Hogeschool West-Vlaanderen Departement HIEPSO Studiegebied Gezondheidszorg OPLEIDING ERGOTHERAPIE R. De Rudderlaan, 6 8500 Kortrijk NATUUR BELEEFD, MENS HERLEEFT! INRICHTING VAN DE WOONOMGEVING EN AANGEPASTE GROENACTIVITEITEN BIJ ZORGBEHOEVENDE OUDEREN IN RVT HOME ‘T HOGE Scriptie aangeboden tot het behalen van de titel van bachelor in de ergotherapie Onder begeleiding van Mevr. Deweer S. Dhr. Mullie J.-M. Desloovere Ellen Juni 2006 8 Dankwoord Deze scriptie kwam tot stand na veel hulp van vele mensen. Graag zou ik hen allen willen bedanken. In de eerste plaats wil ik de directeur, Dhr. Mullie M., van RVT Home ’t Hoge bedanken voor deze unieke kans die ik kreeg. Door het volledige vertrouwen dat aan mij werd geschonken kreeg ik de kans om er iets moois uit te werken. Vervolgens wil ik alle bewoners bedanken die deelnamen aan deze scriptie. Ik wens hen het allerbeste toe en hopelijk kunnen ze samen nog veel genieten van het mooie weer en de natuur in en rondom het RVT. Mijn promotors Mevr. Deweer S., ergotherapeute, en Dhr. Mullie J.-M., verantwoordelijke bewonerszorg, wil ik hartelijk danken voor hun vele tijd, verbeterwerk en goede raad. Ook wil ik alle personeelsleden en familieleden van de ouderen danken voor hun steun en hulp tijdens de activiteiten. Dank aan Mevr. Degroote D., docente HIEPSO, voor het vele lees- en verbeterwerk. Speciale dank aan mijn papa voor het maken van de prachtige kweekbakken! Mijn vriend voor de steun en het winkelgezelschap gedurende mijn scriptieperiode. 9 Inhoudsopgave Dankwoord Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen Verklarende woordenlijst Algemene inleiding / probleemdefiniëring 4 5 8 9 10 THEORIE 1 Natuur – en groenbeleving ........................................................................................... 16 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 Zicht op natuur ......................................................................................................... 16 ‘Mijn’ kijk op natuur ........................................................................................ 16 Therapeutische kijk op ‘de tuin’....................................................................... 17 Aspecten van natuur ......................................................................................... 17 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit, ........................................................................ 18 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 Natuur en groenbeleving in een RVT ...................................................................... 19 Wat is een RVT?,.............................................................................................. 19 Voorstelling RVT Home ‘t Hoge ..................................................................... 20 Groenactiviteiten binnen RVT Home ’t Hoge ................................................. 21 De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge............................................ 22 1.4 Afbakening groenbeleving ....................................................................................... 23 2 Natuurbeleving bij ouderen met een dementieel syndroom en/of fysische beperkingen. ...................................................................................................................................... 25 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 Dementieel syndroom .............................................................................................. 25 Definitie............................................................................................................ 25 Symptomatologie ............................................................................................. 26 Verschillende oorzaken en vormen van dementie............................................ 29 Het syndroom van Korsakoff ........................................................................... 31 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 De belevingswereld van dementerende mensen....................................................... 33 De beleving van dement worden...................................................................... 33 Retrogenese: omkering van de levensloop....................................................... 35 Institutionalisering............................................................................................ 35 2.3 2.3.1 Verlies van autonomie.............................................................................................. 36 Wat? ................................................................................................................. 36 10 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom............................ 37 Lichamelijk ervaren.......................................................................................... 37 Zintuiglijk ervaren............................................................................................ 38 Verstandelijk ervaren ....................................................................................... 39 Gevoelsmatig ervaren....................................................................................... 39 Sociaal ervaren ................................................................................................. 40 Spiritueel ervaren ............................................................................................. 40 2.5 Ziekte van Parkinson................................................................................................ 41 2.6 2.6.1 Motorische stoornissen bij ouderen.......................................................................... 43 Artrose( Arthrosis deformans) ......................................................................... 43 3 Belang van de omgeving binnen de ergotherapie ........................................................ 45 3.1 Algemeen doel en werking van de ergotherapie ...................................................... 45 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 Modellen binnen de ergotherapie............................................................................. 46 Het paradigma van de ergotherapie, ................................................................. 46 Ergotherapeutische praktijkmodellen, .............................................................. 48 Het aspect omgeving ........................................................................................ 48 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 Ergotherapie binnen RVT Home ‘t Hoge ................................................................ 55 Algemene taak.................................................................................................. 55 Modellen en uitgangspunten ............................................................................ 56 De meerwaarde van de ergotherapie binnen het ‘groenproject’ ...................... 57 4 Aandachtspunten binnen de individuele en de groepsactiviteiten ............................... 59 4.1 4.1.1 4.1.2 Grondhouding........................................................................................................... 59 Hulpvrager en therapeut: handelende wezens .................................................. 59 Ergotherapie als middel.................................................................................... 60 4.2 4.2.1 4.2.2 Begeleiden van groepen,........................................................................................... 61 Begeleiden van activiteiten met dementerende ouderen .................................. 61 Aangepaste begeleiding bij Korsakoff-patiënten ............................................. 59 PRAKTIJK 5 De voorbereidingen betreffende de scriptieperiode en het project .............................. 64 5.1 Opstellen van een werkplan ..................................................................................... 64 11 5.2 Voorstellen van het project aan de directeur, verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden .................................................................................................................... 68 5.2.1 Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg ............ 68 5.2.2 Voorstelling aan de personeelsleden ................................................................ 70 5.2.3 Voorstelling van het project naar de bewoners toe .......................................... 69 5.3 5.3.1 5.3.2 Selectie en voorstelling bewoners ............................................................................ 69 Vragenlijst ........................................................................................................ 73 Voorstelling enkele bewoners .......................................................................... 73 5.4 5.4.1 5.4.2 Doelstellingen groenactiviteiten............................................................................... 80 Algemene doelstellingen .................................................................................. 80 Individuele doelstellingen ................................................................................ 81 6 Beleving van de voorgestelde groenactiviteiten........................................................... 83 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 Activiteiten in praktijk ............................................................................................. 83 Groepsactiviteiten en individuele activiteiten .................................................. 83 Indeling op natuurbeleving............................................................................... 84 Activiteiten Bertrand ........................................................................................ 85 6.1.4 6.1.5 6.1.6 6.1.7 Activiteiten Elvier ............................................................................... 87 Activiteiten Albertien....................................................................................... 95 Activiteiten Beatrijs.......................................................................................... 98 Activiteiten en reactie andere bewoners......................................................... 105 6.2 6.2.1 6.2.2 Evaluatie van de doelstellingen.............................................................................. 106 Algemene doelstellingen ................................................................................ 106 Individuele doelstellingen .............................................................................. 106 Algemeen besluit 107 Bronvermelding Lijst van bijlagen 12 Algemene inleiding / probleemdefiniëring Gedurende mijn tweede jaar van de opleiding ergotherapie deed ik stage in het RVT Home ’t Hoge. Ik kreeg steeds meer interesse voor de doelgroep ‘ouderen’. De term ‘ouderen’ is een deel van het leven waar wij allen naar op weg gaan. Daarom vind ik het belangrijk om daar even over na te denken. Als ‘jongere’ doe ik stage bij ‘ouderen’, een fase in het leven waar ik hopelijk ook zal bij mogen behoren. Dit zijn mijn persoonlijke vragen, bedenkingen en problemen die in verband stonden met momenten gedurende mijn stage. 1) Sommige ouderen verliezen aan autonomie, sommigen aan verantwoordelijkheid voor zichzelf en de omgeving. Wanneer ouderen opgenomen worden in een RVT zal er heel wat veranderen in hun leven. Ze laten hun vertrouwde thuissituatie achter. Dagelijkse huishoudelijke gewoontes zijn niet meer haalbaar of uitvoerbaar. Het leven waar ze eens zo lang verantwoordelijk voor zijn geweest is niet meer wat het geweest is. De ouderen zijn plots afhankelijk van anderen en dat brengt vaak moeilijkheden met zich mee. Het zorgafhankelijk zijn gaat niet steeds gepaard met een mentale achteruitgang. Dat maakt het voor sommige ouderen nog moeilijker. Vb.: Ze worden plots dagelijks gewassen door anderen terwijl ze vroeger eerder ‘preuts’ waren. Een opname in een RVT is een confrontatie met de eigen onmogelijkheden, de eigen gebreken. Men kan niet meer instaan voor de volledige eigen verzorging. De ouderen verliezen een deel van zichzelf, ze zijn niet meer onafhankelijk en hebben de anderen nodig om te overleven. Ze kunnen niet meer zelf instaan voor eigen leven, eigen doen en laten, eigen gewoontes,… Ze verliezen aan autonomie of verliezen voor een stuk hun ‘eigen ik’. 2) Sommige ouderen verliezen hun zin voor ‘interesses’of zijn beperkt in het uitvoeren van hun ‘interesses’. Ieder mens heeft zo zijn hobby’s, interesses en dagdagelijkse activiteiten. Bij opname worden is het mogelijk dat niet al deze handelingen nog kunnen worden uitgeoefend. Dit deels door het beperkt worden in eigen mogelijkheden of door het gebrek aan mogelijkheden binnen het RVT. Het is een uitdaging en een grote doelstelling om aan zoveel mogelijk bewoners hun wensen en vragen te voldoen. Persoonlijke wensen en vragen worden door de bewoners ook niet steeds expliciet geuit. Daarom is het aan alle personeelsleden om de ouderen blijvend te bevragen en hun interesses 13 te weten te komen. Op die manier is het mogelijk bewoners opnieuw een positief gevoel te laten ervaren bij het uitvoeren van een bepaalde activiteit. 3) Ouder worden is niet gelijk aan persoonlijke en sociale inactiviteit. Met ouder worden gaan misschien sommige handelingen wat trager maar dat is helemaal niet negatief. De gejaagdheid en de vluchtigheid verdwijnen. Maar dit is een groot verschil met inactief worden. Ouderen zijn soms weinig communicatief. Contact nemen met anderen is er niet bij en de oudere trekt zich liever wat terug uit de groep. Komt dit door het feit dat de oudere geen nood heeft aan contact, voelt hij zich niet aanvaard…? Ook dementerende ouderen zoeken weinig tot geen contact met anderen. Fysiek zijn ze aanwezig in de groep maar hun gedachten zijn niet bij het gebeuren. Er blijft nood aan een actieve dagbesteding. Een dagbesteding waarbij het hebben van sociale contacten een belangrijke doelstelling is. De nood aan sociale contacten kan echter ook een middel zijn tot een actieve dagbesteding. 4) Ouderen verliezen aan zelfvertrouwen. Door het terecht komen in een onbekende omgeving, het afhankelijk worden, het niet meer kunnen uitvoeren van anders zo voor de hand liggende handelingen, het eventueel geconfronteerd worden met het dementieel syndroom… word je als mens onzeker. De omgeving wordt voor een stuk een bedreiging. Men is niet meer op de hoogte van het gebeuren in hun naaste en verre omgeving. Ouderen moeten vaak tevreden zijn met wat de anderen hen vertellen. Dit alles zorgt voor een verlies aan zelfvertrouwen. 5) Ouderen verliezen aan contact met de buitenwereld, specifiek de natuur en de groene omgeving. Activiteiten die voordien routine waren zijn nu een beperking geworden. Ouderen die dagelijks buiten kwamen om te wandelen, de was te drogen hangen, boodschappen te doen, de moestuin te onderhouden…kunnen al deze activiteiten niet meer uitvoeren. Ook de buitenlucht wordt weinig tot niet meer gevoeld. Het ervaren van seizoenen kan gestoord zijn. Wanneer de zon schijnt buiten blijkt het voor sommige bewoners dadelijk zomer te zijn. Wanneer het regent is het dadelijk herfst. Bepaalde ouderen die steeds binnen zitten kennen het verschil niet meer tussen 5°C en 15°C. Vanuit deze vragen, bemerkingen en problemen komt mijn scriptie onderwerp voort. Waarom brengen we de natuur niet binnen in het RVT? Met deze scriptie wil ik proberen de bewoners te activeren en dit door groenactiviteiten als middel te hanteren. Deze groenactiviteiten zijn bijvoorbeeld: het kweken en onderhouden van planten, bloemen en groenten. Het maken van 14 een seizoenstafel met herkenningspunten voor de bewoners. Het maken van een weerhoekje zodat ze kunnen zien hoeveel graden het buiten is en hoe de weersvoorspellingen zijn… De activiteiten gebeuren op een voor hen aangepaste wijze waarbij ze een stuk hun autonomie en eigen interesses terug vinden. Op die manier kunnen ze zich iets veiliger voelen binnen de eigen omgeving, wat een stuk het zelfvertrouwen een duwtje in de goede richting kan geven. 15 1 Natuur – en groenbeleving Inleiding Als antwoord op de probleemdefiniëring besloot ik om de meerwaarde van aangepaste groenactiviteiten en de inrichting van de woonomgeving aan te tonen. Iedere mens bekijkt de natuur door een andere bril. De verschillende aspecten van natuur blijven echter wel onaangetast aanwezig. Het belang van natuur in ons leven is enorm maar vaak denken we daar niet meer over na. Daarom wil ik in dit eerste hoofdstuk als start mijn eigen kijk op natuur en het belang ervan weergeven. Vervolgens wordt RVT Home ’t Hoge, zijn omgeving en zijn groenactiviteiten nader toegelicht. Als laatste schets ik kort de afbakening van de groenbeleving. Op die manier kan een zicht worden verkregen over de verdere praktische uitwerking van mijn scriptie. 1.1 Zicht op natuur 1.1.1 ‘Mijn’ kijk op natuur Natuur valt moeilijk te omschrijven terwijl het voor velen iets heel eenvoudigs lijkt. Het is een onderdeel van het dagdagelijkse (be)leven waar we eigenlijk weinig bij stil staan. Laat ik even een gewone dag overlopen die past binnen mijn kijk op natuur… Van bij het ontwaken, ‘het krieken van de dag’, kan ik het fluiten van de vogels horen. Ik kijk door het raam en neem waar wat voor weer het is. Soms word ik zelfs wakker door de regen op het raam. Ik trek kledij aan die past bij de weersomstandigheden. Bij het betreden van de woonkamer geef ik de planten water indien ze ‘droog staan’. Ik neem de kleuren van de snijbloemen waar die in een mooie vaas staan. Bij het naar buiten gaan zie en voel ik het weer. Vb.: Het zien en voelen druppen van de regen (soms kunnen we de regen zelfs ‘ruiken’ op een warme zomerdag), het zien en voelen van de zon, de snijdende wind voelen in mijn gezicht,… De bomen in de laan en langs de weg, de velden waardoor gereden wordt met de fiets of de auto, … Dit alles wordt waargenomen onderweg zonder er bij stil te staan. Dit stukje natuur, ‘het is er gewoon’. Aangekomen op het werk, passeer ik de planten in de gang en dit vaak zonder er bewust aandacht aan te schenken. 16 Voor mij persoonlijk is natuur meer dan dat. Het is ook een plek om tot rust te komen. Even weg zijn van de bewoonde wereld en genieten van het alleen zijn. Dat ene plekje aan het water, de eendjes, de wind die waait door de bomen, de zonnestralen voelen op mijn lichaam,… Het ideale plekje voor een mooie zomerdag. In de winter zijn er de dwarrelende sneeuwvlokken, de ‘bijtende’ koude, de ‘gure’ wind,… Kletsnat worden door een regenbui in de herfst doet me vloeken, maar het horen van de regen op het raam maakt me rustig. Het krijgen van een boeket bloemen heeft me een fijn gevoel, ik kijk er naar en zeg hoe mooi ze zijn, ik ruik er aan en zeg dat ze lekker ruiken, … Thuis staan bloemen en planten centraal in de woonkamer. Deze scheppen enige vorm van sfeer, rust en huiselijkheid. Het huis is omringd door gras met hier en daar een bloemenperkje. Twee kleine visvijvers met een waterpomp zorgen voor een mooi zicht en het geluid van kabbelend water. 1.1.2 Therapeutische kijk op ‘de tuin’1 Vele bewoners van een RVT hadden een tuin. De aanwezigheid van een tuin creëert kansen om op verkenning te gaan. Je kunt er nieuwe ervaringen opdoen. In een tuin dwalen is een heel stuk avontuurlijker dan in een gang. Een tuin biedt kansen om zelf de omgeving mee vorm te geven. Het kiezen van de bloemen, het onderhouden van de planten, het kweken van de groenten,… Op die manier kan een tuin bijdragen tot het behoud, herstel of opbouw van de autonomie( zie 2.3 Verlies van autonomie). Een tuin of ieder andere omgeving moet voor dementerende en zorgbehoevende ouderen een heel stuk veiliger zijn dan een normale tuin. Bij de inrichting ervan moet er rekening worden gehouden met een grotere veiligheidsbehoefte: - de tuin is van binnenuit goed bereikbaar, maar rond de tuin is een goede omheining nodig; - de grond en de paden zijn best voldoende verhard en zijn toegankelijk voor minder mobiele bewoners; - betonnen boorden worden best vermeden daar deze moeilijker worden opgemerkt; -… 1.1.3 Aspecten van natuur Gedurende de beschrijving van ‘mijn’ natuur en de tuin kwamen verschillende onderdelen van de natuur aan bod: - het weer; - de seizoenen; - bloemen, planten en bomen; - groenten en fruit; - dieren; 1 ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. 17 -… Dit alles zijn aspecten die uit het dagdagelijkse leven niet weg zijn te denken. Iedere mens heeft een persoonlijke kijk op natuur en de één is er meer in geïnteresseerd dan de ander. In ieders leven is er natuur aanwezig en dit op de verschillende gebieden. We kunnen er dus niet aan onderuit dat natuur ons dagdagelijkse leven en handelen gaat beïnvloeden. Er is dus zeker sprake van een bepaalde waarde van de natuur binnen ons leven. Is dit nu een meerwaarde of niet in ons leven? 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit1,2 Als mens kunnen wij een grote invloed hebben op de verschillende aspecten van natuur (zie 1.1.3 Aspecten van natuur). Voor een groot deel bepalen we zelf of we natuur in ons leven laten of niet. Iedereen heeft zijn interesses en natuur(beleving) is er eventueel één van. We kunnen het weer en de seizoenen niet veranderen of manipuleren maar we kunnen gebruik maken van deze elementen om activiteiten uit te voeren. Het plaatsen van een weerstation laat ons bijvoorbeeld toe het weer in zijn geheel waar te nemen. Op die manier maak je gebruik van de natuur om een activiteit uit te voeren. Natuur in al zijn aspecten is steeds aanwezig in ons leven. Het actief opzoeken en beleven van deze aspecten toont je interesse er voor. Een interesse is een persoonlijke beleving waar je bij de uitvoering ervan een positief gevoel krijgt. De meerwaarde van natuuractiviteiten is dus sterk persoonsgebonden. Het blijft dus belangrijk om te luisteren naar de wensen van de mensen. Een juiste aansluiting bij de belevingswereld van de bewoners zorgt voor een succesvolle invulling van de woonomgeving. Handelingen zoals de hond uitlaten in het bos, een fietstocht bij mooi weer zijn voor ons vanzelfsprekend maar niet voor ouderen binnen een RVT. De bewoners zijn omwille van hun beperkingen afhankelijk van anderen om deze dingen te doen. Voor ouderen zouden verschillende natuuractiviteiten er voor zorgen dat ze meer grip krijgen op de wereld om hen heen. Herinneringsprocessen kunnen in gang worden gezet. Deze processen kunnen bij zowel dementerende als niet-dementerende ouderen voorkomen. Bij het herinneren kunnen positieve gevoelens naar boven komen. 1 DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p. 2 SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p. 18 Het is belangrijk dat ouderen betrokken blijven bij hun eigen leefomgeving. In een RVT kan dit bijvoorbeeld betekenen dat ouderen helpen aan huishoudelijke taken zoals de afwas, maken van soep,…Eenvoudige handelingen met betrekking tot de natuur horen daar dus ook bij: planten water geven, bloemen onderhouden, eigen groenten kweken,… Natuuractiviteiten kunnen dus herinneringen oproepen, onze sociale behoefte vervullen, het gevoel van eigenwaarde stimuleren, onze zintuigen stimuleren, onze kennis verruimen, zorgen voor huiselijkheid en ons een goed gevoel geven. Al deze meerwaarden keren terug als we kijken naar de doelstellingen van ergotherapie( zie 3.1.1 Ergotherapie binnen RVT Home ’t Hoge). Ergotherapeuten streven naar het bevorderen van het subjectieve welzijn van de mensen. Het oproepen van herinneringen kunnen we linken aan reminiscentie, een aspect van ergotherapie. De verschillende natuuractiviteiten zorgen voor hun eigen effecten en deze zijn dan nog eens persoonafhankelijk.Vb.: Ik zoek uit welke bloem er gemakkelijk zal bloeien in deze periode van het jaar. Ik zoek ze uit, kijk er naar en ruik er aan,… Eens de bloem geplant en geplaatst in de kamer kijk ik er dagelijks naar en vind ze mooi( ik ben blij dat die bloem er staat). We kunnen de effecten en voordelen van tuintherapie en het tuinieren plaatsen op intellectueel, sociaal, emotioneel en fysiek vlak. 1.3 Natuur en groenbeleving in een RVT 1.3.1 Wat is een RVT?1,2 RVT staat voor ‘rust – en verzorgingstehuis’ en past als woonvorm binnen de intramurale zorgverlening. Deze vorm van zorgverlening omvat alle diensten die senioren een tijdelijk of definitief thuisvervangend milieu bieden. In een RVT komen zowel fysiek zorgbehoevende als dementerende ouderen terecht. Deze groep van ouderen hebben geen permanente medische of gespecialiseerde behandeling nodig. Hun grote nood aan zorg en begeleiding van verpleegkundigen en ander paramedisch personeel dwingt hen tot opname binnen een RVT. Met ander paramedisch personeel wordt dan de kinesitherapie, ergotherapie,…bedoeld. De nadruk van de zorgverlening ligt op: - het onderhouden van resterende mogelijkheden; - het actief houden van de bewoners in een huiselijke sfeer; - het stimuleren van het sociaal contact - het animerende aspect vormt één van de hoofddoelstellingen. 1 2 AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417 p. VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Kortrijk, ergotherapie 2, 2003-2004 19 1.3.2 Voorstelling RVT Home ‘t Hoge1 RVT Home ’t Hoge werd opgericht in 1980 en ligt aan de rand van stad Kortrijk. Het biedt woon- en leefgelegenheid aan 65 bejaarden. De klemtoon ligt op bewonersgerichte zorg met aandacht voor respect en kwaliteit van het individuele leven van elke oudere, het stimuleren van sociale contacten en beweging. De bewoners verblijven in 2 leefgroepen of woonkamers die samengesteld zijn volgens het karakter van de (hoofd)aandoening van de bewoners. In de leefgroep ‘klaverblad’ verblijven de fysiek zorgbehoevende ouderen. Vb.: Bewoners met beperkte lichamelijke zelfstandigheid, bewoners met ernstige mobiliteitsproblemen,… In de leefgroep ‘groenendael’, beperkt tot 12 bewoners, verblijven die bewoners met een mentaal verval, zich uitend in een dementieel beeld. Het personeel biedt voor de bewoners een warme en belevingsgerichte zorg aan. Die belevingsgerichte zorg steunt op drie grondattitudes: - het behouden van de nog aanwezige mogelijkheden van de bewoners; - het ondersteunen van de beperkingen of onmogelijkheden bij de bewoners; - het aanbieden van een gerichte psycho-sociale ondersteuning. Een warme en belevingsgerichte zorg eist een inlevende en empatische houding van het personeel. Het personeel draagt geen witte schorten omdat dit een afstand creëert tussen de bewoner en de zorgverlener. Ouder worden is geen ziekte en we bevinden ons ook niet in een ziekenhuis. Juist het huiselijke, warme karakter biedt een aangename verblijfplaats aan de ouderen. Het RVT is volledig ingericht als een groot huis. De bewoners resideren in afzonderlijke kamers maar verblijven overdag in de woonruimtes. De afzonderlijke kamers worden ingericht naar de keuze van de bewoners zelf. Dit heeft aanknopingspunten tot het vertrouwde leven. Mensen die zich thuis voelden in huishoudelijke taken blijven hierin betrokken. Men probeert zoveel mogelijk contact te houden met de buitenwereld door middel van uitstappen, wandelingen, samenwerking met externe organisaties,… Het RVT is een open huis en kent geen beperking van bezoekuren. Het contact met en het begeleiden van de familie is zeer belangrijk. Dit zowel voor, tijdens als na de opname van de oudere. RVT Home ’t Hoge levert zijn adequate bijdrage tot het fysisch, psychisch en sociaal welbevinden van de bewoners. Dit door het zowel creëren van de huiselijke sfeer als het 1 MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p. 20 aanbieden van een ergotherapie,…) 1.3.3 individueel aangepast therapieprogramma( vb. kinesitherapie, Groenactiviteiten binnen RVT Home ’t Hoge1 ▪ Aromatherapie2 De term aromatherapie wordt gebruikt om een bepaalde tak van de kruidentherapie aan te duiden. Letterlijk betekent aromatherapie behandeling met gebruikmaking van geuren. De geuren die gebruikt worden zijn de pure etherische oliën van planten. Deze worden gewaardeerd om hun geneeskrachtige eigenschappen. De nuttig eigenschappen van de planten worden gebruikt om de vitaliteit en gezondheid te vergroten. Ze kunnen helpen het immuunsysteem te versterken en het algemene welbevinden te vergroten. Aromatherapie is een aangename manier om gezond te blijven en de dagdagelijkse stress te verlichten. Een constant emotioneel en fysiek evenwicht kan worden bereikt. De effecten van aromatherapie zijn dus zeer veelzijdig en gevarieerd( afhankelijk van welk aroma wordt gebruikt): - stimuleren van het lichaam; - beïnvloeden de cel waardoor ze beter ademt en beter reageert; - bevorderen de vorming van antilichamen en stimuleren de witte bloedcellen; - vallen de microben rechtstreeks aan; - werken ontstekingswerend; - werken als klassieke antibiotica maar hebben niet de nadelen ervan; - helpen het lichaam onzuiverheden te verwijderen; - werken ontgiftend en stimuleren de bloedsomloop( revitaliserende werking); - vergemakkelijken de ademhaling bij verstuiving in de atmosfeer; -… Aromatherapie kan op verschillende wijzen worden toegepast. Dit kan onder de vorm van baden, massage en via het inhaleren. Etherische oliën zijn zeer vluchtig en verdampen gemakkelijk wanneer ze met de lucht in aanraking komen. Hierdoor kunnen ze via inademing via de neus in het lichaam worden opgenomen. Verstuiving op de kamer ‘aroma-stream’ wordt vaak gedaan bij bewoners die palliatief zijn (zie bijlage 1), roepgedrag vertonen, moeilijk ademhalen of gewoon om bij het ontwaken een rustige sfeer te creëren. Wanneer de oliën verdund op de huid worden aangebracht( bij massage), kunnen de moleculen door de huid dringen. Tijdens het baden kan de olie worden ingeademd of door de huid dringen. Aromatische baden worden vaak gegeven aan bewoners die rusteloos gedrag vertonen. Etherische oliën worden altijd gebruikt met neutrale bad-olie of tarwe-kiem olie. 1 2 Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006 PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus, 78p. 21 ▪ Dieren in het RVT De aanwezigheid van dieren in of rondom een RVT kan voor sommige bewoners van belang zijn. Met dieren bestaat er een bepaalde gevoelsrelatie die zelfs in stadia van dementie kan worden ervaren. Mensen kunnen dieren knuffelen en verzorgen, dieren kunnen het leven betekenisvoller maken. Binnen RVT Home ’t Hoge zijn geen andere dieren dan vissen en één vogel permanent aanwezig. Wel worden er door de ergotherapie, en op vraag door andere personeelsleden, dieren binnengebracht in het RVT. Het houden van andere huisdieren binnen het RVT staat omschreven als verboden. Het niet houden van huisdieren komt voort uit praktische en hygiënische overwegingen. - In de leefgroep Klaverblad en Groenendael staan 2 visbokalen. In leefgroep klaverblad zorgen de ergotherapeuten samen met een bewoonster voor het onderhoud van de vis. - Wekelijks, gedurende 1 namiddag, komt ‘Boemer’ de hond langs in het RVT (= hond van een bewoonster). - 4 oktober is het nationale dierendag en komen er allerlei dieren het RVT binnen: konijnen, honden, katten, cavia’s, kameleon,… ▪ Groepsactiviteiten in RVT Home ’t Hoge Binnen het RVT werden soms groenactiviteiten aangeboden. Het maken van bloemstukjes in teken van het seizoen werd sporadisch gedaan. Op de vensterbanken werden soms bloembakken geplaatst maar dit zonder medewerking van de bewoners. De ergotherapeuten kweekten samen met de bewoners al eens groenten in bloempotten. Dit bleek toen al veel reactie en activiteit van de bewoners op te roepen. 1.3.4 De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge RVT Home ’t Hoge is gelegen in een omgeving die de landelijkheid van vroeger nog weet weer te geven en dit met tinten van de huidige maatschappij( het wegverkeer, openbaar vervoer,…). Bij het wandelen rond het RVT kom je van de drukke weg terecht in een rustgevende woonwijk die uitzicht biedt op de wijde velden. De binnentuin van het RVT is de plaats die bij goed weer de bewoners toe laat een frisse neus te nemen. De tuin staat in direct contact met leefruimte Klaverblad via 2 grote openklapbare deuren. De bewoners kunnen te voet of met de rolstoel het terras bereiken door middel van een hellend vlak( oprijgoot). De grond bestaat uit effen tegels die het valrisico beperken. Middenin de tuin is een lavendelperkje aangelegd. Op de vensterbanken, van de kamers die 2 zijden van de tuin begrenzen, plaatst men bloembakken om de omgeving op te fleuren. De 22 andere zijde van de tuin is een volledig met klimop begroeide muur. Tuinstoelen, tuintafels en grote parasols bieden de bewoners kans om rustig en comfortabel te genieten van de zon en de rust. 1.4 Afbakening groenbeleving Eerder dit eerste hoofdstuk( zie 1.2 De meerwaarde van natuuractiviteiten) kwamen verschillende meerwaarden van natuurbeleving aan bod. Sommige kunnen belangrijk zijn naar de uitwerkingen van activiteiten toe. Het verruimen van de kennis wordt als doelstelling vaak vergeten binnen de natuurbeleving. Uiteindelijk kan dit een belangrijk aspect vormen voor de fysiek zorgbehoevende ouderen. Dementerende ouderen kunnen op die manier herinneringen ophalen en ontdekken dat er nog kennis aanwezig is. Ook stimulering van de zintuigen is belangrijk maar vaak vergeten. De uitwerking van deze scriptie zal zich richten op het meer naar binnen van brengen van de natuur binnen het RVT. Het onderwerp van deze scriptie blijft vrij ruim. Aan de hand van verschillende activiteiten wordt het contact met de natuur behouden. De leefruimte waar de bewoners constant in leven en zich dagelijks in bewegen moet een beetje ‘groener’ worden. Het plaatsen van bloemen en planten is een hoofdzaak. De bewoners kunnen ook instaan voor het onderhoud ervan. Het kweken van groenten op een voor hen aangepaste manier is een herbeleving van vroegere hobby’s en interesses. De bedoeling blijft wel alles eenvoudig te houden zodat personeel en bewoners op hun eigen manier en tempo samen kunnen werken aan een meer groene omgeving. Vele aspecten van natuur zullen ook niet aan bod komen zoals het houden van dieren, verdere uitwerking van aromatherapie, het gebruik van kruiden en hun specifieke werking,… Doorheen de scriptie blijft het belangrijk de persoonlijke inbreng van de bewoners te stimuleren, te motiveren en te respecteren. Natuurbeleving is een persoonlijke interesse. Iedereen beleeft natuur op zijn eigen manier. De meerwaarde er van is dus sterk persoonsafhankelijk. Omdat deze scriptie vrij ruim blijft is er veel mogelijkheid tot inspraak van de bewoners. Samen kunnen we werken aan een meer groene leefomgeving. Hun persoonlijke inbreng is dus van groot belang bij de praktische uitwerking Besluit Natuur wordt door iedereen en gedurende verschuillende levensfases anders gezien. Ouderen die opgenomen worden in een RVT krijgen een nieuwe kijk op natuur. Natuur, in de ruime zin van het woord, is een gegeven dat langzaam kan verdwijnen uit hun leven. 23 Binnen RVT Home ’t Hoge worden al heel wat activiteiten aangeboden die in verband staan met de natuur en de groenbeleving. Verschillende doelstellingen kunnen worden bereikt met een ruim aanbod aan activiteiten. RVT Home ’t Hoge biedt een verblijfplaats aan met een huiselijk en warm karakter. De doelstellingen die men wenst te bereiken stroken voor een groot deel met de meerwaarden van groenactiviteiten. Door het uitvoeren van groenactiviteiten en het inrichten van de woonomgeving kunnen we de bewoners de kans bieden om zelf mee te helpen bouwen aan de warme en huiselijke sfeer. Het werken rond natuur kan op iedere leeftijd voldoening schenken en zinvol zijn. 24 2 Natuurbeleving bij ouderen met een dementieel syndroom en/of fysische beperkingen Inleiding Ouder worden gaat meestal gepaard met het optreden van bepaalde kwaaltjes, de ‘normale’ ouderdomsverschijnselen. Vaak is dit de achteruitgang van lichamelijke functies zoals het gezichtsvermogen en het gehoor. Op die manier worden ook het oriëntatiegevoel en het evenwichtsgevoel minder. Ouderen gaan zich minder zeker voelen, zelfs binnen hun eigen gekende omgeving. Wanneer de ‘normale’ ouderdomsverschijnselen dan nog eens gepaard gaan met bijvoorbeeld dementie, kan het evenwicht tussen het individu ‘het eigen ik’ en de omgeving nog sterker verstoord worden. In dit komende hoofdstuk zal ik eerst en vooral het ‘dementieel syndroom’ ietwat verder uitdiepen met alle bijhorende kenmerken en de meest voorkomende oorzaken. Daarna zal ik wat dieper ingaan op het kenmerk: verlies van autonomie, het verlies van ‘het eigen ik’. De belevingswereld en de ervaringswereld van het ouder dementerend individu komen ook aan bod. Binnen de belevingswereld van de dementerende oudere zal ik specifiek ingaan op het gegeven ‘institutionalisering’, verband houdende met het verder uitwerken van de groenbeleving binnen het RVT. Als laatste worden nog enkele fysische beperkingen toegelicht die nog van belang zullen zijn binnen de praktische uitwerking van het groen beleven. 2.1 Dementieel syndroom1,2,3,4,5 2.1.1 Definitie Letterlijk vanuit het Latijn vertaald betekend dementie; ‘de’ = wegnemen, doen ophouden van een bepaalde werking, ‘mens’ = geest. Het dementieel syndroom is geen ‘normaal’ ouderdomsverschijnsel. Het is een verworven klinisch syndroom gepaard gaande met een chronische, progressieve en onomkeerbare achteruitgang van het psychisch, cognitief functioneren. Onder dit cognitief functioneren verstaan we functies als het denken, de intelligentie, het geheugen, de aandacht en de 1 DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p. 2 BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p. 3 AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417p. 4 http://www.dementie.be/# 5 http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm 25 oriëntatie. Verder zijn er ook veranderingen binnen het gedrag en het sociaal functioneren op te merken. Het dagdagelijkse functioneren in zijn geheel wordt dusdanig aangetast. 2.1.2 Symptomatologie1,2,3,4,5,6 Een syndroom is een groep symptomen of een verzameling van klachten die zich tegelijkertijd voordoen. Om verwarring met andere syndromen te vermijden volgt eerst een lijst met kenmerken van het dementieel syndroom volgens de DSM-IV-criteria: Ontstaan van multiple cognitieve stoornissen zoals ze tot uiting komen in: - aantasting van het geheugen - één of meer van volgende stoornissen afasie apraxie agnosie gestoord executief functioneren (organiseren, oordeelsvermogen…). Deze stoornissen leiden tot een verstoring van werk of normale sociale activiteiten of relaties met anderen. Deze stoornissen betekenen een significante achteruitgang t.o.v. vroeger niveau van functioneren. Deze stoornissen doen zich niet uitsluitend voor tijdens een delirante toestand. Het symptomencomplex kan niet verklaard worden door een andere klinische ziekte (zoals een depressie of schizofrenie). De DSM-IV-criteria, waarbij ook het dementieel syndroom beschreven, is er om verwarring te voorkomen met andere syndromen. Volgens deze indeling worden de symptomen hieronder verder uitgelegd. ▪ Cognitieve symptomen Stoornissen in het geheugen De geheugenstoornissen tasten zowel het korte- als het lange-termijn-geheugen aan. Het wordt voor de dementerende steeds moeilijker om informatie in te prenten, vast te houden en 1 AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417p. 2 BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p. 3 ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. 4 VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001, 236p. 5 VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Kortrijk, ergotherapie 2, 2003-2004 6 V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p. 26 terug op te roepen. Het volledige inprentingproces (informatie overbrengen van het kortenaar het lange-termijn-geheugen) is gestoord. Recente gebeurtenissen worden alweer snel vergeten. Vb.: Na de maaltijd zegt iemand nog geen eten te hebben gekregen. Op termijn wordt het ook steeds moeilijker om gebeurtenissen uit het verleden op te halen( het geheugen gaat zich bij wijze van spreken oprollen). Ter compensatie voor het geheugenverlies zal de persoon met dementieel syndroom vaak confabuleren. De persoon vindt antwoorden uit om het niet meer weten uit de weg te gaan. Deze stoornissen in het geheugen leiden automatisch tot desoriëntatie in tijd en ruimte bij de dementerende. - Desoriëntatie in tijd, ruimte, plaats en persoon * Tijd: De dementerende kan zich niet herinneren welke dag, maand, jaar, seizoen…het is. Het is belangrijk om de dementerende in zijn omgeving te wijzen op dit alles met kalenders, ROTborden (realiteitsoriëntatietraining),… * Ruimte: De persoon met dementie kan zich niet meer oriënteren in de ruimte en raakt daarbij verdwaald. Ruimtes waarin de persoon al enkele jaren verblijft (vb: het RVT) blijven steeds als onbekend ervaren. De persoon vindt zijn eigen kamer zelfs niet terug. Vb.: Gedurende de voorbereiding van een groepsactiviteit worden alle bewoners naar de leefruimte gebracht. Een dementerende bewoner wordt aangetroffen op een andere kamer. Die kamer bevindt zich wel op het einde links van een gang net zoals die bewoner zijn kamer. * Plaats: Personen met dementie kunnen zich niet herinneren waar ze zich bevinden, in welke kamer ze zijn, in welk gebouw ze zich bevinden… Vb.: Bij het vragen waar we ons bevinden zegt een bewoonster thuis te zijn bij haar broer. * Persoon: Personen worden voor de dementerende als onbekend ervaren. Soms worden al jaren bekende familieleden niet herkend. Bijkomende essentiële cognitieve stoornissen - Afasie: * Receptieve afasie: gesproken taal wordt gedeeltelijk of helemaal niet begrepen. Vb.: Bij het vragen aan een bewoonster om op te staan kijkt ze me aan en blijft zitten. * Expressieve afasie: de persoon met dementie heeft moeite met het uiten van de gesproken taal. Het vinden van de juiste woorden verloopt moeilijk. 27 * Perservaties: de dementerende persoon kan niet loskomen van bepaalde gedachten, zinnen, woorden… Vb.: Na de afname van een ‘ mini mental state examination’ ( MMSE: dient tot evaluatie van de cognitieve vermogens zoals oriëntatie, begripsvermogen,…) schrijft en herhaalt de persoon met dementie steeds de zin: sluit uw ogen. - Apraxie: Dit is verminderd vermogen om motorische activiteiten uit te voeren ondanks intacte motorische functie. * Ideomotorische apraxie: dit is het onvermogen om eenvoudige motorische handelingen uit te voeren. Vb.: kammen van het haar. * Ideatoire apraxie: dit is het onvermogen om complexe motorische handelingen uit te voeren. Vb.: het wassen van zichzelf. * Visuoconstructieve apraxie: dit is het onvermogen om eenvoudige structuren in de ruimte te construeren. Vb.: het stapelen van blokken op bepaalde manieren. * Kledingsapraxie: dit is het onvermogen om zichzelf aan- en uit te kleden. Vb.: ondergoed wordt aangedaan boven de broek of rok,… - Agnosie: Dit is een stoornis in het herkennen of identificeren van voorwerpen, ondanks het intact zijn van alle zintuiglijke functies. Vb.: er is het onvermogen om bestek correct te gebruiken,… - Stoornis van de uitvoerende (executieve) functies: Dit wil zeggen dat er moeilijkheden zijn in het maken van plannen, het organiseren, het opstellen van een volgorde en het abstract denken. Psychotische symptomen: Wanen, hallucinaties,… Vb.: Men denkt dat men bestolen is,… ▪ Gedragsmatige symptomen De gedragsmatige symptomen kunnen vaak een indicatie zijn voor een vroegtijdige institutionalisering daar deze zeer belastend kunnen zijn voor de verzorgers. - Dwaal- of vluchtgedrag Vb.: Men wil naar huis omdat moeder zit te wachten, - fysieke agressie Vb.: Een persoon met dementie neemt een voetsteun van de rolwagen in de hand om te slaan, - rusteloosheid Vb.: Iemand heeft de neiging om steeds op te staan en opnieuw te gaan zitten, - apathie: lusteloosheid, onverschilligheid Vb.: Een dame zit de hele dag in haar kamer en bij het vragen om deel te nemen aan een activiteit wil de dame steeds op haar kamer blijven, - decorumverlies: onaangepast gedrag en ontremming Vb.: Iemand staat in de kamer met zijn broek tot op de hielen, 28 - wenen Vb.: Een dementerende vrouw zit tijdens de middagpauze steeds te huilen (met een verkrampt gezicht). Wanneer je haar omhelst en lichamelijk contact maakt stopt ze met huilen en gaat haar gelaatsuitdrukking snel over in een glimlach. - vloeken - repetitief vragen Vb.: Tijdens het klaarzetten van de koffietafel vraagt een dementerende vrouw steeds of ze ook een kopje krijgt. Wanneer je uitlegt dat ze straks naar boven mag en daar haar kopje zal krijgen vraagt ze het binnen de minuut nog eens. ▪ Affectieve symptomen De affectieve symptomen kunnen we deels verklaren vanuit de belevingswereld van de dementerende. Centraal staat de angst die vaak voorkomend is. Vanuit die angst komen andere gevoelens voort zoals woede, onrust, achterdocht, somberheid en depressieve stemming,… ▪ Functionele symptomen De persoon met dementie die vroeger volledig onafhankelijk was op het gebied van zelfredzaamheid, het sociaal en beroepsmatig functioneren komt uiteindelijk tot het niveau van volledige afhankelijkheid. Er is sprake van toenemende slordigheid, decorumverlies, vermindering van ADL activiteiten, omkering van het bioritme, een verminderde hygiëne en een beperkte of onvoldoende voedselinname. 2.1.3 Verschillende oorzaken en vormen van dementie1,2,3,4 In totaal zijn er een 60-tal oorzaken van dementie. Ik beschrijf echter kort de meest voorkomende oorzaken. ▪ De ziekte van Alzheimer5,6 Dit is de meest voorkomende vorm van dementie, zo’n 46% van de gevallen. Ze wordt gekenmerkt door een sluipend begin en een langzame steeds erger wordende achteruitgang van de cognitieve functies. Oorzaak: neurofibrillaire kluwens of tangles (NFT), extracellulaire, amyloïde plakken en amyloïde neerslagen in de vaatwanden en massale neuronale atrofie. Deze neurodegeneratie 1 AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002, 417p. BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p. 3 CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p. 4 www.dementie.be 5 DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 79p. 6 www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm 2 29 moet de wezenlijke oorzaak zijn van het verlies van de vitale functies en van de menselijke trekken zoals geheugen, spraak en gedrag. De precieze mechanismen die deze neuronale celdood veroorzaken zijn echter onbekend. Klinische symptomen: de klinische symptomen zijn verschillend maar beginnen meestal met veranderingen in het korte-termijn-geheugen dat progressief slechter wordt. Anders zijn er problemen met spreektaal, ruimtelijke oriëntatie en gedrag. Deze aftakeling duurt gemiddeld 10 jaar, maar kan ook slechts 5 of tot 20 jaar in beslag nemen. De eerste symptomen van de ziekte van Alzheimer kunnen zijn: - Verwardheid - Verstoring in het korte termijn geheugen - Concentratieproblemen en problemen met de ruimtelijke oriëntatie - Veranderingen in de persoonlijkheid - Taalproblemen - Stemmingswisselingen De ziekte van Alzheimer treft niet alle patiënten op dezelfde manier. De ziekte kent een individueel verschillend verloop. Dit verloop kent drie stadia. Het eerste stadium: Vergeetachtigheid, desoriëntatie, verandering van persoonlijkheid en vermindering van reactievermogen zijn de eerste kenmerken die kunnen duiden op de ziekte van Alzheimer. Hun spraak en hun begrip gaan langzaam achteruit. Vaak vergeten ze te midden hun verhaal wat ze wilden vertellen. In dit eerste stadium van de ziekte kunnen de Alzheimerpatiënten nog zelfstandig eenvoudige handelingen uitvoeren. Het tweede stadium: De Alzheimerpatiënt heeft moeite bij het uitvoeren van de dagdagelijkse handelingen. Het korte termijn geheugen functioneert matig. De herinneringen uit het verre verleden kunnen wel steeds helder worden voorgesteld. Ze vergeten data, de tijd van de dag en hebben moeite met het herkennen van familieleden en vrienden. Het derde stadium: In het laatste stadium heeft de ziekte van Alzheimer de patiënt de essentie van het leven ontnomen. Mogelijke symptomen in dit stadium zijn slaapstoornissen, hallucineren, slaapwandelen en verlies van controle over hun ontlasting. De lichamelijke functies gaan sterk achteruit. Patiënten verliezen het vermogen om te kauwen en te slikken en zijn vatbaarder voor longontsteking en andere infecties. De ademhaling verloopt uiterst moeizaam, vooral bij patiënten die bedlegerig zijn. 30 ▪ Vasculaire dementie Na de ziekte van Alzheimer komt vasculaire dementie het meest voor, zo’n 20 % van de gevallen. Er bestaan meerdere vormen van vasculaire dementie maar de bekendste is de zogenaamde multi-infarct dementie (MID). In tegenstelling tot Alzheimer dementie begint de dementie plots en is er een eerder sprongsgewijze achteruitgang. De symptomen zijn afhankelijk van de plaats in de hersenen waar het herseninfarct of – bloeding heeft plaatsgevonden. Oorzaak: verstopping van de slagaders, bloedingen in de hersenen( CVA, Cerebro Vasculair Accident). Er is te weinig zuurstoftoevoer naar de hersenen waardoor het hersenweefsel afsterft. Vasculaire dementie kan ontstaan na het voordoen van meerdere kleine infarcten. Deze bloedingen veroorzaken uiteindelijk schade aan in het gebied van de cortex( grijze hersenschors). ▪ De gemengde vormen In 19% van de gevallen gaat het om een combinatie van een of meerdere aandoeningen die tot dementie lijden. Vooral de combinatie van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie komen samen voor. ▪ Dementie door andere somatische aandoeningen Naast alle voorgaande vormen van dementie rest nog 15% aandoeningen die kunnen lijden tot dementie. Oorzaken: De dementie is veroorzaakt door een direct gevolg van een somatische aandoening. Deze aandoeningen zijn onder andere de ziekte van Huntington, , dementie bij de ziekte van Parkinson, de ziekte van Pick, dementie door aids,… ▪ Persisterende dementie door gebruik van scheikundige stoffen Oorzaak: gebruik en misbruik van middelen zoals: alcohol, drugs, smaakversterkers, geneesmiddelen, zware metalen en pesticiden. De meest gekende vorm van dementie door middelen is het syndroom van Korsakoff. 2.1.4 Het syndroom van Korsakoff1 Het syndroom van Korsakoff is een aandoening waarbij een gedeelte van de hersenen, in het bijzonder de hypothalamus, wordt aangetast. De hypothalamus staat in voor het regelen van de lichaamstemperatuur, groei en eetlust. Het syndroom is een psycho-organisch syndroom. 1 CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005 31 De oorzaak ligt in het jarenlang misbruiken van alcohol en dit gepaard gaande met slechte voeding- en leefgewoontes. Omwille van die combinatie ontstaat een vitamine B1 tekort waardoor er in de hersenen onherstelbare schade optreedt. Dit syndroom kent 2 verloopfasen: ▪ Wernicke-syndroom (1ste fase) Hierbij is er sprake van een acute neurologische crisis. Oorzaak: vitamine B1 tekort. - verwardheid met gestoord recent geheugen Symptomen: - oogbewegingsstoornissen - gangstoornis door evenwichtsstoornis Vb.: Een bewoner met het syndroom van Korsakoff neemt een schuine voorovergebogen houding aan om het evenwicht te kunnen bewaren. Herstel: Door alcoholonthouding en een behandeling met vitamine B1 is herstel mogelijk. Echter 25% herstelt niet en gaat over in het Korsakoff-syndroom. ▪ Syndroom van Korsakoff (2e fase) Symptomen: De geheugenstoornissen zijn de opvallendste symptomen bij Korsakoff patiënten. Zowel het korte- als het lange-termijn geheugen is aangetast. Nieuwe informatie kan niet meer worden ingeprent( anterograde amnesie) en oude herinneringen lijken soms moeilijker op te halen (retrograde amnesie). Hiermee gepaard gaande is het confabuleren (zie 2.1.2.1 cognitieve symptomen) waarbij de Korsakoff patiënt ‘gaten’ uit zijn geheugen opvult met verzonnen verhalen of antwoorden. Deze persoon vult soms onbewust de ‘gaten’ van de werkelijkheid op. Vaak treedt ook desoriëntatie in tijd, plaats en persoon op. Het valt voor deze personen zeer moeilijk om zichzelf nog in te schatten. Het ziekte-inzicht is zeer miniem. Er is ook sprake van de medische en motorische gevolgen. De beschadiging van het zenuwstelsel kan ook lichamelijk tot uiting komen en dit onder de vorm van evenwichtsstoornissen, oogspierstoornissen,… Beschadiging aan de lever, alvleesklier, darmen of maagslijmvlies kunnen verder nog voor andere stoornissen zorgen. De persoonlijkheidsverandering is een symptoom dat vaak voorkomt. Sommige personen worden zeer apathisch en laten alles wat gebeurt over zich gaan net alsof het hen niet deert. Soms wordt impulsiviteit tot agressiviteit vastgesteld. Mensen uit de nabije omgeving gaan de Korsakoffpatiënt als egocentrisch omschrijven. 32 2.2 De belevingswereld van dementerende mensen1,2,3 Personen met het dementieel syndroom zijn lijdende mensen, mensen die lijden onder hun aftakelingsproces. Ze leiden onder het verlies van hun autonomie en hun identiteit, het verlies van de lichamelijke en psychische onmogelijkheden. De beleving van het dement worden wordt binnen de belevingsgerichte begeleiding opgedeeld in drie factoren: de beleving van dement worden, de omkering van de levensloop en de invloed van institutionalisering. 2.2.1 De beleving van dement worden Elke dementerende beleeft de achteruitgang van zijn psychisch functioneren op een andere manier. Er zijn de verschillende fasen van dementie, de beleving hangt af van de fase waarin de persoon zich bevindt. Hoe verder men zich bevindt in de fases, hoe moeilijker het wordt om zichzelf te beoordelen, hoe moeilijker het wordt om een blijvend beeld van zichzelf te scheppen, verminderde zelfreflectie. De dementerende ervaart zichzelf niet meer als ‘eigen ik’, als een uniek persoon (zie 2.4 Verlies van autonomie). De fasen van dementie zijn beschreven volgens Verdult R.: de fase van ‘het bedreigde ik’, ‘het verdwaalde ik’ en ‘het verzonken ik’. Deze drie fasen zijn louter kunstmatig. In werkelijkheid is de beleving van dementerenden niet op te splitsen in die fasen daar deze elkaar ook niet steeds strikt opvolgen. ▪ ‘ bedreigde ik’ Deze fase van dementie gaat gepaard met de zogenaamde identiteitscrisis. Het is vaak ook de meest confronterende. De dementerende heeft vaak besef van de groeiende onmogelijkheden die hij ondervindt. Deze problemen ondergaat hij als een dreiging, een angstig gevoel van onzekerheid wat hem te wachten staat in de toekomst. De oudere maakt verlieservaringen mee op lichamelijk, persoonlijk en sociaal vlak. De beginnend dementerende krijgt problemen bij het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse leven zoals het wassen, zich aankleden, koken, boodschappen doen… Het is een eerste ervaring met zijn lichaam dat hij alsmaar minder kan sturen. Het coördineren van handelingen hapert soms en hij merkt dat alles iets wat trager gaat verlopen. De oudere begint aan zichzelf te twijfelen wat gepaard gaat met onzekerheid en een onveilig gevoel. De beginnende dementerende ervaart ook hiaten in zijn geheugen. De oudere stelt zich vragen in verband met wat hij zonet deed, wat gisteren gebeurde,… Vergeten wordt meer een regel dan een 1 VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003, 181 p. 2 ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. 3 V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p. 33 uitzondering. De dementerende krijgt ook het gevoel niet meer mee te tellen, dit ook omdat hij soms niet meer mee kan met groepsgesprekken. De oudere gaat façade gedrag gaan stellen om al deze onmogelijkheden te gaan verbergen. Hierop volgt een periode van smoesjes naar zichzelf en naar de anderen (omgeving) toe om het falen en de onzekerheid zoveel mogelijk te verbergen (= confabulaties). Dit façadegedrag is een vorm van vermijden die niet onophoudelijk kan worden volgehouden daar de verliezen zich steeds meer en meer gaan opdringen. De dementerende maakt steeds meer verlieservaringen mee die hij moet trachten te verwerken. Samen met die verlieservaringen gaat ook rouw gepaard. De oudere rouwt om wat hij verliest en nog gaat verliezen. ▪ ‘ verdwaalde ik’ Wanneer de dementie nog meer gevorderd is gaan het geheugen, de communicatie en de handelingen nog verder achteruit. De oudere ervaart zijn leefwereld als steeds minder controleerbaar. Bepaalde handelingen kan hij helemaal niet meer uitvoeren, contact maken met andere mensen lijkt wel onmogelijk,… De structuur uit de dementerende zijn leven lijkt plots helemaal verdwenen. Er lijkt geen samengaan meer te zijn tussen het heden en het verleden. De dementerende lijkt helemaal niet meer te weten wie hij is, waar hij is, in welke tijd we leven,… De identiteitscrisis uit de vorige fase wordt nu een identiteitsverwarring. Het rouwproces uit de vorige fase moet nu plaats maken voor toenemende angst. Angst voor het toenemende controleverlies en het verlies over het ‘eigen ik’, de eigen identiteit. De dementerende raakt volledig gedesoriënteerd in tijd, plaats, ruimte en persoon ( zie 2.1.2 Symptomatologie). Deze fase komt tot uiting in verwarde gedragingen, verdwalen in de ruimte, verzamelen van voorwerpen, soms stereotiepe handelingen ‘in de handen wrijven’,… De dementerende oudere probeert op zijn eigen manier structuur te geven aan zijn huidige levenssituatie. ▪ ‘ verzonken ik’ In deze fase zijn het geheugen en de taalfunctie helemaal verdwenen. De identiteit ‘het eigen ik’ van de persoon zijn volledig verloren gegaan. Er is geen sprake meer van nog enige zelfcontrole. De oudere heeft enkel nog contact met zijn omgeving via zintuiglijke prikkels, zoals motorische en sensorische prikkels. Hij lijkt volledig afgesloten van de buitenwereld, volledig in zichzelf gekeerd, verzonken in zichzelf. Verdult stelt dat personen in deze fase nog scheiding - en verlatingsangst ervaren. De dementerende is volledig teruggekeerd tot het beleven van de primaire behoeftes, hij leeft van eten, drinken, rust en warmte. 34 2.2.2 Retrogenese: omkering van de levensloop1 Alle ervaringen opgedaan in het leven vormen een hele bundel aan herinneringen waar we ons niet steeds bewust van zijn. In ons actuele leven worden we steeds beïnvloed door het gebeurde, het verleden. Nieuwe gebeurtenissen worden gekoppeld aan eerdere ervaringen. Doch steeds zijn we bewust dat dit het verleden is en we verder gaan in het heden. De omkering van de levensloop is een proces waar de dementerende oudere mee geconfronteerd wordt. Er treedt een verschuiving op van herinneren naar herbeleven. Er treedt regressie op en steeds oudere herinneringen worden herbeleefd. De persoon met het dementieel syndroom zal zich ook gedragen naar zijn herinneringen, de persoon leeft in het verleden. Een dame zit te huilen. Bij het navragen waarom ze zo verdrietig is weet ze te vertellen dat ze had afgesproken met haar broer en nu te laat was op de afspraak en zo ook haar trein miste. Dit gebeuren kunnen we ook linken aan de fasen van dementie (zie 2.2.1. De beleving van dement worden). Het proces van dementie loopt deels evenredig met de omkering van de levensloop. Een persoon in de fase van het ‘bedreigde ik’ kan zich, zolang zijn lange termijn geheugen nog intact is, steeds herinneringen uit het verleden blijven ophalen. Hier spreken we nog steeds van reminisceren. Naarmate de dementie vordert en men in de fase van het ‘verdwaalde ik’ en het ‘verzonken ik’ terechtkomt spreekt men van het herbeleven. Binnen het therapiegebeuren is de levensloopfiche van bewoners een handig en belangrijk instrument. 2.2.3 Institutionalisering Institutionalisering betekent het opgenomen worden in een instituut, in dit geval het RVT. Als persoon komt men terecht in een totaal vreemde omgeving die een nieuwe thuis zal worden. Het begrip institutionalisering wordt vaak gekoppeld aan het woord emotionele crisis. Personen met het dementieel syndroom dreigen hun wankel evenwicht nu helemaal te verliezen. De beleving van de dementerende oudere richt zich al meer op angst. Nieuwe ervaring zijn beangstigend. Het opgenomen worden in een nieuwe ‘thuis’ brengt nog meer angst teweeg. Opname in een RVT kan ook zeer confronterend werken. Eerst en vooral is het besef van eigen achteruitgang (is ook reden tot opname) en ten tweede is er het plotse contact met andere ouderen, dementerenden. Het contact met alle ongekende personeelsleden kan ook voor een angstig gevoel zorgen. 1 VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003, 181 p. 35 Wanneer ouderen opgenomen worden in het RVT, laten ze hun vertrouwde thuissituatie achter zich. Een vertrouwde omgeving, een veilige plek moet worden achtergelaten. De eigen thuis was vaak een plek met eigen hoekjes en kantjes, plekjes die werden geassocieerd met de eigen hobby’s of interesses. Er was een stukje natuur verbonden aan ‘thuis’, de nabije en de wijde omgeving. Er was de nabije omgeving zoals de tuin waar mensen hun eigen moestuin hadden ofwel/en de wijde omgeving waar mensen op ontdekkingen gingen in de natuur. Vb.: Een heer met dementieel syndroom weet me te vertellen dat hij vroeger thuis elke dag ging wandelen en dat dit nu niet meer mogelijk is. Het bestaan van ‘buiten’ en de natuur wordt steeds minder realistisch ervaren. ‘Buiten’ maakt toch ergens deel uit van onze ‘thuis’. Al zijn we er niet dadelijk bij betrokken, we hebben er een overzicht van en weten dat het er is. We kennen en benutten de mogelijkheden er van. Waarom geven we de bewoners niet opnieuw een kans om ‘buiten’ te ervaren, de omgeving ruimer te zien dan enkel de binnenzijde van het RVT. Een belangrijk onderdeel van wat ‘thuis’ zou moeten zijn. Het opgenomen worden in een RVT betekent ook dat je afhankelijk wordt van anderen, steeds minder vrijheid hebt om je eigen leven te sturen. Dit gegeven versterkt enkel de negatieve kijk op het eigen leven, het eigen zijn. ‘Institutionalisering versterkt het proces van de afnemende autonomie.’ 2.3 Verlies van autonomie1,2,3 2.3.1 Wat? Met de term autonomie wordt er gewezen op het ‘eigen ik’: wie je bent in je totale zijn. Het zelfbeschikkingsrecht; de controle over het eigen leven. Het gevoel van controle hebben over het eigen leven brengt zekerheid mee. Met controle hebben over het eigen leven wordt dus ook zeker gewezen op het onafhankelijk zijn. Als persoon ben je zeker van jezelf en voel je veiligheid en zekerheid binnen de eigen omgeving, er is een evenredigheid tussen jezelf en de omgeving. Gedurende het dementeringsproces gaan het gevoel van autonomie en identiteit geleidelijk aan verloren. Dit brengt onzekerheden en angst met zich teweeg. De controle over het eigen leven gaat verloren, je wordt afhankelijk van anderen. 1 VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003, 181 p. 2 ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. 3 http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie 36 Personen met het dementieel syndroom keren steeds meer in zichzelf terug en verliezen langzaam aan ook het contact met de omgeving. Een belangrijke stimulerende factor binnen het verliezen van autonomie is institutionalisering (zie 2.2.3. Institutionalisering). Men wordt weggerukt uit de eigen vertrouwde omgeving, de plek waar men thuis is, waar men zich veilig voelt en beslist over eigen doen en laten ( volledig onafhankelijk). Het is onze taak als therapeuten binnen een RVT om de angst en onzekerheid bij de ouderen en de personen met het dementieel syndroom zo minimaal mogelijk te houden. Het is belangrijk een omgeving te scheppen die kansen biedt aan de opgenomen oudere, een omgeving die steeds mogelijkheden biedt. Indien vertrokken wordt vanuit dit standpunt, wordt vertrokken vanuit het standpunt van het individu. Ieder mens is anders met zijn eigen interesses, mogelijkheden en beperkingen. Autonomie is ook het besef dat je als persoon zelf iets kan, dat je iets waard bent… Als persoon ben je nuttig in de eigen leefwereld. Door het aanbieden van een huiselijke omgeving en het scheppen van een meer natuurlijke omgeving is het mogelijk een positiever gevoel bij enkele ouderen op te wekken. Dit eventueel door het aanpassen van de omgeving aan de wensen van de mensen. Door meer ‘buiten’ en meer natuur naar binnen te brengen is het mogelijk bij enkele bewoners het gevoel van eigenwaarde wat op te krikken. Het voorzien in allerlei groenactiviteiten kan daar een onderdeel van zijn. Als therapeuten kunnen we de bewoners het gevoel geven iets te kunnen, iets waard te zijn… Zorg dragen voor iets en nodig zijn. Enkelen hadden vroeger thuis ook een moestuin en brachten daar heel wat tijd in door. Anderen vinden bloemen en planten in hun omgeving gewoon mooi en kunnen daar enorm van genieten. Je voelt dadelijk aan dat het binnenbrengen van meer groen binnen het RVT heel wat herinneringen kan oproepen bij mensen, wat niet onbelangrijk blijkt te zijn binnen het dementeringsproces ( zie 2.2.2. Retrogenese: omkering van de levensloop). 2.4 De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom1 Gedurende het proces van dementie en het uitvallen van de cognitieve vermogens is er een verandering van de manier van waarnemen en zichzelf ervaren. Men blijft openstaan voor indrukken uit de omgeving alleen worden deze anders geïnterpreteerd. 2.4.1 Lichamelijk ervaren Wij zijn als mens een verbondenheid van ziel en lichaam. Deze samen vormen een onlosmakelijk geheel doorheen onze levensloop. Van kinds af aan leren we met ons lichaam 1 VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie, Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p. 37 omgaan en verwerven we er capaciteiten mee. We kunnen er allerlei handelingen mee uitvoeren die we zelf onder controle hebben. We verkrijgen een soort van autonomie door het gebruik van ons lichaam. Als kind leren we ons lichaam kennen met de verschillende inwendige gevoelens die daar mee gepaard gaan zoals vreugde, liefde, schaamte, lust,… Hoe ouder we worden hoe meer we leren omgaan met ons lichaam en die gevoelens. We gebruiken ons lichaam als uitdrukking van ons ‘eigen ik’. We gebruiken ons lichaam en ervaren dit als vanzelfsprekend. We kennen een onbewust lichaamsbesef. Samen met het ouder worden en het eventueel verliezen van de controle over het eigen lichaam gaan gemengde gevoelens gepaard. Als ons lichaam één geheel vormt met onze geest en deze een omkering kent van de levensloop ( zie 2.2.2. Retrogenese) waarom zou ons lichaam dan ook geen omkering kennen van de levensloop. Bij het opgroeien verkregen we onze autonomie, onze ‘eigen ik’. We leerden ons lichaam gebruiken. Bij het ouder worden ontstaat er een onmacht tegenover bepaalde functies van het lichaam. Het eerder verworven onbewust lichaamsbesef keert nu helemaal om. Men wordt bewust van de onkunde van het eigen lichaam. Men wordt afhankelijk van anderen. Dit kan soms heftige gevoelens met zich teweeg brengen. VB.: Het wassen van een bewoner (specifiek dan bij de aanrakingen) wordt gevolgd door een reeks van scheldwoorden en verwijten. Misschien is dit wel een gevolg van een dieper liggende schaamtegevoel dat met het gewassen worden gepaard gaat… 2.4.2 Zintuiglijk ervaren Onze zintuigen zijn een rijke bron aan middelen om gegevens uit de omgeving tot ons te nemen. We zien, horen, ruiken, proeven en voelen dingen en slaan er een beeld van op in ons geheugen. Doorheen onze totale levensloop slaan wij ongelofelijk veel ervaringen op. Positieve en negatieve ervaringen. Het vermogen om zintuiglijk waar te nemen gedurende het dementeringsproces blijft nog lang bestaan. Van alle zintuigen blijft de tast het langst intact. Vb.: Een knuffel kan soms wonderen doen bij personen met het dementieel syndroom. Enkel gaat de juiste verwerking van de gegevens verloren. Dit meestal door stoornissen in het taalbegrip ( zo ook afasie, agnosie,…). Het kan dus ook gebeuren dat de persoon met dementieel syndroom een verkeerde interpretatie doet. Vb.: Tijdens het verplanten van bloemen zegt een bewoonster me dat ik van de bloemen moet blijven. Ze weet me te vertellen dat ze nooit aan de bloemen uit de tuin mocht komen van haar vader. Zintuiglijke ervaringen worden gekoppeld aan herinneringen uit het verleden. De herinneringen kunnen positief of negatief zijn. Welke zintuiglijke informatie welke gevoelens 38 bij een dementerende oproept kan men leren kennen tijdens verschillende activiteiten en communicatievormen. Vb.: Het ruiken van lavendel kan de oudere doen terugdenken aan zijn eigen tuin thuis met lavendel. 2.4.3 Verstandelijk ervaren Door middel van onze verstandelijke functies bepalen wij als mens onszelf, ons eigen leven regelen. Omwille van al onze cognitieve functies kunnen we keuzes maken, gegevens ordenen, abstract denken, problemen oplossen, plannen maken, regels en wetten naleven,… Bij de dementerende verdwijnen al deze mogelijkheden langzaam maar zeker. De cognitieve functies gaan achteruit. Er bestaat op de duur geen onderscheid meer tussen heden en verleden, zichzelf en de buitenwereld,… Alle structuren vallen weg. Gedurende ons leven kunnen wij op twee manieren reageren op prikkels. Ofwel doen we aan onmiddellijke behoeftebevrediging waarbij we dadelijk voldoen aan onze lusten. Ofwel houden we rekening met het uitstellen van onze behoeftebevrediging. Het uitstellen van onze behoeftebevrediging doen wij dagelijks en dit omwille van de mogelijkheid om alternatieven af te wegen. Deze laatste reactie kunnen we enkel uitvoeren met behulp van ons vermogen om te denken, handelingen te beseffen en deze te overwegen. De persoon met dementie beschikt niet meer over de nodige cognitieve functies en reageert daarom steeds vaker met de eerste reactie: onmiddellijke behoeftebevrediging. Vb.: Tijdens de koffiepauze staan de kannetjes melk al op tafel voor de koffie wordt ingeschonken. Een bewoonster dronk de melk al uit (rechtstreeks uit de kannetjes) voor de andere bewoners aan tafel waren en voor iedereen koffie kreeg. 2.4.4 Gevoelsmatig ervaren De gevoelsmatige werking van het geheugen blijft langer bestaan dan de cognitieve vermogens bij personen met dementie. Het geheugen werkt zeer gevoelsmatig( zie ook zintuiglijk ervaren). Waarnemingen uit het heden kunnen een associatie oproepen met een herinnering uit het verleden. Deze herinneringen kunnen ook in verband staan met bepaalde personen. Vooral personen waarmee ze een nauwe band hadden worden onthouden. De gevoelstoestand van de persoon met dementie kan zeer instabiel zijn. Emoties zijn moeilijk in bedwang te houden. Deze gevoelens zijn uiteenlopend van huilbuien tot aanhoudend lachen, de dementerende is onvoorspelbaar. Bij sommige ouderen overheerst een gevoel van triest en komen de meer negatieve ervaringen steeds naar boven. Terwijl bij anderen hun huidige leven wordt gekleurd door constant geluk. 39 Vb.: Een bewoonster zit over de middag tussen tien andere bewoners constant te huilen. Bij het vragen naar de reden zegt ze dat ze hier helemaal alleen is achtergelaten en dat ze haar broer mist die altijd bij haar is. Het blijft steeds een raadsel hoe sommige ouderen hun ervaringen uit het heden en het verleden aan elkaar koppelen. 2.4.5 Sociaal ervaren Ieder persoon leeft zijn leven op zijn eigen manier. De één heeft meer behoefte aan sociale contacten dan de andere. Bij het ouder worden minderen de sociale contacten. Vb.: Familieleden die minder op bezoek komen of zelfs sterven. Het moment dat men spreekt van ‘institutionalisering’, hier in het RVT, worden de spontane sociale contacten met de buitenwereld verloren. Sommige mensen vinden dat geen probleem en zijn liever eens alleen, anderen hebben het daar moeilijk mee en missen de nodige sociale contacten. Het is belangrijk om de voorgeschiedenis en de levensloop te kennen van alle bewoners. Op die manier kan je meer inzicht krijgen in hun rolgedrag binnen het RVT. Personen met het dementieel syndroom zijn belemmerd in het maken van sociale contacten. Het wordt voor hen steeds moeilijker een gesprek te voeren. Het niet meer spontaan kunnen maken van een praatje kan hen afschrikken waardoor ze zich bewust gaan terugtrekken uit de groep. Personen met afasie kunnen het ook moeilijker vinden om zich binnen een groep te profileren. Ze zijn angstig daar de mogelijkheid om zich uit te drukken moeilijker verloopt. Het is belangrijk kennis te hebben van de dementerende zijn sociale voorgeschiedenis. Op die manier is het misschien meer mogelijk het huidige gedrag beter te kunnen plaatsen. Vb.: Wanneer een bewoner in de groep wordt geplaatst schreeuwt hij de hele tijd. Deze persoon was nooit graag in groep en vond rust in het alleen zijn. Het blijft belangrijk om te voorzien in voldoende activiteiten waarbij het maken van sociaal contact een prioritaire doelstelling is. 2.4.6 Spiritueel ervaren Doorheen het leven ontwikkelt elke mens zijn eigen geloof. Ofwel geloof men in een God of maakt men er een eigen theorie rond. Ook dementerende personen hebben hun geloof. Het is belangrijk om hun persoonlijke beleving van spiritualiteit te achterhalen( dit kan ook worden nagegaan bij familieleden). Net als alle anderen hebben zij behoefte aan religieuze beleving en steun. Mensen die sterk gelovig zijn opgevoed kunnen zich daar blijvend sterk aan houden, eventueel zelfs sterker. Sommige dementerende gaan meer gevoelsmatig hun geloof gaan ervaren. Ze voelen zich op een andere manier verbonden. 40 Vb.: Een dementerende bewoonster ziet bij het planten water geven dat een plant zeer droog staat. Ze weet me te vertellen dat het zoiets is als het leven. Dat wij uiteindelijk ook dood gaan en dat wij ook verdorren… 2.5 Ziekte van Parkinson1,2 ▪ Oorzaken: De ziekte van Parkinson is een langzaam progressieve degeneratieve aandoening van het centrale zenuwstelsel. De ziekte ontstaat langzaam en zeer sluipend. Er ontstaat een probleem met de neurotransmitters door een tekort aan dopamine. ▪ Symptomen: De ziekte van Parkinson wordt gekenmerkt door drie specifieke symptomen, de triade. De triade staat voor: tremor, hypokinesie of bewegingsarmoede en rigiditeit. Naast de triade is er nog het voorkomen van andere functiestoornissen en eventuele psychische stoornissen. Trias - Tremor: De tremor of beven is het bekendste symptoom waaraan de omgeving de ziekte van Parkinson herkend. De bevingen ontstaan door een ritmische aanspanning van een aantal spieren. Deze beginnen meestal in één arm met uitbreiding tot beide armen. Uiteindelijk zijn de bevingen op te merken ter hoogte van het hoofd, de voeten en gegeneraliseerd. Tijdens rust van het lichaam is de tremor het sterkst aanwezig en bij stress en emoties neemt hij toe. Bij actieve mobilisatie van die bepaalde spiergroepen verdwijnen de bevingen. - Hypokinesie: Hypokinesie staat voor bewegingstraagheid, ook wel bradykinesie genoemd. De eerste symptomen zijn het verminderd meebewegen van de armen bij het gaan. Er treed traagheid op van de willekeurige bewegingen. Vb.: Veelvoorkomend is de moeilijkheid om te starten met het gaan. Deze traagheid zorgt voor belemmeringen bij het uitvoeren van de dagdagelijkse activiteiten. Bij het stappen komt vaak ‘freezing’ voor ( plotseling optredende stijfheid en bewegingstraagheid – rigiditeit - ; in een houding vastgenageld staan). 1 Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling en zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p. 2 DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 79 p. 41 Hypokinesie doet zich dus voor op verschillende gebieden: - Loopstoornis: het niet meezwaaien met de armen bij het gaan, steeds kleinere pasjes nemen, moeilijk draaien,… - Gelaat: er is een verminderde mimiek, minder oogknipperen,… Het lijkt net alsof er totaal geen emoties meer omgaan in de persoon terwijl dit helemaal het geval niet is. Deze zogenaamde ‘pokerface’ kan voor communicatiestoornissen zorgen. - Spraak: dysartrie (niet goed articuleren), traag en ééntonig spreken, zwakke stem,… - Houding: het bovenlichaam is wat naar voor gebogen, de armen worden strak langs het lichaam gehouden( tijdens het stappen bewegen deze niet vlot mee),… - Rigiditeit: Het begrip rigiditeit of spierstijfheid slaat op een bevinding bij een lichamelijk onderzoek. Het wordt als symptoom geconstateerd door een lichamelijk onderzoek. Wanneer lichaamsdelen in volledige rusttoestand passief bewogen worden is er toch nog een bepaalde weerstand aanwezig. Er is sprake van een verhoogde rusttonus. Andere functiestoornissen - Speekselvloed: De persoon met ziekte van Parkinson heeft een verminderd slikautomatisme waardoor meer speeksel uit de mond loopt. - Verstoorde werking van talg- en zweetklieren: Een toegenomen talgsecretie( seborree) zorgt er voor dat de huid er vet kan uit zien. Er kunnen ook klachten zijn van toegenomen transpiratie (vooral ‘s nachts). - Mictieproblemen en constipatie. Psychische stoornissen - Dementie: Er is meer mogelijkheid tot het krijgen van dementie wanneer een persoon Parkinson patiënt is. (15% van de personen tegenover 10% van de ‘normale’ 65-plussers) - Cognitieve stoornissen: De meeste mensen met de ziekte van Parkinson krijgen op de duur problemen met hun aandacht en concentratie. Dit uit zich in het dagelijkse leven vooral in het moeilijk volgen van conversaties, zich bij het onderwerp houden van een gesprek,… De mogelijkheid om verschillende handelingen met elkaar te combineren wordt moeilijker. Vb.: Tijdens de naaiclub kan een bewoonster niet luisteren naar de uitleg wanneer ze nog bezig is met het handwerk. 42 - Depressie: Depressie komt niet uitsluitend voor bij Parkinson patiënten. Er is nog steeds een onderscheid tussen een depressie en depressieve gevoelens. Vooraleer er kan gesproken zijn van een depressie moet de persoon met de ziekte van Parkinson zeer uitdrukkelijke negatieve gevoelens uiten. De motivatie om deel te nemen aan activiteiten blijft achterwege, futloosheid en apathie,… De persoon kan zijn huidige levensstijl( de gevolgen die de ziekte met zich meedraagt) niet aanvaarden, er is een zeer negatieve kijk op het eigen leven. ▪ Behandeling: De ziekte van Parkinson is niet te genezen. De behandeling richt zich dus op het zoveel mogelijk wegnemen of verminderen van de klachten, de symptomen. Geen enkele Parkinson patiënt is dezelfde en dus bestaat er ook geen standaardbehandeling. De medicatie, voor het aanvullen van het dopaminetekort, wordt afgestemd op de soort en de ernst van de klachten. 2.6 Motorische stoornissen bij ouderen 2.6.1 Artrose1( Arthrosis deformans) ▪ Voorkomen: Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening. Deze aandoening neemt toe met de jaren. Op 50-jarig leeftijd heeft 50% van de mensen artrose. ▪ Oorzaak: Primaire oorzaken: overbelasting van een gewricht( zware arbeid, sport,…) of erfelijkheid. Secundaire oorzaken: een ontsteking, een trauma of een aangeboren afwijking. ▪ Pathologie: Het gewrichtskraakbeen tussen twee botdelen van een gewricht gaat langzaam verdwijnen. De toename van water in het gewrichtskraakbeen maakt dit week op belaste plaatsen. Op die manier is er minder weerstand tegen druk. Het wordt dunner en scheurt. Het onderliggende( subchondrale) bot ligt nu bloot en wordt sclerotisch2 en harder. Het kan schokken minder verdragen en barst. Er ontstaan cysten die vullen met vocht. Deze cysten groeien uit tot geoden of uithollingen. Aan de randen van de gewrichtsoppervlakken groeien osteofyten3 aan. Losse kraakbeenflarden geven een ontsteking van de synovia4. De toename in 1 DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p. 2 verkalking, verharding beenderige aangroeiing 4 slijmvliesbedekking van het gewrichtskapsel 3 43 omvang van dit slijmvlies leidt tot woekering van het bindweefsel of ineenkrimpen van het gewrichtskapsel. ▪ Symptomen: De pijn neemt toe bij belasting en neemt af bij rust. Na enige tijd kan de pijn continu aanwezig zijn. De stijfheid van de gewrichten doet zich voornamelijk voor ’s ochtends en na lang stilzitten. Door het ‘sparen’ van de gewrichten kan spieratrofie ontstaan. In een gevorderd stadium is er kans op misvorming van het gewricht, bothypertrofie( bottoename), subluxatie en bewegingsbeperking. Besluit De doelgroep binnen het RVT zijn zorgbehoevende ouderen. Doorgaands zijn dit mensen met heel wat beperkingen. Binnen RVT Home ’t Hoge zijn de meest voorkomende problematieken het dementieel syndroom, de ziekte van Parkinson, het syndroom van Korsakoff en artrose. Dementie is een syndroom met veel verschillende oorzaken en symptomen. Het is belangrijk om iedere bewoner met het dementieel syndroom individueel te observeren en zo zijn mogelijkheden en beperkingen na te gaan. Het opgenomen worden in een RVT( de institutionalisering) brengt heel wat emoties teweeg. Iedereen persoon zal ander gedrag vertonen na een opname. Sommige bewoners zijn enkel fysiek zorgbehoevende ouderen. Voor hen is het opgenomen worden een stukje verliezen aan autonomie. Ze laten het leven waar ze zich aan vasthielden achter. Bij personen met het dementieel syndroom brengt het opgenomen zijn en het besef van de eigen mentale achteruitgang nog meer emoties en verwarring met zich mee. Het is van essentieel belang om het gedrag van de bewoners in verband te zien met hun ervaringswereld. Op die manier kan het gedrag van bewoners beter worden begrepen en kunnen we bepaalde noden en behoeftes achterhalen. Voor nieuwe bewoners in een RVT is de omgeving hen totaal vreemd. De invloed van die omgeving is een niet te onderschatten factor. Een aangename omgeving creëren aangepast aan de noden en behoeftes van bewoners met het dementieel syndroom, de ziekte van Parkinson, het syndroom van Korsakoff, artrose,…is noodzakelijk. 44 3 Belang van de omgeving binnen de ergotherapie Inleiding De omgeving heeft een grote invloed op ons eigen doen en laten. We zijn als mens een handelend wezen dat beïnvloed wordt door de omgeving. Ons handelen is een doelgerichte verandering van de omgeving. Wanneer mensen verstoord zijn in hun handelen, is de taak van de ergotherapeut de mens zo optimaal en zelfstandig mogelijk te laten functioneren binnen de eigen leef-, woon- en werkomgeving. Ergotherapeuten kijken als therapeut allen door dezelfde bril naar mensen. Die mens is een ‘holon’, een bio-psycho-sociale eenheid. De ergotherapeut is in staat om het handelen van de mens te observeren en te analyseren. Vanuit deze analyses gaat de ergotherapeut op zoek naar middelen, oplossingen en aanpassingen om het leven van de mens te optimaliseren. Het denken en het handelen van de ergotherapeut kan worden gestructureerd door middel van praktijkmodellen. In dit derde hoofdstuk wordt het paradigma van de ergotherapeut nader toegelicht. Van daaruit ga ik verder door op de ergotherapeutische praktijkmodellen. Ik belicht de plaats van de omgeving in het model, de invloed van de omgeving op de mens en zijn handelen,… 3.1 Algemeen doel en werking van de ergotherapie1,2,3 Het doel van ergotherapie richt zich op het herstel en het bevorderen van de kwaliteit van leven, specifiek op vlak van het dagdagelijkse functioneren en handelen. Met andere woorden is het doel van de ergotherapeut de mensen in staat te houden optimaal en zo zelfstandig mogelijk te functioneren binnen hun leef-, woon- en werkomgeving. Zelfstandigheid wordt omschreven als alles wat voor de betrokken persoon wenselijk en mogelijk is: zelf handelen, zelf kiezen, zelf oordelen, zelf verantwoordelijk zijn,… Dit is toch een heel belangrijk aspect waar rekening moet mee worden gehouden. De ergotherapeut gaat revaliderend, onderhoudend, ontwikkelingsbevorderend, stimulerend, palliatief en comfortzorgend te werk en wendt het handelen van de mens aan als therapeutisch middel. Binnen de ergotherapie wordt ieder mens als een ‘holon’ beschouwd, de ergotherapeut werkt vanuit een holistische visie. Dit houdt in dat de ergotherapeut de individuele mens ziet als een geheel van biologische, psychologische en sociale factoren. Het volledige handelen van iedere 1 WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 67p. 2 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 3 Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005 45 mens wordt beïnvloedt door deze factoren. De ergotherapeut stelt de mens in staat betekenisvol te handelen en dit door elk aspect van het geheel ( bio-psycho-sociale eenheid) te analyseren en aan te pakken. 3.2 Modellen binnen de ergotherapie 3.2.1 Het paradigma van de ergotherapie1,2 Een paradigma betekent zoveel als; waarden en handelswijzen die door de leden van een bepaalde samenleving of beroepsdiscipline worden gedeeld. Het is als het ware de bril waardoor al deze leden kijken. “ Dit paradigma bestaat uit de basisveronderstelling en de basispremissen die de discipline één maken. Het paradigma definieert en geeft een samenhang of eenheid aan het hele beroep.” ( Kielhofner, G., 1992) Het paradigma verschaft ons een gemeenschappelijke manier van denken over wat het betekent ergotherapeut te zijn. Echter biedt dit geen specifieke voorschriften om te hanteren in de praktijk. Daartoe dienen verschillen praktijkmodellen (zie 3.2.2 Ergotherapeutische praktijkmodellen). Een paradigma is een globale visie en de modellen zijn de praktische pogingen om deze visie in realiteit om te zetten en uit te voeren. De vier kernelementen waarop de ergotherapie stoelt, zijn de cliënt, zijn handelen, de omgeving en de therapeut. Deze elementen kunnen los van elkaar worden omschreven maar het geheel is meer dan een som van de elementen. De elementen zijn onderling afhankelijk en beïnvloeden elkaar. ▪ De cliënt Voor de ergotherapeut wordt de mens gezien als een uniek, holistisch, sociaal en open systeem. Ieder mens is een uniek individu in contact met zijn sociale en fysische omgeving. Ieder mens vormt zich een eigen beeld van de werkelijkheid en dit door interpretatie van de eigen persoonlijke waarnemingen. Iedere mens zijn interpretaties en waarnemingen van de realiteit liggen dus anders, dit eventueel ook volgens een eigen ziektebeeld ( zie 2.4 De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom). Binnen de beroepsuitoefening 1 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 2 BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003, 252p. 46 betekent dit dus dat er dient rekening te worden gehouden met het eigen gezichtspunt van iedere cliënt. Zoals eerder genoemd ( zie 3.1 Doel en werking van de ergotherapie) hangen ergotherapeuten een holistische mensvisie aan. Het hanteren van een holistische mensvisie is het her- en erkennen van de verbondenheid tussen lichaam, geest en omgeving. Met andere woorden: de mens zien als een fysiek, emotioneel, cognitief, sociaal en cultureel geheel. (Kielhofner, G., 1992) Binnen de beroepsuitoefening dient dus rekening te worden gehouden met alle aspecten van het mens - zijn. ‘De mens is een open sociaal systeem en wordt gezien als een zelforganiserend/zelfaanpassend geheel dat voortdurend in interactie treedt met zijn omgeving.’ (Kielhofner, G., 1995) Dit betekent dus dat de mens zich aanpast aan de verandering van omstandigheden. Doorheen het leven is de mens betrokken bij een bepaalde groep van mensen waarvoor hij koos. Na enige tijd gaat de mens zich aanpassen aan die groep en zal hij naar die groep toeleven. Bepaalde rolverwachtingen worden zich ingeleefd. ‘De omgeving wordt dan omschreven als het samenspel van alle externe krachten en invloeden die aangrijpen op de ontwikkeling en het zich handhaven van een individu.’ (Hopkins 1998) Het systeem waarin de mens leeft en handelt, heeft dus een betekenisvolle invloed. Bij het verlaten van de ene omgeving en het betreden van een nieuwe omgeving gaat het handelen en dus de mens als open systeem nieuwe invloeden opnemen. De mens past zich aan volgens de veranderende omstandigheden. Vb.: Een bewoner zal zijn gedrag aanpassen aan het RVT na de opname. ▪ Het handelen van de cliënt Ergotherapie richt zich op het de (on)mogelijkheid van de mens handelingen uit te voeren, het handelen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het uitvoeren van een activiteit en het uitvoeren van een handeling. Het belangrijkste onderscheid tussen deze twee is de meerwaarde voor de persoon in kwestie. Een handeling wordt slechts een activiteit wanneer men kan spreken van een meerwaarde. ‘Het uitvoeren van een activiteit leidt tot een objectieve verandering van de werkelijkheid of tot een verandering van de subjectieve ervaring.’ (Hagedorn 1995) Verandering in de objectieve werkelijkheid, de omgeving verandert voor een stuk en ieder mens kan deze waarnemen. Het subjectieve ervaren is datgene wat de persoon heeft bij de uitvoering van een activiteit. Dit gevoel kan eventueel bijdragen tot het welbevinden van die persoon, de activiteit geeft een bepaalde betekenis weer. Handelen is dus betekenisvol indien er een meerwaarde ontstaat. Die betekenis kan liggen in extrinsieke of intrinsieke waarden. Deze waarden zijn afhankelijk van persoon tot persoon. 47 Aanleg, karakter, levensfase, behoeften, eerdere ervaringen, sociale en culturele factoren,… allen hebben ze hun invloed op de persoonlijke waarden. Binnen de ergotherapie zijn alle handelingen doelgericht. Vooraf wordt een bepaald eindresultaat vastgelegd (doelstellingen) en alle handelingen zijn een deelstap tot het eindresultaat. Om te komen tot bepaalde doelstellingen moet de ergotherapeut eerst alle gegevens van de persoon in kwestie verwerken. Op die manier kan de therapeut pas zoeken naar een oorzaak, gevolg, samenhang en uiteindelijk oplossingen. Het ideale middel om al deze persoonlijke gegevens te ordenen en te verwerken is een praktijkmodel. 3.2.2 Ergotherapeutische praktijkmodellen1,2 ‘Een model is een openbare (gepubliceerde ), systematische manier van het organiseren en toepassen van kennis, met als uiteindelijk doel een verandering te bewerkstelligen.’ Vanuit het paradigma( zie 3.2.1 Het paradigma van de ergotherapie) ontstaan verschillende ergotherapeutische praktijkmodellen. “Modellen operationaliseren de theorie van de ergotherapie, bieden een verantwoording voor de therapie en begeleiden de therapeuten in hun praktijk.” (Kielhofner, G.) Met het gebruik van een model wordt het denken en het handelen van de ergotherapeut gestructureerd. Er wordt op die manier nagedacht over verschillende ergotherapeutische interventies. Enkele voorbeelden van praktijkmodellen zijn: het MOHO model, het model van Reed en Sanderson, Het Australian Model of Occupational Performance, het Canadian Model of Occupational Performance,… 3.2.3 Het aspect omgeving3 Bij het paradigma van de ergotherapeut (zie 3.2.1 Het paradigma van de ergotherapeut) kwamen al 2 van de vier kernelementen aan bod, de cliënt en het handelen van de cliënt. De ergotherapeut wordt doorheen het volledige hoofdstuk besproken en de laatste kern (omgeving) wordt hier samen met de praktijkmodellen belicht. 1 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 2 BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003, 252p. 3 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 48 Er is een hele reeks bestaande ergotherapeutische praktijkmodellen bestaande. Slechts de vier meest in theorie gekende en gebruikte worden hier nader toegelicht met specifieke aandacht voor het aspect omgeving (vierde kernelement bij het ergotherapeutisch handelen). ▪ Adaptation Through Occupation model van Reed en Sanderson1,2 Dit model wordt omschreven als een theoretisch kader gebaseerd op humanistische en biomechanische opvattingen om het handelen van de mens in zijn omgeving te analyseren. (holistische mensvisie) Het menselijke handelen wordt door Reed en Sanderson onderscheiden op verschillende niveau’s, functiegebieden en handelingsgebieden. 1 2 3 1– Het individu 2– 4 Vaardigheid – of functiegebieden Sensomotorisch functiegebied Cognitief functiegebied Intrapersoonlijk functiegebied Interpersoonlijk functiegebied 4 3- 3 Handelingsgebieden Zelfredzaamheid Productiviteit Ontspanning 4Omstandigheden/samenleving Dit handelen, moet steeds gezien worden binnen de (omgeving) omgevingscontext. Dit gegeven is volgens Reed en Sanderson zeer belangrijk daar de mens zich gaat aanpassen aan de omstandigheden waarin hij verkeert. De wisselwerking is echter wederzijds en de omgeving wordt dusdanig ook aangepast aan de mogelijkheden en wensen van de mens. Eerst worden nu enkele veronderstellingen voor de ergotherapeut (binnen het model van Reed en Sanderson) nader toegelicht die ons meer wegwijs maken in de wederzijdse beïnvloeding tussen het individu en zijn omgeving. De handelingen die een individu uitvoert worden in een hoge mate bepaald door de omgeving waarin hij functioneert. De omgeving wordt onderscheiden in fysieke omgeving, de biopsychologische omgeving en de sociaal-culturele omgeving. 1 WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p. VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p. 2 49 1 - Fysieke omgeving Deze omgeving wordt gevormd door niet menselijke omgevingaspecten. Het gaat hier om objecten (gebouwen zoals het RVT, kledij), ruimtes (het park, het strand) en weersomstandigheden (wind, regen, sneeuw). Wanneer er een verandering optreedt binnen de omgeving van de mens zal er een noodzaak zijn om het handelen van de mens aan te passen. Deze veranderingen kunnen positief en negatief ervaren worden. Vb.: Vroeger had een bewoonster thuis een eigen moestuin en werkte ze dagelijks in haar ‘hoveke’. Met ouder worden en alleen te zijn werd dit als maar moeilijker er werd er gekozen om gras te houden in de tuin in plaats dan groenten. Uiteindelijk is de thuissituatie niet meer houdbaar en is een opname noodzakelijk. Alles wat de dame lief was moest ze achterlaten. Een grote tuin zoals ze jaren had om in te werken is niet meer aanwezig. De groene omgeving die ze in huis binnenbracht mist ze nu ook. 2 - Bio-psychologische omgeving De persoon als het geheel van lichaam en geest is als het ware een omgevingsaspect. Bij het aanpassen van de omgeving dient steeds rekening worden gehouden met de veranderde mogelijkheden of de wensen van het individu.Wanneer er de noodzaak is om het handelen van de mens aan te passen, kan de ergotherapeut dit proces begeleiden. Hij kan als therapeut het individu helpen zijn omgeving zo aan te passen dat hij er zo min mogelijk weerstanden ondervindt. 3 - Sociaal-culturele omgeving Deze omgeving wordt gevormd door het contact met andere personen, hoe de persoon zich verhoudt ten opzichte van zijn omgeving. Verder is er ook het contact met de regels en de normen die de samenleving organiseren. Als ergotherapeuten binnen het RVT is het nu onze taak en uitdaging om samen met de mensen verandering te weeg te brengen in hun omgeving( met activiteiten als middel). Vb.: Tijdens de opname in het RVT komt een dame terecht tussen onbekende individuen. De dame is nog steeds op de hoogte van het journaal en de binnen- en buitenlandse politiek. Deze dame wil aan tafel een gesprek aanknopen over een bepaald thema. Ze krijgt geen respons van haar tafelgenoten die weinig tot geen interesse meer tonen in de actualiteit.Als therapeut is het belangrijk om de vaste plaatsen aan te passen in dergelijke situaties.Het plaatsen van de dame aan tafel bij geïnteresseerde bewoners stimuleert voor haar het sociale contact. Deze drie aspecten van omgeving komen vaak samen voor. Allemaal staan ze met elkaar in verband en verandering binnen het ene gebied heeft zo zijn invloeden op alle andere gebieden. 50 Vb.: Een dame komt na het voordoen van een CVA terecht in het RVT. Ze heeft een volledige verlamming aan de linkerzijde. Ze komt terecht in een nieuw beschermend en zorgzaam milieu omwille van haar verlies aan zelfredzaamheid. Haar eigen flat( fysieke omgeving) kon niet meer voeldon aan de eisen die nodig waren. Ze komt in het RVT in contact met nieuwe mensen, andere bewoners, personeel dat ze niet kent zal haar verzorgen( sociaal-culturele omgeving). De dame weet van zichzelf dat het een enorme inspanning van zichzelf zal vergen om zich aan te passen aan de omgeving( bio-psychologische omgeving). Het begrip adaptatie staat centraal binnen dit model: door te handelen past de mens zich aan de omgeving aan of past hij deze aan zijn behoeften aan. ▪ Het Model Of Human Occupation (MOHO) Model van Gary Kielhofner1,2,3 Menselijk systeem omgeving gedrag taak (Schematische voorstelling van het MOHO model.) Kielhofner beschouwt de mens als een open systeem dat rechtstreeks in contact staat met zijn omgeving. De omgeving beïnvloedt de mens en omgekeerd. Alle componenten van de mens, de taak en de omgeving vormen als het ware een netwerk van invloeden. De verschillende handelingen die tot stand komen zijn een resultaat van motorische, cognitieve en psychische structuren en processen. Deze processen worden gezien als één dynamisch gebeuren van karakter en persoonlijkheid, ontwikkeling en opvoeding in wisselwerking met sociaal-culturele omgevingsfactoren en gebeurtenissen die in een mensenleven plaatsvinden. Binnen het MOHO Model wordt de omgeving gezien als: “het enige gereedschap dat de ergotherapeuten tot hun beschikking hebben om een verandering in het menselijke systeem te ondersteunen of versnellen, is de relevante omgeving te versnellen”. Kielhofner neemt aan dat de mens de spontane neiging heeft om zijn omgeving te verkennen en te beheersen( invloed van de omgeving op het handelen). Hij onderscheidt eerst en vooral 1 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 2 WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p. 3 VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p. 51 twee soorten van invloeden vanuit de omgeving van de mens. Daarna wordt de omgeving onderscheiden met de fysieke en de sociale omgevingsfactoren die van invloed zijn op het handelen. * Twee soorten invloeden vanuit de omgeving van de mens: - Kansen en stimulansen De mens is onderhevig aan zijn leefomstandigheden om bepaalde activiteiten of taken uit te voeren, te organiseren of keuzes te maken. De mogelijkheid tot het krijgen van kansen stimuleert de mens in zijn ‘eigen-ik’. Een tekort aan kansen belemmert de ontplooiing van de mens als individu. - Verwachtingen en verplichtingen Het uitvoeren van activiteiten kan worden beïnvloed door eisen en verwachtingen vanuit de omgeving. Het gaat hier om regels, afspraken en sociale verplichtingen die van invloed zijn op het handelen. Verwachtingen en eisen kunnen zowel stimulerend als belemmerend werken. Deze hebben dus een invloed op de gevoelstoestand van de mens. * Fysieke en sociale omgevingsfactoren: - Fysieke omgevingsfactoren Deze omgevingsfactoren omvatten zowel materiële (gefabriceerde) en ecologische (natuurlijke) ruimten en objecten. De ecologische omgevingsfactoren worden gezien als zowel het platteland, berggebieden, kanalen, de zee, het strand, de seizoenswisselingen, de weersomstandigheden,… De ecologische objecten zijn de bomen, bloemen, kruiden, dieren, insecten,… Deze kunnen het handelen zowel positief beïnvloeden als belemmeren. Ze kunnen een gevoel van plezier oproepen als een gevoel van belemmering( culturele invloeden kunnen hier een bepalende rol in spelen). De materiële omgeving bestaat uit de ruimtes waarin de mensen werken, wonen, zich ontspannen,… Dit zijn scholen, fabrieken, straten, steden, trappen,... Voor iedereen individueel worden deze ruimtes met bepaalde handelingen en gevoelens geassocieerd. De materiële objecten zijn dingen zoals meubels, kunstvoorwerpen, tuingereedschap,… - Sociale omgevingsfactoren De sociale omgevingsfactoren hebben alles te maken met het contact tussen mensen, de communicatie. Op een bepaalde manier hebben deze factoren ook een invloed op de uitvoering van activiteiten. De cultuur met zijn waarden, normen, levenswijzen,… is in grote mate van belang. Sociale groepen waarin een groot deel van het leven wordt doorgebracht bepalen voor een stuk de rol die een mens gaat leiden in het leven( in de jeugdbeweging, koorlid, cafébezoeker, lid van de volkstuinen,…). Het individu kan zich binnen deze groepen ontwikkelen, 52 ontplooien, zijn vaardigheden toepassen, zich belemmerd voelen,… Opnieuw hebben deze factoren een zeer belangrijke invloed op het handelen van de mens. * Het handelen van de mens is afhankelijk van de verschillende handelingssituaties. Zoals eerder vermeld worden ruimtes geassocieerd met bepaalde handelingen en activiteiten. - De woonomgeving In deze plek wordt gegeten, aan zelfzorg gedaan, huishoudelijke werk uitgevoerd, samengeleefd met anderen,… Het is een plek waar men zich thuis en veilig voelt, het biedt comfort en intimiteit. - De buurt Het gaat hier om de directe omgeving van de woning zoals andere woningen, de natuurlijke omgeving,… - School of werkplek Voor iedereen is deze plek anders en eigen aan de aard van het bedrijf of organisatie. De rolbepaling in het leven vindt hier ook een stuk zijn oorsprong. - Recreatieplaatsen Dit zijn alle plaatsen waar je ontspanning zoekt, je kennis wil verruimen, andere mens wilt ontmoeten,… Wanneer een persoon is opgenomen in het RVT zijn bepaalde plaatsen al minder toegankelijk geworden. De buurt wordt minder tot niet meer waargenomen waardoor ook een stuk natuurbeleving verloren gaat. De al jaren gekende thuissituatie wordt achtergelaten wat misschien leidt tot een verlies aan comfort en intimiteit (zie voor enkele gevolgen 2.2.3 Institutionalisering). De school of een werkplek is voor ouderen niet meer. Deze periode van het leven ligt achter zich. Dit is een plaats minder om sociale contacten en eigen rolbepaling te ervaren. De recreatieplaatsen zijn binnen een RVT soms dezelfde plek als de woonomgeving. Deze vroeger gekende plaatsen delen mee in de desoriëntatie. Vb.Sommige ouderen denken dat het RVT hun school is. Weinig prikkels van andere omgevingen komen nog tot de mensen. Het is dus waarschijnlijk belangrijk om voldoende prikkels en stimuli aan te brengen binnen de woonomgeving. Het aanbrengen van veranderingen binnen de omgeving zal dus veranderingen teweeg brengen binnen het handelen van de bewoners ( en omgekeerd). 53 ▪ Canadian Model of Occupational Performance = CMOP1,2,3 Het Canadees model is gebaseerd op het werk van Reed en Sanderson en stelt het individu centraal. Het Canadees model is een zeer cliëntgericht model. Dit zeer cliëntgericht vormgeven van het ergotherapeutische proces is het grote verschil met andere praktijkmodellen zoals vb. Reed en Sanderson. Het model geeft weer dat er vele factoren van invloed zijn op het handelen van de mens. Het CMOP is een model waarin de persoon in interactie staat met zijn omgeving, de omgeving wordt niet buiten het individu geplaatst. De buitenste cirkel bestaat uit vier delen: de fysische, sociale, culturele en institutionele omgeving. * Sociale omgeving Met de sociale omgeving worden de anderen bedoeld die rondom de mens staan in het leven. * Culturele omgeving Met de culturele omgeving worden alle invloeden bedoeld die op de mens afkomen en die bepaald zijn door de maatschappij. Ethiek, bevolkingsgroepen, tradities, waarden en normen,… 1 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 2 WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p. 3 VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p. 54 * Fysieke omgeving Dit is de materiële omgeving van de mens zoals zijn huis, wagen,… De door de mens gemaakte omgeving zoals wegen, transportvoertuigen,… * Institutionele omgeving Hieronder worden de invloeden van instellingen verstaan zoals ziekenhuizen of het werk. Deze invloeden kunnen zowel sociaal of fysiek zijn. Al deze omgevingsfactoren hebben hun invloed op het handelen van de mens. Opnieuw staan ze niet los van elkaar. Een verandering binnen het ene omgevingsaspect brengt verandering teweeg in het ander. Vb.: Een bewoonster van het RVT is niet van het christelijke geloof. Na de opname komt deze dame in contact met personen van het christelijke geloof. Ze probeert alle andere bewoners te bekeren tot het protestantse kerk. Uiteindelijk moet ze beseffen dat ze nu in een omgeving terecht is gekomen die voornamelijk gericht is op het christelijke geloof. Niet enkel komt ze in contact met een andere fysieke omgeving, haar sociale culturele omgeving veranderen plots ook. Door rekening te houden met deze persoonlijke aspecten kan je als therapeut het handelen van de persoon analyseren. Binnen het Canadees model is ook ruimte gemaakt om een totaal nieuw element in te voegen, nl. spiritualiteit. Met spiritualiteit worden alle interacties tussen het individu, het handelen en de omgeving aanzien. ‘Spiritualiteit is de essentie van het ik, het wordt gevormd door de omgeving en betekenis van het handelen. Het maakt de persoon uniek.’ (Towsend et al. 1997) Het omvat de beweegredenen van een persoon om tot handelen te komen. De beweegredenen van de mens zijn die redenen die hem doen bewegen. Voor ieder individu zijn deze redenen anders. Iedereen gelooft in iets anders. Dit geloof, deze spiritualiteit is een motivatiefactor. De motivatiefactor waarbij een individu tot handelen, tot actie komt. ▪ Occupational Performance Model - Australia Na uitwerking van de ergotherapeutische praktijkmodellen bleek dat het Australisch model weinig tot niet wordt gebruikt in de praktijk. Daarom koos ik er voor, in samenspraak met de begeleidende ergotherapeute, om dit model toch niet nader toe te lichten. 3.3 Ergotherapie binnen RVT Home ‘t Hoge1 3.3.1 Algemene taak Samen met de andere teamleden wordt er gewerkt aan een optimaal woon-, leef- en zorgklimaat voor de bewoner. 1 DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p. 55 De ergotherapeut stimuleert en begeleidt het handelen van de bewoners op vlak van wonen en ontspanning om te komen tot een zo groot mogelijke zelfstandigheid en een zo groot mogelijk comfort wat leidt tot een betere levenskwaliteit. 3.3.2 Modellen en uitgangspunten ▪ Modellen in RVT Home ’t Hoge Bij het uitwerken van activiteiten met de bijhorende doelstellingen maakt men binnen RVT Home ’t Hoge gebruik van de verschillende modellen. Als therapeut krijgt met de vrijheid om zelf doelstellingen voorop te plaatsen en deze te plaatsen binnen een bepaald theoretisch kader. Op die manier is het gebruik van een eclectische benadering mogelijk. Men kan voor iedere bewoner apart een eigen benadering uitwerken. Vaak worden doelstellingen volgens de indeling van Reed en Sanderson vooropgesteld. ▪ Uitgangspunten 1. De mens is een handelend wezen: Een handeling is een doelgerichte verandering in de wereld van voorwerpen waarmee de mens wordt geconfronteerd. 2. Door te handelen realiseert en manifesteert de mens zichzelf. 3. Door te handelen krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen. 4. Door te handelen krijgt de mens zicht op zijn omgeving. 5. De mens wordt beschouwd als een bio-psycho-sociale eenheid (zie 3.1 Doel en werking van de ergotherapie). ▪ De animatieve grondhouding Van ieder personeelslid binnen RVT Home ’t Hoge wordt verwacht dat men over een animatieve grondhouding beschikt. Het is belangrijk dat bewoners centraal staan en dat er steeds wordt ingespeeld op wat de bewoners zelf willen, nodig hebben, beleven,… Inspelen op de persoonlijke noden houdt ook in dat men respectvol omgaat met alle bewoners en vriendelijk is op ieder moment. Er moet op een correcte manier worden gecommuniceerd met de bewoners. Lachen en humor gebruiken zorgt voor sfeer. Als personeelslid is het belangrijk de bewoners te stimuleren tot activiteit of de passiviteit te aanvaarden en voor comfort te zorgen. 56 3.3.3 De meerwaarde van de ergotherapie binnen het ‘groenproject’ ▪ Het gebruikte model Voor de verdere uitwerking van deze scriptie zal ik mij baseren op het praktijkmodel van Reed en Sanderson( zie bijlage 2). Het belangrijkste aspect van deze scriptie is het al dan niet kunnen bereiken van de vooropgestelde doelstellingen. Dit door middel van aangepaste groenactiviteiten en het inrichten van de omgeving. Goed vooropgestelde doelstellingen moeten uiterlijk waarneembaar zijn. We moeten ze kunnen evalueren door het gedrag van mensen te observeren. Het observeerbare gedrag van mensen valt duidelijk en gestructureerd te evalueren volgens het model van Reed en Sanderson. De observaties van de bewoners worden uitgewerkt volgens de verschillende functioneringsgebieden. De functioneringsgebieden geven steeds het handelen van de mens weer. Dit handelen dat steeds beïnvloeding kent vanuit omgeving. ▪ Verschil met andere disciplines ( meerwaarde van de ergotherapie) Ergotherapeuten beschikken over een holistische mensvisie ( bio-psycho-sociale eenheid) waardoor ze minder medisch gericht te werk gaat. Doch is er een ruime kennis van de verschillende ziektebeelden en zijn ze zeer flexibel in hun benaderingswijzen. De ergotherapeut is in staat om de handelingen van de mens te analyseren. Vanuit deze analyses gaat de ergotherapeut op zoek naar middelen, oplossingen en aanpassingen om het leven van de bewoners te optimaliseren. De ergotherapeut werkt met doelstellingen en richt zich volledig op de beleving en de ervaring van de bewoners, dan op het resultaat. Er wordt gewerkt vanuit een zeer sterke animatieve grondhouding. Besluit Het doel van de ergotherapie is de mens op alle leeftijden in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren binnen de eigen omgeving. Ergotherapeuten hebben een holistische mensvisie en kunnen daarbij het menselijk handelen op alle vlakken benaderen. De ergotherapeut is in staat op een betekenisvolle wijze deze mens te benaderen. Hij kan de nodige middelen en oplossingen zoeken. Dit kan vlot gebeuren door het gebruik van een ergotherapeutisch praktijkmodel. De drie beschreven ergotherapeutische praktijkmodellen van Reed en Sanderson, Gary Kielhofner en het Canadees model beschikken over een groot aantal overeenkomsten. Alle drie beschouwen ze de mens als handelend wezen dat constant in contact staat met zijn omgeving. Er is sprake van constante beïnvloeding. Verandering binnen het ene 57 omgevingsaspect brengt verandering teweeg bij het ander. De mens zal zijn handelen steeds aanpassen aan de omgeving of zal de omgeving aanpassen aan zijn handelen. Voor de goede uitwerking van een praktijkmodel is de competentie van de ergotherapeut van groot belang. 58 4 Aandachtspunten binnen de individuele en de groepsactiviteiten Inleiding Gedurende groepsactiviteiten is het van belang dat de therapeut steeds zijn eigen handelen in vraag stellen. De therapeut moet zich bewust zijn van zijn eigen houding tegenover de groepsleden. Hij moet op de hoogte zijn van de verschillende modellen die bestaan om een probleem op te lossen. Ieder mens wordt gezien als een open systeem. De aanpak van de begeleider of therapeut kan dus de reactie en het gedrag van anderen dusdanig beïnvloeden. Bij het begeleiden van groenactiviteiten is de houding van de therapeut een belangrijk aspect. In dit hoofdstuk wil ik de grondhouding waarover de ergotherapeut dient te beschikken bespreken. Aansluitend hierbij ga ik wat verder in op het begeleiden van groepen en dan specifiek naar mensen met het dementieel syndroom toe. Ook de begeleiding van Korsakoffpatiënten wordt niet uit het oog verloren. 4.1 Grondhouding1,2,3 4.1.1 Hulpvrager en therapeut: handelende wezens Ergotherapeuten hebben een holistische kijk op de mensen. Ze gaan holistisch te werk. De mens wordt gezien als een ‘open systeem’( zie 3.2 Modellen binnen de ergotherapie) dat steeds in contact staat met zichzelf en zijn omgeving. De mens wordt gezien als een handelend en lerend wezen. De mens is een handelend wezen: ‘Een handeling is een doelgerichte verandering in de wereld van objecten waarmee de mens wordt geconfronteerd.’ (Arnold Gehlen 1904-1976) - Door te handelen realiseert en manifesteert de mens zichzelf. - Door te handelen krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen. - Door te handelen krijgt de mens zicht op zijn omgeving. 1 VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29p. 2 KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. 3 DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p. 59 - De mens wordt beschouwd als een bio-psycho-sociale eenheid (zie 3.1 Doel en werking van de ergotherapie). Deze vier uitgangspunten zijn de belangrijk binnen de ergotherapie in verband met onze handelingsvisie. De mens is van nature uit in staat handelingen uit te voeren. Veranderingen in de omgeving op te nemen en deze te handhaven. Dit handelingsvermogen draagt bij tot onze autonomie. Wanneer het handelingsvermogen is aangetast wordt ook een stuk van onze autonomie aangetast( zie 2.3 Verlies van autonomie). Als ergotherapeut is het dus van belang het handelingsvermogen van de hulpvrager te behouden, te stimuleren, te ontwikkelen of te optimaliseren. Op die manier dragen we als ergotherapeut bij tot het behouden of optimaliseren van de autonomie van de hulpvrager. De handelingen die de ergotherapeut aanbiedt moeten steeds in verband staan met het systeem van de hulpvrager. De informatie, het leven en de eigen keuze van de hulpvrager blijven belangrijk. Als therapeut is het van belang de eigenheid van elk individu te respecteren om een geslaagde hulpverlening te kunnen bieden. Het ergotherapeutisch handelen kan enkel gerechtvaardigd worden indien de ergotherapeut kennis heeft van: verschillende ziektebeelden, de gepaste methodieken, de juiste benaderingswijzen en de toepassing van de ergotherapeutische middelen. Binnen deze scriptie wordt het handelen van de mens( bewoners) opgedeeld in deelaspecten. Vanuit de vermogens binnen deze deelaspecten wordt gewerkt om handelingen uit te voeren. 4.1.2 Ergotherapie als middel1,2 Het belangrijkste ergotherapeutische middel is de therapeut zelf. Zijn houding, gedrag en methodiek is van essentieel belang. De therapeutische relatie is van groot belang voor het slagen van het proces. Als therapeut zijn volgende aspecten van belang: - Authenticiteit: steeds jezelf blijven als ergotherapeut. - Congruentie: je moet in alle situaties herkenbaar zijn en blijven. - Confluentie: meevoelen met de oudere, samenvloeien met zijn probleem. Het blijft echter belangrijk hier duidelijke grenzen te trekken. - Steeds de deontologische code respecteren. 1 PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p. 2 WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, 2002-2003, 68p. 60 Als ergotherapeut beschikt men over een groot gamma aan activiteiten en handelingen. Deze activiteiten worden steeds geconstrueerd door de therapeut. Deze geconstrueerde situaties kunnen vrij veel van elkaar verschillen. Ze zijn gestructureerd of niet-gestructureerd, in groepsverband of individueel,… Binnen deze scriptie zullen de activiteiten en handelingen steeds in betrekking staan tot de natuur en groenbeleving. 4.2 Begeleiden van groepen1,2 Als ergotherapeut moet men rekening houden met elk individu. De therapeut houdt rekening met de persoonlijkheid, de intelligentie, de sociale achtergrond, de doelstellingen,… 4.2.1 Begeleiden van activiteiten met dementerende ouderen3 ▪ Aandachtspunten - Meerdere begeleiders betrekken bij de activiteiten. - Rekening houden met de graad van dementie. - De beleving van de bewoners staat centraal. - Activiteiten herhalen( herkenning). - De oudere beslist steeds zelf betreffende zijn deelname aan de activiteit. - Activiteiten opsplitsen in concrete en eenvoudige deelhandelingen. - Gebruik hulpmiddelen indien nodig. - Experimenteer met activiteiten. ▪ Reminisceren of herbeleven “Een persoon in de fase van het ‘bedreigde ik’ kan zich steeds herinneringen uit het verleden blijven ophalen. Hier spreken we nog steeds van reminisceren. Naarmate de dementie vordert en men in de fase van het ‘verdwaalde ik’ en het ‘verzonken ik’ terechtkomt spreekt men van het herbeleven” (zie 2.2.2. Retrogenese: omkering van de levensloop) Bepaalde bewoners gaan letterlijk momenten gaan herbeleven. Ze denken en voelen iets wat er niet meer is. Deze ouderen weten niet wat werkelijkheid is en wat niet. Wijzen op de realiteit heeft vaak weinig zin. De oudere gelooft in wat hij denkt. Het herbeleven kan positief zijn en veel vreugde oproepen maar het kan negatief zijn en veel verdriet met zich meebrengen. 1 VERFAILLIE, ., Begeleiden van groepen, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 117p. 2 REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p. 3 PENET, E., Kunst met een glimlach, creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p. 61 Vb.: Een bewoonster van het RVT is samen met me de bloembakken aan het vullen met aarde. Ze zegt me dat ze haar moeder zal moeten verwittigen om achter meer potgrond te gaan. We zullen ons wel moeten haasten zegt ze of de winkels zullen gesloten zijn. Even later kijkt de dame opnieuw op haar horloge en zegt me dat we nu echt moeten bellen want de winkels gaan sluiten. Ze wordt nerveus en wil niet meer verder helpen. Ik zeg haar dat het lief is van haar om te willen bellen naar haar moeder. Ik zeg haar er morgen zelf achter te rijden. Voor deze bewoonster bestaat haar moeder echt. Persoonlijk ga ik zoveel mogelijk mee in het verhaal van de bewoners. Op die manier bevestig je de bewoners hun gedachten. Bij onprettige gedachten kan je hen proberen te troosten door een oplossing aan te bieden die samenhangt met het verhaal. Wanneer het herbeleven plezier met zich teweeg brengt is de bewoner gelukkig. Persoonlijk vind ik dat geluk belangrijker dan de bewoner te drukken op de realiteit, met alle gevolgen vandien. 4.2.2 Aangepaste begeleiding bij Korsakoff-patiënten1 De begeleidende taak bij Korsakoff-patiënten wordt uitgelegd aan de hand van de 4 K’s. Het is een hulpmiddel en begeleidingswijze die ook bij dementerende ouderen kan worden toegepast. De 4 K’s als hulpmiddel: - Kort: vb. slechts één deeltaak geven in plaats van een volledig samengestelde opdracht. Respectvol en gelijkwaardig praten is een must. Als therapeut is het belangrijk op te letten voor het uitsturen van non-verbale boodschappen. Gelaatsuitdrukkingen, lichaamsbewegingen kunnen bij Korsakoff-patiënten verkeerde indrukken nalaten. - Konkreet in woord en beeld: opdrachten met didactisch materiaal ondersteunen zodat er bij de uitvoering weinig gewerkt moet worden met het geheugen. - Konsekwent: Alle handelingen worden op dezelfde manier uitgeoefend, er is éénduidigheid in de boodschappen. - Kontinu: vb. de hele dagstructuur duidelijk in schema weergeven en dit schema dag in dag uit volgen. Op die manier ontstaat er een aangeboden steeds wederkerende structuur. Bijkomend bij de 4K’s komen 4 kernbegrippen die steeds in de omgang met Korsakoffpatiënten van belang blijven: - structurering - activering - geduld en begrip - bekrachtiging 1 CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005 62 Besluit Het belangrijkste binnen het begeleiden van groepen is dat de therapeut over een goede grondhouding beschikt. Hij moet kennis hebben van de vier uitgangspunten binnen de ergotherapie in verband met de handelingsvisie. De handelingen die de ergotherapeut aanbiedt moeten steeds in verband staan met het systeem van de hulpvrager. Als therapeut is het van belang de eigenheid van elk individu te respecteren om een geslaagde hulpverlening te kunnen bieden. De therapeut als individu is het belangrijkste ergotherapeutische middel. Zijn houding, gedrag en kennis van de methodiek zijn van essentieel belang. Het begeleiden van groepen met dementerende ouderen eist een specifieke aanpak. Hierbij dient de ergotherapeut, naast de voorbereidingen, met heel wat aandachtspunten rekening te houden. 63 5 De voorbereidingen betreffende de scriptieperiode en het project Inleiding In dit volgende hoofdstuk beschrijf ik alle voorbereidingen die ik trof in verband met de scriptie. Eerst en vooral leg ik het werkplan uit dat ik heb opgesteld. Met dit werkplan trok ik naar de directie, de verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden. Ik beschrijf de plannen die ik met ieder van hen maakte om tot een goede samenwerking te komen. Vervolgens geef ik een korte voorstelling van enkele bewoners. Als laatste formuleer ik de algemene en de individuele doelstellingen die ik wilde bereiken samen met de bewoners. 5.1 Opstellen van een werkplan1 Voorafgaande aan de effectieve uitvoering is het belangrijk om een werkplan op te stellen. Dit is noodzakelijk voor het slagen en een goed verloop van de activiteiten zowel voor de therapeut / begeleider als voor de aangewezen doelgroep. Dit plan omvat de 5 W’s: wie, wat, waar, wanneer en waarom. Het vormt een structuur doorheen de activiteiten en biedt steeds een houvast om organisatorisch op terug te vallen. In mijn werkplan kwamen de volgende vragen aan bod: - Met welke doelgroep wil ik werken? - Waarom wil ik met deze doelgroep natuur en groenactiviteiten uitvoeren? - Wat zijn de doelstellingen die ik wens te bereiken met deze doelgroep? - Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken? ▪ Met welke doelgroep wil ik werken? Zoals al voorgesteld bestaat RVT Home ’t Hoge uit twee leefruimtes( zie 1.3.2 Voorstelling RVT Home ’t Hoge). De doelgroep binnen het RVT zijn zorgbehoevende ouderen. Het is belangrijk bij het uitvoeren van activiteiten rekening te houden met de mogelijkheden, beperkingen en individuele wensen van de bewoners. De keuze van de doelgroep zou mee de soort activiteiten bepalen die ik zou uitwerken. Daarom koos ik er voor, in overleg met de begeleidende ergotherapeute, om mij in de uitvoering van activiteiten te beperken tot leefgroep klaverblad( fysiek zorgbehoevende ouderen vb.: ouderen met de ziekte van Parkinson, dementerende ouderen,…). Binnen leefgroep klaverblad was het de bedoeling om iedereen de kans te bieden om deel te nemen aan de activiteiten. De bewoners beschreven in deze scriptie( zie 5.3.2 Voorstelling 1 DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117p. 64 enkele bewoners) zijn uitgekozen op verschillende wijzen. Eén bewoonster was dadelijk geïnteresseerd om mee te werken aan mijn scriptie zonder de vragenlijst te hebben gehoord( zie 5.3.1 De enquête). Ze vond het een zeer interessant werk en maakte er geen probleem van om vernoemd te worden in mijn scriptie. Eén bewoonster was zeer enthousiast over het kweken van groenten daar dit vroeger haar grootste hobby was. In samenspraak met haar dochter nam ze deel aan de activiteiten en werd mijn belangrijkste volgbewoner. Eén bewoner werd in overleg, samen met de begeleidende ergotherapeute en een familielid, als volgbewoner uitgekozen. Al laatste koos ik, in samenspraak met de ergotherapeute en inspraak van de bewoonster zelf, iemand die vroeger wel geïnteresseerd was in het kweken van groenten en een eigen groene omgeving maar nu de zin naar activiteit wat kwijt was. Aan de hand van de enquête, het doornemen van dossiers en gesprekken met familieleden werd het mogelijk om een beeld te vormen van de deelnemende bewoners. Er kon worden rekening gehouden met de verschillende problematieken. ▪ Waarom wil ik met deze doelgroep natuur en groenactiviteiten uitvoeren? RVT Home ’t Hoge wil aan zijn bewoners een thuis bieden, een warme plaats om verder te leven. RVT Home ’t Hoge levert een adequate bijdrage tot het fysisch, psychisch en sociaal welbevinden van zijn bewoners( zie 1.3.2 Voorstelling RVT Home ’t Hoge). Als we kijken naar de meerwaarde van natuuractiviteiten( zie 1.2 Meerwaarde van een natuuractiviteit) zijn er verschillende verbanden te leggen tussen deze en de doelstellingen van het RVT. Natuuractiviteiten dragen bij tot de intellectuele, sociale, emotionele en fysieke ontwikkeling. Het deelnemen aan de natuuractiviteiten is een persoonlijke interesse en draagt bij tot de autonomie( zie 2.3 Verlies van autonomie). Het onderhouden van planten en bloemen draagt bij tot het huishoudelijke werk wat de negatieve persoonlijke gevoelens rond institutionalisering( zie 2.2.3 Institutionalisering) doet verminderen. Door de bewoners hun persoonlijke inbreng en mening te respecteren voelen ze zich waardevol, nuttig en nodig. Hun zelfvertrouwen krijgt een duwtje in de goede richting. De leefomgeving zal voor de bewoners een stuk aangenamer zijn indien er meer groen aanwezig zou zijn. Meer groen zorgt voor een soort van rust, het creëert een rustgevende sfeer. De natuuractiviteiten leveren hun bijdrage aan het scheppen van een positief leefklimaat. Al deze aan bod gekomen positieve elementen bevinden zich op het intrapersoonlijke functiegebied. Groenactiviteiten kunnen bijdragen tot het stimuleren van de fijne motoriek, het stimuleren van de bi-manuele coördinatie. Deze motieven bevinden zich dan weer op sensomotorisch functiegebied. Verder kunnen de groenactiviteiten en het aanpassen van de leefomgeving bijdragen tot de sociale contacten en het interpersoonlijke functiegebied. Groepsactiviteiten kunnen bepaalde relaties stimuleren door het helpen van elkaar en het 65 samenwerken. Samen zouden ze kunnen genieten van de mooie bloemen en planten in hun omgeving. Een belangrijk aspect wat niet mag vergeten worden is de bijdrage op cognitief vlak. Het ophalen van herinneringen, het vertellen van eigen kweekgewoontes en tradities, het benoemen van de planten, bloemen en groenten,… Al deze motieven staan in verband met de vooropgestelde doelstellingen. De doelstellingen situeren zich dan ook op het sensomotorisch, cognitief, intrapersoonlijk en interpersoonlijk functiegebied. ▪ Wat zijn de doelstellingen die ik wens te bereiken met deze doelgroep? De doelstellingen worden uitvoerig besproken verder dit hoofdstuk( zie 5.4 Doelstellingen groenactiviteiten). ▪ Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken? Bij het organiseren van de activiteiten vond ik het belangrijk om rekening te houden met de bewoners hun belevingswereld( Zie 2.4 De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom). Deze belevingswereld werd omschreven voor ouderen met het dementieel syndroom. Ieder van ons komt in contact met al deze aspecten van beleven. Op die manier is het ook mogelijk een individuele tint te geven aan alle activiteiten. Bepaalde reacties van bewoners kunnen ook beter geplaatst worden. - Individueel ↔ Groep Ik koos er voor om zowel in groep als individueel te gaan werken en dit naargelang hun eigen keuze. De bewoners die veel interesse toonden voor de groenactiviteiten werden meer bij de individuele activiteiten betrokken. Aan de hand van een kort gesprek( zie 5.3.1 Vragenlijst) kwam ik meer te weten over de bewoners hun interesses en hun voorkeur betreffende groenactiviteiten. Na het rondvragen nam ik een besluit, in samenspraak met de begeleidende ergotherapeute, wie van de bewoners zou deelnemen aan de individuele activiteiten. - Groepssamenstelling De groepsactiviteiten die ik plande waren gericht naar alle bewoners. De bewoners konden steeds zelf beslissen of ze deelnamen aan de activiteiten of niet. Hun eigen keuze moest steeds gerespecteerd worden. Indien er meer begeleiding nodig was bij bepaalde activiteiten kon steeds gerekend worden op andere personeelsleden, vrijwilligers en eventueel familieleden. 66 Er werd gewerkt met een open groep. Sommige bewoners volgen bepaalde therapieën en verlaten de groep voor enige tijd. Omwille van bezoek verlaten de bewoners soms de groep om naar hun kamer te gaan. Familieleden die op bezoek kwamen konden mee deelnemen aan de activiteiten indien ze dit wensten. De groottes van de groep waren onderhevig aan de soort activiteit. De groep bestond steeds uit andere bewoners wat positief was voor het sociale gebeuren. - Organisatie van de activiteiten De activiteiten werden vooraf vastgelegd. Elke activiteit had zijn eigen specifieke doelstellingen. Het was de bedoeling om eens na te gaan waar de interesses van de bewoners liggen en welke groenactiviteiten hen kunnen boeien. Hoewel de activiteiten vast lagen was er ruimte om eventuele wensen van de bewoners uit te voeren en de activiteiten aan te passen indien nodig. Groenactiviteiten kunnen zowel binnen als buiten doorgaan. De bedoeling was om meer natuur naar binnen te brengen dus de groepsactiviteiten vonden grotendeels binnen plaats. Buiten( 1.3.4 De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge) was er plaats om eventueel groenten te kweken en bloemen te plaatsen. Ik koos er voor het kweken van de groenten en het onderhouden van de planten en de bloemen als individuele activiteit te houden. Leefruimte Klaverblad( de bewoners waarmee ik werkte) op het gelijkvloers is een ruimte die dient als woonkamer waarin de bewoners overdag vertoeven. De ruimte bevat 14 tafels die snel en eenvoudig verplaatst kunnen worden. Op die manier is de ruimte gemakkelijk aan te passen aan de grootte van de groep en de nodige werkruimte. De stoelen voor de bewoners hebben allemaal armleuningen wat voor de bewoners tot een comfortabele zithouding leidt. In leefruimte klaverblad staan een aantal krukjes voor de begeleiders. Tijdens de activiteiten kunnen deze tussen de bewoners kunnen worden geplaatst. Op die manier is er ruimte voor de begeleiders maar verliest men de gezelligheid niet wanneer een kruk onbezet is. Tijdens de activiteit is het steeds belangrijk dat er voldoende licht aanwezig is om het zicht van de bewoners zo optimaal mogelijk te maken. De opstelling van de ruimte en het klaarzetten van het materiaal/materieel werd steeds vooraf vastgelegd. De bewoners moesten bij de start van de activiteit enkel worden begeleid tot aan hun plaats zodat ze niet nodeloos moesten wachten. De groenactiviteiten gingen door op vaste tijdstippen. De groepsactiviteiten vonden plaats om de twee weken de woensdagnamiddag door van 15u00 tot 16u00. De individuele activiteiten vonden elke week plaats de woensdagvoormiddag van 10u00 tot 11u00. Er was steeds een kleine speling mogelijk en sommige activiteiten namen iets meer of minder tijd in beslag. 67 - Begeleiding ( Zie Hoofdstuk 4 De groenbegeleiding) Afhankelijk van de grootte van de groep en de soort activiteit begeleiden 1 of meer therapeuten de activiteit. Op voorhand werd afgesproken dat ik gedurende de activiteiten de leiding zou nemen en de begeleiders richtlijnen zou geven. Bij de individuele activiteiten zou ik de oudere alleen begeleiden. 5.2 Voorstellen van het project aan de directeur, verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden 5.2.1 Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg Na het opstellen van mijn werkplan en het samenkomen met de begeleidende ergotherapeute had ik al een goed zicht op wat ik nu effectief wilde bereiken. Vooraleer ik verder zou gaan met de uitwerking van de scriptie nam ik contact op met de verantwoordelijke bewonerszorg. Hij zou mij begeleiden en de goedkeuring geven voor de praktische uitvoering. Gedurende de eerste week van de scriptiestage( woensdag 18 januari 2006) werden volgende zaken afgesproken met de verantwoordelijke bewonerszorg: ▪ Doel van het project: Home ’t Hoge is een groot en gezellig huis waar iedereen de kans moet krijgen om zich echt thuis te voelen. Men wil de sfeer dan ook zo optimaal mogelijk houden. Ik vertelde mijn idee over de scriptie en wat ik precies wilde gaan doen. Het meer binnenbrengen van de natuur en het groen in de leefruimte, plaatsen van planten in de gangen, het zorgen voor aangepaste kweekbakken in de binnentuin, het plaatsen van bloembakken op de vensterbanken van de bewoners hun kamer, … Op die manier zou ik een gezellige en huiselijke sfeer creëren samen met de bewoners. Het is de bedoeling dat de bewoners meehelpen met de inrichting, met het zaaien en planten,… Handelingen die vroeger door sommige dagelijks werden uitgevoerd zullen nu weer een nieuwe routine vinden. Een bewoner waarvan zijn huis vroeger vol planten stond zal nu opnieuw in een omgeving vol herinneringen kunnen vertoeven. Deze ideeën werden hartelijk onthaald. Afgesproken werd dat ik de activiteiten zelf zou uitwerken maar de ideeën steeds kwam voorleggen aan de verantwoordelijke bewonerszorg. Op die manier konden geen misverstanden ontstaan betreffende aankoop van materialen. We doorliepen samen het RVT en bekeken samen waar het mogelijk was om groen te plaatsen. Eveneens bekeken we de nabije omgeving van het RVT voor het plaatsen van groen. 68 De vooropgestelde doelstellingen werden medegedeeld( zie 5.4 Doelstellingen groenactiviteiten) en later werden deze concreet vastgelegd naar gelang de individuele noden van de bewoners. ▪ Voorlopige plannen Per activiteit was het dus de bedoeling de leefomgeving meer en meer te gaan inrichten met verschillende groenaspecten samen met de bewoners. Iedere week( vanaf de zesde week stage) werd leefruimte klaverblad opgefleurd met een nieuw element. Hierbij bleef het belangrijk om rekening te houden met de toegankelijkheid, de bereikbaarheid, de veiligheid,…( zie volgende: waar rekening mee te houden). Hieronder beschrijf ik de activiteiten met daarbij de nodige materialen om aan te kopen: - Aangepaste kweekbakken in de binnentuin( zie bijlage 3) De grootste werkstukken zouden de twee aangepaste kweekbakken worden. De kweekbakken zijn volledig aangepast aan rolwagengebruikers. Uit veiligheidsoverwegingen werd het glas vervangen door plexiglas. Een uitklapbare tafel en 2 materiaalbakken maken het gebruik ervan zeer praktisch. De bakken moeten bestaan uit duurzaam materiaal zodat ze nog lang kunnen dienst doen. Het maken van deze aangepaste kweekbakken door mijn vader werd onthaald als een zeer goed en nuttig idee. De bewoners zouden bij koud weer binnen kunnen zaaien in kleine zaaibakjes. Later bij mooi weer kunnen ze de plantjes verpotten in de kweekbakken. Materiaal/materieel kweekbakken: - Hout = betonplex( zeer duurzaam), plexiglas, houtlijm, verschillende soorten nagels, silicone, plintjes. Materiaal/materieel zaaien groenten( zie bijlage 4): - Zaden ‘tagetes’ , zaden salade, tuinkers, radijzen, erwten, ± 200 liter zaai en stekgrond, 2 kleine waterspuiten, 1 kleine gieter. - Alle vensterbanken van het RVT zouden voorzien worden van bloembakken met bloemen. Materiaal/materieel - 15 bloembakken( 80cm/15cm), 6 x 8 viooltjes = 48 witte viooltjes, 120 liter universele potgrond - De gangen en de inkom van het RVT maken plaats voor meer kamerplanten. Materiaal/materieel - ‘sanseveria’s’( gemakkelijk te onderhouden planten), bloempotten, karren om de planten op de plaatsen( eenvoudig voor de verplaatsing) 69 - De oprijlaan van RVT wordt voorzien van bloembakken met buxussen Materiaal/materieel - 12 bloembakken, 36 kleine buxussen, buxus-potgrond - Leefruimte klaverblad krijgt een groenere omgeving( zie bijlage 5) Materiaal/materieel - houten bloemenrek, bloempotten( verschillende groottes), seizoensgebonden), vetplantjes( eenvoudig te onderhouden) bloemen( Al deze plannen worden en werden uitgewerkt doorheen de laatste 7 weken van mijn scriptiestage. De plannen werden uitgewerkt in groeps- en individuele activiteiten. ▪ Waarmee rekening te houden: - brandveiligheid - toegankelijkheid van de gangen, de trappen binnen het RV - veiligheid van de bewoners - het budget en aankoop van materialen - alle activiteiten in functie van de bewoners - tijdig afspraken maken om aankopen te doen ▪ Het budget en de aankoop van materiaal/materieel: Voor het aankopen van kleine materialen, die ik nodig had gedurende de activiteiten, zou ik zelf zorgen. De aankoopbewijzen moest ik steeds zorgvuldig bijhouden en samen afgeven. De aankoop van planten, bloemen,… zou steeds samen worden gedaan met de verantwoordelijke bewonerszorg( vb.: woensdag 8 februari 2006) . Voor de aankoop van duurdere materialen zou ik steeds eerst de toestemming vragen. In bijlage(zie bijlage 6) zit een lijst gevoegd met de adressen van winkels waar ik de nodige materialen kon vinden en aankocht. 5.2.2 Voorstelling aan de personeelsleden Tijdens de overdracht( maandagochtend) met verschillende leden van het team lichte ik mijn scriptie toe. Aan de hand van een kleine brochure( zie bijlage 7) werd hen iets duidelijker wat de bedoeling was van deze scriptie. De 5 W’s werden nader verklaard: wat, waarom, wie, wanneer en waar. Ik vertelde hen dat ze steeds met vragen of opmerkingen bij me terecht konden. 70 Het idee om meer groen binnen te brengen in het RVT en aangepast groenten te kweken werd enthousiast onthaald door het personeel. Door de kleinschaligheid van de voorziening zijn alle personeelsleden gemakkelijk te betrekken en te spreken. Gedurende de stageperiode kreeg ik veel bijkomende vragen over wat de verder plannen waren. De opmerkingen, bemerkingen en tips kwamen van alle kanten. Ik hield rekening met de inbreng van alle personeelsleden. Op die manier werd de scriptieperiode voor iedereen een aangenaam gebeuren. - ‘Als je goede kropvorming van uw salade wilt hebben zet je er best een fles rond als het nog een klein plantje is. Je snijdt van een lege fles de dop en de bodem af zodat je een open cirkel hebt en zet deze rond de saladeplant. Wanneer de plant groeit en een mooie krop heeft haal je deze er van rond.’ (technische dienst) - ‘Als je enkele kruiden wilt zaaien en kweken zal ik eens een goed boek meebrengen. Het is één voor beginners…’ (verzorgende) - ‘Viooltjes zijn heel goed om buiten te zetten in de bloembakken, als het niet meer vriest. Ik heb er nu thuis ook staan.’ (verzorgende) Ik richtte me apart tot de mensen van de logistieke dienst over het plaatsen van planten in de gangen en het onderhoud er van. Voor het gebruik van de kleine materialen zoals hamers, nagels, lintmeters,… richtte ik me tot de technische dienst. Enkel door overleg en communicatie kunnen we tot een goede samenwerking komen. ▪ Afspraken met de technische dienst Gedurende mijn stageperiode deed ik af en toe beroep op de technische dienst. Niet enkel voor de technische hulp kon ik er terecht, af en toe werd mij een praktische tip in verband met groen en natuur mede gedeeld. Voor het gebruik van materiaal zoals nagels, hamers, boormachine, lintmeter, … kon ik steeds aankloppen indien nodig. ▪ Afspraken met de ergotherapeuten Voor de start van de scriptie stage nam ik enkele malen contact op met mijn begeleidster. Op die manier kregen we samen zicht op de praktische uitwerking ervan. Bij de start van de stage was het duidelijk waar we naartoe wilden. Vervolgens moest ik een werkplan opstellen( zie 5.1 Opstellen van ene werkplan) volgens de 5 W’s en werd dus ook duidelijk wanneer de activiteiten zouden doorgaan. Bij het opstellen van het werkplan diende ik rekening te houden met de vaste en reeds geplande activiteiten binnen het RVT. Ik zou zelf instaan voor de groenactiviteiten en de rol als leider en begeleider steeds op mij nemen. Ik zou zelf zorgen voor het nodige materiaal/materieel. Indien ik hulp nodig had, zou ik anderen aanspreken en hen om hulp vragen. 71 ▪ Afspraken met andere personeelsleden Het plaatsen van planten en bloemen in en rond het RVT maakt dat sommige hoeken en plaatsen bezet worden en minder toegankelijk worden om te poetsen. Het afvallen van de bladeren zorgt voor vuiligheid. Het was dus wel belangrijk om eerst en vooral te gaan luisteren naar de wensen, vragen en bemerkingen van de logistieke dienst. Op die manier konden we tot een compromis komen welke de meest onderhoudsvriendelijke materialen waren. 5.2.3 Voorstelling van het project naar de bewoners toe Toen de voorbereidingen op punt stonden was het tijd om de groenactiviteiten aan alle bewoners voor te stellen. Ik ging rond in het RVT( gedurende de vijfde stageweek) met een infoblaadje( zie bijlage 8) om iedereen te verwittigen van de activiteiten. Het info-blaadje gaf in een notendop weer wat de bedoeling was van de scriptie. Niet alle vooropgestelde activiteiten werden dadelijk mede gedeeld. Daarbij gaf ik hen een klein bloempotje. Op die manier kon ik de interesse wat aanwakkeren en de bewoners er over doen praten onderling. ▪ Voorstelling aan de familieleden Aan de familieleden die dit wensten gaf ik de brochure mee( zie bijlage 7). Sommigen waren heel enthousiast en hielpen graag een handje mee bij één of andere activiteit. Anderen gaven me doorheen de stage verschillende tips mee. - ‘Als het van die erwtjes zijn die omhoog groeien hang je ze best goed vast met kippengaas. Hun draden zijn als tentakels die zich overal vastgrijpen. Op die manier kunnen ze mooi omhoog groeien.’ - ‘Dat rekje in hout vervormde helemaal van de warmte; maar geen nood, als je hier weg bent zal ik er blijven voor zorgen dat het steeds recht blijft.’ 5.3 Selectie en voorstelling bewoners Om een duidelijk beeld te krijgen van de bewoners stelde ik een korte vragenlijst op. Op die manier kon iets meer te weten komen over de interesses en de mogelijkheden van ieder van hen. Indien het beantwoorden van de vragen iets moeilijker verliep deed ik beroep op eventuele familieleden. In samenspraak met de begeleidende ergotherapeute en familieleden kozen we enkele bewoners uit die als volgbewoner zouden meehelpen aan deze scriptie. 72 5.3.1 Vragenlijst Ik benaderde de bewoners van leefgroep Klaverblad individueel. De vragenlijst verliep niet steeds even gestructureerd zoals vooropgesteld. De vragenlijst werd meestal verweven in een gesprekje als overlapping van de reeks vragen. Ik zorgde er wel steeds voor dat ik de essentiële dingen wist in verband met hun interesses voor de natuur. - Eerst en vooral stelde ik mezelf voor aan de bewoners. Ik vertelde dat ik studente was en hier tijdens de stage mijn eindwerk zou maken. Ik vroeg hun naam en of ze akkoord waren om enkele vragen te beantwoorden. - Ik legde uit wat de bedoeling juist was van mijn eindwerk en waarom ik dit wou doen met de bewoners. - Vervolgens haalde ik de vragenlijst boven. Het stellen van de vragen gebeurde op een rustige en duidelijke manier. De vragenlijst bestond uit een aantal vaste vragen( zie volgende pagina). - Na het beantwoorden van de vragenlijst bedankte ik de bewoners voor hun medewerking. Ik vertelde dat ik hen zou verwittigen bij de start van de activiteiten. - Aan de hand van de vragenlijst en de bespreking met de begeleidende ergotherapeute kwamen we tot een besluit wie zou deelnemen aan de individuele en de groepsactiviteiten. Vragenlijst: 1 – Wat was uw beroep? 2 – Wat waren uw hobby’s vroeger? 3 – Wat zijn uw hobby’s, interesses op dit moment? 4 – Waar woonde u vroeger? Landelijke of stedelijke omgeving? 5 – Had u vroeger veel groen in uw omgeving( zoals planten en bloemen)? 6 – Had u vroeger een moestuin? Kweekte u zelf groenten? 6a – Zo ja, welke? 6b – Zo neen, waarom niet? (Geen tuin, geen tijd, geen interesse,…) 7 – Hebt u interesse om mee te helpen bij het kweken van groenten binnen het RVT? 8 – Hebt u interesse om deel te nemen aan groepsactiviteiten in verband met de natuur en een groene omgeving? 5.3.2 Voorstelling enkele bewoners In mijn eindwerk bespreek ik vier bewoners van RVT Home ’t Hoge. Deze bewoners namen deel aan zowel groepsactiviteiten als individuele activiteiten. Deze vier bewoners hebben 73 allen een verschillende problematiek ( zie Hoofdstuk 2: Natuurbeleving bij ouderen met een dementieel syndroom en fysische beperkingen). Om de privacy van de bewoners te respecteren, maak ik gebruik van fictieve namen. Van in het begin maakte ik de bewoners duidelijk dat deze activiteiten in thema stonden van mijn eindwerk. Misschien vergaten de bewoners dit wel of begrepen ze me niet, de motivatie was er in ieder geval wel. De voorstelling van de bewoners hieronder beschreven is niet volledig. Alle gegevens komen uit het persoonlijke dossier, uit gesprekken met familieleden en van de bewoners zelf maar enkel de relevante gegevens worden weergegeven. Naast de anamnese, de diagnose en het beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson komt een klein deeltje ‘groene geschiedenis aan bod’. Hierin wordt kort het belang van de natuur in hun persoonlijke leven weergegeven. Ik koos voor het de woorden ‘groene geschiedenis’ daar ik steeds vraag naar de bewoners hun groenbeleving van vroeger, toen ze in hun eigen huis woonden. ▪ Bertrand - Anamnese Geboortedatum: Geboorteplaats: Woonplaats: Opnamedatum: Burgerlijke stand: Kinderen: Werk: 20/10/1922 Gentbrugge Machelen 13/02/1999 Weduwnaar 1 dochter R. ( komt iedere vrijdag avond langs) zelfstandig electriciën - Diagnose: ziekte van Korsakoff, matige dementie - Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson Sensomotorische functies en vaardigheden Bertrand verplaatst zich volledig zelfstandig binnen het RVT. Hij heeft een slepende gang en neigt met zijn romp naar rechts over te leunen. Hij heeft geen problemen met handvaardigheid. Soms hangt Bertrand voorovergebogen in zijn stoel. Bertrand heeft een enorme bewegingsdrang. Hij vertoont een aantal repetitieve bewegingen en handelingen doorheen de dag: handen wrijven, opstaan en een rondje wandelen rond de tafel, rechtstaan en terug neerzitten… Bertrand houdt er van om alle materialen aan te raken en te manipuleren. Op die manier lijkt hij contact te hebben met zijn omgeving. 74 Cognitieve functies en vaardigheden Er is een gestoord korte en lange termijn geheugen. Bertrand kan zich moeilijk voorstellen waar we zijn en welk jaar we zijn. Hij kan zijn aandacht meestal maar heel kort richten en deze is dan ook snel verdwenen gedurende activiteiten. Gedurende korte periodes kan zijn concentratie echter zeer sterk zijn. Wanneer hij nadenkt over hoe hij een bepaalde activiteit gaat uitvoeren lijkt zijn concentratie zeer sterk te zijn. Betrand persevereert vaak (het steeds herhalen of schrijven van dezelfde woorden of samengestelde zinnen). Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Bertrand heeft een normaal zelfbeeld en zegt het goed te hebben binnen het RVT. Bertrand heeft geen ziekte-inzicht. Zijn motivatie is zeer selectief en hij doet enkel mee aan de activiteiten waar hij zin in heeft. Interesses: Vroeger: voorzitter bij de civiele bescherming, voorzitter van de vereniging Franco-Belge na de oorlog (R. mocht vaak naar Parijs), R. had vroeger een kleine tuin waar hij in werkte (de tijd die hij had),… Nu: gestructureerde en eenvoudige creatieve activiteiten, knutselen, schilderen, plezierige groepsactiviteiten met muziek en dans kunnen R. bekoren,… Interpersoonlijke functies en vaardigheden Bertrand zoekt zelf contact op. Hij zal je roepen of lichamelijk contact maken (door het grijpen van je arm). Van groepsinteractie is er weinig tot geen sprake. Bertrand kan soms verbaal agressief uit de hoek komen. Dit vooral wanneer je hem zou stimuleren om deel te nemen aan een activiteit waar hij geen zin in heeft. Vriendschappelijk omgaan met Bertrand heeft een gunstig effect op de relatie en zijn gemoedstoestand. Bertrand kan zich verbaal nog uiten al loopt dit zeer moeilijk. Het is belangrijk om de communicatie aan te passen ( zie 4.2 Begeleiden van groepen – Korsakoff patiënten). - Groene geschiedenis1: Bertrand had vroeger thuis een kleine tuin( hij woonde in een meer stedelijke omgeving). Veel werkte hij er niet in daar hij veel op pad was. Het was voornamelijk zijn vrouw die de tuin onderhield. Als kind werkte zijn moeder veel in ‘den hof’. Zij was een enorme liefhebber van alles wat bloemen en planten was. Zijn eigen interesse bleef echter uit. Het gras afrijden was wel één van zijn huishoudelijke taken. 1 Uit gesprek met de dochter. 75 ▪ Elvier - Anamnese Geboortedatum: Geboorteplaats: Woonplaats: Opnamedatum: Burgerlijke stand: Kinderen: Werk: 13/06/1912 Alveringem Moeskroen 29/12/1997 weduwe 1 zoon en 1 dochter werken in een kruidenierswinkel en magazijnierster in een grootwarenhuis - Diagnose: heupprothese rechts, matige dementie, pijnlijke elleboog rechts - Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson Sensomotorische functies en vaardigheden Omwille van de heupprothese verplaatst Elvier zich in een rolwagen. Deze rolwagen kan zelfstandig bestuurd worden over kleine afstanden. Bij haar opname zat Elvier in een elektrische rolwagen. Alle transfers vanuit de rolwagen naar toilet, bed, stoel,… worden met de actieve tillift gedaan. Elvier zit recht in haar rolwagen en heeft de drang om haar benen uit te zwaaien. Elvier heeft geen moeilijkheden met haar handvaardigheid, alle grepen kunnen perfect worden uitgevoerd. Ze heeft een enorme drang tot bewegen en manipuleert alle voorwerpen die in haar omgeving te vinden zijn. Vb.: ’s Nachts trekt Elvier alle lakens van haar bed. Cognitieve functies en vaardigheden Elvier heeft een aandacht van korte duur. Wanneer Elvier een handeling aan het uitvoeren is kan ze moeilijk overgaan tot een andere handeling met hetzelfde materiaal. Elvier heeft een gestoord korte en lange termijn geheugen. Ook haar probleemoplossend vermogen is gestoord. Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Elvier heeft geen inzicht in haar eigen mogelijkheden en overschat of onderschat zichzelf wel eens. Elvier is een zeer opgewekt persoon en ze voelt zich goed in haar vel. Ze is snel te motiveren voor deelname aan activiteiten. Elvier werkt graag, ze is graag bezig. Interesses: Vroeger: zeer uiteenlopende hobby’s van naaien en breien, tuinieren tot verkopen op de markt… Elvier was dol op haar huisdieren (hondje, kat en konijnen). 76 Nu: Elvier is nog steeds geïnteresseerd in alles wat de natuur, planten en bloemen aangaat. Alle activiteiten zijn in haar ogen een mogelijkheid tot plezier en een mogelijkheid tot leren. Interpersoonlijke functies en vaardigheden Elvier zoekt spontaan contact en maakt graag een praatje (1-1 relatie). Binnen een groep praat ze tegen iedereen in haar omgeving. Elvier valt in een groep op als de grote verteller. Soms lijkt ze in zichzelf gekeerd en tot rust gekomen. - Groene geschiedenis1: Elvier heeft een hele geschiedenis achter zich van verhuizen en opnieuw beginnen in het leven. Alle huizen hadden steeds een tuin en hoe meer ze verhuisde hoe groter de tuinen werden. Haar grote tuin was haar leven. Van ’s ochtends tot ’s avonds kon Elvier er in werken. De moestuin – met al die gezonde groenten - werd met liefde verzorgd. Elvier houdt enorm van snijbloemen en haar huis stond er steeds vol van. Elvier houdt van een natuurlijke omgeving. In het begin van haar opname, voor het plaatsen van een heupprothese, kon ze zich nog zelfstandig verplaatsen. Ze maakte vaak wandelingen in de omgeving van het RVT. Elvier vroeg nog zelf een bankje aan ‘te velde’ om te rusten tijdens de wandelingen. Op dit bankje ging ze zitten om te lezen. Het gebruik van een elektrische rolwagen wordt afgeraden wegens te groot mentaal verval. ▪ Albertien - Anamnese Geboortedatum: Geboorteplaats: Woonplaats: Opnamedatum: Burgerlijke stand: Kinderen: Werk: 26/05/1920 Outrijve Kortrijk 10/10/2005 weduwe 1 zoon Albertien was huishoudster ( maakte ook haar kleren zelf) en hielp bij vrienden in een ‘schrijfwinkel’. Albertien deed de vertalingen (Frans). - Diagnose: Ziekte van Parkinson (zie 2.5. Ziekte van Parkinson) - Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson Sensomotorische functies en vaardigheden Albertien kan, mits begeleiding aan haar linker zijde, stappen binnen het RVT. Omwille van evenwichtsstoornissen en ‘freezing’ ( zie 2.5. Ziekte van Parkinson) verloopt het stappatroon 1 Uit gesprek met de dochter. 77 soms moeilijker. De verplaatsing over grotere afstanden moet worden gedaan met behulp van een rolwagen. Albertien loop met haar romp voorovergebogen ( kyfose). Omwille van een tremor in de handen verlopen bepaalde fijn motorische handelingen wat stroever. De kracht in de handen is ook verminderd. Anders zijn alle grepen perfect in orde en motorisch gezien uitvoerbaar. Cognitieve functies en vaardigheden Albertien heeft een beperkte en selectieve aandacht, ze lijkt soms afwezig te zijn. Albertien is af en toe gestoord in de oriëntatie naar tijd en ruimte toe (niet in persoon). Uit zichzelf zegt ze veel te vergeten, zowel dingen die net gebeurden als herinneringen uit het verleden. Nieuwe gegevens in haar leven kan Albertien nog moeilijk opslaan in haar geheugen. Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Albertien heeft een zeer laag zelfbeeld, ze begrijpt het nut niet waarom ze nog leeft. Het lijkt alsof ze weinig emoties toont maar ze kan deze enkel uitdrukken door ze te verwoorden. Haar gezicht is een ‘pokerface’ (zie 2.5. Ziekte van Parkinson). Albertien is selectief gemotiveerd en doet enkel mee aan activiteiten waar ze zin in heeft. Indien ze haar niet goed voelt wil ze wel bij de groep zitten zonder actieve deelname. Interesses: Vroeger: kleren maken, muziek beluisteren, tv kijken, op reis gaan naar Oostenrijk, Italië en Duitsland, verzorgen van haar tuin,… Nu: lezen in de boekjes, naaiclubje, groenactiviteiten,… Albertien kijkt veel minder tv dan vroeger, ze kijkt nooit tv rond het middaguur. Albertien kent nog een ruime interesse in verband met de aangeboden activiteiten. Interpersoonlijke functies en vaardigheden Albertien knoopt minder spontaan zelf een gesprek aan maar is wel zeer uitnodigend om tegen te praten. Er komt steeds reactie waarbij het gesprek aan de gang blijft. Ze praat in duidelijke volzinnen. Ze zal ook vaak het gedrag van de andere groepsleden opmerken naar een begeleider toe. Albertien kan bazig en commanderend overkomen naar andere bewoners toe. - Groene geschiedenis: Albertien had vroeger een grote tuin met daarin veel bloemen, planten en bomen. De tuin liep rondom rond het huis. De bloemen en planten die in haar tuin stonden kwamen nooit van een scheutje van anderen. Albertien kocht ze steeds zelf nieuw om ze te verplanten. Er was een kleine moestuin die ze graag verzorgde. De groenten die ze kweekte werden ook aan kennissen gegeven om op te eten. Toen er nieuwe buren kwamen wonen stopte Albertien met groenten kweken. De buren deden dit nu ook en de oogst werd gedeeld. 78 ▪ Beatrijs - Anamnese Geboortedatum: Geboorteplaats: Woonplaats: Opnamedatum: Burgerlijke stand: Werk: 28/09/1925 Woumen Bellegem - Moeskroen 13/12/2004 Weduwe Bobijnster in Frankrijk. - Diagnose: Beginnende dementie - Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson Sensomotorische functies en vaardigheden Beatrijs verplaatst zich volledig zelfstandig van haar kamer naar de leefruimte (en omgekeerd) met een wandelstok. Beatrijs heeft af en toe last van evenwichtsstoornissen waardoor er gevaar is om te vallen Ze kan volledig zelfstandig rechtstaan en opzitten in een stoel met leuning. Beatrijs ondervindt geen problemen met haar handvaardigheid. Beatrijs heeft nood aan een bril en draagt deze dan ook steeds. Bij het maken van fouten bij het lezen en schrijven zijn deze fouten toe te wijden aan het hebben van een foute bril. Beatrijs heeft twee brillen, een leesbril en één om ver te zien. Cognitieve functies en vaardigheden Beatrijs kan haar aandacht bij een activiteit houden. Ze kan gemakkelijk beginnen vertellen over iets anders maar verliest haar werk/handeling niet uit het oog. Het is moeilijk voor Beatrijs om te blijven luisteren naar de anderen. Verder is er soms enig verwardheid in tijd op te merken. Haar lange termijn geheugen is soms gestoord. Deze cognitieve stoornissen zorgen echter niet voor problemen binnen haar dagdagelijkse functioneren. Intrapersoonlijke functies en vaardigheden Beatrijs heeft een redelijk inzicht in eigen vermogen. Soms bekijkt ze zichzelf wat negatief al zal ze dit proberen weg te stoppen door eventueel façadegedrag te vertonen. Beatrijs vertoont veel psycho-somatische gedrag wat zich bij haar uit in buikpijnen. Beatrijs is snel te motiveren maar toch is haar motivatievermogen selectief. Indien ze geen zin heeft om aan iets mee te doen zal ze ook niet meedoen. Interesses: Vroeger: breien en haken, muziek beluisteren, manillen, pikkezotjagen, huishoudelijk werk, de tuin, … 79 Nu: Beatrijs heeft veel interesses en doet aan verscheidene activiteiten mee. Interpersoonlijke functies en vaardigheden Beatrijs spreekt je spontaan aan (1-1 relatie). Beatrijs snapt het verschil tussen een serieus gesprek, wat humor en/of ironie… Ze beschikt over een groot vermogen tot groepsinteracties. Beatrijs praat tegen iedereen in haar buurt en laat het ook niet na om commentaar te geven indien ze dit nodig acht. Beatrijs is beschermend ten opzichte van andere bewoners. Tegenover één van haar tafelgenoten vertoont ze bemoederend gedrag. Dit gedrag wordt ook zeer geapprecieerd. - Groene geschiedenis: Beatrijs had steeds een grote tuin maar zonder moestuin. Haar interesse ging en gaat uit naar alles wat bloemen en planten is. Beatrijs hecht het meeste belang aan de schoonheid en de rust die bloemen uitstralen. In haar ouderlijke thuis werden groenten gekweekt maar daar toonde ze weinig interesse voor. 5.4 Doelstellingen groenactiviteiten1 Een doelstelling zet een motief om in een concreet antwoord of een praktische oplossing. Deze doelstellingen kunnen zowel gelden voor een hele groep (algemene doelstellingen) als voor één groepslid( individuele doelstellingen). Doelstellingen moeten relevant, uitvoerbaar, meetbaar zijn en er moet zich uiterlijk aanwijsbaar gedrag voordoen. Doelstellingen moeten kunnen bijgestuurd worden in de toekomst. 5.4.1 Algemene doelstellingen Groenactiviteiten kunnen herinneringen oproepen, de sociale behoefte vervullen, het gevoel van eigenwaarde stimuleren, onze zintuigen stimuleren en onze kennis verruimen. De voordelen van tuintherapie zijn te plaatsen op intellectueel, sociaal, emotioneel en fysiek vlak( zie 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit). ▪ Senso-motorisch functiegebied (fysiek vlak) - Onderhouden en stimuleren van de fijne en de grove motoriek. - Stimuleren van de zintuigen. ▪ Cognitief functiegebied (intellectueel vlak) - Eigen inbreng en kennis stimuleren gedurende de activiteiten. 1 DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117p. 80 - Stimuleren tot het ophalen van herinneringen. - Opdoen van nieuwe kennis. - Stimuleren van de aandacht en de concentratie. ▪ Interpersoonlijk functiegebied (sociaal vlak) - Bevorderen van de communicatie tussen de bewoners. - Stimuleren van het contact tussen de bewoners en de begeleiders. ▪ Intrapersoonlijk functiegebied (emotioneel vlak) - Bevorderen van de positieve leefsfeer en het leefklimaat. - Een zinvolle en aangename dagbesteding aanbieden. - Zich aanvaard en nodig laten voelen (werken aan de autonomie). - Stimuleren van het zelfvertrouwen. De verschillende groenactiviteiten zorgen voor hun eigen effecten en deze zijn dan nog eens persoonafhankelijk. Daarom is het belangrijk om voor iedereen apart een eigen doelstelling voorop te stellen. Op die manier wordt het werken met mensen in groep en individueel een heel stuk nuttiger en eenvoudiger. Als begeleider ken je de mogelijkheden en beperkingen van alle groepsleden. 5.4.2 Individuele doelstellingen ▪ Bertrand - Ombuigen van rusteloos gedrag en zijn bewegingsdrang in zinvol actief bezig zijn. - Stimuleren van het richten van de aandacht op één specifieke handeling. - Kunnen richten van de aandacht op een specifieke handeling zonder begeleiding. - Stimuleren van een positief sociaal contact; Betrand kan mensen benaderen zonder hen vast te grijpen. - Gedurende een volledige activiteit bij de groep blijven zitten. ▪ Elvier - Ombuigen van fysieke rusteloosheid tot een zinvolle activiteit. - Stimuleren van de autonomie; Elvier kan zelfstandig handelingen uitvoeren met betrekking tot haar eigen interesse. - Stimuleren tot het correct uitvoeren van een opgelegde handeling; Elvier kan twee verschillende handelingen na elkaar uitvoeren met dezelfde materialen. - Stimuleren van de concentratie; Elvier kan gedurende de opgelegde periode bij één activiteit blijven. 81 - Stimuleren van het ophalen van herinneringen; Elvier kan haar eigen vroegere kennis delen met anderen. - Stimuleren van een positief sociaal contact in een groep; Elvier kan tijdens een gesprek luisteren naar de andere zonder deze te onderbreken. ▪ Albertien - Stimuleren van de autonomie; Albertien kan zichzelf motiveren om fysiek deel te nemen aan activiteiten. - Stimuleren van het zelfvertrouwen; Albertien durft antwoorden op vragen tijdens een groepsactiviteit. - Stimuleren van de fijn motorische bi-manuele handelingen; Albertien kan groentezaden zaaien door samenwerking van beide handen - Stimuleren, bevorderen en onderhouden van de verstandelijke functies. ▪ Beatrijs - Stimuleren van de deelname aan activiteiten vanuit de eigen interesse; Beatrijs komt uit zichzelf naar beneden voor de activiteiten. - Stimuleren van een zinvol gevoel (ik ben nodig); bijdrage tot haar autonomie. - Stimuleren tot eigen positieve inbreng in het groepsgebeuren; Beatrijs kan haar eigen ideeën brengen naar de begeleiders toe. Besluit Als voorbereiding van de activiteiten en de scriptie was het belangrijk om een werkplan op te stellen. Dit werkplan omvat de doelgroep waarmee ik wilde werken, het waarom ik deze activiteiten wilde uitwerken, de doelstellingen en hoe ik deze wilde bereiken. Ik stelde dit plan voor aan de directie, de verantwoordelijke bewonerszorg en alle personeelsleden. Na het krijgen van goedkeuring in verband met mijn werkplan en het maken van de nodige afspraken stelde ik mijn scriptie voor aan de bewoners en hun familieleden. Via een vragenlijst selecteerde ik, samen met de verantwoordelijke ergotherapeute, de bewoners die zouden deelnemen aan de groenactiviteiten. Los van deze vragenlijst was iedereen vrij om deel te nemen aan de activiteiten of niet. Als laatste is er een weergave van de algemene en de individuele doelstellingen die ik wenste te bereiken met de groenactiviteiten en de inrichting van de woonomgeving. Na het uitwerken van al deze voorbereidingen kon ik samen met de bewoners aan de slag om via deze groenactiviteiten er een onvergetelijke tijd van te maken. 82 6 Beleving van de voorgestelde groenactiviteiten Inleiding Na het treffen van de nodige voorbereidingen kon dus de praktische uitwerking samen met de bewoners beginnen. De belevingen en doelstellingen van groenactiviteiten liggen telkens anders. Aan de hand van het voorgestelde schema van Margadant-Van Arcken wil ik een duidelijk beeld scheppen van de soorten natuurbeleving. Omdat er te veel activiteiten doorgingen en ik die onmogelijk allemaal kan bespreken koos ik er achttien uit. Veertien daarvan zijn activiteiten met de volgbewoners. Vier beschreven activiteiten geven een korte voorstelling weer van de reactie van andere bewoners. Als laatste breng ik een evaluatie van de algemene en individuele doelstellingen. 6.1 Activiteiten in praktijk 6.1.1 Groepsactiviteiten en individuele activiteiten (Zie 5.1 Opstellen van een werkplan) ▪ Groepsactiviteiten De groepsactiviteiten gingen van het schilderen van de bloempotten en maken van bloemstukjes tot een volledige namiddag in teken van de lente. Alle groepsleden werken rond dezelfde activiteit. Meestal wordt iedere bewoner uitgenodigd om één deelstap van het geheel voor zijn rekening te nemen. Op die manier komt ook iedereen aan bod. Vb.: Bij het planten van de viooltjes voor buiten werken we met 6 samen. Éen bewoner vult de bloembakken met potgrond, de andere maakt de bloemen los uit hun vorige pot en de laatste bewoner plant de bloemen in de potgrond.We werken met twee begeleiders en bij iedere begeleider helpen 3 bewoners. De activiteiten gaan steeds door in leefruimte klaverblad. Bij goed weer kan eventueel buiten worden gewerkt. Voor de groepsactiviteiten wordt meestal met meer dan 1 begeleider gewerkt. Met meerdere begeleiders is het eenvoudiger om alle bewoners evenveel te benaderen. Hun noden en behoeftes worden beter waargenomen. ▪ Individuele activiteiten De individuele activiteiten gaan van het verzorgen van de planten en de bloemen tot het zaaien van allerlei groenten. Er is een 1-1 relatie wat het sociale contact optimaliseert. 83 Vb.: De maandagnamiddag na de groepsactiviteit wordt aan alle planten, samen met een bewoonster, water gegeven. De activiteiten gaan door in leefruimte klaverblad, buiten of op de kamer. Dit al naar gelang het weer en de soort activiteit. De activiteiten worden door 1 begeleider begeleidt( gedurende de scriptieperiode zal ik de taak van begeleider op mij nemen). 6.1.2 Indeling op natuurbeleving Natuur wordt door iedereen anders beleefd. Iedereen heeft zijn eigen voorkeur voor een bepaalde omgeving. Iedereen zoekt om eigen redenen de natuur op. Margadant-Van Arcken (1994) deed onderzoek naar de natuurbelevingswaarde. Het grote onderscheid bestaat er in dat er rustzoekers en activiteitenzoekers zijn. De rustzoekers zoeken de rust en de ontspanning op in de natuur terwijl de activiteitenzoekers de natuur opzoeken voor actieve dingen. De natuur neemt op die manieren verschillende plaatsen in. De natuur kan een centrale plaats innemen en dus op de voorgrond staan. Daartegenover kan de natuur als achtergrond en decor dienen. Vb.: Een bewoonster gaat bij mooi weer dadelijk naar buiten om te wandelen. Zoals steeds neemt ze dezelfde weg en gaat op het zelfde bankje zitten. Ze neemt haar boek bij de hand en gaat zitten lezen. Deze dame zoekt de natuur op om er rust te vinden om haar boek te lezen. Het boek lezen is de hoofdactiviteit en ze zoekt de natuur op om er rust te vinden. Deze bewoonster is een rustzoeker met de natuur op de achtergrond. De bewoners in RVT Home ’t Hoge zijn omwille van hun beperkingen afhankelijk van anderen om activiteiten en handelingen uit te voeren( zie 1.2 Meerwaarde van een natuuractiviteit). De natuuractiviteiten met betrekking tot deze scriptie worden aangeboden door de ergotherapeuten. De natuur wordt naar binnen gebracht. Op die manier kunnen de bewoners geen activiteitenzoekers zijn, of toch… Vb.: Bij het betreden van de binnentuin gaat een bewoonster er spontaan op uit om de viooltjes te bekijken en de dode bladeren te verwijderen. Alle gegeven groenactiviteiten en hun effecten( zie 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit) kunnen bekeken worden vanuit het schema van natuurbelevingwaarden van Margadant-Van Arcken (1994). 84 Natuur op achtergrond 2 1 4 3 Rustzoekers Activiteitenzoekers 5 1 Natuur op voorgrond 1 – Oproepen van herinneringen, herkenning. 2 – Stimuleren gevoel van eigenwaarde. 3 – Vervullen van de sociale behoeften. 4 – Stimuleren van de zintuigen. 5 – Opdoen van kennis. 6.1.3 Activiteiten Bertrand ▪ Groepsactiviteit: Zaaien tuinkers en ‘tagetes’ ▪ Groepsactiviteit 1 Betrand: Zaaien tuinkers en ‘tagetes’ Datum: donderdag 16 februari 2006 Materiaal: Zaden tuinkers en ‘tagetes’ en zaai- en stekgrond. Materieel: Schorten, handschoenen, krantenpapier, lat, zaaibakjes en decoratie gieters. 1 Figuur 1: Indeling effecten van natuuractiviteiten in schema natuurbelevingwaarden [Schema naar Margadant-Van Arcken, 1994] 85 Opstelling: leefruimte klaverblad = Bertrand = bewoners die deelnemen = begeleiders Aandachtspunten: We proberen Bertrand zoveel mogelijk bij de activiteit te betrekken en hem bepaalde handelingen te laten uitvoeren. Bertrand vraagt om een korte en duidelijke aanpak( zie 4.3 begeleiden van activiteiten met dementerende ouderen – Korsakoff patiënten). Bertrand kan werken op eigen tempo net zoals de rest van de bewoners. Omschrijving van de activiteit: Elke bewoners kiest wat hij wil zaaien: tuinkers of ‘stinkerkes’. Ik leg uit dat de ene een groente is en de andere een bloem. Eerst komt de vraag of iemand deze soorten kent, waarvoor ze dienen, hoe ze er uit zien,… Vervolgens vullen we de bakjes of gieters met zaaien stekgrond. Elk om beurt worden gootjes gemaakt in de aarde. Ieder krijgt op zijn beurt de juiste zaden en zaait deze in de geulen. De geulen worden toegedekt met aarde en lichtjes aangestampt. Als laatste bevochtigt ieder zijn eigen potje. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Bertrand neemt plaats op een stoel die op de hoek van de tafel staat en schuift deze al zittend achteruit. - Bertrand zit met de benen open voorovergebogen op de stoel. Zijn ellebogen steunen op zijn knieën en zijn hoofd steunt tussen zijn handen. - Bertrand blijft zo 45 minuten zitten zonder te bewegen. Cognitief functiegebied - /(Geen opmerkelijke observaties daar Bertrand niets zegt of vraagt.) Intrapersoonlijk functiegebied - Bij het vragen of Bertrand wil meedoen aan de activiteit zegt hij van niet. - Na de start van de activiteit komt Bertrand er bij zitten. 86 - Bertrand wil nog steeds niet meedoen aan de activiteit indien ik het vraag. Interpersoonlijk functiegebied - Bertrand zegt de hele activiteit niks. - Bertrand kijkt constant naar de andere bewoners. Evaluatie: - Bertrand was weinig gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit. - Bertrand vertoont totaal geen rusteloos gedrag gedurende de activiteit. Bertrand was geconcentreerd op de activiteit zonder er effectief aan deel te nemen. - Bertrand legde geen spontane sociale contacten, weinig sociaal vaardig. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Individueel gaan werken met Betrand is misschien nuttig om een positief sociaal contact te creëren. - Activiteiten aanbieden die leiden tot het verminderen van zijn grote bewegingsdrang. Betrand werkte uiteindelijke niet meer mee aan de groenactiviteiten. Zijn motivatie was totaal afwezig. Het bleef nog steeds iedereen zijn eigen keuze om deel te nemen of niet. Betrand zijn interesse in groenactiviteiten bleek niet groot genoeg te zijn. Enkel door de interesse en de motivatie van de bewoners kan er aan de doelstellingen voldaan worden. 6.1.4 Activiteiten Elvier ▪ Groepsactiviteiten: ▪ Individuele activiteiten: - zaaien van radijzen en salade - ‘het weer’ - planten water geven - verplanten radijzen - onderhouden viooltjes ▪ Individuele activiteit 1 Elvier: planten water geven Datum: maandag 6 maart 2006 Materiaal: kamerplanten binnen het RVT Materieel: flessen met kraantjeswater( om de gieter bij te vullen onderweg), gieter Opstelling: We zoeken alle kamerplanten in de gangen op. Eerst gaan we alle planten op het gelijkvloers water geven. Daarna gaan we naar de eerste verdieping om daar onze toer te doen. 87 Aandachtspunten: Elvier zoveel mogelijk zelf laten doen. Er voor zorgen dat er geen water overloopt zodat de vloer nat wordt. Omschrijving van de activiteit: Ik duw Elvier in haar rolwagen doorheen alle gangen van het RVT. Wanneer we een plant zien staan houden we halt. Ik vraag telkens of Elvier het een mooie plant vindt en of ze zo één kent. Ik laat Elvier zelf de flessen openen en de planten begieten( tenzij de plaats van de planten te weinig toegankelijk is voor een rolwagen). Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Bi-manuele handelingen: Elvier houdt de flessen vast tussen beide handen om over de planten te gieten. - Elvier gaat haar romp voorover buigen uit haar rolwagen om aan de planten te kunnen. - Elvier voelt eerst aan de grond om te kijken hoe nat of droog de planten staan. Cognitief functiegebied - Elvier zegt dat dit leven is. Planten zijn zoals mensen en wij groeien ook. Als we geen water krijgen gaan we ook dood. Elvier zegt dat het allemaal een leren is. - Elvier vertelt over welke planten en bloemen ze allemaal had thuis. - Elvier weet veel tips te vertellen om planten te kunnen onderhouden. Vb.: De planten moeten altijd veel licht hebben, niet te veel water krijgen, geen water over de bloemen gieten als ze in de zon staan want ze zouden kunnen verbranden,… Intrapersoonlijk functiegebied - Elvier zegt het leuk te vinden om de planten water te geven. Ze vindt het wel veel werk voor 1 persoon. - Elvier zegt de planten echt mooi te vinden. - Wanneer we bij de plant zelf staan begint ze spontaan te vertellen over het leven en het leven beleven. Interpersoonlijk functiegebied - Elvier roept indien ze een plant ziet staan. - Elvier knoopt spontaan een gesprek aan. Ze stelt zelf vragen. Evaluatie: - Deze activiteit wekt enorm veel gevoelens op bij Elvier. Herinneringen van vroeger komen boven en ze gaat er over nadenken. - Elvier weet hoe planten te verzorgen en wil haar kennis delen met anderen. Ze knoopt spontaan gesprekken aan. 88 Aandachtspunten naar de volgende keer: - Zorgen voor onderzetborden voor de planten zodat het water niet steeds uitloopt en de vloer nat wordt. ▪ Groepsactiviteit 1 Elvier: zaaien van radijzen en salade Datum: woensdag 15 maart 2006 Materiaal: Zaden radijzen en salade, zaai- en stekgrond Materieel: schorten, handschoenen, krantenpapier, zaaibakjes Opstelling: leefruimte klaverblad = Elvier = bewoners die deelnemen = begeleiders Aandachtspunten: Alles stap voor stap gaan toelichten is een noodzaak. Duidelijke mondelinge instructies geven en deze eventueel nog eens voortonen. Omschrijving van de activiteit: Elke bewoners kiest wat hij wil zaaien: radijzen of salade. Eerst en vooral leg ik uit wat de bedoeling is van het zaaien. Ik vertel dat de zaden in de kweekbakken terechtkomen buiten. Vervolgens vullen we de bakjes met zaai- en stekgrond. We moeten de grond eerst wat aanduwen. Elk om beurt worden geulen gemaakt in de aarde. Ieder krijgt op zijn beurt de juiste zaden en zaait deze in de geulen. De geulen worden toegedekt met aarde en lichtjes aangestampt. Als laatste bevochtigt ieder zijn eigen potje. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Elvier heeft hulp nodig bij het aandoen van haar schort. Ze neemt ze in de hand en draait ze enkele malen rond. Ze kijkt er naar en blijft ze ronddraaien in beide handen. - Elvier duwt zichzelf af aan de tafel waardoor ze iets verder van de tafel af zit. 89 - - Om aan de materialen te kunnen strekt Elvier zich volledig uit zonder dichter te gaan met de rolwagen. Elvier vult haar zaaibak langzaam met aarde. Beetje per beetje verbrokkelt ze de aarde met beide handen. Elvier duwt de aarde telkens aan met slechts een vinger. Ze wisselt af met een vinger van haar rechterhand en linkerhand. Elvier zegt pijn te hebben aan de linkerarm en moeilijk te kunnen werken met haar rechterarm( zie ook cognitief functiegebied wegens een foute interpretatie van Elvier) Elvier giet de zaadjes uit op tafel en neemt zaadje voor zaadje op om in de aarde te leggen. Cognitief functiegebied - Elvier werkt zonder het te vragen alle handelingen af in volgorde. - Elvier zegt dat ze dit nog nooit heeft gedaan. - Elvier is volledig geconcentreerd op de activiteit. Ze werkt constant door en is niet te verstoren. - Probleemoplossend vermogen: wanneer de zaden niet blijven hangen aan haar vinger likt ze er telkens aan vooraleer één op te nemen. Intrapersoonlijk functiegebied - Elvier zegt de activiteit niet leuk te vinden. - Na het wassen van de handen blijft Elvier zeggen dat haar nagels vuil zijn. Interpersoonlijk functiegebied - Elvier zit in haar rolwagen en zegt bijna niets. Behalve dat haar arm pijn doet en dat ze het niet leuk vindt. Evaluatie: - Elvier levert zeer fijn werk maar werkt ook zeer traag. - Elvier zoekt geen contact op met de andere bewoners. - Hoewel Elvier de activiteit niet leuk vindt, pijn heeft aan beide armen werkt ze constant door zonder zich te laten verstoren. - Elvier kon zich niet herinneren dat ze dit vroeger bijna iedere dag deed( uit gesprekken met haar dochter bleek Elvier steeds in haar moestuin te werken vroeger). Aandachtspunten naar de volgende keer: - Het blijft belangrijk om Elvier te stimuleren om door te werken tijdens de activiteit. 90 ▪ Groepsactiviteit 2 Elvier: ‘Het weer’ Datum: woensdag 22 maart 2006 Materiaal: Weerstation buiten, Barometer binnen Materieel: lijm, schaar, prenten ‘het weer’, gekleurd papier Opstelling: leefruimte klaverblad = Elvier = bewoners die deelnemen = begeleider Aandachtspunten: De bewoners komen elk evenveel aan de beurt en daar houd je als groepsleider de hand in. Iedereen luistert naar elkaar en laat elkaar uitspreken. Omschrijving van de activiteit: De activiteit en zijn doelstellingen liggen vooral bij het cognitieve functiegebied van de bewoners. Iedereen neemt plaats aan tafel. In het midden van de tafel ligt het grote gekleurde blad. Er rond liggen de prenten van allerlei voorwerpen, weersomstandigheden,… Bij het praten over het weer worden telkens de juiste prenten uitgezocht om deze vervolgens uit te knippen en op te kleven. Aan het einde van de activiteit hebben we een grote collage om uit te hangen. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Elvier knipt de prenten uit. Ze knipt ze uit op het lijntje. Elvier houdt het blad vast met haar linkerhand om te knippen met de rechterhand. - Elvier kleeft de prenten op. Ze fixeert ze op de tafel met haar linkerhand en lijmt met de tube met haar rechterhand. - Naar het einde van de activiteit toe zit Elvier met haar hoofd voorover gebogen in haar rolwagen te slapen. Cognitief functiegebied - Elvier kan niet antwoorden op de vragen. - De verhalen die Elvier vertelt hebben niets te maken met het onderwerp. Ze valt vaak in herhaling. 91 - Elvier verstaat niet wat we met de activiteit willen bereiken en vraagt telkens opnieuw waarom we dit doen. Intrapersoonlijk functiegebied - Elvier zegt het hier raar te vinden. Interpersoonlijk functiegebied - Elvier kijkt de anderen van de groep nauwelijks aan. - Elvier neemt het materieel dat ze nodig heeft af van anderen zonder te vragen. - Elvier onderbreekt de andere groepsleden om zelf iets te vertellen. Evaluatie: - Elvier is redelijk perfectionistisch in het knippen en plakken. Ze neemt haar tijd om het goed te doen. - Elvier vindt de activiteit saai en valt in slaap. - Elvier heeft weinig sociale vaardigheden getoond tijdens deze activiteit, ze luisterde niet naar de anderen en nam hun materiaal af zonder vragen. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Dit is geen gepaste activiteit voor Elvier. Het werken met concrete materialen en deze manipuleren is meer iets voor haar. - Cognitief was deze activiteit veel te moeilijk voor Elvier. - Blijven stimuleren van haar sociale vaardigheden blijft belangrijk. ▪ Individuele activiteit 2 Elvier: verplanten radijzen Datum: donderdag 20 april 2006 Materiaal: Kweekbakken buiten( zie bijlage 3), gezaaide radijzen in de zaaibakken, zaaibakjes in biologisch afbreekbaar raffia Materieel: / (de eigen handen) Opstelling: buiten in de binnentuin van RVT Home ‘t Hoge = Elvier = begeleider Radijzen en salade Salade en erwtjes 92 Aandachtspunten: - Per vakje 1 plantje. - Veel water geven aan de radijzen. - Stap voor stap de handelingen uitleggen. Omschrijving van de activiteit: - Eerst en vooral gooien we samen de kweekbak vol aarde en verdelen we deze gelijkmatig over de bodem. - Vervolgens duwen we de aarde wat aan. - We nemen de raffiabakjes ter hand. - Elvier vult deze voor de helft met aarde. - Per vakje plaatst Elvier 1 plantje (die de begeleider dunde uit de zaaibak). - De vakjes worden verder volledig opgevuld met aarde en in de volle grond geplaatst in de kweekbak. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Elvier breekt voorzichtig de aarde die in de kweekbak ligt met de duim en de wijsvinger van beide handen( ze wrijft de aarde tussen haar vingers). - Elvier duwt de aarde in de vakjes maar weinig aan. - Na de volledige activiteit blijft Elvier zitten en duwt de aarde aan rond de radijzen met haar rechterhand terwijl ze zicht vasthoudt aan de kweekbak met haar linkerhand. Cognitief functiegebied - Elvier onthoudt de volgorde van de handelingen moeilijk. Wanneer ze de bakjes half moet vullen vult Elvier ze helemaal. Wanneer ik zeg dat de vakjes halfvol moeten zijn om de radijzen er in te planten vult Elvier ze na enige tijd weer helemaal. Intrapersoonlijk functiegebied - Elvier zegt dat ze zichzelf terug ziet zitten in haar eigen tuin zoals vroeger. Interpersoonlijk functiegebied - Elvier zit in haar rolwagen en zegt bijna niks. Behalve dat haar arm pijn doet en dat ze het niet leuk vindt. - Elvier zegt dit graag te doen maar dat ze nog nooit eerder thuis radijzen kweekte. - Wanneer Elvier de radijzen aan het rechtzetten is laat ik haar even alleen. Wanneer ik terugkom zegt Elvier me thuis te zijn. Evaluatie: - Elvier levert zeer fijn werk met haar handen maar werkt ook zeer traag. 93 - - Elvier blijft na de activiteit zitten en duwt de aarde rond de radijzen aan. Ze vindt de activiteit eerst niet leuk. Na enige tijd windt ze de activiteit wel leuk en herinnert zich vele dingen van vroeger. Elvier is eerder stil tijdens deze activiteit( veel denken?). Aandachtspunten naar de volgende keer: - Het blijft belangrijk om Elvier te stimuleren om door te werken. - Concrete individuele handelingen zijn voor Elvier het eenvoudigst uit te voeren. Niet te snel veranderen van handeling met dezelfde materialen. Dit is nodig om verwarring en foutieve handelingen te voorkomen. ▪ Individuele activiteit 3 Elvier: onderhouden viooltjes( niet geplande activiteit) Datum: donderdag 20 april 2006 Materiaal: Bloembakken buiten met witte viooltjes in( zie bijlage 5 en 10) Materieel: / (de eigen handen) Opstelling: Rondom rond de binnentuin staan op de vensterbanken van de kamers bloembakken met viooltjes in (zelf geplant). Aandachtspunten: - In de tuin is veiligheid steeds belangrijk. Elvier mag zelfstandig rondrijden in de tuin maar het is belangrijk als begeleider haar nauwlettend in het oog te houden. Omschrijving van de activiteit: De bewoners van leefgroep klaverblad zouden in de binnentuin gaan zitten met het mooie weer. De geïnteresseerden konden dan nog eens kijken naar de gekweekte groenten. Elvier is als eerste buiten en ik zeg haar eens te gaan kijken naar de groenten. Ik haal ondertussen de andere bewoners om buiten te zitten. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Elvier rijdt zelf naar de bloembakken. Eén voor één loopt ze de vensterbanken af. - Elvier rijdt zo dicht mogelijk bij de vensterbanken. - Elvier buigt haar romp voorover om aan de bloemen te kunnen. - Met haar rechterhand voelt ze of de aarde nat is. - Elvier trekt met beide handen de droge bloemen af. - Elvier heeft genoeg kracht om een waterspuit te gebruiken. 94 Cognitief functiegebied - Elvier gaat uit zichzelf de droge bloemen verwijderen. - Ze weet me te vertellen dat wanneer je de droge bloemen verwijdert je plaats maakt voor nieuw leven. - Bij het nemen van de waterspuit weet Elvier niet hoe deze te gebruiken. Wanneer ik het gebruik uitleg en voortoon lukt het vlot. Elvier legt de spuit even aan de kant en is nadien vergeten hoe ze werkt. Intrapersoonlijk functiegebied - Elvier gaat spontaan de bloemen opzoeken en ze verzorgen. - Elvier zegt liever gekleurde viooltjes te zien. Mocht ze zelf kiezen ze zou overal verschillende kleuren plaatsen. Interpersoonlijk functiegebied - Elvier komt tot bij mij met haar rolwagen en weet me te zeggen dat de bloemen droog staan en dringend water moeten krijgen. Evaluatie: - Elvier is cognitief redelijk sterk voor het onderhouden van planten en bloemen. Ze deelt haar kennis met anderen uit de omgeving. - De natuur roept voor haar veel herinneringen op. - Elvier houdt van de natuur en zoekt deze spontaan op. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Het is mogelijk om Elvier zelfstandig in de tuin te laten om de bloemen te onderhouden. - Het is belangrijk dat alle bloembakken toegankelijk zijn met de rolwagen zodat Elvier en andere bewoners er bij kunnen. 6.1.5 Activiteiten Albertien ▪ Groepsactiviteiten: - zaaien tuinkers en ‘tagetes’ - ‘het weer’ - maken bloemstukjes Pasen ▪ Individuele activiteiten: - zaaien kruiden ▪ Groepsactiviteit 1 Albertien: Zaaien tuinkers en ‘tagetes’ Datum, Materiaal, Materieel: Zie 6.1.3 Activiteiten Bertrand: groepsactiviteit zaaien tuinkers en ‘tagetes’. 95 Opstelling: = Albertien = bewoners die deelnemen = begeleiders Aandachtspunten: Stimuleren van een positief gevoel bij Albertien is zeer belangrijk. Het luisteren naar haar gevoelens is belangrijk. Als begeleider probeer ik anders de gesprekken zoveel mogelijk in verband met de activiteit te houden. De bi-manuele handelingen zijn zeer belangrijk en dienen te worden gestimuleerd. Albertien alles op eigen tempo laten uitvoeren is belangrijk( omwille van de ziekte van Parkinson). Omschrijving van de activiteit: Zie 6.1.3 Activiteiten Bertrand: groepsactiviteit zaaien tuinkers en ‘tagetes’. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Albertien heeft een zeer moeilijke gang( veel ‘freezing’) tot aan haar zitplaats. - Albertien vertoont een hangende houding op de stoel. De schouders hangen naar voor en de rug is gekromd. - Albertien heeft een lichte tremor in haar rechterbeen. - Albertien schudt de zaadjes uit de zak met haar rechterhand en vangt deze op met haar linkerhand. Het uitschudden verloopt langzaam omwille van een lichte tremor. - De zaden liggen in haar linkerhand en worden met de rechterhand in de geulen gewreven. - Albertien kan de geulen moeilijk onderscheiden van de andere grond( zelfs met haar bril aan). Cognitief functiegebied - Albertien zegt deze groenten en bloemen niet te kennen. Bij het tonen van een prent zegt ze deze toch te kennen. 96 - Probleemoplossend vermogen: wanneer het uitstrooien van de zaden niet lukt omwille van de tremor zoekt Albertien een oplossing om het toch te doen slagen( zie sensomotorisch functiegebied) Intrapersoonlijk functiegebied - Albertien blijft proberen de zaadjes uit te schudden tot ze er allen uit zijn. - Albertien vond het leuk om iets te zaaien daar het lang geleden was. Het deed haar denken aan vroeger. Interpersoonlijk functiegebied - Albertien vertelde veel over vroeger aan me, over haar eigen moestuin en in welke omgeving ze woonde. Evaluatie: - Albertien kan zeer geduldig zijn met zichzelf( zie uitschudden zaadjes). Ze neemt zelf de tijd om handelingen correct uit te voeren. - Albertien onderschat zichzelf op cognitief vlak. Ze denkt minder te weten dan ze eigenlijk weet. Ze is bang om te antwoorden op vragen Aandachtspunten naar de volgende keer: - Zaaien zaden eenvoudiger maken. - Rekening houden met het zicht van iedere bewoner. - Albertien blijven vragen stellen en haar stimuleren/motiveren om te vertellen. ▪ Groepsactiviteit 2 Albertien: ‘Het weer’ Datum, Materiaal, Materieel: Zie 6.1.4 Activiteiten Elvier: groepsactiviteit ‘het weer’. Opstelling: = Albertien = bewoners die deelnemen = begeleider Aandachtspunten: De bewoners komen elk evenveel aan de beurt en daar houd je als groepsleider de hand in. Iedereen luistert naar elkaar en laat elkaar uitspreken. Als begeleider moet je Albertien blijven motiveren om te antwoorden. 97 Omschrijving van de activiteit: Zie 6.1.4 Activiteiten Elvier: groepsactiviteit ‘het weer’. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Albertien knipt en plakt mee maar zegt beperkt te zijn in kracht. - Albertien vertoont een lichte tremor in de rechterhand. Cognitief functiegebied - Albertien zegt de antwoorden niet te kennen. Ze zegt de laatste tijd enorm veel te vergeten en niks meer te kunnen onthouden. - Albertien kent veel antwoorden in verband met de meettoestellen en de weersomstandigheden. Intrapersoonlijk functiegebied - Albertien doet het knippen en plakken steeds op haar tempo. - In het begin was Albertien weinig gemotiveerd om mee te doen. Ik kon haar uiteindelijk toch overhalen om er bij te komen zitten. - Albertien zegt op het einde van activiteit het leuk te hebben gevonden. Ze was blij dat ze toch deelnam en veel antwoorden wist. - Albertien lacht met zichzelf als haar prenten schuin gesneden zijn omwille van haar ‘ziekte’. Interpersoonlijk functiegebied - Albertien laat de anderen steeds uitspreken zelfs als ze haar onderbreken. - Albertien gaat spontaan in op de antwoorden en vragen van anderen. Evaluatie: - Albertien onderschat zichzelf op cognitief vlak. Ze denkt minder te weten dan ze eigenlijk weet. Ze is bang om te antwoorden op vragen. - Albertien is sociaal zeer vaardig maar weinig assertief. Wanneer anderen haar onderbreken maakt ze haar verhaal niet af en zwijgt. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Activiteiten op dit niveau zijn een goede stimulans voor Albertien haar zelfvertrouwen. - Bij volgende groepsactiviteiten blijven we veel vragen stellen aan Albertien - Blijven stimuleren van de fijne en grove motoriek van de bovenste ledematen is belangrijk voor het onderdrukken van de tremor. 98 ▪ Groepsactiviteit 3 Albertien: maken bloemstukjes Pasen Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt zoals alle andere daar het een grote groepsactiviteit was die weinig toeliet om specifiek één bewoner te gaan observeren. Hier geef ik de handelingen die opvielen binnen het gedrag van Albertien. Datum: woensdag 5 april 2006 Materiaal: allerlei bloemen en planten uit mijn eigen tuin Materieel: Kniptang, rieten mandjes Opstelling: Een 15-tal bewoners zitten rond 4 samen geschoven lange tafels in leefruimte klaverblad. Twee kleindochters van een bewoonster zijn aanwezig om te helpen. Ikzelf ben groepsleider en loop de tafel rond om hulp aan te bieden waar nodig. Evaluatie: - Albertien wilde niet actief deelnemen aan de activiteit maar wilde wel bij de groep aan tafel zitten. - Naar het einde van de activiteit toe zat Albertien al zittend over tafel te leunen. - Albertien gaf de bewoonster aan de overkant van de tafel tips voor het opvullen van haar bloemstukje. ▪ Individuele activiteit 1 Albertien: zaaien kruiden Datum: maandag 24 april 2006 Materiaal: Zaden salie, basilicum en fijne bieslook, zaai- en stekgrond Materieel: schorten, handschoenen, krantenpapier, 3 decoratie gieters, gekleurde draad Opstelling: = Albertien = begeleider Aandachtspunten: Bij het zaaien van de zaden leg ik gekleurde draad langs de gleuven om het zicht te verbeteren. 99 Omschrijving van de activiteit: Op tafel staan 3 decoratie gieters, 3 zakjes zaai- en stekgrond en 3 zakjes met verschillende zaden. Eerst doen we de aarde in de potjes( nog klein beetje overlaten). Daarna strooien we de zaden er over. Als laatste bedekken we de zaden met de rest van de aarde. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Albertien zet zichzelf recht en dichter bij tafel. - Bi-manuele handelingen: Albertien houdt de zak aarde vast met haar linkerhand en kantelt deze met rechts om de aarde uit te strooien. Albertien houdt de zaden in haar linkerhand om ze uit te strooien met haar rechterhand. Cognitief functiegebied - Albertien herkent de gieters waar we eerder ‘iets’ in zaaiden. Ze merkt op dat daar niets uit groeide. - Albertien zegt de kruiden en hun gebruikswijze niet te kennen. De namen heeft ze ooit nog gehoord. Bij het vragen of ze deze kruiden in de keuken gebruiken weet Albertien me enkele gebruikswijzen te vertellen. Intrapersoonlijk functiegebied - Albertien wil dadelijk meehelpen om te zaaien als ik het vraag. - Albertien vraagt hoe het gesteld is met de andere groenten die we zaaiden. Interpersoonlijk functiegebied - 1-1 relatie: Albertien knoopt spontaan een gesprek aan. Albertien met me en antwoord op alle vragen. Evaluatie: - De handeling om zaden uit te strooien met rechts, die bij eerder activiteiten niet lukte, lukte deze keer wel. - Albertien. toont interesse voor de activiteiten. - Albertien is sociaal vaardig binnen 1-1 relaties. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Door het plaatsen van een gekleurde draad naast de geulen worden deze beter waargenomen. Het zaaien verloopt al iets vlotter. - Albertien blijven vragen stellen en haar stimuleren/motiveren om te vertellen. - Albertien blijven betrekken bij de groenactiviteiten en haar op de hoogte houden van veranderingen( dit vanuit haar persoonlijke interesse). 100 6.1.6 Activiteiten Beatrijs ▪ Groepsactiviteiten: - beschilderen bloempotten - lentenamiddag - planten viooltjes ▪ Individuele activiteiten: - water geven bloemen leefgroep klaverblad ▪ Groepsactiviteit 1 Beatrijs: Beschilderen bloempotten Datum: woensdag 8 februari 2006 Materiaal: Acrylverf, bloempotten Materieel: schorten, verfborstels( verschillende modellen), krantenpapier, mengpotjes Opstelling: = bewoners die deelnemen = Beatrijs = begeleider Aandachtspunten: Beatrijs zit naast een bewoonster die altijd aan haar tafel zit. Beatrijs kiest zelf welke kleur ze zal gebruiken om te schilderen. Iedere bewoner krijgt een schilderborstel aangepast aan zijn mogelijkheden (aanpassingen mogelijk). De begeleiders schilderen zelf niet maar helpen waar nodig is. De bewoners werken elk op hun eigen tempo. Omschrijving van de activiteit: Elk om beurt kiezen de bewoners een grote of een kleine bloempot. Vervolgens kiezen ze een kleur uit waarmee ze willen schilderen. De begeleiders geven de bewoners een schilderborstel 101 die hij denkt het best te gebruiken valt. De bovenste randen van de bloempotten hoeven niet geschilderd te worden. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Beatrijs deed haar short zelf aan en knoopte deze toe op de rug. - Beatrijs schildert met een fijn penseel en houdt deze vast in de rechterhand met de drievingertoppen greep. - Beatrijs fixeert, kantelt en draait de bloempot met de linkerhand. Cognitief functiegebied - Beatrijs herhaalt de fouten van andere bewoners tegen hen zelf en tegen de begeleiders. - Beatrijs houdt tijdens het praten haar aandacht steeds op het schilderen. Intrapersoonlijk functiegebied - Beatrijs. zegt het een kinderactiviteit te vinden. - Beatrijs lacht tijdens de activiteit. - Beatrijs vraagt om een groter penseel omdat het schilderen niet lukt. - Beatrijs schildert 4 bloempotten telkens in een andere kleur (om te proberen zegt ze). Interpersoonlijk functiegebied - Beatrijs helpt om de short van een bewoonster aan te doen. - Beatrijs spreekt mezelf als begeleider aan over de handelingen van anderen of over de activiteit zelf. - Beatrijs maakt spontaan praatjes met de anderen aan de tafel. - Beatrijs praat de hele activiteit door. - Beatrijs helpt andere bewoners bij het vullen van de mengpotjes, het schilderen,… Evaluatie: - Beatrijs beschikt over een goede bi-manuele coördinatie. - Voorwerpen worden vlot gemanipuleerd en komen tot een goed resultaat al vindt Beatrijs zelf van niet. - Beatrijs biedt spontaan hulp aan anderen en merkt hun handelen op aan de begeleiders. - Beatrijs is zeer sociaal en maakt spontaan praatjes( laat anderen niet aan het woord soms). Beatrijs vertoont dominant( soms bazig) gedrag. - Beatrijs is tegenstrijdig in haar zeggen en doen. Ze zegt de activiteit kinderachtig te vinden terwijl ze haar aandacht blijft richten. Ze maakt de keuze om de bloempotten in verschillende kleuren te schilderen. (Beatrijs maakt hier een mooie eigen keuze.) 102 Aandachtspunten naar de volgende keer: - Bij groepsactiviteiten met veel gesprekken als begeleider veel vragen stellen aan andere bewoners zodat niet steeds B. aan het woord is. - Beatrijs eens naast andere bewoners laten plaatsnemen. ▪ Groepsactiviteit 2 Beatrijs: lentenamiddag Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt zoals alle andere daar het een grote groepsactiviteit was die weinig toeliet om specifiek één bewoner te gaan observeren. Hier geef ik de handelingen die opvielen binnen het gedrag van Beatrijs. Datum: woensdag 22 maart 2006 Materiaal: allerlei bloemen en planten die passen bij het seizoen en die te vinden zijn in de tuin of langs de weg. Materieel: enkele bloempotten en potgrond. Opstelling: Een 15-tal bewoners zitten rond 2 samen geschoven lange tafels in leefruimte klaverblad. De bewoners zitten zo dicht mogelijk bij elkaar daar het de bedoeling is om een heel gezellige sfeer te creëren. Evaluatie: - Beatrijs antwoordde steeds zeer spontaan als ik vroeg welke bloem of plant ik in mijn handen had. - Beatrijs hielp mee om de bloemen in een bloempot te planten. - Beatrijs gaf de bloemen door aan de andere bewoners en hielp hen om er aan te ruiken. Ze hield de bloemen voor en onder hun neus. ▪ Individuele activiteit 1 Beatrijs: water geven bloemen leefgroep klaverblad Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt daar ik geen concrete observatie heb van de activiteit zelf. Beatrijs komt me na het weekend vertellen hoe ze planten water gaf. Datum: Zaterdag en zondag 25 en 26 maart 2006 Evaluatie: - Beatrijs zoekt mij zelf op maandagochtend om haar verhaal te doen. - Beatrijs vond dat de sproeier soms niet goed werkte. Ze ontdekte zelf hoe dat kwam( er zat te weinig water in). - Beatrijs zegt zelf dat ze de planten en bloemen in leefruimte klaverblad water wil blijven geven ieder weekend. 103 ▪ Groepsactiviteit 3 Beatrijs: planten viooltjes Datum: woensdag 19 april 2006 Materiaal: witte viooltjes, potgrond Materieel: schorten, krantenpapier, bloembakken, handschoenen Opstelling: leefruimte klaverblad = Beatrijs = andere bewoners = begeleiders 104 Aandachtspunten: - 1 begeleider per twee bewoners - 6 viooltjes per bloembak( zodat ze niet te dicht en niet ver van elkaar staan) Omschrijving van de activiteit: Per twee bewoners helpt er 1 begeleider. Per bloembak zitten er 6 viooltjes. De aarde komt tot 1 cm van de boord en de viooltjes zitten met de wortel onder de grond. Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson: Sensomotorisch functiegebied - Beatrijs komt zelfstandig tot aan haar plaats. Ze zet zich neer aan de kop van de tafel. - Beatrijs trekt de zak aarde dicht bij zich al rechtstaand. Cognitief functiegebied - Beatrijs weet veel te vertellen over de planten en bloemen die ze vroeger zelf had. Intrapersoonlijk functiegebied - Door het naar zich toe trekken van de zak aarde kunnen de bewoners er nog moeilijk bij( ik leg de zak aarde terug in het midden en haal een aparte pot voor Beatrijs). - Beatrijs zegt de activiteit graag te doen en wil de volgende keer opnieuw meehelpen. Interpersoonlijk functiegebied - Beatrijs praat spontaan tegen de andere bewoners. - Beatrijs zegt vaak wat de anderen moeten doen( komt nogal bazig over). Evaluatie: - Beatrijs toont interesse voor de activiteiten en zegt opnieuw te willen helpen. - Beatrijs vertoont bazig gedrag naar de anderen toe. Aandachtspunten naar de volgende keer: - Beatrijs werkt heel goed mee tijdens de activiteiten maar komt soms iets te bazig over naar de andere bewoners toe. Het kan belangrijk zijn om daar in het vervolg op te letten en in te springen op een gepaste manier. 6.1.7 Activiteiten en reactie andere bewoners Gedurende alle activiteiten namen ook andere bewoners deel aan de groenactiviteiten en het inrichten van de leefruimte. Sommigen kwamen spontaan met vragen of zelfs met materiaal 105 dat ik kon gebruiken. De bewoners praatten onderling aan tafel over de activiteiten. Ik bood hen aan om hun inbreng te doen en dat deden sommigen: ▪ Individuele activiteit: zaaien van erwten in pot ▪ Individuele activiteit: planten scheutjes eigen kamerplant ▪ Individuele activiteit: maken van een bloemstukje ▪De bewoners brengen spontaan bloemen en planten mee van hun kamer om in de leefruimte te plaatsen. Ik ga niet verder in op deze activiteiten daar ik voor de deelnemende bewoners geen individuele doelstellingen voorop stelde. Met deze spontane reacties van verschillende bewoners kan ik aantonen dat een deel van de vooropgestelde algemene doelstellingen bereikt zijn( zie 6.2.1 Algemene doelstellingen). 6.2 Evaluatie van de doelstellingen 6.2.1 Algemene doelstellingen De activiteiten roepen bij alle bewoners enorm veel herinneringen op. Het ophalen van herinneringen is een aangename bezigheid en activiteit voor hen. Op die manier wordt er voor vele bewoners met het dementieel syndroom contact gehouden met de wereld en de mensen om zich geen. De bewoners praten onderling over het groen in de leefruimte en wisselen er eigen gedachten en meningen over uit. De fijne motoriek kan goed gestimuleerd worden door middel van groenactiviteiten( zie 6.2.2 Individuele doelstellingen). De activiteiten kunnen worden aangepast aan de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners. Over het algemeen kunnen we besluiten dat de algemene doelstellingen bereikt zijn. Ik ondervond echter wel dat activiteiten die specifiek bijdragen tot het opdoen van kennis iets moeilijker verlopen. Activiteiten die werken op verschillende doelstellingen en daarbij iets van kennis geven kunnen hun nut bewijzen( Vb.: lentenamiddag). Het opdoen van kennis kan beter verwerkt worden binnen kleine aspecten en handelingen( zie voorstellen en tips naar de toekomst toe). Het stimuleren van de zintuigen komt bij vele activiteiten aan bod en is een doelstellingen die niet is weg te denken binnen de natuur – en groenbeleving. 6.2.2 Individuele doelstellingen 106 ▪ Betrand - Betrand kan gedurende een volledige activiteit bij de groep blijven zitten. Betrand toont weinig interesse voor de groenactiviteiten. De eerste maal zat Betrand de volledige activiteit stil. Bij het vragen of hij andere keren wilde meedoen antwoordde Bertrand neen. Af en toe kwam hij kijken maar bleef niet langer dan enkele seconden staan. - Ombuigen van rusteloos gedrag en zijn bewegingsdrang in zinvol actief bezig zijn. De laatste tijd was Bertrand zijn bewegingsdrang enorm afgenomen. Lusteloos gedrag en slapen overheersen een groot deel van zijn dag. - Stimuleren van het richten van de aandacht op één specifieke handeling. Bertrand kan zijn aandacht gedurende 10 minuten richten op die specifieke handeling zonder begeleiding. Stimuleren van een positief sociaal contact; Betrand kan mensen benaderen zonder hen vast te grijpen. Meerdere doelstellingen werden bij Bertrand niet bereikt daar zijn motivatie om deel te nemen aan de activiteiten nihil was. Tijdens andere activiteiten merk je wel dat de aandacht van Bertrand zeer selectief is. De dagbesteding van Bertrand is zeer afhankelijk van zijn gemoedstoestand. ▪ Elvier - Ombuigen van fysieke rusteloosheid tot een zinvolle activiteit. Elvier beschikt nog over een zeer fijne motoriek wat zich uit in het precisiewerk dat ze levert tijdens activiteiten. Er is sprake van een perfecte bi-manuele coördinatie tijdens de uitvoering van de groenactiviteiten. Elvier zal gedurende een activiteit alles in haar omgeving wel eens hebben vastgenomen. - Stimuleren van de autonomie; Elvier kan zelfstandig handelingen uitvoeren met betrekking tot haar eigen interesse. Elvier zoekt zelf handelingen uit die haar interesseren. Elvier kan zelfstandig de bloemen verzorgen. Elvier kan zelfstandig de groenten water geven. - Stimuleren tot het correct uitvoeren van een opgelegde handeling; Elvier kan twee verschillende handelingen na elkaar uitvoeren met dezelfde materialen. Elvier heeft het nog steeds moeilijk met het uitvoeren van twee verschillende handelingen na elkaar met hetzelfde materiaal. Haar gedachten keren steeds terug naar de eerste handeling. 107 Bij Elvier is tijdens een groenactiviteit met individuele begeleiding ideaal. Als begeleider is het mogelijk haar te bevragen en meestal zal ze haar fouten zelf inzien. - Stimuleren van de concentratie; Elvier kan gedurende de opgelegde periode bij één activiteit blijven. Elvier kan uren bij groenactiviteiten blijven. Zelfs als ze zegt het niet leuk te vinden blijft ze constant meewerken. Groenactiviteiten zijn voor Elvier een ideale zinvolle dagbesteding. - Stimuleren van het ophalen van herinneringen; Elvier kan haar eigen kennis van vroeger delen met anderen. Elvier kan soms moeilijk antwoorden op vragen die werken op het cognitieve(vb. vragen over het weer). Elvier antwoord vaak met zinnen die niets te maken hebben met de activiteit of het onderwerp. Vraag haar echter iets over haar tuin van vroeger en ze kan doorvertellen zonder één hapering. Het kweken van allerlei groeten kan ze zich nog perfect voortstellen. Of die informatie nu klopt of niet is weinig relevant. Het belangrijkste is dat Elvier zich aangename herinneringen voor de geest haalt en er zich gelukkig bij voelt. - Stimuleren van een positief sociaal contact in een groep; Elvier kan tijdens een gesprek luisteren naar de andere zonder deze te onderbreken. Elvier heeft het nog steeds moeilijk om te luisteren naar anderen van de groep. Als Elvier luistert naar anderen zal ze vaak ja knikken( of ze het begrijpt is een andere vraag). Belangrijk bij Elvier was dat ze de dingen soms echt herbeleefde tijdens de groenactiviteiten(zie activiteit onderhouden kweekbakken, salade, radijzen,….). Elvier voelde zich echt thuis bij bepaalde activiteiten wat zeker stimulerend is voor de autonomie. Groenbeleving was vroeger al een enorme interesse van Elvier. Voor haar is dit een stukje thuis die terugkeert in haar leven. De vooropgestelde doelstellingen van Elvier zijn grotendeels bereikt met het ophalen van herinneringen en het stimuleren van de autonomie voorop. ▪ Albertien - Stimuleren van de autonomie; Albertien kan zichzelf motiveren om fysiek deel te nemen aan activiteiten. In het begin van de reeks groenactiviteiten zat Albertien meestal bij de groep zonder actief deel te nemen. Af en toe merkte ik op dat ze anderen begon te helpen. Na enige tijd was Albertien vrij vlot te motiveren om deel te nemen aan de groenactiviteiten. Tijdens de individuele activiteiten werkte Albertien vlot mee. Ze zegt het zelf leuk te vinden om nog eens te zaaien en te planten. 108 - Stimuleren van het zelfvertrouwen; Albertien durft antwoorden op vragen tijdens een groepsactiviteit. Bevorderen en onderhouden van de verstandelijke functies. Antwoorden op vragen die cognitief iets moeilijker zijn blijft een moeilijkheid voor Albertien. Vaak zegt ze het niet te weten terwijl ze bij het van het antwoord ja knikt en het zegt te weten. In kleinere groepen lag het voor Albertien iets gemakkelijker om te antwoorden en te aanvaarden dat ze eventuele fouten maakte( soms lachte ze er mee – weglachen?). - Stimuleren van de fijn motorische bi-manuele handelingen; Albertien kan groentezaden zaaien door samenwerking van beide handen A. fixeert voorwerpen meestal met haar linkerhand om ze te gebruiken met rechts. Dit toont ook haar mogelijkheid van haar probleemoplossend vermogen aan. Om haar tremor zoveel mogelijk te beperken voert ze de meeste activiteit uit met haar rechterhand( = bij activiteit verdwijnt een tremor meestal). ▪ Beatrijs - Stimuleren van de deelname aan activiteiten vanuit de eigen interesse. Beatrijs komt uit zichzelf naar beneden om del te nemen aan de activiteiten. Beatrijs nam deel aan alle groepsactiviteiten. Af en toe lachte ze met me daar ik haar verplichte om deel te nemen. Ze gaf uiteindelijk steeds toe dat ze de activiteiten zeer leuk vond. - Stimuleren van een zinvol gevoel (ik ben nodig); bijdrage tot haar autonomie. Beatrijs geeft elke week de planten in leefruimte klaverblad water in samenspraak met de ergotherapeuten. Tijdens het weekend neemt Beatrijs deze taak alleen op zich. Elke maandag bij controle van de bloemen en planten staan deze vochtig en zien ze er gezond uit. Ze komt spontaan vertellen wat ze deed dit weekend. - Stimuleren tot eigen positieve inbreng in het groepsgebeuren; Beatrijs kan haar eigen ideeën brengen naar de begeleiders toe. Bij het vragen naar opmerkingen en suggesties zegt ze dat het beter zou zijn dat iedereen weet dat zij de bloemen water heeft. Op die manier kunnen er geen ‘verzuipen’( zie tips en suggesties naar de toekomst toe). Beatrijs deelt steeds haar mening mee( indien je het haar vraagt). Besluit In dit hoofdstuk besprak ik de verschillende activiteiten. Dit waren zowel groepsactiviteiten als individuele activiteiten. Deze om aan te tonen dat via groenactiviteiten en het inrichten van een meer groenrijke woonomgeving bepaalde vooropgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt. 109 De effecten en doelstellingen van natuurbeleving kunnen op verschillende manieren worden bekeken. Dit onderscheid probeerde ik weer te geven aan de hand van het natuurbelevingswaarde schema van Margadant-Van Arcken. Aan de hand van het model Reed en Sanderson beschreef en analyseerde ik het gedrag van de volgbewoners. Op die manier was het als groepsleider mogelijk aanpassingen te doen naar volgende activiteiten toe. Ik kreeg op die manier ook meer inzicht in het gedrag en de belevingswereld van bepaalde bewoners. Kort beschreef ik ook de reactie van andere bewoners om aan te tonen dat de algemene doelstellingen effectief gelden voor meer dan alleen de volgbewoners. Als laatste werden de algemene en individuele doelstellingen besproken en geëvalueerd. 110 Algemeen besluit Ik werkte tijdens mijn scriptie aan de problemen die ik vooropstelde in de probleemdefiniëring( zie titels). Hieronder probeer ik steeds een algemeen besluit te trekken voor de vooropgestelde problemen. 1) Sommige ouderen verliezen aan autonomie, sommigen aan verantwoordelijkheid voor zichzelf en de omgeving. Door het inrichten van de woonomgeving en het aanbieden van aangepaste groenactiviteiten werden er nieuwe kansen gecreëerd voor bepaalde bewoners. Sommigen voelden zich echt opnieuw thuis en herbeleefden zelfs bepaalde momenten. Het planten en onderhouden van planten en bloemen is een activiteit die velen onder de bewoners vroeger thuis deden. Nu kregen ze de kans om al deze handelingen opnieuw uit te voeren. De ene bewoner hielp mee aan het planten van de bloemen en de andere( de meer zelfstandige oudere) kreeg de verantwoordelijkheid om in het weekend de bloemen alleen te onderhouden. Onderling praatten de bewoners over de activiteiten en de bloemen en planten( zie ook sociale activiteit). Ze kregen de kans om hun eigen inbreng te doen en dat deden ze ook. Vele bewoners brachten een ‘scheutje’ mee uit hun kamer om in de leefruimte te planten. Anderen kwamen me hele planten brengen om op tafel te plaatsen. Velen droegen hun steentje bij tot de inrichting van de leefruimte. Zelfs de kleinste handeling droeg op die manier bij tot hun eigen autonomie. Ze hadden allen inspraak indien ze dit wilden en door velen werd de kans gegrepen. 2) Sommige ouderen verliezen hun zin voor ‘interesses’of zijn beperkt in het uitvoeren van hun ‘interesses’. Groenactiviteiten zijn een persoonlijke interesse en dat heb ik gemerkt. Wanneer de motivatie van een bewoner uitblijft, zal de activiteit niet plaatsvinden. Persoonlijk vind ik dat normaal, groenactiviteiten en de natuurbeleving zijn er voor de bewoners die dat wensen. Voor bepaalde bewoners was dit een unieke gelegenheid en boden de activiteiten een waar genot. Niet alle bewoners voelden zich aangesproken. Diegene die interesse hadden voor de activiteiten waren wel zeer tevreden. Vooral de aangepaste kweekbakken bieden nieuwe kansen aan bewoners om te doen wat ze vroeger deden en nog steeds in hun interesse ligt. Door middel van het aanbieden van aangepaste groenactiviteiten worden de beperkingen van de bewoners opzij geschoven en werken we verder met de mogelijkheden. Iedere bewoner kreeg de kans om mee te werken. Indien nodig zoek je als therapeut naar oplossingen om de activiteiten voor iedereen toegankelijk te maken. 111 3) Ouder worden is niet gelijk aan persoonlijke en sociale inactiviteit. De groenactiviteiten waren zeker en vast een zinvolle en actieve dagbesteding. Wanneer het aanbod gevarieerd, herkenbaar, gestructureerd en goed begeleid is blijft er meest kan op activiteit van de bewoners. De gegeven activiteiten waren vaak in groep waarbij er samenwerking nodig was. Iedereen was gemotiveerd om elkaar te helpen. Ik merkte op dat de bewoners onderling praatten over de activiteiten. De bewoners die een bloemetje of een plant in de leefruimte brachten spraken er over en motiveerden anderen om dat ook te doen. De groenactiviteiten en de inrichting van de omgeving brengt persoonlijke en sociale activiteit teweeg. Vb.: Albertien die anders vrij passief is helpt met veel plezier mee met zaaien. Elvier gaat spontaan rijden tot aan de kweekbakken. Beatrijs geeft spontaan commentaar in verband met de verzorging van de planten. 4) Ouderen verliezen aan zelfvertrouwen. Tijdens de activiteiten vroeg ik eerst steeds aan de bewoners of ze iets kenden over de planten, de bloemen, de groenten,… Ze konden antwoorden in groep of bij individuele activiteiten alleen tegen mij. Ingaan op hun antwoord geeft hen bevestiging van wat ze antwoordden. Door positieve bevestiging van de begeleiding krijgen de bewoners meer zelfvertrouwen. Ik merkte op dat sommige bewoners, die anders eerder schuchter zijn in groep en angstig zijn om te antwoorden, hun kennis in verband met de natuur en het groen konden delen met de anderen. Het deelnemen aan groenactiviteiten draagt voor sommigen bij tot het zelfvertrouwen. Vb.: Albertien kreeg gedurende de groepsactiviteiten meer zelfvertrouwen. Ze durfde antwoord te geven in groep en was niet bang meer om fouten te maken. 5) Ouderen verliezen aan contact met de buitenwereld, specifiek de natuur en de groene omgeving. Het binnen brengen van het buiten is deels gelukt maar daar kan nog verder worden op ingegaan. Misschien kan dit aspect nog meer worden gebruikt binnen de ROT van het RVT. Het geven van seizoensnamiddag slaat enorm aan bij de bewoners. Het meebrengen van de gewassen die bloeien, het onkruid langs de weg,…alle groen dat je maar kan vinden en specifiek is voor dat seizoen. Deze dingen roepen herinneringen op bij de bewoners en die herinneringen brengen hen op een bepaalde manier in contact met de buitenwereld. 112 ▪ De meerwaarde van de ergotherapeut binnen dit groenproject. Voor ergotherapeuten staat het handelen van de cliënt, binnen dit project de bewoners, centraal. Een handeling brengt een uiterlijke verandering binnen de omgeving mee. Voor alle mensen is de omgeving een speciaal gegeven. Het is een vertrouwde plek, een bepaalde vrijheid,… Ieder mens schept zijn eigen omgeving en is onderhevig aan verschillende omgevingsaspecten. Met een groenproject kan je als ergotherapeut dus direct inwerken op deze twee gegevens, het handelen van de mens en zijn omgeving. Door enige kennis van verschillende ziektebeelden wordt het individueel benaderen van iedere bewoner een stuk eenvoudiger. De ergotherapeut kan verschillende activiteiten op de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners afstemmen. Ergotherapeuten houden rekening met de mate van functioneren en spelen daarop in. Het vooropstellen van het uitgebreide gamma aan doelstellingen maakt het mogelijk de bewoners op alle verschillende functioneringsvlakken te observeren en de stimuleren. Eén enkele activiteit wordt door een ergotherapeut een bron van mogelijkheden om de bewoners te benaderen, te observeren en te stimuleren. De verschillende doelstellingen en meerwaardes van verscheidene groenprojecten, zoals groenkamers en Alzheimer tuinen, stroken volledig met de doelstellingen die ergotherapeuten voor ogen hebben. De mens als ‘holon’ beschouwen is een noodzaak en een meerwaarde. Of een groenproject als deze kan worden uitgevoerd door andere personeelsleden zoals animators en dergelijke…? Ja en neen. Het therapeutische aspect zit na een studie ergotherapie vast in jezelf. Opstellen van doelstellingen wordt een automatisme, je creëerde tijdens je studie een bepaalde visie, een bepaald beeld. Op die manier bieden ergotherapeuten hun meerwaarde binnen verschillende handelingen en activiteiten. Als begeleider van een groenactiviteit kan iedereen meehelpen. Maar één ding is zeker. De nodige kennis van bepaalde aspecten van dementie is nodig. Het emotionele aspect, waar met het project voor een groot stuk wordt op gedoeld, is een niet te onderschatten menselijke kracht waarbij een therapeutische aanpak nodig is. ▪ Eigen groenbeleving De scriptieperiode was een enorm leerrijke en aangename periode. De kleine commentaren en opmerkingen van de bewoners deden me steeds verder geloven dat wat ik deed goed was. Mocht ik de tijd krijgen om deze scriptie te herdoen, ik zou waarschijnlijk dezelfde aanpak hanteren. Ik zou dezelfde activiteiten organiseren en dezelfde doelstellingen voorop stellen. Bij de start stelde ik enkele volgbewoners voorop maar bereikte, bij het einde van de scriptie, uiteindelijk een groot deel van de bewoners. 113 In kader van de scriptie heb ik nog een aantal ideeën die de tijd niet vonden om nog verder uitgewerkt te worden. Daarom verwijs ik door naar de voorstellen en tips naar de toekomst toe. ▪ Voorstellen en tips naar de toekomst toe( zie bijlage 9) Inrichten van de omgeving en aanbieden van groenactiviteiten is een vaak minder aangeboden aspect binnen de ergotherapie. Toch kunnen deze activiteiten werken aan een hele hoop doelstellingen wat een duidelijke meerwaarde is. De ouderen hun eigen inbreng laten doen binnen het inrichten van de omgeving is noodzakelijk. - Materialen zoals de kweekbakken zijn voor handen waar verder mee gewerkt kan worden. Eventueel kan iemand samen met de bewoners de kweekbakken schilderen in een mooie en aanlokkelijke kleur( beige?). - Bij de kweekbakken kunnen eventueel informatieborden komen te hangen. Op die borden kan een korte uitleg staan in verband met de kweek en de groei van de groentesoort. Bewoners die langs de bakken wandelen, kunnen kennis op doen door de borden te lezen( duidelijke grote letters). - Alle bloempotten, kweekbakken, kruidenrekjes dienen voorzien te worden van naamborden zodat alle bewoners weten wat er groeit. De naamborden dienen duidelijk leesbaar te zijn( groot lettertype), hard en waterdicht te zijn. - Het weerstation dat in de tuin staat kan nog meer binnen ROT worden gebruikt. Het weergeven van de buitentemperatuur, de neerslaghoeveelheid per maand controleren,… - Uithangen van een infoblad aan het bloemenrek in leefruimte klaverblad waar de bloemennamen op vermeld staan en wie de bloemen verzorgt( voorstel bewoonster Beatrijs). ‘Inrichting van de leefomgeving en een aangepast aanbod van groenactiviteiten geeft voor de bewoners het gevoel dat ze ‘thuis’ zijn en dat is toch het belangrijkste.’ 114 Lijst met gebruikte afkortingen RVT: Rust- en verzorgingstehuis 115 Verklarende woordenlijst72 Neurofibrillaire tangles (knopen): Neurofibrillaire tangles bestaan uit onoplosbare kluwen vezels (fibrillen) in de hersencellen. Zij bestaan voornamelijk uit het tau-eiwit. Dit eiwit vormt een deel van de structuur, de zogenoemde microtubule. Dit helpt onder andere bij het transporteren van voedingsstoffen van het ene deel van de zenuwcel naar de andere. Bij de ziekte van Alzheimer verandert het tau-eiwit van structuur en vallen de microtubulen uiteen. Amyloïde plaques (opeenhopingen): Een van de kenmerken van de ziekte van Alzheimer is de opeenhoping van amyloïde plaques tussen de zenuwcellen in de hersenen. Amyloïde is een algemene term voor eiwitfragmenten die het lichaam normaal aanmaakt. Beta-emyloïde is een eiwitfragment van het veel grotere APP-eiwit (Amyloïd Precursor Protein, ofwel Amyloïd Voorloper Eiwit). In gezonde hersenen worden deze eiwitfragmenten afgebroken en verwijderd. In de hersenen van een Alzheimerpatiënt stapelen deze fragmenten zich op en vormen stevige, onoplosbare plaques. 72 www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm 116 Bronvermelding ▪ Boeken AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002, 417p. BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003, 252p. BAUWENS, P., Groenten, fruit en kruiden kweken in potten en bakken. Een heerlijke moestuin op uw terras, balkon of vensterbank., Zuidnederlandse Uitgeverij N.V., Aartselaar, België, 107p. BEERNINK, A., JANSMA, K., Natuurlijk groen: natuuractiviteiten voor ouderen, Uitgeverij Westland nv, Schoten, 1998, 120p. BLOEMENDAL, G., Demente ouderen: aktiviteiten en omgang, vijfde druk, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1993, 160p. BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tred uitgeverij, Tilburg, 2000, 158 p. CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p. DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p. Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling en zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p. KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p. ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p. TOURMENTE, N., P., Een kleine groentetuin op uw balkon of terras. Groenten en kruiden kweken in potten en bakken., Deltas, België-Nederland, 119p. VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie, Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p. VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001, 236p. 117 VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003, 181 p. V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p. WALDEN, F., A garden for you: A practical guide to tools, equipment and design for older people and people with disabilities., Disabled Living Foundation, London, 1997, 110p. ▪ Eindwerken DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117p. LAGROU, L., Onderzoek naar de functie van de ergotherapeut in de residentiële ouderenzorg. Deeltaak: preventie van afhankelijkheidspatronen ten gevolge van institutionalisering., Niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, HIEPSO, 2004-2005 PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p. ▪ Internet http://www.dementie.be/# http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm ▪ Cursussen CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005 DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 79 p. DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p. PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus, 78p. VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p. VERFAILLE, A., Begeleiden van groepen, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2002-2003 VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2003-2004 VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29p. 118 WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 67p. WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p. ▪ Brochures MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p. Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005 DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p. ▪ Mondelinge informatie Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006 119 Bronvermelding ▪ Boeken AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002, 417p. BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2003, 252p. BAUWENS, P., Groenten, fruit en kruiden kweken in potten en bakken. Een heerlijke moestuin op uw terras, balkon of vensterbank., Zuidnederlandse Uitgeverij N.V., Aartselaar, België, 107p. BEERNINK, A., JANSMA, K., Natuurlijk groen: natuuractiviteiten voor ouderen, Uitgeverij Westland nv, Schoten, 1998, 120p. BLOEMENDAL, G., Demente ouderen: aktiviteiten en omgang, vijfde druk, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1993, 160p. BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tred uitgeverij, Tilburg, 2000, 158 p. CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p. DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p. Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling en zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p. KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk, tweede oplage, 1998, 203p. REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p. ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p. SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p. TOURMENTE, N., P., Een kleine groentetuin op uw balkon of terras. Groenten en kruiden kweken in potten en bakken., Deltas, België-Nederland, 119p. VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie, Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p. VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001, 236p. 120 VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003, 181 p. V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p. WALDEN, F., A garden for you: A practical guide to tools, equipment and design for older people and people with disabilities., Disabled Living Foundation, London, 1997, 110p. ▪ Eindwerken DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni, 117p. LAGROU, L., Onderzoek naar de functie van de ergotherapeut in de residentiële ouderenzorg. Deeltaak: preventie van afhankelijkheidspatronen ten gevolge van institutionalisering., Niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, HIEPSO, 2004-2005 PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p. ▪ Internet http://www.dementie.be/# http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie ▪ Cursussen CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005 DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 79 p. DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p. PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus, 78p. VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p. VERFAILLE, A., Begeleiden van groepen, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2002-2003 VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2003-2004 VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29p. WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 67p. 121 WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p. ▪ Brochures MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p. Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005 DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p. ▪ Mondelinge informatie Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006 122 Lijst van bijlagen Bijlage 1: Aromatherapie: de aroma-stream Bijlage 2: Het model van Reed en Sanderson Bijlage 3: Foto’s: aangepaste kweekbakken Bijlage 4: Hoe groenten zaaien en onderhouden? Bijlage 5: Foto’s: inrichting leefruimte klaverblad Bijlage 6: Lijst interessante winkels Bijlage 7: Brochure personeelsleden/familieleden Bijlage 8: Info-blad bewoners Bijlage 9: Voorstellen en tips naar de toekomst toe Bijlage 10: Foto’s: bewoners aan het werk 123 Bijlage 1: Aromatherapie: de aroma-stream Aromatherapie bij E.D. Wat? Etherische olie: zoete sinaasappel (staat op tv) 7 druppels op cartouche van aromastream Wanneer? Om 8u, 12u, 16u Wie? Tijdens de week: ergo Tijdens het weekend/ feestdagen: verpl./ verz. Waarom? Zoete sinaasappel heeft een kalmerende werking, werkt angstverminderend en helpt verdriet te verwerken. Hoe? ▪ Aromastream met timer ▪ Olie op cartouche doen ▪ altijd op stand 1 zetten 124 Bijlage 2: Het model van Reed & Sanderson. Om de complexiteit en de multi-axialiteit van het menselijk handelen te omschrijven, gebruiken de auteurs Reed & Sanderson een schema met drie concentrische cirkels, die elk een andere factor in het handelen voorstellen. Dit is dus een model dat de ergotherapeut kan hanteren om het menselijk handelen in kaart te brengen op fysiek, psychisch en sociaal vlak. Men kan daarbij gebruik maken van de volgende trefwoordenlijst. TREFWOORDENLIJST REED EN SANDERSON 73 FUNCTIEGEBIEDEN: Sensorisch-motorisch functiegebied - Reflexen Spiertonus Mobiliteit Coördinatie Uithoudingsvermogen Fysieke vaardigheden : staan, gaan, lopen, springen, bilaterale bewegingen, manipuleren van voorwerpen, … Prothese/orthese evaluatie Proprioceptie Sensorische status : kwantitatief, kwalitatief Sensorische-motorische status : interactie van de twee functies Evenwicht Tactiele perceptie Auditieve perceptie Visuele perceptie - Cognitief functiegebied - Attentie, concentratie Geheugen Tijdsorganisatie, tijdsplanning Cognitieve stijl Communicatie : verbaal, niet-verbaal Bevattingsvermogen Conceptvorming 73 WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, 2002-2003, 68 blz. 125 - Integratie van het geleerde, generalisatie Vermogen om te oordelen Probleemoplossend vermogen Intrapersoonlijk functiegebied - Driftleven Objectrelaties Zelfbeeld, concept van eigen identiteit Autonomie, onafhankelijkheid, vermogen tot zelfstandig handelen Verdedinginsmechanismen Realiteitstoetsing Motivatie Competentie Synthese vermogen, vermogen tot integreren (bv. alle levensrollen tot één leven in zijn geheel integreren) Interpersoonlijk functiegebied - Dyadische interactie: de één-één relatie Groepsinteractie Rolgedrag, rolverwachtingen, vaardigheden om rollen te vervullen, … Sociale vaardigheden VAARDIGHEDEN : Sensorische en motorische vaardigheden - Balans en evenwicht Kijken en zien Tactiele discriminatie Bilaterale coördinatie Visueel-motorische coördinatie Visueel ruimtelijk bewustzijn Taal- en luistervaardigheden Algemene motorische coördinatie Mobiliteit Fijne motorische coördinatie Handvaardigheid Spierkracht Uithoudingsvermogen Werktolerantie/het aankunnen van werk 126 Cognitieve vaardigheden - Zich iets eigen kunnen maken Zich in iets kunnen verplaatsen Zich op een doel blijven richten Relatie kunnen leggen oorzaak-gevolg Verschillende situaties tegelijkertijd het hoofd kunnen bieden De aandacht kunnen onderbreken zonder de doelstelling uit het oog te verliezen Putten uit ervaringen uit het verleden Gevolgtrekkingen maken Onderscheid maken, overeenkomsten en verschillen zien Onderdelen in verband brengen met het geheel Abstraheren Generaliseren Rangschikken Logische volgorde kunnen aanhouden Redeneren Realistisch kunnen oordelen Alternatieven zien Alternatieven evalueren en beoordelen Keuze maken Organiseren en plannen op grond van een keuze Besluiten trekken Plannen ten uitvoer kunnen brengen Druk van buitenaf kunnen weerstaan Weerbaarheid Haalbare prioriteiten stellen Prioriteiten kunnen aanhouden Psychologische vaardigheden - Opgewassen zijn tegen tijdsdruk Kunnen omgaan met dubbelzinnnigheid, ambiguïteit Bij afwezigheid van leiding, toch zelf kunnen handelen Toevalligheden accepteren, iets op het spel kunnen zetten Kunnen sublimeren Daadkracht kunnen kanaliseren Gevoelens de baas blijven Gedrag kunnen aapasssen, beschikken over verschillende manieren van reageren Behoeftebevrediging kunnen uitstellen Compromis kunnen sluiten zonder verlies van eigenwaarde Persoonlijke bevrediging kunnen nastreven en ondergaan 127 - Kunnen investeren, zich verbinden met externe zaken, personen, gebeurtenissen Eigen vaardigheden, bekwaamheden, beperkingen kunnen onderkennen Toezicht van anderen kunnen aanvaarden Zichzelf van anderen kunnen onderscheiden Haalbare doelen nastreven en verwachtingen koesteren die haalbaar zijn Opgewassen zijn tegen kritiek, succes, falen, concurrentie Beschikken over vertrouwen in eigen kunnen, daadkracht, causatie Zelfrespect, zelfvertrouwen, intrinsieke motivatie Het gevoel hebben autonoom te zijn Zichzelf beschouwen als een zelfstandig handelend persoon Interpersoonlijke/sociale vaardigheden - Kunnen omgaan met relaties tussen gelijken Kunnen omgaan met gezag : aanvaarden en hanteren van gezag Het vermogen hebben te ontvangen, te geven, te delen Vertrouwen kunnen schenken Kunnen beantwoorden aan gevoelens en behoeften van anderen Warmte kunnen geven Respect kunnen hebben Redelijke verwachtingen stellen tegeover anderen Kunnen samenwerken in onderlinge afhankelijkheid Leiding kunnen geven Kunnen functioneren als lid van een groep Het vermogen hebben om een positieve respons van anderen te ontlokken HANDELINGSGEBIEDEN: Zelfredzaamheid - Zelfverzorging Dagindeliing Maaltijden Kleding Eigen kamer Communicatie Maatschappelijke participatie Gebruik van geld Productiviteit - School, opleiding 128 - Huishoudelijk werk Verzorgen van anderen Klusjes aankunnen Beschut werken Vrijwilligerswerk Loondienst Werkloosheid Ontspanning - Binnenshuis Buitenshuis 129 Bijlage 3: Foto’s: aangepaste kweekbakken - De kweekbakken zijn volledig rolstoeltoegankelijk( beenhoogte 70 cm). 130 - Er is een aanpaste diepte( 60 cm) zodat de kweekbakken volledig kunnen bewerkt worden door de bewoners. Plexiglas als deksel uit veiligheidsoverwegingen. - Werktafel en opbergbakken aan de zijkant uit praktische overwegingen. 131 Bijlage 4: Hoe groenten zaaien en onderhouden? ▪ Kweekbakken buiten - openzetten ± 9 u ’s ochtends sluiten ± 16 u ’s namiddags plantjes steeds blijven bevochtigen( dagelijks) ▪ Salade - zaaien onder glas vanaf februari tot maart in rijen met 15 cm tussenafstand verplanten in volle grond vanaf april tot mei met 30 cm tussenafstand rond de salade kan je best een halve fles zetten voor de mooie kropvorming salade best niet in de volle zon laten groeien!( wat koelere groeiomstandigheden voor de krop salade) ▪ Radijzen - zaaien vanaf januari tot maart onder glas in rijen met 15 cm tussenafstand druk de bodem steeds goed aan rondom de radijzen bedek de zaden met weinig grond als de zaden 3-4 bladeren vertonen kan je ze uitdunnen en slechts 1 plant per 5à7 cm overhouden oogsten: 5 tot 7 weken na de zaai radijzen verlangen veel water!!! ▪ Erwten - de planten groeien tot 40 cm hoogte en dienen bevestigd te worden met vb kippengaas grote peulen die 6 tot 8 erwten bevatten zaaien in rijen met afstand van 40 cm, 4 cm diepte deze groenten vragen anders verder weinig tot geen aandacht ▪ …( keuze zelf te maken) 132 Bijlage 5: Foto’s: Inrichting leefruimte klaverblad - Binnenomgeving en - Buitenomgeving 133 Bijlage 6: Lijst interessante winkels ▪ De Sneppe Alle dierenvoeding – tuinbouwartikelen Kwabrugstraat 38 8510 Bellegem ▪ Floralux Meensesteenweg 225 8890 Dadizele ▪ Vangaverbeke Houtimport Izegem ( aankoop materiaal kweekbakken) ▪ Brico Doe-het-zelf Pottelberg 8510 Kortrijk ▪ AVEVE Moorsele ▪… 134 Bijlage7: Brochure personeelsleden/familieleden Natuur beleefd, Mens herleeft! Wat? Wie? Aangepaste groenactiviteiten … ▪ Buiten kweken van salade, tomaten, … in 2 koude bakken. ▪ Maken van een seizoenstafel. ▪ Meer planten en bloemen binnen het RVT. ▪ Maken van een weerhoek. ▪ Creatieve activiteiten in thema natuur. Bewoners van leefgroep Klaverblad. Waar? Leefgroep Klaverblad. Wanneer? - Waarom? ▪ Aanbieden van een zinvolle dagbesteding. ▪ Stimuleren van het sociaal contact. ▪ Stimuleren van het zelfvertrouwen. ▪ Stimuleren van de interesses. ▪ Binnenbrengen van de natuur in het RVT. ▪ Stimuleren van de zintuigen. - Groepsactiviteiten: om de 2 weken de woensdagnamiddag van 15u-16u Individuele activiteiten: voorlopig de woensdagvoormiddag van 10u-11u 135 Bijlage 8: Info-blad bewoners Informatie : groen-activiteiten Wat zijn groen-activiteiten ? Groen-activiteiten = alle activiteiten die betrekking hebben tot de natuur. Vb: - maken bloemstukjes voor Pasen maken van soep met eigen gekweekte groenten maken seizoenscollages, inrichten seizoenstafel contact met dieren … Waar ? Leefruimte klaverblad (beneden). Wie ? Alle geïnteresseerden. Waarom ? - Voor het plezier, hebben van een goed gevoel. Stimuleren van het zelfvertrouwen. Stimuleren sociale contacten. Stimuleren van onze zintuigen … Wanneer ? Om de twee weken, de woensdagnamiddag ( 15u – 16u). De exacte data en soort activiteit zal telkens uithangen bij het weekoverzicht in de gang. Begeleiders? Ellen (stagiaire), Stefanie (ergotherapeute), Ilse (ergotherapeute) 136 Bijlage 9: Voorstellen en tips naar de toekomst toe ▪ Water geven planten leefruimte klaverblad: - week: ergo + Beatrijs - weekend: Beatrijs (dagelijks controleren vb. na de soeppauze) ▪ Onderhouden planten in de gangen - week (maandag en donderdag): ergo( na eten om 12u30) + Elvier(vb.) - weekend: niet nodig ( tenzij bij extreme droogte) ▪ Onderhouden groenten buiten( dagelijks!!!) - week: ergotherapie + bewoners (eventueel Elvier bij goed weder) - weekend: nodig bij droog weder( vragen aan verzorgenden) ▪ Onderhouden bloemen en planten buiten: - logistieke dienst 137 Bijlage 10: Foto’s: bewoners aan het werk 138 139