
Karolingische periode dat de hoofdaspecten van het kloosterleven evolueerden; ze
werden gereflecteerd in de droom van een ideale perfectie en dat was het plan van Sankt
Gallen.
In het centrum van de rechthoekige wijk zijn de kernstructuren – een grote kerk met
altaars voor de monniken en een gebied voor de leken aan de westzijde, waar een
westwerk met twee torens was ontworpen rond een halfcirkelvormige binnenplaats: een
vierkant klooster aan de zuidkant was omgeven door gewelfde portieken met de meest
essentiële monastieke dienstgebouwen – slaapzaal, refter, keuken en opbergruimte –
Deze kerngebouwen voorzien een leven onder de Regel. Verder was er een bibliotheek,
een scriptorium, huis voor de abt, school voor de leken, gasthuis (pelgrims), ziekenzaal,
kerkhof maar ook tuinen en stallen en velden, bakker, brouwerij, molen…
=> Het plan riep een architecturale afbeelding op van een utopische monastieke wereld.
=> Dus er wordt voor het eerst een kleine stad gecreëerd met alle noodzakelijke functies
voor handen binnen één architecturaal schema.
=> Ook bood het een oplossing aan een probleem in de middeleeuwen door een Uvormige gang in de crypte -> pelgrims moesten niet langer de diensten storen om naar de
relieken te gaan kijken maar konden direct via de ondergrondse gang. Deze eenvoudige
oplossing alleen was echter niet aangepast voor de problemen gecreëerd door de
verspreiding van de relieken wiens waarden grotendeels bepaald werd door de religieuze
belangrijkheid van de kerk in kwestie. Een ideale collectie omvatte reliekbeenderen, haar,
splinters van het kruis van christus van zoveel mogelijk belangrijke heiligen. De
belangrijkheid of het aantal relieken werd gereflecteerd in het verschijnen van driebeukige
crypten. Die konden dan meerdere relieken bewaren. Het resulteerde ook in de creatie
van meervoudige bovengrondse altaren die voldeden aan de nood van de groeiende
groep clerus om individueel de mis te celebreren. De eerst oplossing voor de plaatsing van
deze altaars was ze rond het schip te verspreiden zoals we ze in St. Gallen vinden, maar
meer gestructureerde architecturale oplossingen ontstonden zoals nissen in vleugels,
meervoudige kapellen… Soms was de ringvormige cryptegang bovengronds overgebracht
waar het verscheen als een serie van cirkelvormige kapellen, deze vernieuwing hoort tot
de romaanse stijl en de romaanse periode.
7. Welke kenmerken hebben (vroeg-)Romaanse kerken volgens Trachtenberg gemeen in
NW-Europa (Duitsland, België, Normandië)? Welke term gebruikt hij om ze te kenmerken?
Bespreek drie voorbeelden.
Hier is het best dat je de bijhorende foto’s van het handboek bekijkt om volledig te
begrijpen wat er staat beschreven. (bij elk voorbeeld wordt de pagina vermeld)
Algemeen gemeenschappelijk kenmerk: De muren van het schip van de (vroeg)Romaanse
kerken die we terugvinden in NoordWest-Europa bestaan uit verschillende ‘lagen’
waardoor de muur een reliëf krijgt. (Multilayerd configuration volgens Trachtenberg)
In de St. Michael kerk te Hildesheim (D) werd het schip afgescheiden van de zijbeuken
door middel van alternerende kolommen en pijlers waardoor het schip verdeeld werd in 3
(bijna) vierkante traveeën. Deze muren werden ook nog eens verticaal opgedeeld door de
diafragmabogen van het dak te laten steunen op pilasters die tegen de pijlers stonden. (2
lagen tegen elkaar)
Dezelfde verticale opdeling is ook terug te vinden in de Belgische Sint-Gertrudiskerk te
Nijvel. (zie foto links onderaan , hb p 192)
Dit zijn één van de eerste (primitieve) voorbeelden van de nieuwe trend die zich zal
verspreiden over de NW-Europeese kerken.
En meer uitgewerkte versie hiervan vinden we terug in de kathedraal van Speyer (D). Hier
zijn de muur en de boog tussen de pijlers naar achter getrokken waardoor er boven de
pijlers een ‘leegte’ ontstaat. Deze word opgevuld door een pilaster boven de pijler te
plaatsen die bovenaan het schip een arcade ondersteunt die de ramen van de lichtbeuk
omkadert. (= 2e laag ). tegen de pijler en pilaster wordt er een halve kolom geplaatst (=
3de laag) die ook op zijn beurt een arcade ondersteunt die de andere arcade overlapt.
(zie foto rechts bovenaan, hb p 193)
De Mont-Saint-Michel (op schiereiland Mont Saint-Michel aan Normandië, Fr) heeft
dezelfde lagen als in Speyer maar de structuur komt niet zo zwaar over als in Speyer
(deze ‘zware’ architectuur wat karakteristiek is voor Speyer zal ook worden overgenomen
in andere kerken over heel Duitsland.) De halfkolommen zijn hier groter gemaakt zodat ze
de zware pijler en pilaster bedekken/verstoppen. Ook wordt de muur visueel lichter
gemaakt door het gebruik van een tribune onder de lichtbeuk. De tweede arcade (van de
derde laag) is hier weggelaten.
(zie foto links onderaan, hb p 194)
De Notre-Dame de Jumièges (ook uit Normandië, Fr)(enkel nog ruïnes) is van hetzelfde
type als de Mont-Saint-Michel. Hier werd er wel met alternerende pijlers gewerkt waar de
zware pijlers zorgden voor een vierkante structuur in het dak en de lichte pijlers een
arcade ondersteunde. (dit word een veelvoorkomend kenmerk in de latere Franse kerken)
De kerk stond vooral bekend om zijn immense hoogte en zijn hoge torens aan het
westwerk en zou dan ook een inspirerende bron zijn geweest voor de latere gevels van de
gotische kerken in Frankrijk. (zie 2 foto’s links bovenaan, hb p 195)
8. Wat is de "premier art roman" eigenlijk? Geografische verspreiding, kenmerken, enkele
voorbeelden.
In Frankrijk begint ‘le premier art Roman’ die men dateert voor het jaar 1000 en tussen de
Pyreneeën en Hongarije.
De kenmerken zijn een metselwerk met klein formaat steen, het gebruik van ronde zuilen
zonder kapiteel bij de overwelvingen en een soms een beetje reliëf in de muren. Men
probeerde ook alles te overwelven met tongewelven (schip incluis). De opkomst van deze
bouwtechniek en de homogeniteit ervan is waarschijnlijk een gevolg van de reizende
Italiaanse bouwmeesters of de ‘lombardi’ die uiteraard een heel deel klassieke kennis met
zich mee brachten.
Een eerste model was de vestibule van St Philibert uit Tournus die duidelijk de rondbogen
toont die steunen op de ronde zuilen zonder kapiteel. Er werd ook inderdaad een klein
formaat baksteen gebruikt bij het ontwerp van de kerk. Men bemerkt ook de nogal zware
gewelven.
Later volgt ook de rest van Europa .
uit handboek:
p.195-p.196
Eerst ging men in Romaanse kerken wel de zijbeuken gaan overwelven maar nooit de
middenbeuk. Die kreeg een houten dak dat makkelijk ontvlambaar was en stond in schril
contrast met de massieve muren. Romaanse architecten wouden dus de middenbeuk
gaan overwelven. De eerste volledig overwelfde Romaanse middenbeuken waren
ordinaire, kleine en lokale gebouwtjes die ontstonden in afgelegen gebieden van de
Pyreneeën en de westelijke alpen. Het heeft zijn oorsprong in een oude architecturale
traditie uitgeoefend door de lokale metselwerkers. Deze metselwerkers bouwden zwaar en
solide maar gebruikte ingenieuze decoratie zoals pilasters. Ze overwelfden via
tongewelven.
Dit is een sub orde van de Romaanse architectuur dat vaak “premier art roman” wordt
genoemd (heeft niets te maken met dat ze eerste waren). Men dateert deze stroming nog
voor het jaar 1000 en is gelegen tussen de Loire en Kroatie. Een interessant voorbeeld
hiervan is de abdijkerk van Saint-Martin-du-Canigou (1001-1026) gelegen op een stijl stuk
in de Franse Pyreneeën. Het heeft twee verdiepingen met zijbeuken en een tongewelf, het
klooster was op het onderste verdiep gelegen en de kerk zelf op het bovenste verdiep. Het
onderste verdiep had grote pijlers. Het bovenste verdiep had minder imposante zuilen en
“interne” steunberen. Ondanks het donkere, smalle en zeer gewone gebouw, toont het
toch een sterk staaltje techniek op een moeilijke site.
Enkele kenmerken zijn een metselwerk met klein formaat steen, het gebruik van ronde
zuilen zonder kapiteel bij de overwelvingen en een soms een beetje reliëf in de muren.
Men gaat dus alles proberen overwelven met tongewelven.
Nog een voorbeeld is de Cluny II (955-981), dit is een belangrijke abdijkerk . Cluny II was
een schaalvergroting ten opzichte van de voorgaande kerk Cluny I. Het is een driebeukig
schip, met een grote voorhal, heeft 2 torens aan de Westkant. Het koor is uitgewerkt met
een stapelkoor. Bijna de hele kerk was overwelfd met tongewelven. De zijbeuken die
overwelfd waren met kruisgewelven zijn opgetrokken zodat structurele problemen opgelost
worden. Hierdoor moeten de ramen van de lichtbeuk ook naar boven en moeten deze
ingestoken worden met steekkappen. De kaalheid en de tongewelven wijzen op een vroeg
Romaanse stijl.
Het laatste voorbeeld is de abdijkerk in Tournus, de St. Philibert. (960-1120) De vestibule is
overwelfd met kruisgewelven en in de zijbeuken zijn er dwarse tongewelven. De
kruisgewelven steunen op zuilen zonder kapitelen. Door de dwarse tongewelven is er een
zeer sterke afscheiding van de ruimte, het is net een dode kamer, waarin het geluid
verdwijnt. Ookal zijn deze gewelven zeer stabiel: ze steunen af op de zware Oost- en
West-muur, deze zijn niet populair.
9. Wat zijn volgens Trachtenberg typische voorbeelden van Hoog-Romaanse architectuur?
Bespreek er twee van, uit verschillende streken.
Volgens Trachtenberg zijn de pelgrimskerken typysche voorbeelden van HoogRomaanse architectuur.
Vb1. St.-Sernin in Toulouse:
Het schip is opgebouwd uit 5 beuken waarvan de buitenste 2 doorlopen rond het transept
naar het ambulatorium van de absis, met andere woorden, er is een ononderbroken
ambulatorium rond de hele kerk. De lichtbeuk is geëlimineerd. Dit heeft meerdere
gevolgen: enerzijds zorgt dit voor een stabielere constructie, zeker in combinatie met de
tribunes die bovenop de zijbeuken geplaatst zijn en met hun half tongewelf nog eens extra
steun bieden aan het tongewelf van de middenbeuk. Anderzijds zorgt dit er ook voor dat
de kerk donkerder is, want ipv dat er licht door de lichtbeuk naar binnen valt, moet het nu
via de zijbeuken en tribunnes binnstromen, waardoor het wordt gefilterd. Dit zorgt voor een
mysterieuze atmosfeer die in contrast staat mer de goed verlichte kruising, absis en
straalkapellen. Het plan is zeer abstract, het is uitgetekend volgens de lijnen van een
rooster dat gebaseerd is op de dimensies van het kruisend vierkant, zo zijn de traveeën
van het schip ½ van dat vierkant en de traveeën van de zijbeuken ¼.
Vb2. Santiago de Compostella.
Hier zijn er slecht drie beuken, maar toch is er ook hier een ononderbroken ambulatorium
rond heel de kerk. En ook hier is de lichtbeuk geëlimineerd en zijn er tribunes bovenop de
zijbeuken geplaatst.
10. Wat is volgens Trachtenberg typisch voor de Proto-Renaissance in Toscane? Moeten
we ons eigenlijk bezig houden met dit fenomeen of is het bijkomstig in het grote overzicht?
In Toscane elegante marmeren structuren, die zeer hard contrasteren met andere kerken
in Italie. Toscaanse architectuur gaat zeer hard classiceren, zo hard dat het soms de
Proto-Renaissance wordt genoemd. Renaissance architecten dachten dan ook dat ze
authentiek antiek waren en namen ze als model voor hun werk.
Er zijn 2 scholen, de Pisaanse school en de Florentijnse school. Toscane was gezegend
met de grote keuze een kwaliteit in bouwmaterialen, met o.a. marmer.
Een van de meest opvallende kenmerken is de polychromie, die door het gebruik van
marmer aan de binnenkant bereikt konden worden, dit was ook zeer gewoon in de antieke
oudheid.
De Florentijnse Romaanse architectuur is gekenmerkt door de strakke rechthoekige
volumes. Het 2dimensionale motief van de rechthoek is het basismotief. De Pisaanse
architectuur gebruikt de boog, vooral de open boog die veel voorkomt.
Misschien moet hier nog uitleg bij?
11. Hoe ziet Trachtenberg de overgang van Hoog- naar Laat-Romaanse architectuur
inDuitsland en wat zijn de verschillen?
Initieel volgden de franse monarchie en het rijk dzelefde tendezen op vlak van romaanse
architectuur; Maar vanaf midden 11de E begonnen er grote divergenties te onstaan.
Noord-Franse romaanse architectuur bleef vooraanstaand in de evolutie van de
architectuur doorheen de 12de E; op vele kritische vlakken boden zij het vertrekpunt voor
de gotische architectuur. Het tegenovergestelde was waar voor de architecten uit het
rijk(dat van KDG die wel al is overleden). nog onder de invloed van KDG’s gedachtengang
zaten ze vast in een soort van conservatieve nostalgie voor oude tradities waardoor ze
niet konden volgen met de (vooral franse) evolutie van de romaanse architectuur.
Het was pas rond 1220-1230 dat de prestige van de Franse monarchie en zijn architectuur
zo overweldigend werd dat ze hun conservatieve ideeen lieten varen. Bijvoorbeeld bij
Speyer (even voor de echte overgang) dat door Henry IV werd vergroot. Het schip werd
overwelfd, heel het oostwerk werd herbouwd. een gebonden systeem werd ingevoerd en
zo werd het weer een zeer indrukwekkend en sterk gebouw.
12. Hoe ziet Trachtenberg de overgang van Hoog- naar Laat-Romaanse architectuur
inNormandië en wat zijn de veranderingen? Wat hebben wij gezegd over deoverwelving?
Initieel volgden de regio van Normandië en het rijk Duitsland dezelfde tendensen op vlak
van romaanse architectuur. Maar vanaf het midden van de 11e eeuw begonnen er grote
verschillen te bestaan. Noord-Franse romaanse architectuur bleef vooraanstaand in de
evolutie van de middeleeuwse architectuur doorheen de 12de eeuw. Zij boden het
vertrekpunt voor de gotische architectuur.
Een voorbeeld is de St. Etienne in Caen. Enkele van de Normaanse tendensen:
De façade is een tweetorenfacade. Samen met Jumièges staat deze aan het hoofd van
een lange reeks van tweetorenfacades (zie gotiek). De nieuwe kerken krijgen
kruisribgewelven. St. Etienne krijgt ook een nieuw koor en hierin zien we de ontwikkeling
van de ene generatie naar de volgende. Een nieuw concept voor de opstand van het
schip. De arcadebogen komen bij tot aan de tribune. De tribuneopeningen worden tot een
maximum uitgebreid. En op het niveau van de lichtbeuk is muur uitgehold: mur evidé. De
muur valt uiteen in 2 delen met ertussen een loopgang.
We zien een ondermijning van massa overal in het interieur. Zelfs de pijlers en bogen zijn
gefragmenteerd in een veelheid van schalken en archivolts. Het openen van de muren en
de overige massa bundelen in dunnere vormen worden als innovatief beschouwd. Deze
laat-Romaanse architectuur wordt ook wel proto-gotiek genoemd, omdat deze aanleiding
geeft tot de gotiek. Maar deze architectuur is onmiskenbaar een Romaanse architectuur.
De logica van de geleding van de muren, de klaarheid in het detail, en de elegantie van de
simpele vormen zijn typisch Romaans te beschouwen.
Wat hebben we gezien over de kruisribgewelven?
Kruisribgewelven zijn er pas op het einde van de 11e eeuw en begin van de 12e eeuw. Ze
zijn overgewaaid uit de Islamitische wereld. Enkele eerste voorbeelden:
Caen, St. Trinité (1115): heeft pseudo-zesdelige kruisribgewelven. Bestaat dus eigenlijk
maar uit 4 gewelfschelpen. 2 van deze gewelfschelpen zijn onderverdeeld door een
diafragmaboog die in het verlengde van de tussenliggende pijler ligt. Dit leidt tot een
gebonden systeem: 1 travee in de middenbeuk en 2 travees in de zijbeuken. De zijbeuken
zijn overwelfd met kruisgewelven. Zou een systeem met steunwissel kunnen zijn, maar dit
is niet het geval in de St. Trinité. Er is een driedelige opstand met lichtbeuk (met mur
evidé) en triforium.
Caen, St. Etienne (1115): heeft een echt zesdelig kruisribgewelf. Bestaat uit 6
gewelfschelpen. Er is een gebonden systeem met steunwissel en alle 6 pijlers waarop het
steunt zijn van belang.
Durham, kathedraal(1128-1133): heeft een zevendelig kruisribgewelf. Bestaat dus uit 7
gewelfschelpen. De middelste gordelboog is dus weggehaald. Alle zes pijlers zijn van
belang. Het is een gebonden systeem met steunwissel. De opstand is driedelig met
tribune.
13. Hoe beschrijft Trachtenberg de "gotiek", wat is de oorsprong van de term,welke
verschillende interpretaties geeft hij ereaan?
De term gotiek heeft een hele geschiedenis van verwarring en misverstanden achter de
rug. In de renaissance geloofde men dat na de val van Rome een millenium van aftakeling
en degradatie had gevolgd. Voor dat het weer nieuw leven werd ingeblazen in de 15de E.
Om zoveel mogelijk eer op te strijken beschreven de schrijvers van de Renaissance de
middeleeuwse kunst op een zo donker mogelijke manier. Ze zeiden dat “de donkere tijden”
waren gekomen door de invasies van de volkeren uit het noorden die hun eigen inferieure
kunsten hadden geimposeerd. Het is zo dat de Gothen, die eigenlijk weinig schade
hebben aangericht bij hun invasie van Rome in 410, verantwoordelijk werden gehouden
voor deze catastrophe. Dus de term gotiek werd ontwikkeld in de renaissance als deel van
hun zelf-definiering. In de 18de E (begin) kwam de stijl terug in het licht door de
Romantische beweging die het juist apprecieerde om de eigenschappen die de
Renaissancee had afgewezen.Er werd bevonden dat zelfs na studies de gotiek nog
steeds een mysterieuze sluier over zich droeg en moeilijker te begrijpen was dan gedacht.
De energieen van mysterie werden eigenlijk goed bevangen in de term gotiek. Het is een
term die niet de gotische architectuur definieerd maar juist door de aard van de gotische
architectuur zelf.
Bij moderne historici domineren er drie tendenzen over de gothiek: het sturcturele, het
visuele en het symbolische.
Het eerste wordt gezien als een pure logisch instinctieve redenering naar het verminderen
van de massieve muren die kenmerkend waren voor de romaanse architectuur, met focus
op de skeletstructuur.
De tweede tendens ziet het meer als een visuele oefening dan een structurele. Ze kijken
naar de lijnen, elegante configuraties en geometrie. in diezelfde stroming hebben er
sommige het over de rol van het licht waar visuele effecten een zeer belangrijke rol
spelen.
Een derde tendens heeft het meer over het symbolisme achter gotische architectuur. Het
beeld van een kathedraal als hemelijk Jeruzalem, een heilige stad als ultieme bestemming
voor de verkozene. Als een huis van de heer op aarde. Zijn enorme schaal en gekleurde
glaswerken zijn een reflexie van het menselijke ultieme geloof. Een diep religieus gevoel
dat geworteld ziet in de architectuur van de kathedralen. De architecten begonnen het
ontwerp met dit symbolisch doel, al de rest volgde hieruit. De ruimte, het licht, de lijnen, de
geometrie creeeren de juiste bovenaardse, transcendente sfeer in het gebouw. deze
visuele effecten worden mogelijk gemaakt door de ribben, bogen, steunberen en andere
structurele elementen.
14. Waar legt Trachtenberg de oorsprong van de gotiek? Beschrijf enkele vroege
experimenten.
De oorsprong ligt volgens Trachtenberg in de late Romaanse architectuur van Normandië.
Herkenbare elementen zijn: het opdelen van de ruimte adhv overwelfde traveeën en
kolommen, het longitudinaal basilica-schema uitgebreid met een of meer transepten en
een koor met straalkapellen. Nieuw is het proberen creëren van een transcendale sfeer
dmv een structuur die veel te dun lijkt voor de hoge ruimte en speciale lichtinval. Zo lijkt
het gebouw te ontsnappen aan de aardse beperkingen voor het bouwen.
Als kenmerkend voor Gotiek worden beschouwd: de luchtboog, de bundelpijler, het
kruisribgewelf, de spitsboog en de skeletstructuur. Elk van deze elementen is echter geen
uitvinding van de Gotiek, maar wel van de Romaanse bouwmeesters. Experimenten zijn te
vinden in verschillende laat-Romaanse werken uit Noord-Frankrijk: in Cluny III wordt
gebruik gemaakt van de spitsboog en de bundelpijler; in Cisterciënzerskerk van Fontenay
wordt het principe van de luchtboog( stutten tongewelf mee in het midden, nog geen echte
luchtboog, een voorganger) gebruikt, maar verstopt onder het dak; de bouwmeester past
in de St. Etienne in Caen voor het eerst de ‘mur évidé’ toe, wat in de Gotiek evolueert naar
een skeletstructuur; nog in de St. Etienne wordt in de zijbeuken geëxperimenteerd met
kruisribgewelven, in dit geval nog met rondbogen en niet, zoals later in de Gotiek, met
spitsbogen.
15. Welke verschillen ziet Trachtenberg tussen de Franse gotiek van de 2de helft van de
12e eeuw en die van de eerste helft van de 13e eeuw? Wat is het scharnierpunttussen
beide periodes?
De verschillen tussen de twee periodes zijn groot, deze worden het beste gezien in de
kathedraal van Chartres (1194-1220). De kathedraal van Chartres wordt gezien als een
scharnierpunt tussen de vroeg gotiek en de hooggotiek. Het betekende een enorme
sprong in de verticaliteit en monumentaliteit. De eerste beslissing van de architect was om
het gebonden systeem met 6delig kruisribgewelf te laten vallen en te verplaatsen met het
al vroeger bekende vierdelig kruisribgewelf maar dan verticaal uitgerokken. De pijlers van
deze nieuwe en eenvoudigere enkelvoudige través hadden geen steunwissel meer maar
waren eerder uniform,hoog en stevig. In de 12de E konde architecten niet goed kiezen
tussen de samengestelde pijlers met zijn vele kolonnetten of de eenvoudige
monocylindrische steun. Dus heeft men bij Chartres deze twee types gecombineerd wat
resulteerde in de “pillier cantonné” (pijler met 4 colonetten, op de hoofdassen geplaatst).
De nieuwe travévorm concentreerd de ruimtelijke energie en de nieuwe pijler concentreerd
eerder de architectonische energie. Ook de tribune werd geelimineerd om van een 4
delige opstand terug naar een 3delige opstand te gaan. Het triforium werd behouden
maar wel niet erg veel uitgerekt. wat ervoor zorgde dat de arcade(zuilengallerij) en het
clerestorium(latijns voor lichtbeuk héhé) konden uitgerekt worden. Ook werd de lichtbeuk
opgevuld met een nieuwe raamvorm: het raam werd opgedeeld in 2 lancetbogen met een
rozet erboven. Structurele aspecten werden wel eenvoudiger maar de decoratie werd wel
uitgebreider: veel variatie in kapitelen, rozet en beeldengallerij.
Publiek en volgers oordeelden dat Chartres te sober, overbouwd en massief was voor de
lichtheid en elegantie van de gotiek. Vandaar dat de daarop volgende architecten
probeerden om het structurele schema van Chartres te linken aan de visuele stijl van de
gotiek, een van elegantie en verfijning.
16. Beschrijf/teken een hooggotische skeletstructuur en leg de structurele rol van elk
element in de opstand uit.
De hoog-gotische kathedralen hebben naar het voorbeeld van Chartres een 3-delige
opstand: arcade, triforium en lichtbeuk. De bouwmeesters wilden de 4-delige opstand
vereenvoudigen om meer monumentaliteit te kunnen etaleren tov de vroege gotiek. Ze
schrapten daarvoor de tribune. Het triforium gaat wel meer op een tribune lijken door de
uitholling van een loopgang, maar blijft een gang in de dikte van de muur waar de
dakconstructie achter zit. Soms wordt dmv een vrijwel plat dak met lood het triforium
doorzichtig gemaakt (kathedraal van Amiens).
De hoog-gotiek maakt gebruik van 4-delige kruisribgewelven, waardoor de druk
geconcentreerd wordt op 4 punten. Enkel op die punten is bijkomende steun nodig om
spatkrachten op te vangen. De luchtboog grijpt aan op de plaats van de ‘tas-de-charge’,
waar het gewelf tegen de muur komt en leidt de spatkracht af naar de steunbeer. Op deze
steunbeer staat een pinakel, dat extra gewicht zorgt voor een meer verticaal gerichte
krachtvector. De steunbeer staat aan de buitenkant van de zijbeuk(en), dus de luchtboog
overspant de breedte van de zijbeuk(en). Een bijkomend probleem voor de alsmaar
hogere kathedralen is de windbelasting. De tot nu toe vermeldde structuur volstaat om de
statische krachten op te vangen, maar zodra het gaat waaien zijn extra maatregelen
nodig. Een 2de luchtboog grijpt aan aan muurplaat, enkel om windbelasting op te vangen.
In de hoek tussen het gewelf en de muur wordt ook een ‘surcharge’ aangebracht, het extra
contactoppervlak zorgt voor minder beweging.
De algemene trend in de gotische evolutie is om de structurele elementen alsmaar dunner
te maken en tegelijk alsmaar hoger te bouwen. Dit resulteerde in de instorting van de
kathedraal van Beauvais, enkele jaren na de wijding ervan. Het hoogste succesvolle
bouwwerk is de kathedraal van Amiens (43m).
17. Hoe ziet de kathedraalgevel er c. 1200 in Frankrijk uit? Beschrijf met eenvoorbeeld.
De Romaanse architectuur heeft van de vroeg-christelijke volumes van de basilica
dynamische verticale massa’s gemaakt, beginnend bij de St. Riquier en uiteindelijk in het
ontwerp van Cluny III. Tijdens de gotische periode evolueerde dit verder, met speciale
aandacht voor de uitwerking van de gevels (zowel de westgevel als die gevels van de
transepten). De tweetorengevel van de St. Etienne in Caen was het vertrekpunt.
De algemen trend van de gotiek zet zich door in de westgevel: steunelementen worden
gearticuleerd en versierd, steenmassa wordt zoveel mogelijk vervangen door
skeletstructuur en ramen worden groter. Daarnaast worden twee basismotieven
gecreëerd: het rozet-venster en de drie portalen.
De hooggotische westgevel bestaat altijd uit drie zones: een zone met drie met sculpturen
versierde portalen, een zone met het rozet-venster en een zone met de koningsgallerij
(bijbelse koningen). De koningsgallerij bevindt zich soms boven en soms onder het rozet.
Boven deze drie zones steken de twee torens uit. Met de uitzondering van Chartres heeft
geen enkele grote Franse kathedraal de spitsen die bedoeld waren gekregen. Deze
spitsen verschillen met de romaanse piramide-daken in hellingsgraad, ongeveer 75°.
18. Beschrijf de "Rayonnant" als stroming en geef een voorbeeld.
Rayonnant
De Rayonnant is een post-hooggotische stroming die zich vooral concentreert op 2dimensionale effecten. De belangrijkste ontwikkeling die aanleiding gaf tot deze stroming
heeft betrekking op het maaswerk. Men kan wat de ontwikkelingen van het maaswerk
waren voor de rayonnante stijl vergelijken met wat het ribgewelf was voor de gotiek.
Na Amiens, het hoogtepunt van de hooggotiek, begon men zich meer te concentreren op
patronen van licht en lijnen ipv op structurele en ruimtelijke vorming. Maaswerk werd erg
beïnvloedt door deze verandering in intresse en werd dan ook een dominant element in
deze nieuwe stroming.
De verandering van intresse van ruimtelijke vorming naar lineaire en 2-dimensionale
vormen, gepaard met de nieuwe intresse voor maaswerk, vond onmiskenbaar plaats in
1231, wanneer het laatste deel van de abdijkerk van St. Denis werd gebouwd, namelijk het
schip en het transept. Het maaswerk van de lichtbeuk lijkt erg op deze van Amiens, met
als enige verschil dat het maaswerk in St. Denis veel minder druk, en veel meer open lijkt
dan het maaswerk van Amiens.
Daarnaast heeft men ook de buitenwand van het triforium, dat voordien gesloten was,
beglaasd en een identiek maaswerk gegeven als dat van de lichtbeuk, maar op een
verkleinde schaal, om zo de lichtbeuk en het triforium te laten samensmelten. (Om deze
samensmelting van lichtbeuk en triforium nog bij te staven heeft men de scheidende
raamstijlen van de lichtbeuk doorgetrokken tot onderaan het triforium.)
Een nog verdere ontwikkeling van de Rayonnante stijl ziet men in de St.-Urbain in Troyes.
Hier is men nog verder gegaan dan de samensmelting van triforium met lichtbeuk en heeft
men het triforium helemaal verwijdert. Hier zijn de muren bijna opgelost in het dunne
maaswerk. Hier is de buitenkant misschien wel nog indrukwekkender dan de binnenkant,
door zijn draadachtige karakter, waardoor het bijna niet meer op een stenen gebouw lijkt.
Het momentum van de Rayonnante stijl was echter de Ste.-Chapelle in Parijs, gebouwd in
1241-48 door Louis IX. Het fungeerde als de koninklijke kapel en als bewaarplaats voor
relieken van het Helige Land. In het bovenste deel van de kapel, dat voorbehouden was
voor de koning en zijn gevolg, zijn de muren gereduceerd tot extreem dun maaswerk dat
mogelijk gemaakt is door geavanceerd gebruik van luchtbogen en ijzeren kettingen die
verwerkt zijn in het maaswerk. Het interieur vormt een kooi van briljante gebrandschilderde
ramen. De stijl ontleent zijn naam dan ook aan dit effect dat bereikt wordt met het extreem
dunne maaswerk en de grote hoeveelheid aan ramen.
Aangezien dat de Rayonnante stijl zich vooral concentreert op 2-dimensionale,
oppervlakkige effecten heeft het ook veel invloed gehad op een aantal belangrijke gevels.
Het beste voorbeeld hiervan zijn waarschijnlijk de latere gevels van de Notre-dame, die
van de transeptarmen. Vooral in de gevel van de zuidelijke transeptarm ziet men de
verandering van Hooggotisch naar Rayonnant, wanneer men deze vergelijkt met de
westelijke gevel van Reims. Ze hebben een aantal gemeenschappelijke elementen, maar
de gevel van de Notre-dame is veel vlakker, bijna stijf. De forse beweging van Reims zijn
hier gereduceerd tot een complexe set van 2-dimensionale motieven.
19. Hoe wordt de Engelse gotiek in periodes/fasen onderverdeeld? (Geef een voorbeeld
per periode.)
De gotiek in engeland wordt onderverdeeld in 3 fasen. De eerste, de vroege engele gotiek,
ontstond rond het einde van de 12de eeuw wanneer het frans-engels romanesk uitgeput
was en bouwers terug naar frankrijk leidde om inspiratie op te doen. De vroeg engelse
gotiek is de britse gotische stijl die nog het meest beinvloed werd door de franse modellen.
De engelse tendens om meer fantasie te gebruiken werd weerhouden door de rationele
discpline van de franse stijl.
Zo zijn bijvoorbeel de Canterbury kathedraal en de abdij van Westminster zeer
vergelijkbaar met de franse prototypes.
De Canterburry cathedraal begonnen in c. 1100 is de eerste gotische kerk in engeland.
Het koor is vroege gotiek, het schip is dan weer perpendiculair(latere stijl) . Het koor is in
de vorm van een hoefijzer, dit is iets dat een franse architect nooit zou durven gedaan
hebben in frankrijk. Canterbury toont een typische ambigue attitude van de Engelse
bouwers ten aanzichte van de Franse gotiek. De franse strictheid in het plan en de
terughoudendheid in detaillering worden op een typische engelse manier verminderd. De
eerste bouwer was de fransman Guillaume de Sanse maar werd na een accident op de
werf verplaatst door William the Englishman. De fantasierijkere aanpak vertaalt zich in de
decoratie, het maaswerk, beelden en een levendigere architectuur.
De vroege engelse gotiek duurde ongeveer een eeuw toen ineens de restricties van de
franse modellen wegvielen en een architectuur ontstond van de grootste graad van
fantasie in alle landen tijdens de middeleeuwen. Het werd de decoratieve of curvilineaire
stijl genoemd. Deze stijl ontstond omstreeks 1300 en leidde tot een vorm van totale
decoratie met 2 basiselementen:
de S-boog, een boog met een dubbele omgekeerde curvatuur die langs een kronkelende
lijn reikt tot een scherpe punt. De s-boog was van belang als symbolische breuk met de
Franse traditie, omwille van haar dynamische vloeibaarheid, vrij gecombineerd met andere
vormen om grote kronkelende patronen te creeeren.
De lierne of ridge rib is een gewelf waar een grote variatie aan decooratie mogelijk is met
een visgraatstructuur als basis.
Een van de beste voorbeelden voor deze decoratieve stijl is het nieuwe koor van de Wells
kathedraal(1330). Het gewelf vormt er een netachtig patroon geaccentueerd met intriciete
dozen van curvilineaire tracering. De S-bogen dragen het koor en zijn curvilineair (kromme
bogen). Een toenemende decoratie is te bemerken met meer en meer sculpturale en
florale elementen. De architectuur is hier gericht op esthetisch verlaak, decoratieve
verfijning en decoratie.
De Gedecoreerde stijl werd abrupt tot een einde gebracht door het eerste en meest
belangrijke gebouw uit de nieuwe Perpendiculaire stijl. Namelijk het koor van de
kathedraal van gloucester, begonnen in 1337. De vrijheid van de gedecoreerde stijl werd
terug gedrongen naar een meer gediscplineerde stijl.
De gewelven bleven ingewikkeld evolueren maar werden wel herleid tot meer leesbare
patronen. De patronen werder sterker gedisciplineerd en de draaiende achthoeken en
neerwaartse S-bogen vinden we niet langer terug. Dit was de laatste engelse gotische stijl.
ze was gedisciplineerd, imposant en zag er overtuigend internationaal uit. Terzelfdertijd
belichaamde ze een concentratie voor lineair details die de engelse smaak voor rijke
patronen beantwoorde.
20. Trachtenberg noemt de architectuur van Fontenay een "puriteinse kritiek op de
Romaanse architectuur" (p. 256). Wat bedoelt hij hier eigenlijk mee?
De Cistercienzersorde was een kloosterodre die het idee van complete terugtrekking van
de wereld had om God zo veel mogelijk te kunnen aanbidden en contempleren. De
meeste cisterienzische kloosters zijn vergaan maar een van de grootste voorbeelden bleef
staan, de abdijkerk van Fontenay in Boergondië (1130-1147).
Fontenay is eigenlijk een “stripped down” versie van locale boergondische romaanse
kerken zoals Autun en Vézelay.
Een gebouw met een doel, met een afgehoekt no-nonsense plan en programme. Het
purificeert de Romaanse stijl van al zijn decoratieve luxe, de Cisterciënzers hoopten een
soort van religieuze purificatie te bekomen. De architectuure van Fontenay lijkt vol te zitten
met tegengehouden kracht, een verdrongen esthetisch gevoel dat deze
terughoudendheid des te krachtiger maakt. Stylistisch gezien is Fontenay en de
cisterienzische architectuur moeilijk te plaatsen, het is noch romaans noch gotiek, het is
eerder een puriteinse kritiek op de Romaanse architectuur.
21. Bespreek de Duitse Hallenkerk als type en geef twee voorbeelden.
Architecten in de Germaanse regio’s hebben moeite om op de gelijke hoogte te komen
met de kathedraal gotiek van de 13de E. De duitse architecten hadden weinig gevoel voor
de gedisciplineerde ontwerp methodes van de franse school. Ze wouden open, grote
ruimtes met eenvoudige steunelementen gecombineerd met creatieve gewelfsystemen en
vormen (invloed uit engeland). Ook detailleringen uit de Rayonnante en Gedecoreerde
stijlen werden gebruikt (weer uit engeland).
Deze mix zorgde voor de hallenkerk die de laat duitse gotiek typeerd voor ongeveer twee
eeuwen lang. Een van deze hallekerken was de HeiligenKreuzekirche in Schwäbisch
Gmünd door Heinrich parler in 1320 Hij ontwierp een nieuw complexe decoratieve
geleding voor binnen en buitenkant van het koor. De lichtbeuk en het triforium zijn
weggelaten zodat de arcade doorlopt tot aan de gewelven zonder onderbreking en daar
onmiddellijk overslaat naar de ribben van het gewelf.
Een ander voorbeeld is de Lorenzkirche in Nuremberg, begonnen in 1439 door Konrad
Heizelmann en later afgewerkt door Konrad Roriczer. Het formaat is identiek aan Gmünd
maar de detaillering is complexer en meer uitgewerkt.
aanvulling:
Het koor is gebouwd door de zoon van Heinrich, peter parler, ern niet door heinrich zelf.
En het is gebouwd in 1351, heinrich heeft het schip gebouwd in 1320.
Het koor heeft wel een lichtbeuk, en ondiepe kappelle, die beide grote ramen de gevuld
zijn met maaswerk. Bovendien heeft het koor nog rijke gewelven die volzitten met energie.
Tussen de kappellen en de lichtbeuk zwiert er een kroonlijst rond die over de pijlers heen
doorloopt en zo het geheel verbindt (en animeert).
22. Wat wil "flamboyant" eigenlijk zeggen?
Flamboyant is een term afkomstig van het Engelse “flamelike”, letterlijk “vlammenpatroon”.
De “decorated style”, middelste van de drie gotische stijlen in Engeland was de eerste die
een aanzet gaf tot de laatgotische extravagante stijl. Eind 14de eeuw waaide deze stijl
over naar Frankrijk, die hun “rayonnant” lieten voor wat het was.
Ondanks dat deze fase minder gekend is dan de andere Frans-gotische periodes heeft zij
toch haar invloed gehad. Rozet ramen werden toegevoegd in de transepten van Amiens
en Beauvais en geheel nieuwe gebouwen (bvb St.-Maclou in Rouen) werden gebouwd in
deze extravagante stijl.
(pagina 261, rechts vanonder)
23. Waar ligt de oorsprong van de Renaissance als term eigenlijk volgens Hyman?
Het was pas in de 16e eeuw dat de breuk met het postklassieke verleden expliciet
Renaissance genoemd werd en in relatie gebracht werd met kunst door schrijvers
In 1550, beschreef de artiest en schrijver Giorgio Vasari in zijn ‘Lives of the most Eminent
Painters Sculptors, and Architects’ de 13e eeuw als een wedergeboorte vande kunst van
het gerespecteerde klassieke verleden (hij noemde het rinascità), de 14e eeuw als een
proto-Renaissance en de 15e eeuw als een tijd waar de Renaissance volledig was
gerealiseerd, maar toch nog in zijn jeugdige periode was. De 16e eeuw was volgens hem
de periode waar de renaissance gezien mocht worden als volwassen en perfect.
24. Welke rol kent Hyman toe als Brunelleschi in de ontwikkeling van de architectuur van
de Renaissance? Beschrijf Brunelleschi's relatie met de Oudheid aan de hand van twee
goed gekozen voorbeelden.
Hyman kent Brunelleschi in de ontwikkeling van de architectuur van de Renaissance de rol
van de vernieuwer toe.
Filipo brunellisschi: nieuw soort beoefenaar van de architectuur. Komt niet uit
bouwambacht: hij begon zijn carrière als beeldhouwer en goudsmid. In 1401 was hij een
van de contestanten voor het ontwerp van een nieuwe bronzen deur voor het baptisterium
van Florence. Volgens Manetti zou Brunelleschi zijn carrière beginnen als architect na het
verlies van de competitie. Hij zou naar Rome gereisd hebben samen met Donatello (een
geweldige beeldhouwer) waar hij enkele jaren verbleef en waar hij de Romeinse
beeldhouwkunst en nog belangrijker de techniek en afmetingen van de Romeinse
architectuur bestudeerd zou hebben.Brunelleschi was meer dan een getalenteerde
beeldhouwer die geïnteresseerd was in architectuur, hij was bovendien een genie op het
vlak van mechanica, statica, hydraulica enz. Zelfs in zijn eigen tijd werd hij vergeleken met
Daedalus, de legendarische uitvinder en artiest uit de Oudheid. Met deze geweldige
kennis ontwierp en bouwde brunelleschi structuren in FLorence die het uitzicht van de stad
begonnen te veranderen en zette en nieuw architectuur op gang. Hiermee wordt hij
beschouwd als de vernieuwer vanuit twee aspecten:
structurele vernieuwer (koepels)
architecturele vormentaal
Structureel:
voor Filippo Brunelleschi is de koepel van Duomo (santa maria del fiore) zijn eerste proef
als architect. Duomo is zijn belangrijkste werk die in de eigen tijd geroemd werd als nieuw.
Het nieuwe hieraan was de koepel! Kathedraal krijgt koepel en dit is een trend die alle
gebieden in toscane gaan volgen.
Koepel is het meest dominante element geworden. De koepel rust op volledig op breedte
van de schip (in plaats dat het in de middenbeuk zou passen). Wat daar gebeurt is enorm
ambitieus, achthoekige koepel wordt uitgebreid (klaverblad) ook is dit ambitieus omdat
men in die tijd zeker is dat men zoiets niet kan overwelven. We krijgen dus een klaverblad
met een schip =
Een heel modern concept en vertrekpunt geweest op alles dat daarop volgt è de zwarte
dood van de 18de eeuw (de pest) resulteert in een zeer lange onderbreking,
Fase 2: volgt dus na enorme catastrofe. Fase 2 twee past zich aan nieuwe modes aan.
Wat men besluit is schip te overwelven, maar het vorige concept is schip dat rust op kleine
pijlers, dus pijlers moeten aangepast worden. Huidige pijlers zijn zwaarder en staan op
andere plaatsen. Economisch heropleven is van groot belang, arte del la lana betaalt
hiervoor (arte is ambacht).
Fase 3: nieuwe veranderingen: schip verlengen à klaverblad opschuiven naar oosten +
schip breder maken. Nieuwe klaverblad is breder dan schip geworden. Centraal bouw
waar schip aan vastgehangen wordt. De verbreding van de koepelruimte is geen kleine
verbreeding. Dergelijk groot ribgewelf kan men in die tijd niet bouwen. Het is een utopie,
maar ze leggen zich er niet bij neer à experten komen (goed te volgen want archief
bewaard).
Fase 4: Experten resulteren niet in bescheidenere ideeën, maar juist in tegendeel: De
zaak wordt nog meer gecompliceerd door de aanzet van de koepel te verhogen. Fase 4 is
de verhoging.--> probleem: de doormeter van hoekpunt tot hoekpunt is 47 meter. De zijde
tot zijde is lengte van pantheon. De pantheon past hier volledig in. Aanzetlijn van koepel is
67meter boven rond.
Fase 5 Brunelleschi die de koepel maakt!: Brunelesci komt eraan, en stelt een oplossing
voor. Hij heeft niet enkel de koepel gebouwd, maar ook hijskranen die enorme elementen
enz omhoog hebben gekregen was zijn werk. Hij is dus echt een vernieuwer en uitvinder!
Het grafschrift dat hij gekregen heeft na zijn dood, roemt de koepel en de machines (zijn
belangrijkste verwezenlijking). Grafsteen voor bouwmeesters in die tijd was zeer
zeldzaam.
Vormentaal:
Brunelleschi heeft de vormentaal volledig vernieuwd. Hij vindt een soort nieuwe
grammatica uit die op een bepaalde manier worden samengevoegd en later zelfstandig
wordt. Vondelingenhospitaal gebouw met binnenhof en portiek aan de straatzijde (is geen
nieuwe uitvinding). Maar hoe hij de portieken gaat uitwerken wel. Hij heeft enkele
basiselementen: Zuil met kapiteel en basis, balkwerk (drieledig) de kroonlijst, en niet
langer een ribgewelf maar een boloppervlak (halve bol nemen en snijden volgens vierkant
= bolgewelf of hangkoepel). Deze basiselementen zijn in zijn werken telkens terug te
vinden maar met andere combinaties. Archivolt is de boog van de ene zuil naar de andere
zijn in grijze kalksteen (je krijgt een zwart witte combinatie).
Een ander voorbeeld van de vormentaal is San Lorenzo, een stadskerk die behoort tot
parochie van de medici, politiek leidende familie van Firenze. Palazzo is hoofdkwartier van
een wijk en die wijk heeft ook een kerk en die kerk dient als begraafplaats voor de leden
van de familie.
Relatie met oudheid moeten we nuanceren en de relatie evolueert ook!
Hij inspireerde zich op de ‘proto-renaissance’ (Toscaans)
De elementen van de vormentaal
Abstract kleureffect van een zwart-wit vlak
Maar wordt vanaf 1424 ‘Romeinser’ (na afwezigheid uit Firenze) Het lijkt erop dat
brunellischi naar rome te zijn geweest, hij heeft tot 1424 geen belasting betaald (betekent
dat hij niet in firenze is). Gaat samen met een beeldhouwer ruines opmeten.
Diepte en volume door nissen
Muur krijgt een plastische muurbehandeling
De verandering is niet zo groot, het is maar een detail want zijn vormentaal verandert nietà
enkel verandering van behandeling van de muur, ipv van een plat muur wordt dit uitgehold.
VBN:
1.
Firenze, Santo Spirito
‘Diepte en massa’ in muur
Volumes toevoegen als versiering
Op het eerste zicht gelijkend op San Lorenzo, maar pilaster is iets platter en een zuil is vol
rond.
Concept verandert: Antieke Romeinse architectuur met nissen, geen vlakke muren
2.
Santa Maria:
nooit afgewerkt maar op grondplan te zien dat elke muur uitgehold is: de zijwanden van
kapelletje worden uitgehold en de buitenwand wordt ook uitgehold.
Aan de buitenkant voegt hij kleine volumetjes toe .n die volumetjes zit geen ruimte, is puur
voor volume uitwerking.
25. Hyman beschrijft twee innovatieve palazzi in het Firenze van het midden van de 15de
eeuw. Welke? Beschrijf ze, wie heeft ze gebouwd?
Palazzo Medici
De buitenkant van Palazzo Medici geeft op het eerste zicht de indruk niet verschillend te
zijn dan zijn Toscaanse voorouders (kubus, stenen en ondoordringbaarheid). Zelfs de
zware kroonlijst herinnert aan de overhangende daken zoals in Florentijnse huizen. Maar
de stijl en de grootte van de kroonlijst zijn ongekend in de wereldlijke architectuur na het
keizerlijk Rome.
Het binnenplein van het palazzo is een groot verschil met zijn middeleeuwse voorgangers.
Het is groot, vierkant en in het midden van de blok versierd met een iconografisch beeld
en omringd met een twaalf zuilige loggia met bogen. Het plein straalt grootsheid, macht,
weelde en intellect uit in tegenstelling tot de kleine en onregelmatige binnenplaats in
vorige privé paleizen die in hoofdzaak gebruikt werden als schachten voor licht en lucht en
voor de trap. Palazzo medici is zodanig axiaal georganiseerd dat een bezichtiger aan de
hoofdpoort door de binnenplaats kan kijken naar de tuin met een loggia aan de achterkant,
wellicht geïnspireerd door de Vitruviaanse omschrijving van de oude romaanse huizen.
De Pallazio Medici was verbonden door zijn robuuste silhouet en algemene structuur aan
de buitenkant met de Florentijnse paleistypologieën. Het binnenplein heeft grote klassieke
bogen, het was een publiek plein, het had een rustieke voorgevel van 3 verdiepingen met
royale ramen en een overheersende klassieke kroonlijst.
bouwer: Michelozzo di Batolomeo, de eerste volger van Brunelesci. Hij zorgde voor veel
opvallende gebouwen en voor de uitvinding van nieuwe invloedrijke
renaissancearchitectuur (bibliotheek, kloosters, privé paleis…) in Firenze en omstreken.
Palazzo Rucellai
Palazzo Rucellai was de meest radicale variatie van dit patroon. Het rustieke blokwerk is
vlakker gemaakt en zijn aanwezigheid gecompenseerd door drie horizontale zones van
articulerende pilasters die de ramen en portalen omkaderen. (Dit is niet zo bij het Medici
type). Hoewel het nooit nagedaan werd in Florence, waar het Medici model overheersend
bleef, verschijnt het wel bijna gelijk in een grovere versie in het Palazzo Piccolomini in
Pienza.
Bouwer: Leon Battista Alberti, een van de meest opmerkelijke en invloedrijke Renaissance
figuren.
Palazzo Piccolomini (paleis van de Paus) (p286)
Dit plein is gelegen in Pienza 1459. Pienza is een uitzonderlijk voorbeeld van
standsplanning in de Renaissance wat ook echt in de praktijk is omgezet. Paus Pius II
heeft het centrum van Pienza geherstructureerd. Rond een rechthoekig, .. zijn nieuwe
monumenten gebouwd door Rossellino. In het centrum werd een nieuwe kathedraal
gebouwd met een grote voorgevel met een driedubbele arcade van reusachtige bogen op
monumentale zuilen (de eerste voorgevel van een kerk van de Renaissance). In het
westen stond de Piccolomini paleis opmerkelijk door de minder grote bogen van de
pilasters. Dit pauselijk paleis werd gecompenseerd door het paleis van de aardsbisschop
aan de oostkant van de kathedraal, die opviel door zijn kleinere maat en de afwezigheid
van alle bogen (behalve de toegang en de ramen). Het plein is heel gestructureerd
opgebouwd.
bouwer: Bernarde Rossellino; architect-beeldhouwer die vergelijkbaar is met Michelozzo.
Rossellino werkte nauw samen met Alberti.
26. Welke positie geeft Hyman aan Bramante in het Renaissance verhaal? Bespreek zijn
werk te Rome aan de hand van twee goed gekozen voorbeelden.
In de vroege 16de E werd firenze verplaatst naar Rome als centrum van de culturele
activiteiten in Italie. Van de vele complewe redenen voor deze shift was een van de meest
belangrijke de benoeming van Julius II als paus die een brilliante visie had van wat de
Romeinse Renaissance eigenlijk moest zijn. Het was zijn ambitie om het verloederde
Rome terug naar zijn antieke prestige te verheffen. Hij bleef maar tien jaar paus (15031513) maar zijn enthousiasme was zeker een enorme aanzet tot het revaloriseren van
Rome.
Bramante was een van de hoofdrolspelers hierin, oorspronkelijk uit een andere streek van
Italie kwam Bramante pas op zijn 55ste naar Rome. Toen Bramante het antieke
monumentalisme voor de eerste keer ervoer in Rome had het een grote impact op hem en
hij reageerde hierop door gebouwen te ontwikkelen die op een uniek en ongeprecedeerde
manier de prestige en nobemheid van architectuur herstelden. Het kleinedoch belangrijke
Tempietto van S. Pietro in Montorio te Rome is hier een goed voorbeeld van. Het gebouw
was een martyrium dat gebouwd moest worden in een klooster naast de kerk van S. Pietro
in Montorio in 1502. Het ronde gebouw met koepel en collonade met zestien zuilen van
dorische orde bewerkt en heruitgevonden door Bramante. Zijn muren werden
driedimensioneel ontworpen , als een alomtegenwoordig kunstwerk. Het kleine gebouw
geeft een heel sterk indruk door zijn spel van licht en schaduw en door de kwaliteit van
zijn “gewicht”. Al kon Bramante geinspireerd zijn geweest door antiek voorbeelden toont
de hoogte (twee keer de breedte) dat Bramante volledig zijn eigen inbreng had in het
ontwerp. Door de tempel hoger te maken dramatiseerde Bramante zijn waarde als
symbolisch herdenkingsmonument.
Een ander belangrijk voorbeeld is het palazzo Caprini te rome. Zijn nieuwe facade
systeem was helemaal verschillend van wat er in het 15de eeuws firenze ontwikkeld was.
Het palazzo Caprini dateerd van ongeveer 1510. Nu verwoest, is het nog enkel gekend via
een mid 16de eeuwse gravure. De invloed van dit palazzo was zer ver gaand. Bramante’s
paleis had twee verdiepingen met plattere en precies uitgesneden stenen op de
gelijkvloers Zijn meest invloedrijke eigenschappen waren de pijler en boog compositie van
de onderste horizontale zone en vooral de dorische halfzuilen met fries op het piano nobile
(het nobele eerste verdiep), dit was de eerste keer dat dit gebruikt werd in de plaats van
pillasters.
Het Caprini ontwerp werd het archetype voor vele belangrijke palazzi in heel Italië.
Bijna elke bekende architect van de eerste helft van de 16de E was leerling geweest van
Bramante of volgde zijn positie op op de werf van de Sint-Pieters basiliek in Rome(da
Sangallo jong en oud, Fra Giacondo, Raphael, Peruzzi en nog anderen). De enige
uitzonderingen hierop waren natuurlijk niet de minste namelijk Michelangelo en Palladio.
27. Beschrijf de ontwerpgeschiedenis van St Pieter te Rome gedurende de eerste helft van
de 16de eeuw.
In de vijftiende eeuw was de oude Sint-Pieter, na elfhonderd jaar, in zeer slechte staat.
Paus Nicolaas V liet Bernardo Rossellino het gebouw opknappen, er moest een oplossing
bedacht worden voor het plaatsgebrek in de koorzone. De bouw start met nieuwe
funderingen rond transept en koor. Het schip blijft grotendeels bewaard maar het tranept
moest vergroot worden en vooral ook het koor, maar het werd nooit afgewerkt! Men heeft
dus in 1460 wel een begin gebouwd, maar niet veel verder gegaan tot de men een vee
draadkrachtigere paus krijgt. Julius II wordt paus (komt terug van ballingschap en ziet zijn
grote kans). Hij was vaker op zijn paard terug te vinden met een zwaard dan in zijn kleed
(zoals dit nu het geval is). Hij is een veel dynamischere pas en wil sint Pieter zo snel
mogelijk uitbreiden. Hij schrijft een soort architectuurwedstrijd uit.
Bramante komt met een oplossing in 1506:
Officieel concept op perkamentplan: hij ontwerpt een geheel nieuwe soort kerk:
CENTRAALBOUW met grote koepelruimte(= nieuwe architectuur). Het is een complex
ruimte opbouw: je hebt een ruimte met daar nog een ruimte in enz. De complexe
ruimtelijke configuratie is eigenlijk zeer praktisch. De essentie van het plan is :
Koepelruimte + koor: boven graf van Heilige Petrus
Oorspronkelijk altaar, voorlopige bescherming: ‘huisje’
Graf van Julius II werd hier niet gerealiseerd
Koor werd later ook vervangen (vandaag de dag niet Bramantekoor)
Waar haalt Bramante nu zijn inspiratie voor het grondplan met zijn ruimtelijke complexiteit?
Wel, het lijkt erop dat hij is gaan kijken bij de thermencomplex: grote ruimte met daar
nevenruimten rond.
Rechts van de Sint-Pietersbasiliek is het vaticaans paleis en links een obelisque die daar
staat sinds de Oudheid. Bramantes plan is een abstract plan maar geen utopisch plan,
want het past op de site. Oorspronkelijke fundamenten kunnen wel nog gebruikt worden,
dit is goedkoop want men moet ze niet afbreken, men kan ze gewoon opnieuw gebruiken
(op bestaande funderingen kan dus gebouwd worden).
In zijn ontwerp is er ook een koepel met tamboer en lantaarn (doet denken aan
Brunelleschi). Dit is een pantheonkoepel met een lantaarn bovenop en de koepel ordt
hoger geze met tamboer op zuilen. De koepel is dus met andere woorden gemoderniseerd
(tamboer en lantaarn zijn moderne elementen).
Sint Pietersbasiliek is naar het westen gericht = zeer uitzonderlijk (zeldzaam). Men begint
met de bouw van de koorzone (met vier grote pijlers). Aan weerszijden van het koor
komen koorbanken en het zangkoor in de nissen. Het graf van Petrus ligt niet onder de
koepel maa aan de westelijke grensgebied. Julius II zou ook in het koorbegraen worden,
maar het was niet af wanneer hij stierf. Leo X de Medici volgt Julius II op en een jaar later
sterft Bramante. Koorarm en onderdak zijn af wanneer Bramante sterft. Met de komst
vande nieuwe paus, wordt er ook een nieuwe architect aangesteld, Rafaël (heeft weinig
gebouwd, maar veel ontworpen).
Rafaël:
De werf wordt een zeer trage werf. De werf wordt betaald met aflaten = een attest dat je
zonden hebt afgekocht met geld. Dat geld gaat naar Rome, naar deze werf, dat veel
ongelukken heeft gehad, architecten hebben niet lang geleefd. Concept van bramante
leeft nog tot vandaag de dag ondanks al de veranderen. Rafaël heeft sint pieter zo
gewijzigd dat het fatale gevolgen heeft gehad voor de werf. Hij heeft het een schip
gegeven, dit ging komen want het is een pelgrimskerk en waar zou men aders pelgrims
moeten steken? Dus er is geen centraalbouw meer omdt it onpraktisch was voor de
pelgrims. Dit maakt heel het gebouw duurder. Rafaël behoudt wel de koepel, maar hij legt
een omgang rond elke arm, rond het koor en rond elke zijarm. (korter gezegd: apsis koor
en transept krijgen een ambulatorium, maar hier was te weinig plaats voor). Maw plan
deint uit in breedte. Dat gaat te ver, verder als obelisque dat men wil bewaren. Erg
abstracte pilasters zonder kapitheel (dit laat hij weg) = een heel modieus element
(vereenvoudigen van pilasters). Architraaf, fries en kroonlijst worden abstracter en
samengedrukt (lijkt aslof er iets ontbeekt). De koepel is een halve bol met trapjes en met
een tamboer en een lantaarn. Concept van Bramante wordt behouden, dit koepel kon men
toen nog niet bouwen: Romeins beton en dat weet men niet, gaat duren tot 18de eeuw, er
komen daar enorme torens bij. Rafael heeft heel wat goede tekenaars rond zich, hij is
namelijk rijk genoeg om ze aan te stellen. In Bramantes ontwerp was er licht in de
gewelven, maar bij Rafaël is er geen licht op het tongewelf, wel in de koepel (school van
Athene: vereenvoudigde pilasters met tongewelf daarboven, geen licht in dat gewelf). Een
groot deel van de kerk zou dus donker zijn, en van vanachter zou heel wat licht
binnenkomen. Donker en licht is specifiek voor Raphaels concept. In die jaren wordt er
dus vooral ontworpen en een begin gemaakt met die ambulatoria en veel verder gaat het
niet.
Peruzzi:
Peruzzi volgt hem op en bouwt ondertussen paleizen enz. Er is bijna 16 jaar lang stilstand
geweest op de werf, peruzzi gaat weer knoeien aan het plan: schip gaat weg en keert
terug van plan van Bramante. Ambulatoria maakt het plan toch te breed. Er zijn schetsen
van hem maar geen mooie uitvoeringsdocumenten. Schetsen zijn de volgende dingen te
zien: koepel op tambour met zuilen en daarboven lantaarn. De koepel blijft dus lang
bewaard, ondanks het feit dat men hem niet kan bouwen.
Antonio Sangallo:
Antonio is lang als assistent gebleven op de werf en het is hem opgevallen van die koepel
dat die tijd bewaard bleef hoewel het niet te bouwen was. Antonio is een excellente
tekenaar en opgeleid als timmerman. Hij ontwikkelt magnifieke tekeningen. Een van de
grootste maquette in renaissance gebouwd, want in barok zijn er nog grotere gebouwd
geweest. Maquette en presentatietekeningen laten zien dat hij serieus gaat nadenken over
de uitvoerbaarheid en de koepel gaat enigszins veranderen: kolos van lantaarn en
tambour krijgt twee verdiepingen. De koepel aan de buitenkant herinnert wel aan
bramante maar aan binnenkant verschijnt nieuw profiel, koepel zit veel lager aan
binnenkant, hij steekt een spitsenkoepel dat doet denken aan koepel à la Bruneleschi. De
schijn langs de buitenkant wordt wel bewaard van de koepel. Centraalbouw met staartje
en middenblok. Het enige constante is de koepel middenin. Intussen is de werf niet
opgeschoten, ondanks veel schetsen tekeningen en maquettes. Hele sangallo clan
verdient hieraan geeft zijn neven de opdracht om tekeningen te maken.
Sint pieter is een verhaal van 40 jaar op de werf en projecten die veranderen. Tempietto:
nieuwigheden zijn: echt een ronde tempel zoals in rome, ramante neemt een zeer antieke
type en gaat dit moderniseren, want bovenbouw is volledig uitgevonden: tambour en
lantaarn wordt in die tijd als antiek gezien. Overgang tussen buiten volumes wordt
verdoezeld door een balustrade. Dit is ook een uitvinding van hem, balustervorm zelf is
antiek, maar in oudheid wordt dit gebruikt voor kandelaars. Bramante maakt daar een
bouwkundig element van. Dat element maakt overgang tussen de twee volumes. De
basisvorm is antiek, maar de functie en hoe het hier gebruikt wordt is volledig nieuw,
uitgevonden door bramante. Dorische zuilen orde zelf is een uitvinding van de
renaissance, ze komt bij vitruvius voor en deze is grieks, maar de uitvoering is van
bramante, hij heeft het een basis gegeven die in Griekenland niet terug te vinden is.
Bramante is een meester in die dorische orde. Niet iets bij brunelesci terug vinden, echt
iets voor bramante.
Waarom zoveel aandacht aan catastrofale werf? Leer geweest voor renaissance
architecten, op deze werf wordt alle nieuwigheden ontwikkeld. Die werf is mss catastrofe
wat betreft organisatie, maar een leerschool tegelijkertijd voor de architecten. Hoog
romeinse renaissance wordt hier ontwikkeld.
28. Wat bedoelt men met de term "maniërisme"? Geef voorbeelden. Bespreek éénervan
grondig.
Maniërisme is een stroming binnen de renaissance (midden eind 16e eeuw). Ze
verkenden de grenzen van klassieke elementen(zuilenorde, pilasters,triomfbogen)door de
vorm aan te passen en ermee te spelen. Het gaf een bizar en ongewoon effect en wilden
daarmee een reactie bekomen. Het maniërisme zweert de strakke regels over de
verhoudingen klassieke elementen af. Hoewel er met maniërisme geexperimenteerd wordt
is er steeds een antieke basis. Alle architecten die maniërisme toepassen, zijnarchitecten
die in contact gestaan hebben met de werf van St-Pieter.
De term maniërisme werd gebruikt om veranderingen te beschrijven(geen
programmatorische veranderingen) in alle visuele kunsten van 1480-1520.Het is
gemakkelijker om dit bij schilderkunst te bestuderen dan bij architectuur, omdat het daar
duidelijker tot uiting komt. We komen maniërisme in architectuur vooral tegen in villa en
paleis architectuur, waar humor en complexiteit makkelijk konden infiltreren, en daar kon
meervrijheid genomen worden dan in kerken. (bv Palazzo Te en villa Farnesina) Zo
probeerde men bij palazzo Te de bezoeker te amuseren dooroveral trucjes, verrassingen
te gebruiken. Hij gebruikte bekende klassieke motieven maar speelde ermee, door ze te
combineren in innovatieve en onklassieke manieren. Het resultaat was iets helemaal niet
klassieks....
voorbeelden: palazzo del Te , palazzo Caprini, palazzo Jacopo, palazzo Maximo alte
Colonne, Palazzo Farnese
Uitwerking palazzo del Te
Palazzo del Te was eerder een vakantiehuis en geen palazzo (deze term is zo
ingeburgerd dat de term veel ruimer geworden is)Voorbeelden van manierisme zijn er
overvloedig te vinden in deze palazzo.
1) "groeistoot"
=>Sluitsteen in de boog is te groot
2) Contrast tussen perfecte/imperfecte afwerking
=> Ruwe onafgewerkte blokken
3) metopen "drukt architraaf naar beneden en drukt steen eruit"
=>Architectuur valt uit elkaar = "onstabiel"
4) Lege voegen
=> Architectuur wordt samengeknepen en omhoog geduwd
5) de gevels
Er is telkens een andere gevelcompositie bij omdraaien maar er is symmetrie bij de
overstaande gevels aanwezig.
Noord/zuidgevel :
buitengevel als binnengevel met open loggia met 3 bogen
West/Oostgevel:
gesloten motief door triomfboog te alterneren
6) Ongewone regelmaatPilasters staan mooi in het midden tussen vensters die
onregelmatig in het muurvlak gelegen zijn.
29. Hoe kan Michelangelo's architectuur gekenmerkt worden? Geef twee voorbeelden.
-De architectonische ewperimenten van Michelangelo worden veel later door Bernini en
Borromini onwikkeld tot de nieuwe stijl in de klassieke architectuur die we als barok
kennen.
- Michelangelo zag zichzelf altijd primair als beeldhouwer, wat ons al veel zegt over zijn
architectuur.
vb." hij maakte samengestelde ornamenten, meer gevarieerd en origineler dan welke
andere meester ook, in de oudheid of tegenwoordig, ooit wist te bereiken"
-Hij zorgt ervoor dat eeen door middel van functionele zuilen helder gelede wand zich
oplost in een abstracte lineaire sculptuur.
vb. bibliotheek van S. Lorenzo: hij week zover af dat iedereen versteld stond: zonderlinge
trap (als stollende lava), buitensporige hoogte, blinde vensters, rechte trappen missen
ballustrade, muren onderbroken door buitensporig grote consoles (normaal zijn die
dragend, hier hangen ze als decoratie, gepaarde zuilen onconventioneel in nissen
geplaatst.
-Hij werd verscheurd door innerlijke conflicten: homoseksualiteit en naakt niet aanvaard
door de Kerk.
-Het ovaal, dat in de architectuur nog een nieuwe vorm was, zou in de plattegronden van
de barok een vitale rol gaan spelen.
-In zijn paleizen introduceert hij de kolossale orde. Hij laat hier de muur ook om zich op te
lossen in een ingewikkeld patroon van in elkaar grijpende en overlappende vlakken.
-St. Pieter te Rome: de verticale dynamiek van dit bewegingspatroon leidt het oog op
natuurlijke wijze naar de grote koepel met zijn bijna gotisch stelsel van steunberen en
ribben.
(aanvullingen uit eigen nota's van in de les):
Michelangelo’s architectuur maakt dat we hem een maniërist kunnen noemen.
Voorbeelden:
1. Nieuwe sacristie bij San Lorenzo, Firenze:
Michelangelo gebruikt zuilelementen maar op een zeer ongewone manier --> dit maakt dat
we hem een manierist kunnen noemen.
Nis heeft ongewone details: uitdieping en op achterwand van de nis gebruik van een
guirlande (= een slingermotief).
Zwart witte afwerking
Segmentvormige frontons
Schijndeuren voor symmetrie
Hij heeft de elementen veel groter gemaakt en op een vreemde manier gezet.
Hij vindt ook zelf vormen uit. Lange afhangende consoles horen te ondersteunen, maar als
je ze bij hem beziet vraag je je wel af of ze echt voor steun.
Elementen lijken antiek, maar omdat hij ze anders plaatst wordt hij een maniërist
beschouwd.
Zijn elementen gaan lang geïmiteerd worden na hem.
2. Biblioteca Laurenziana, Firenze:
Verdieping boven bestaande kloostervleugel
Smalle hoge inkomhal, gevuld met monumentale trap in verschillende bewegingen (kon
bescheidener: aanloop naa barok).
Voor de eerste keer is de trap een ornament: trap wordt vergeleken met lavastroom
(vloeiende beweging in de trap).De trap vult de ruimte zo goed als volledig --> geeft een
bevreemdend effect!
Wand van de inkomhal is uitgewerkt met zuilen: zuien staan in nis, muren komen vooruit
(moest nog geconstrueerd worden dor een vooruitstekend balkwerk en pilaster op de
hoek, maar dit werd niet uitgevoerd).
Normaal gezien draagt de zuil, maar hier draagt de witte muur en de zuil is een soort
standbeeld, consoles zijn veel te land en dragen niets (sugerreren dat balken dragen) è
typisch voor maniërisme: structuur op zijn kop zetten.
30. Sansovino drukte zijn stempel op het hart van Venetië. Bespreek.
Jacopo d'Antonio Sansovino was een Italiaans beeldhouwer en architect (maar vooral
beeldhouwer). Hij drukte een stempel op de architectuur van zijn tijd als stadsarchitect van
Venetië met zijn werken rond het Piazza San Marco. Hij volgde zijn opleiding in Rome en
vertrok daarna naar Venetië (concurrenti met Proti: lokale bouwmeesters).
Venetie heeft geen romeinse wortels, wel van byzantijnse. Men wil dan van Venetië een
nieuwe Rome maken (nova roma).
Libreria en Zecca zijn z’n eerste gebouwen in Venetië die eerste romeinse druk hebben.
1. Zecca(Munt):
Afgelatte opera rustica
Eerste verdiep: Dorische orde met ringen
Straalt kracht uit
2. Libreria:
Één van de eerste openbare lbibliotheken
Romeins gebouw – massa, Sansovino werkte samen met Peruzzi aan Sint-Pietersbasiliek
in Rome: gewelven waren gewoon voor hem- Zo’n zwaar gebouw gaat zetten en gewelven
gaan instorten. Wat is hier romeins aan? Ronde boog komt neer op zware pijler aan
weerskanten en daar staat grote orde naast die door impost snijdt en bekroond balkwerk
draagt à is theater motief! De basis is een zeer romeins motief (gezien in Sangallo). Met
op de hoek het hoek detail van basilica Aemilia. Allemaal zeer romeins basismotieven en
hoekdetails.
Motief van Griekse theaters worden Venetiaans gemaakt:
Aanpassing aan lokale ligt in het ornament à bogen dieper in vlak leggen en boogzwikken
vullen met beeldhouwende figuren.
De bekroning: balustrade als bekroning (als eerstes gebruikt door sansovino) past zeer
goed bij Venetiaanse gewoonten.
Beeldhouwende figuren + balustrade worde standaardmodellen in de renaissance bij
Palladio en bij alle mensen die Palladio volgen. Maar balustrade met beelden is een
uitvinding van de renaissance.
Voluten (spiraalvormige krullen), vanonder de Dorische en op eerste verdiep de ionische à
dit vinden we in het Colosseum. Dorisch vanonder dan ionisch en dan Korintisch.
Composiet is Romeinse variant van Korintische, verschil is zwaardere hoekvoluten.
Dorisch, ionisch en Korintisch worden door Vitruvius vermeld want zijn de antieke.
Besluit: Grondige veranderingen van centrum van Venetië: het punt daar is dat hij enkele
elementen aanpast aan de context en andere zijn heel romeins die hele libreria is hele
romeinse zware monumentale gebouw, maar balustrade bij standbeelden = aanpassing
aan Venetiaanse traditie, je hebt zo van die levendige versiering boven op uw het
paleisgevels.
31. Bespreek Palladio's werk en zijn relatie met de Oudheid (drie voorbeelden waarvan
één villa).
Palladio was een van de laatste grote humanistische architecten die in dienst ging bij
Giorgio Tissino in Rome; aanvankelijk was hij een steenhouwer, later architect en
humanist. Hij heeft meerdere boeken geschreven waaronder zijn meest belangrijke
‘Quattro libri dell’architettura’ (1570).
Zijn eerste grote realisatie was de Basilica in Vicenza, de Palazzo della Ragione. Het
gebouw heeft een grote hal bestaande uit twee verdiepingen, waar het volk elkaar
ontmoette. Het is gebouwd op het hoofdplein van de stad. De kern van het originele
gebouw was omvat door een loggia van 2 verdiepingen die vlak na de opbouw in elkaar
zakte. Het was Palladio's opdracht het gebouw te voorzien van een nieuwe gevel. Hij deed
dit met de laatste ‘all antica’ elementen die hij importeerde vanuit Rome. De bibliotheek
van San Sovino was net geraliseerd in Venetie juist vooraleer men begon te werken aan
de basilica. Wellicht heeft Palladio zich hier laten inspireren om de Serliana te gebruiken.
De bogen van de oude loggia waren niet allemaal even breed. Het verschil wordt in de
nieuwe gevel opgevangen door de openingen tussen de arcades verschillende breedtes te
geven op de hoekpunten van het gebouw (Dit is verschillend met de Libreria want daar
waren geen zijopeningen). Palladio noemde het gebouw zelf “Basilica” naar analogie met
de oude romeinse hallen die gebruikt werden voor burgerlijke activiteiten.
De verschillende paleizen en villa's die hij maakte gaven hem veel aanzien. Hij kreeg meer
en meer belangrijke opdrachten.
Een tweede werk; Villa Rotonda in Vicenza (1566)
Deze villa wordt gezien als een typische realisatie van zijn ideeën rondom villa’s. Hij
werkte veel variaties van villa’s uit zonder aan de basisprincipes te wijzigen.
Rond een cirkelvormige centrale hal is het plan van het gebouw ingedeeld in vier groepen
van kamers, volledig symmetrisch gelegen. De maten van elke kamer (lengte, breedte,
hoogte) werd zorgvuldig uitgewerkt volgens wiskundige formules van verhoudingen à ratio
naar het hele gebouw. Het grondplan heeft de vorm van een Grieks kruis. Vier gelijke
'tempelfaçades' met Ionische zuilen omringen een vierkant middendeel. Elk van de 4
facades is zoals bij Romeinse tempels te bereiken door een grootse trap. De portieken
hadden zowel een formele als een functionele rol: de villa was gebouwd op een
heuveltop, de portieken gaven uit op indrukwekkend uitzicht op platteland in alle richtingen
en ze gaven bescherming tegen de hitte van de dag.
Villa Rotonda was het eerste privégebouw waarop een koepel werd gezet, de koepel die
altijd werd geassocieerd met kerkelijke architectuur.
Een van de laatste werken van Palladio was ‘Loggia del Capitaniato’ in Vicenza, een
herdenking aan de overwinning van de Venitianen op de Turken in 1571. De zijgevel is
ontworpen als een triomfboog (1 grote travee) en de voorkant bevat 3 traveeën, 1 grote
orde. (men kiest altijd voor een oneven aantal traveeën). Er is een regel die zegt dat 1
orde overeenkomt met 1 verdieping.
Wat opvalt aan de gevel is dat het kapiteel langer zou moeten zijn. Dat kan je zien doordat
het raam door he balkwerk snijdt in de architraaf. De vensters hebben een balkon,
gedragen door het balkwerk met twee trigliefen die als consoles dienen.
Heel het gebouw is bedekt met motieven -> stuccoversieringen.
32. Hoe ziet Hyman de Renaissance in andere Europese landen zoals Frankrijk t.a.v.
deItaliaanse? Welke fasen onderkent ze in Frankrijk (met voorbeelden)?
(vanaf p319)Geen enkel ander land zou kunnen evenaren of zelfs te benaderen aan Italië
zijn grootse positie in de wereld van de kunst en cultuur gedurende die twee
buitengewone eeuwen van de Renaissance.
in frankrijk gekomen door: - italiaanse miniaturen en schilderijen
- de drukkunst: uitgevers verwierven italiaanse gravures en
boeken
- de contacten van René van Anjou met de medici, Naples en
Milaan
-> bracht italiaanse kunstenaars naar Fr. vb.: Francesco
Laurana.
- Noord Italië had de grootste invloed in Frankrijk waar de Gotiek nooit helemaal
verbannen is.
we krijgen een soort mix van gotische contouren met klassieke elementen in Azay-lerideau.
- De symmetrie van het griekse kruis, de parallelle spiraaltrap en het kleurrijke dak zijn
italiaanse
kenmerken in het chateau de chambord.
toch blijft het exterieur gelinkt aan de franse middeleeuwse kastelen.
- Drie verdiepen met loggia en balustrade, vrijstaande zuilen, arcades en pilasters doen
denken
aan Bramante in het Chateau de Blois
(nog steeds verticalisme en een puntdak => gotiek)
- Homogenisering kwam in het cinquecento rond 1540 dankzij Serlio, merkbaar in de
weinige
resterende bouwwerken van hem vb.: anzy-le-franc
- totale fusie van Franse en Italiaanse Renaissance tot een eigen, frans, nationaal
Classicisme is
merkbaar in de facade van het louvre.
33. Wat is volgens Hyman de basis van de barok en wat is de oorspronkelijke
betekenisvan de term?
In de 17e eeuw werd de Renaissance architectuur voortbewogen door de spirituele,
politieke en culturele omwentelingen tot een briljante, nieuwe en internationale fase, de
Barok, afgekondigd door de Contrareformatie en het Concilie van Trente. In het katholieke
Europa weerspiegelt het een optimisme door de overwinning van het protestantisme. De
kloof die geslagen was met de landen die het protestantisme wel aanvaardden, bleef,
maar de macht van de paus was tegen de 17e eeuw hersteld. In de overige Katholieke
landen was er een krachtige nationale Kerk, gesteund door de staat. De spirituele
waarden die ontstonden voor de reformatie, werden hersteld. Niet alleen de visuele kunst,
maar ook het theater en de muziek bereikten nieuwe hoogten in het intensief spiritueel
klimaat van die periode. Het was ook een tijd van een grote fysieke pracht. Artiesten
werden gevraagd een ontluikende smaak voor pracht te voldoen door het creëren van
complexe en spectaculaire programma's waarin architectuur, beeldhouwwerken,
schilderkunst, decoratie en stedebouw versmolten waren. Op het politieke vlak, waren de
ambities even groot, vooral in Frankrijk met Lodewijk de 14e. Het was in de 17e eeuw dat
de kunst een instrument was van het monarchale absolutisme, het werd gecreëerd bijna
uitsluitend voor het doel en de extravagante smaken en plezieren van de religieuze en
politieke aristocratie. De Katholieke Kerk had enkele overwinningen tegenover het het
protestantisme, het nam een grote vlucht met z'n contrareformatie, maar toch werd het
geconfronteerd met een dalende autoriteit tegenover de regeringen, maar daarenboven
werd het ook geconfronteerd met de groei van de wetenschap. Het was de eeuw van
Galileo, Newton en Kepler. Een nieuwe rationele wereld werd geboren en hing niet langer
af van de mysteries van het bovennatuurlijke. Dit proces was reeds begonnen in de
Renaissance. Het onderzoek van Galileo werden verworpen door de Kerk, omdat zij
vasthielden aan de traditionele Scholastiek, structuren waarop de Christelijke leer
steunden werden zo onderuit gehaald. Zoals de Katholieke Kerk een sterke invloed had op
de kunst, hadden ook de wetenschappen dat. Het was zowel uitbundige beweging en
verheven spiritualiteit die een groot deel van de barokke kunst zijn kenmerkende aard gaf.
De Romeinse Barok had op z'n hoogtepunt een dramatisch effect en was majesteus in
vorm, maar in het begin was het eerder subtiel.
De term Barok werd pas later gebruikt om een stijl te beschrijven die vertrok van een
Klassieke norm. Er is een beetje onenigheid over de etymologische oorsprong van de
term, misschien komt het van het Portugese barocco, wat een parel met onregelmatige
vorm betekent. Het is duidelijk dat er gerefereerd wordt naar aspecten van de 17e eeuwse
Italiaanse kunst, dat in vergelijking met het Classicisme bizar, grotesk en onregelmatig
leek. Aanvankelijk diende de term als een overkoepelend begrip voor een grote variëteit
van internationale stijlen. die in Europa aanwezig waren van 1600 tot 1750. Er waren niet
enkel chronologische varianten, maar ook plaatselijke varianten.
34. In welke zin is de architectuur van Bernini barok?
Lorenzo Bernini werd de Michelangelo van de 17e eeuw genoemd. Hij was een succesvol
Barok architect, vooral bij de pausen, niet in Frankrijk.Hij heeft bijvoorbeeld de Piazza del
Popola, het Sint-Pietersplein en de San Andrea al Quirinale ontworpen.
In zijn ontwerpen maakt hij veelvuldig gebruik van de ovaal(een typisch barokke vorm),
maakt gebruik van lichteffecten, en maakt gebruik van een verrassingseffect door vormen
anders te plaatsen dan men gewoon is of men verwacht.
Bernini had 2 belangrijke elementen in zijn architectuur, de classicistische stijl en
architectuur als een theater. Zo waren zijn eerste ontwerpen op heteerste zicht niet veel
verschilend van de gebouwen uit de late renaissance. Hij maakt gebruik van duidelijke,
simpele vormen, maar tochheeft zijn gebouw een ander gevoel. Zijn gebouwen stralen een
zekere dramatiek uit. (=architectuur als een theater)het belangrijkste gebouw waar Bernini
zijn theatraliteit en het classicistische samenkomen dan is het wel het St Pietersplein. Hij
heeftvan het stuk gron en de pauselijke gebouwen die errond lagen een plein gemaakt
waar samenkomsten kunnen gehouden worden en toespraken kunnen gegeven
worden.Het opmerkelijke van dit plein is dat hij niet koos voor de cirkel (=vorm uit de
renaissance) maar voor de ovaal (= barok). de kolonnade zorgt voor een dramatisch kader
voor de kerk,een podium voor processies, een afsluiting voor het volk. Hoewel het een
heel dramatische invloed heeft op de toeschouwer, merk je het classicistisch van Bernini
opin de soberheid van de kolommen.
35. In welke zin is de architectuur van Borromini barok?
Francesco Borromini, de tegenhanger van Bernini, maakte veel gebruik van barok
elementen.Dit ga ik aantonen met enkele voorbeelden uit zijn architectuur aan te halen.Bij
de San carlo alle Quatro Fontane maakt hij gebruik van zware kolommen tegen de muren,
in combinatie met nissen in het muurvlak.Dit beoogt een monumentaal en zwaar effect
(teneerdrukkend effect). Dit chargeren, overdrijven is iets typisch barok. De classicisten
zagen dit als lelijk en verboden. De gevel is ook vol beweging en tegenbeweging, zo
hebben de verdiepingen een ander ritme en is er een afwisseling tussen concaaf en
convex.
Een ander voorbeeld is de Sant'Ivo alla Sapienza (Rome). Deze universiteitskerk bestaat
uit een centraalbouw met bloemvormig grondplan. Dit grondplan is afgeleid uit een zes
puntige ster waarbij er afwisselend een punt afgetobd wordt door een convexe muur en
een punt vervangen wordt door een halve cirkel. Zo ontstaat een dynamisch spel van
altererende muren dat ook doorloopt in de koepelruimte.
Hij maakt ook veelvuldig gebruik van de ovaal als geometrisch vorm. Deze vorm heeft een
zeer bewegend effect tot gevolg, dat weer fel in contrast staat met de renaissance.
Borromini maakt van de ruimte eerder iets actief dan iets passief (wat wel nog bij Bernini
het geval is)
Het verschil tussen Bernini en Borromini was dat Bernini vooral tergkeek naar de
Romeinse klassiekers , terwijl Borromini meer affiniteit had met de meer barokke
structuren zoals de villa van Hardrianus. Borromini zijn bewegende oppervlakken, flexibele
vormen en speciale geometrische vormen hebben nog lange tijd impact gekend.
36. Hoe beschrijft Hyman de vroeg-17de eeuwse architectuur van Frankrijk in relatie tot
Italië, en wleke term gebruikt ze ervoor?
De Italiaanse navolg van de Klassieke Oudheid gebruikte Vitruvius enkel als richtlijn en
niet als dogma. Italiaanse Renaissance en Barok architecten konden ontwerpen vanuit
hun humanistiche interpretatie van wat rest van het oude Rome. In Frankrijk verkoos men
formele zuiverheid en discipline boven het expressionisme van Italie. De 17e eeuw werd
omschreven als de Gouden Eeuw van Frans classicsme. De rationalisering van proporties
en harmoniën, en de codificatie van regels voor het gebruik van de klassiek orden,
gedreven door Frankrijks voorliefde voor logica en discipline, resulteren in een statige,
zuivere architectuur.
(Voor de ijverigen: Nadat Hendry IV het edict van Nantes is 1598 tekende (dat
protestanten zekere rechten gaf) kwam een einde aan de godsdienstoorlogen en kreeg de
Franse bouwwereld nieuw leven. In de 17e eeuw werden enkele urbanisatieprojecten
gestart in navolging van de Italiaans pleinen, het best gekende is de place de Vosges. De
geometrische zuiverheid van dat plein was een voorbode voor wat Frankrijk te wachten
stond.
Opvolgers van Henrik IV wouden alle macht die toen verdeeld was over de leenheren
(feodaal systeem) naar zich toe trekken, wat uiteindelijk ook lukte mbv kardinaal Richelieu.
De 17e eeuwse architectuur gaat in toenemende mate een propagandamiddel zijn voor de
monarch (zie versaille etc).)
37. Bespreek Versailles.
Lodewijk de 14e had een bezoek gebracht aan Vaux-le-vicomte en hij was jaloers op
zowel het huis als de tuinen. Hij wilde zijn vaders kasteelte Versailles converteren tot het
grootste paleis van Europa. het was vooral Vaux en zijn team die voor de inspiratie hadden
gezorgd.In grote lijnen is de geschiedenis van Versailles de volgende. in 1624 bouwde
lodewijk de 13e het eerste versailles, een klein rechthoekig gebouwmet 2 vleugels. Dat
gebouw werd gebruikt als jachthuis. Daarna wilde lodewijk de 13e een groter gebouw, het
bestond uit 3 gebouwen van steen die een vierkant vormden, omgeven door grote tuinen.
Dit was het gebouw waar Lodewijk de 14e verbleef. Hij had een grote affiniteit met dit
gebouw. Hij wilde toen hij aan de macht kwam dit kasteel remoddeleren zonder de
bestaande gebouwen te vernielen. De grootste veranderingen waren echtervoor de tuin
bewaard gebleven. Le Nôtre heeft een gigantische symmetrischetuin ontworpen. (hier
hebben grootse feesten, operas plaatsgevonden). De tuinen die hertekend werden was
van groot belang voor Lodewijk omdathij hier grootse feesten en banketten wilde geven.
Eenmaal de macht van Lodewijk de 14e richting 'de goddelijke macht van de koning'
streefde,wilde hij Versailles nog meer uitbreiden. Le Vau heeft een ontwerp bedacht. Bij dit
ontwerp werd het kasteel omringd aan 3 zijden door nieuwe gebouwen.Versailles had 2
gezichten, 1 naar het dorp toe en 1 naar de oneindige ogende tuinen. Aan deze laatste
kant heeft hij een vast blok toegevoegd meteen ionische orde van pilasters en kolommen
die de eerste verdieping benadrukten. (=classicisme). Vooral het interieur werd ook rijkelijk
ontworpendoor Le Brun. Hoewel het ontwerp van Le Vau prachtig was wilde Lodewijk na
de dood van Le Vau nog een vergroting, ditmaal door Jules Hardouin-Mansart.Hij maakte
uitbreidingen aan de al bestaande structuren, en dat is het Versailles dat we vandaag
kennen. Hij heeft 2 vleugels toegevoegd aan Le Vau zijn classicistisch blok, die dienen als
accomodatie voor het hele hof. Dit resulteerde in iets kolossaals, monotoom maar toch
overweldigenddoor de grootte.(=verheerlijking koning)
38. Is de architectuur van midden-17de eeuws Frankrijk barok of classicistisch?
Frankrijk was in de 17e eeuw 1 grote bouwwerf. Er ontstonden grote stedelijke gehelen,
waardoor er ook veel architectuuropdrachten waren.Deze opdrachten kwamen in
Frankrijk, in tegenstelling tot Rome, vooral van de koninklijke en adellijke macht. Frankrijk
kiest in zijn architectuur voor classicistische architectuur (Rome koos voor de barokke
architectuur). Frankrijk wilde met zijn architectuur de koninklijke macht benadrukken.De
koning stond dus in het middelpunt van de verheerlijking. Deze verheerlijking geeft als
boodschap een theatereffect, een mis en scène van de koning en zijn macht. Dit is een
barokke boodschap.
Als je de architectuur isoleert is het puur classicistisch. Men houdt zich aan de regels van
de renaissance. Als je de boodschap bekijkt is het barok. (verschil met Rome: in rome
wilde men de katholieke kerk doen heropleven, terwijl het in Frankrijk enkel om de
koninklijke macht ging)
39. Waarom slaagde Bernini niet in Frankrijk?
Bernini was een barokkunstenaar/architect.
Barok:
-volgt basiscomposities na, maar met veel meer reliëf
-monumentale zuilenorde, maar uitbuigingen zorgen voor reliëf en beweging
-plastische effecten, lichteffecten, theater
Franse architecten vonden dit verschrikkelijk, het sloeg totaal niet aan in Frankrijk (ook niet
in Engeland). Ze hielden meer van het strakke, klassieke Classicisme.
Classicisme:
-meer striktere toepassing van de klassieke zuilenorde
-meer respect voor de regels
Dit voorbeeldje kan je er ook nog bijzetten:
Louvre-Parijs(Gevel) In 1667 was er een nieuwe gevel nodig in de richting van de stad.
Voor het ontwerp wordt Bernini uitgenodigd uit Italië. Zijn ontwerp met een enorme
dynamiek en een centrale colonnade wordt echter haast unaniem verworpen en daarmee
tekent zich de breuk tussen Classicisme en Barok af. Als alternatief wordt er een ontwerp
van Perrault gerbuikt die een klassieke colonnade ontwerpt met telkens twee gekoppelde
zuilenordes en de typische Franse vooruitspringende pavilioenen (deze had Bernini ook al
wel toegevoegd na bestuderen van de Franse kastelen).
40. Wat is "rococo" volgens Hyman?
Rococo is een substroom van de Barok uit de 18e eeuw die opkwam als reactie tegen het
authoritaire Classicisme. De naam is een samenvoeging van rocaille en barocco. Steeds
wederkerend elementen zijn de golvende oppervlakken, speciale lichtinval, theatrale
effecten geinspireerd door Bernini, en geometrie naar het model van Guarini.
In Italië werd de beweging voortgedragen door o.a. Juvarra. In Frankrijk bleef de stroming
hoofdzakelijk beperkt tot interieurdecoratie. De interieurontwerper Pierre Lepautre (onder
anderen) experimenteerde aan het eind van de 17e eeuw met geschilderde patronen,
gebaseerd op vloeiende lijnen en arabesken, omvat in een paneel. Deze contouren kregen
vervolgens diepte en werden gebruikt als omboording. De Chateau de la Mangerie en 2
kleine (verwoeste) gebouwen in Versaille werden ontworpen met deze patronen. Het
vormenspel kende algauw een groot succes in de decoratie van oa appartementen en
chateau’s.
41. Waar legt Hyman de wortels van de barok in Zuid-Duitsland en Oostenrijk? Bespreek
met drie voorbeelden (en hun relatie tot Italië).
De monumentale hoog renaissance van Italië, met haar klassieke vormentaal, had slechts
een kleine invloed op Duitsland, dat gotisch bleef bouwen tot in de late middeleeuwen. In
de 16e eeuw kwam een revolutie op dreef die druk zette op de Kerk en het geloof zoals
bedreven sinds de middeleeuwen. Het antwoord van de Kerk was de contrareformatie, die
gepaard ging met een nieuwe bouwgolf, en die bouwgolf nam de vormentaal van de barok
aan. Ze ontsproot vanuit Rome en groeide voort in 2 takken: de classicistische tak (die
vooral in Frankrijk succes had) en de meer theatrale tak (zoals te zien in het werk van
Bernini, het expressionisme van Borromini). Deze laatste verspreidde zich via de Alpen
naar Oostenrijk en Duitsland. In Duitsland kreeg de Barok een eigen invulling die aansloot
bij haar (13e eeuwse) Gotische voorgeschiedenis, met een voorliefde voor mystieke
effecten, ruimtelijke en structurele fluiditeit en complexe detaillering.
(voorbeelden nog toe te voegen)
42. Waar situeren we de architectuur van Christopher Wren?
London +/- 1675
Christopher Wren was de dominerende figuur op de architecturale scène in Engeland in
de tweede helft van de 17de eeuw. Hij vestigde daar de vormen en principes van de
continentale barokke architectuur.
Hij was een gerenommeerd man van de wetenschap. Op een reis naar Frankrijk leerde hij
de grootsheid van de Classicistische Barok kennen. De Italiaanse Barok en Renaissance
kende hij van verhandelingen en tekeningen.
Het was uit een catastrofe dat Rems grote architecturale talent ontstond. Na de
desastreuse brand in Londen 1666 ontwierp hij een verstandig en vindingrijk plan om de
stad te heropbouwen uit de assen. Maar omdat zijn schema de gevestigde bestaande
vastgoedinteresses ontwortelde en de grenzen niet behield zoals ze waren, werd het
afgewezen door de koning. Toch kon Rem een deel van zijn plan uitvoeren: de zwaar
beschadigde St. Paul’s Cathedral en 52 kleinere kerken heropbouwen.
St. Paul’s, de grootste kathedraal in Engeland, is Wrens meesterwerk. Hiermee bracht hij
een repertoire van nieuwe vormen (zoals de dome) en architecturale combinaties in de
Engelse architectuur. Het gebouw is een soort encyclopedie van de indrukken die Wren
had van de continentale architectuur. (Hij haalde inspiratie uit Parijs en Italiaanse
modellen).
In termen van de geschiedenis van de Engelse Architectuur, maken het eclectisme van St.
Paul’s, de diversiteit van zijn buitenlandse bronnen en de manier waarop ze
samengebracht zijn St. Paul’s zelfs nog meer Engels aangezien elcectisme en ‘lenen’
kenmerkend zijn geweest voor Engelse architectuur sinds de Gotiek. Wren verwezenlijkte
in St. Paul’s een pragmatische geassimileerde compositie die in zijn grootte en
majestueuze zelfvertrouwen, even Barok was als zijn tijdgenoten in Frankrijk en Engeland.
43. Waar situeren we de architectuur van Gibbs en Vanbrugh?
Zij waren de krachten achter de Romantiek, die naast het NeoClassicisme van Jones( &
Wren) , de andere opmerkelijke 18de eeuwse trend in de Engelse kunst zou worden.
Zowel in GIbbs zijn St. Martin-in-the-fields (london, rond 1730) als in Vanbrugh zijn
Blenheim Palace(begin 18de eeuw) merken we de Romantieke interesse in het terug doen
heropleven van de vormen van de middeleeuwse architectuur.
Gibbs (torenspits, die verwijst naar de gotiek)
Vanbrugh ( het paleis mist de finesse en elegantie van bv. Versaille, het is veel
bombastischer, en imposanter, wat op zijn beurt weer doet denken aan de onregelmatige
vormen van de middeleeuwse kastelen/forten)
Download