Gemeente van onze Heer Jezus Christus, De Geest des Heren is op

advertisement
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De Geest des Heren is op hem
die tot verkondiging verkoren
ons aanspreekt zodat wij het horen
als hoorden wij Gods eigen stem.
Dit lied verwijst terug naar die mooie, bekend profetie uit Jesaja 61. Alleen spreekt de
profeet in de ik-vorm, waardoor het nog indrukwekkender wordt.
De Geest van God, de Heer, rust op mij,
want de Heer heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft Hij mij gezonden.
Wij zijn gewend deze woorden op Jezus toe te passen, zoals Jezus zelf ook deed in de
synagoge van Nazareth. Maar hoe dacht de profeet er zelf over? Als hij in de ik-vorm
spreekt, is het dan niet logisch te veronderstellen dat hij zichzelf bedoelt? In de tekst staat
nergens dat het over een toekomstige messias gaat. Het gaat over de ‘ik’- figuur. Als er
geen duidelijke aanwijzingen staan die op een ander wijzen, moeten we wel aannemen
dat de profeet zichzelf bedoelt.
Het is wel zo dat de profeet ook regelmatig met Gods stem spreekt. Het zou dus het
goddelijke ‘Ik’ kunnen zijn dat hier spreekt. Maar dat lijkt in dit geval niet te kloppen, want
de profeet zegt: “de Geest van de Heer rust op mij.” Het is dus duidelijk niet God zelf die
hier spreekt, maar een mens die met Gods Geest bekleed wordt.
In hoofdstuk 42 sprak dat goddelijke Ik aldus:
Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen,
hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde.
Ik heb hem met mijn geest vervuld.
Hij zal alle volken het recht doen kennen.
In de traditie staat deze dienaar bekend als de lijdende knecht des Heren. De lijdende
knecht, omdat in andere hoofdstukken duidelijk over zijn lijden voor de zonden van het
volk gesproken wordt.
In het gedeelte van vanmorgen, identificeert de ‘ik’-figuur zich onomwonden met die
knecht. Enerzijds gaat het dus om de profeet zelf, die de arme Israëlieten het goede
nieuws komt brengen. Zij zullen niet langer gevangen zitten in Babel. Zij zullen getroost
worden, ze zullen terugkeren naar Israël en daar de vervallen steden gaan herstellen. Dat
is het goede nieuws dat de profeet zelf brengt.
Maar daarnaast, ten tweede, wijzen deze woorden verder dan de bevrijding uit de
ballingschap. Het gaat in Jesaja 61 ook over het einde der tijden, als alle leed geleden zal
zijn. Er wordt gesproken over een eeuwige vreugde voor het volk en dat God een eeuwig
verbond met hen sluit. Vooral vers 9 wijst ver in de toekomst:
Hun kinderen zullen vermaard zijn bij alle volken,
heel de aarde kent hun nageslacht.
Dan zullen allen die hen zien erkennen:
“Dat zijn de kinderen die de Heer heeft gezegend.”
Vanwege deze eschatologische woorden, over het einde dat God wil voor de wereld als
geheel, mag je het ook op Jezus toepassen. Jezus, als de gezalfde die het einde der
tijden brengt. Door Hem sluit God inderdaad een eeuwig verbond, in Hem zijn wij allen
gekend als “kinderen die de Heer heeft gezegend.”
De profeet heeft dus een tekst geschreven met een dubbele lading: het gaat over
zijn eigen verkondiging, maar ook over de messias die nog komen gaat. Het heil was er al
gedeeltelijk, want de Israëlieten waren inderdaad bevrijd uit de ballingschap. Maar het heil
moest ook nog komen: de beloofde rijkdom, het delen in alle luister van alle volken, het
genieten van eeuwige vreugde, dat moest allemaal nog komen.
Jezus neemt die profetie en gaat haar vervullen. In Hem wordt het werkelijkheid. Hij
spreekt woorden met gezag. Of zoals het lied zegt: als hoorden wij Gods eigen stem. En
iedereen in de synagoge is daar diep van onder de indruk.
Iedereen, behalve één man die bezeten is door een demon. Hij probeert Jezus
apart te zetten. Hij zegt namelijk met nadruk dat Jezus uit Nazareth komt en dat Hij dus
niks te zoeken heeft in Kapernaüm. “Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van
Nazareth”, vraagt die onreine geest. Zo gaat het kwaad altijd te werk in deze wereld: het
creëert tegenstellingen tussen mensen. Een tegenstelling tussen Kaperna¨m en Nazareth,
tussen autochtonen en allochtonen. Tussen mensen die er wel bij horen en mensen die
buitengesloten moeten worden.
Het is opmerkelijk hoe mensen zich tegen elkaar op laten zetten. Denk maar aan de
oorlog in Bosnië: eerst leefden Bosniërs vreedzaam naast elkaar, toen werden het opeens
vijanden van elkaar. Ik ben een Serviër en jij bent een moslim, en daarom zijn we nu
vijanden. Absurd. En het gaat maar door: ik ben een soenniet en jij bent sji’iet, en daarom
pak ik mijn geweer en begin op jou te schieten. Het kwaad heeft een verdeel en heers
strategie. Het creëert tegenstellingen tussen mensen, maakt ze bang voor elkaar, jaagt ze
op de vlucht. Het spookt in de wereld, want er zijn telkens weer mensen en machten die
roepen: wat hebben wij met jou te maken? Met jou, de allochtoon. Met jou, de vluchteling.
Met jou, jij die anders bent dan ik. Zo ontstaan er telkens weer etnische of religieuze
conflicten.
Maar Jezus staat niet toe dat deze demon verdeeldheid brengt. “Zwijg en ga uit
hem weg!” zegt Hij. Hij geeft het kwaad geen kans. En de demon gehoorzaamt door uit de
man weg te gaan. De man is geconfronteerd met het Heilige in Jezus, hij heeft de stem
van God gehoord, en daardoor wordt hij bevrijd. Bevrijd van al het kwaad dat hem in de
greep hield. Hij valt neer, zijn leven bleek geen fundament te hebben. Toch is hij niet
verwond, als de demon hem verlaat. Hij krijgt een nieuwe kans op leven, waarlijk leven
met Jezus. Zeg het kwaad vaarwel, dan kan je weliswaar vallen, alles wat je had
kwijtraken. Maar in Jezus vind je dan een nieuw fundament, een heilig leven voor God.
De mensen zijn verbijsterd. Zoiets hebben ze nog nooit meegemaakt. De onreine
geesten van verdeeldheid en conflict gaan normaliter niet zomaar weg. Nee, daar is een
grote geestkracht voor nodig. De Geest van God zelf, die met gezag een einde maakt aan
de kwade bedoelingen van zoveel mensen. De Geest van de Heer rust op mij, jazeker. Zo
was het met de profeet, zo is het met Jezus, daar haalt Hij zijn gezag vandaan!
Het laatste couplet van het lied geeft onze dankbaarheid weer:
Wij danken God voor deze stem
die heeft geklonken in ons midden,
ons aangevuurd heeft bij het bidden
met uitzicht op Jeruzalem.
Dat is wat wij mogen ervaren. In Jezus heeft het einde geklonken, in Hem is het
einde nog steeds nabij. Wij mogen in de geest met Hem verbonden zijn, als wij zijn
Woorden horen en bewaren, dan raakt de hemel aan de aarde. Zo gebeuren er wonderen
als wij ons aan zijn Woorden houden.
Daarom vertelt Lucas ook verder, over die zieke schoonmoeder van Simon Petrus.
Er staat dat Jezus zich over haar heen boog en de koorts bestraffend toesprak. Dat komt
wat vreemd op ons over. Maar het gaat hier om de macht die mensen klein houdt. Deze
oude vrouw zit gevangen, net als die man met de onreine geest. Jezus bevrijdt hen, Hij
laat hen een andere hemelse wereld zien, waarin ze niet meer beklemd zullen zitten. De
vrouw wordt daar zo door geraakt, dat ze terstond opstaat. Als God zo tastbaar nabij komt
als in Jezus, hoe zou je dan nog in bed kunnen blijven liggen? Ze begon voor hen te
zorgen, ze heeft nieuwe energie gekregen door de genade die haar betoond is. Ze loopt
nu over van liefde en enthousiasme voor God.
Ten slotte. Moge ons dat ook raken. Laten we dankbaar zijn dat Jezus zo ook tot
ons wil spreken. Dat Hij ook ons wil deel laten hebben aan deze beloftes: aan armen het
goede nieuws brengen en de gevangenen bevrijden. Zo sprak de profeet lang geleden al
Gods bevrijdende woord, zo deed Jezus de mensen herleven 2000 jaar geleden. En zo
mogen ook wij ons laten bevrijden: van alle tegenstellingen, van alle vijandsbeelden en
etnische haatzaaierij. Dat wij opnieuw geënt mogen worden op Gods rijk, het rijk van
liefde, van ontferming over de lijdenden, van vergeving en nieuw leven. Door Christus
onze Heer, Amen.
Download