Jongvolwassenheid

advertisement
Jongvolwassenen en geestelijke gezondheidszorg
Niels, 23 jaar, zit in zijn laatste jaar toegepaste informatica. Het uitgangsleven heeft hem het
eerste jaar de das omgedaan met als gevolg dat hij zijn jaar moest overdoen. De jaren nadien
liepen vlotter, met het uitzicht op een diploma als uiteindelijk resultaat. Niels heeft heel wat
hobby’s. Elk weekend staat hij als hoofdleider klaar binnen de plaatselijke jeugdbeweging en
een tweetal keer per week gaat hij samen met zijn broer naar de hockeytraining. De overige
tijd spendeert hij met Lisa, waar hij sinds twee jaar een koppel mee vormt. Nu Niels en Lisa
bijna afgestudeerd zijn, denken ze stilaan aan samenwonen. De eerste prioriteit is nu voor
Niels de zoektocht naar werk. Net als voor Niels is deze fase voor veel jongvolwassenen een
mooie periode vol uitdagingen en ontdekkingen. Echter, niet voor alle jongeren is dit een
zorgeloze periode.
“Zestien procent van de 19 tot 32-jarigen heeft dusdanig ernstige problemen dat
professionele hulp nodig is. Maar slechts één op drie jongvolwassenen met psychische
problemen zoekt hulp” (Vanheusden, 2008). De cijfers over zelfdoding voor deze
leeftijdsgroep zijn hoog. Het aandeel zelfdodingen als doodsoorzaak bij 20-24 jarigen is
gemiddeld 23% (22% jongens, 25% meisjes) en is doodsoorzaak nr. 1 voor meisjes. Bij
jongens is het doodsoorzaak nr. 2, na verkeersongevallen. De toegang tot een kwalitatieve
hulpverlening blijft een uitdaging, zeker voor deze leeftijdscategorie (Mulye et al., 2009).
Jongvolwassenheid; een levensfase in beweging
De overgang van adolescentie naar volwassenheid is een specifieke periode die de laatste
decennia sterk in beweging is. Dit vertaalt zich demografisch: er wordt gemiddeld langer
gestudeerd (het aantal mensen dat in België een diploma hoger onderwijs behaald is
verdubbeld tussen 1987 en 2006; Trzesniewski & Donnellan, 2010), later getrouwd en later
aan kinderen begonnen; men wordt langer ondersteund door de ouders. Arnett (2000, 2007)
stelt vast dat deze periode in alle geïndustrialiseerde landen gelijkaardig verloopt.
Tijdens deze periode worden relaties met familie en vrienden geherdefinieerd. De perceptie
is dan ook veranderd bij jongeren: deze jaren worden gezien als jaren van exploratie maar
ook van belangrijke keuzes. Deze bijzonder turbulente en uitdagende periode lijkt een
tweedeling te veroorzaken: een groot aantal jongeren kan deze periode goed benutten als
een exploratiefase waarbij ze als volwassene hun weg in de maatschappij vinden. Bij de
meeste jongeren neemt tijdens deze jaren het zelfvertrouwen dan ook toe en de
depressieve kenmerken af (Galambos, Barker & Krahn, 2006). Maar dit geldt niet voor alle
jongeren; sommigen slagen hier niet in en lopen een achterstand op ten opzichte van
leeftijdsgenoten (Arnett, 2007). Zo ervaren jongeren die met ernstige psychische problemen
werden geconfronteerd in de adolescentie meer stressoren in de jongvolwassenheid en
kunnen zij minder of niet profiteren van de baten van deze leeftijdsperiode (Tanner, 2010).
De ontwikkeling van een eigen identiteit is een belangrijke en omvangrijke taak voor een
jongere. Hij of zij heeft daarbij behoefte aan een stabiele en constructieve context die
uitdagingen biedt maar ook houvast. Ontwikkelingstaken als individuatie en separatie
hebben een grote invloed. Jongeren proberen maatschappelijke rollen en posities uit in
verschillende domeinen zoals vrijetijdsbesteding, uitgaan, vriendschappen, enz.. Op basis
van deze ervaringen ontwikkelen ze een coherent beeld van zichzelf, anderen en de wereld
rondom hen. Deze kernovertuigingen kleuren en sturen de keuzes die jongeren maken.
Psychische problemen in de jongvolwassenheid
Het oplopen van achterstand in bepaalde ontwikkelingstaken kan leiden tot problemen met
de ontwikkeling van zowel de identiteit als de persoonlijkheid. Een gezonde persoon(lijkheid)
toont zich flexibel in wijzigende omstandigheden. Inflexibiliteit kan een signaal zijn van een
persoonlijkheid die bedreigd wordt in zijn (verdere) ontwikkeling. Het aanbieden van een
gestructureerd en voorspelbaar klimaat heeft een positieve invloed op een bedreigde
ontwikkeling.
Stemmingsstoornissen zoals depressie komen regelmatig voor tijdens de jongvolwassenheid
(Tanner, 2010). Bijna één op vijf jongvolwassenen voldoet aan de criteria voor een
angststoornis. Deze stoornissen hebben een ernstige negatieve impact op het functioneren
en kunnen leiden tot een achterstand in belangrijke ontwikkelingstaken; het zo typerende
exploreren tijdens deze levensfase wordt er door bedreigd.
Naast de meer internaliserende uitingen merken we dat jongvolwassenen met
impulscontroleproblemen er niet in slagen zich te conformeren aan de verwachtingen van
de maatschappij. Deze jongeren hebben onvoldoende zelfsturing en controle om in sociale
situaties voldoende aanvaardbaar gedrag te stellen. Bij confrontatie met deze tekorten kan
dit leiden tot enerzijds oppositioneel of opstandig gedrag en/of anderzijds vermijdend
gedrag (bvb faalangst). Ook het gebruik van illegale roesmiddelen kan een uitingsvorm zijn
van een vermijdende copingstijl.
Voor jongvolwassenen met ontwikkelingsstoornissen zoals autismespectrumstoornissen is er
vaak een breuk in de continuïteit van de begeleiding en de ondersteuning zodra ze de
volwassen leeftijd bereiken. Als er een levensfase is waarin deze doelgroep en hun context
geconfronteerd worden met de beperkingen ten gevolge van hun ontwikkelingsstoornis dan
is het wel in de overgang naar de (jong)volwassenheid.
Het psychiatrisch zorgaanbod voor jongvolwassenen
Binnen PZ. Asster is er een specifiek aanbod voor de doelgroep jongvolwassenen tussen 18
en 25 jaar. Wij trachten een zorgtraject aan te bieden dat aangepast is aan de behoeften van
de patiënten in deze levensfase en dat bestaat uit een combinatie van een therapeutisch en
een pedagogisch klimaat.
Het therapeutisch klimaat is gericht op het terugdringen van de psychiatrische problematiek,
vertrekkend vanuit een contextueel gedragstherapeutisch kader. Er is ruimte voor een
resocialisatietraject bij langdurige zorgnood. Het pedagogisch klimaat is erop gericht de
opgelopen achterstand in bepaalde ontwikkelingstaken in te lopen. Vele jongeren
functioneren op een lagere ontwikkelingsleeftijd in vergelijking met hun chronologische
leeftijd (en komen in conflict met leeftijdsgerelateerde verwachtingen). Wij bieden een
stimulerend ontwikkelingsgericht klimaat aan ter bevordering van het opnemen van deze
taken (identiteit, individuatie, separatie). Ten slotte impliceert een herstelgerichte aanpak
dat we samen met onze patiënten zoeken naar de eigen mogelijkheden en beperkingen, en
rekening houdend hiermee de regie over het eigen leven leren opnemen.
Aangezien een opname vaak een eerste kennismaking met psychiatrische zorg is, hechten
wij veel belang aan het behouden van de subcultuur/eigenheid en identiteit die verbonden is
met hun leeftijd en hun persoon. Wij onderschrijven de visie van vermaatschappelijking van
zorg en zetten daarom in op een zo snel mogelijke reïntegratie in de maatschappij. Tijdens
het behandeltraject worden externe actoren betrokken, zodanig dat er een zorgcircuit rond
de patiënt gebouwd wordt en er continuïteit van zorg gegarandeerd kan worden. In een
latere fase van behandeling wordt er gekeken of dagklinische behandeling mogelijk is en/of
wordt er overgeschakeld naar ambulante zorg en outreaching in samenwerking met
voorzieningen binnen het netwerk (vermaatschappelijking van zorg).
Zorgmodules als crisisopname (“bed op recept” of time-out van 3 tot max. 6 weken) maken
een belangrijk deel uit van het zorgaanbod. Zowel screeningsopnames met een
multidisciplinaire observatieperiode voor diagnostische oppuntstelling en behandeladvies als
korter - en langerdurende behandeling met resocialisatie worden aangeboden. De
behandelexpertise voor jongeren en hun context zit hierin steeds vervat.
Arnett, J.J. (2000). Emerging adulthood, A theory of development from the late teens
through the twenties. American Psychologist, 55(5), 469-480.
Arnett, J.J. (2007). Emerging adulthood. What is it and what is it good for? Child
Development Perspectives, 1(2), 68-73.
Galambos, N.H., Barker, E.T. & Krahn, H.J. (2006). Depression, self-esteem, and
anger in emerging adulthood: seven-year trajectories. Developmental Psychology, 42(2),
350-365.
Mulye, T.P., Park, J., Nelson, C.D., Adams, S.H., Irwin, C.E.Jr. & Brindis, C.D. (2009).
Trends in adolescent en young adult health in the United States. Journal of adolescent
health, 45, 8-24.
Tanner,
J.L.
(2010).
Mental
health
http://www.changingsea.net/essays/Tanner.pdf
in
emerging
adulthood.
Trzesniewski, K. H., & Donnellan, M.B. (2010). Rethinking « generation Me » : A study
of cohort effects from 1976-2006. Perspectives on Psychological Science, 5, 58-75.
Vanheusden, K. (2008). Mental Health Problems and Barriers to Service Use in Dutch
Young Adults. Doctoral thesis. Eramus MC, University Medical Centre Rotterdam. Erasmus
University Rotterdam.
Download