natuur beleefd, mens herleeft! - Beroepsvereniging Groene Zorg

advertisement
Hogeschool West-Vlaanderen
Departement HIEPSO
Studiegebied Gezondheidszorg
OPLEIDING ERGOTHERAPIE
R. De Rudderlaan, 6
8500 Kortrijk
NATUUR BELEEFD, MENS HERLEEFT!
INRICHTING VAN DE WOONOMGEVING EN AANGEPASTE
GROENACTIVITEITEN BIJ ZORGBEHOEVENDE OUDEREN
IN RVT HOME ‘T HOGE
Scriptie aangeboden tot het
behalen van de titel van
bachelor in de ergotherapie
Onder begeleiding van
Mevr. Deweer S.
Dhr. Mullie J.-M.
Desloovere Ellen
Juni 2006
8
Dankwoord
Deze scriptie kwam tot stand na veel hulp van vele mensen. Graag zou ik hen allen willen
bedanken.
In de eerste plaats wil ik de directeur, Dhr. Mullie M., van RVT Home ’t Hoge bedanken voor
deze unieke kans die ik kreeg. Door het volledige vertrouwen dat aan mij werd geschonken
kreeg ik de kans om er iets moois uit te werken.
Vervolgens wil ik alle bewoners bedanken die deelnamen aan deze scriptie. Ik wens hen het
allerbeste toe en hopelijk kunnen ze samen nog veel genieten van het mooie weer en de natuur
in en rondom het RVT.
Mijn promotors Mevr. Deweer S., ergotherapeute, en Dhr. Mullie J.-M., verantwoordelijke
bewonerszorg, wil ik hartelijk danken voor hun vele tijd, verbeterwerk en goede raad.
Ook wil ik alle personeelsleden en familieleden van de ouderen danken voor hun steun en
hulp tijdens de activiteiten.
Dank aan Mevr. Degroote D., docente HIEPSO, voor het vele lees- en verbeterwerk.
Speciale dank aan mijn papa voor het maken van de prachtige kweekbakken!
Mijn vriend voor de steun en het winkelgezelschap gedurende mijn scriptieperiode.
9
Inhoudsopgave
Dankwoord
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen
Verklarende woordenlijst
Algemene inleiding / probleemdefiniëring
4
5
8
9
10
THEORIE
1
Natuur – en groenbeleving ........................................................................................... 16
1.1
1.1.1
1.1.2
1.1.3
Zicht op natuur ......................................................................................................... 16
‘Mijn’ kijk op natuur ........................................................................................ 16
Therapeutische kijk op ‘de tuin’....................................................................... 17
Aspecten van natuur ......................................................................................... 17
1.2
Meerwaarde van een groenactiviteit, ........................................................................ 18
1.3
1.3.1
1.3.2
1.3.3
1.3.4
Natuur en groenbeleving in een RVT ...................................................................... 19
Wat is een RVT?,.............................................................................................. 19
Voorstelling RVT Home ‘t Hoge ..................................................................... 20
Groenactiviteiten binnen RVT Home ’t Hoge ................................................. 21
De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge............................................ 22
1.4
Afbakening groenbeleving ....................................................................................... 23
2
Natuurbeleving bij ouderen met een dementieel syndroom en/of fysische beperkingen.
...................................................................................................................................... 25
2.1
2.1.1
2.1.2
2.1.3
2.1.4
Dementieel syndroom .............................................................................................. 25
Definitie............................................................................................................ 25
Symptomatologie ............................................................................................. 26
Verschillende oorzaken en vormen van dementie............................................ 29
Het syndroom van Korsakoff ........................................................................... 31
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
De belevingswereld van dementerende mensen....................................................... 33
De beleving van dement worden...................................................................... 33
Retrogenese: omkering van de levensloop....................................................... 35
Institutionalisering............................................................................................ 35
2.3
2.3.1
Verlies van autonomie.............................................................................................. 36
Wat? ................................................................................................................. 36
10
2.4
2.4.1
2.4.2
2.4.3
2.4.4
2.4.5
2.4.6
De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom............................ 37
Lichamelijk ervaren.......................................................................................... 37
Zintuiglijk ervaren............................................................................................ 38
Verstandelijk ervaren ....................................................................................... 39
Gevoelsmatig ervaren....................................................................................... 39
Sociaal ervaren ................................................................................................. 40
Spiritueel ervaren ............................................................................................. 40
2.5
Ziekte van Parkinson................................................................................................ 41
2.6
2.6.1
Motorische stoornissen bij ouderen.......................................................................... 43
Artrose( Arthrosis deformans) ......................................................................... 43
3
Belang van de omgeving binnen de ergotherapie ........................................................ 45
3.1
Algemeen doel en werking van de ergotherapie ...................................................... 45
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
Modellen binnen de ergotherapie............................................................................. 46
Het paradigma van de ergotherapie, ................................................................. 46
Ergotherapeutische praktijkmodellen, .............................................................. 48
Het aspect omgeving ........................................................................................ 48
3.3
3.3.1
3.3.2
3.3.3
Ergotherapie binnen RVT Home ‘t Hoge ................................................................ 55
Algemene taak.................................................................................................. 55
Modellen en uitgangspunten ............................................................................ 56
De meerwaarde van de ergotherapie binnen het ‘groenproject’ ...................... 57
4
Aandachtspunten binnen de individuele en de groepsactiviteiten ............................... 59
4.1
4.1.1
4.1.2
Grondhouding........................................................................................................... 59
Hulpvrager en therapeut: handelende wezens .................................................. 59
Ergotherapie als middel.................................................................................... 60
4.2
4.2.1
4.2.2
Begeleiden van groepen,........................................................................................... 61
Begeleiden van activiteiten met dementerende ouderen .................................. 61
Aangepaste begeleiding bij Korsakoff-patiënten ............................................. 59
PRAKTIJK
5
De voorbereidingen betreffende de scriptieperiode en het project .............................. 64
5.1
Opstellen van een werkplan ..................................................................................... 64
11
5.2
Voorstellen van het project aan de directeur, verantwoordelijke bewonerszorg en de
personeelsleden .................................................................................................................... 68
5.2.1
Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg ............ 68
5.2.2
Voorstelling aan de personeelsleden ................................................................ 70
5.2.3
Voorstelling van het project naar de bewoners toe .......................................... 69
5.3
5.3.1
5.3.2
Selectie en voorstelling bewoners ............................................................................ 69
Vragenlijst ........................................................................................................ 73
Voorstelling enkele bewoners .......................................................................... 73
5.4
5.4.1
5.4.2
Doelstellingen groenactiviteiten............................................................................... 80
Algemene doelstellingen .................................................................................. 80
Individuele doelstellingen ................................................................................ 81
6
Beleving van de voorgestelde groenactiviteiten........................................................... 83
6.1
6.1.1
6.1.2
6.1.3
Activiteiten in praktijk ............................................................................................. 83
Groepsactiviteiten en individuele activiteiten .................................................. 83
Indeling op natuurbeleving............................................................................... 84
Activiteiten Bertrand ........................................................................................ 85
6.1.4
6.1.5
6.1.6
6.1.7
Activiteiten Elvier ............................................................................... 87
Activiteiten Albertien....................................................................................... 95
Activiteiten Beatrijs.......................................................................................... 98
Activiteiten en reactie andere bewoners......................................................... 105
6.2
6.2.1
6.2.2
Evaluatie van de doelstellingen.............................................................................. 106
Algemene doelstellingen ................................................................................ 106
Individuele doelstellingen .............................................................................. 106
Algemeen besluit
107
Bronvermelding
Lijst van bijlagen
12
Algemene inleiding / probleemdefiniëring
Gedurende mijn tweede jaar van de opleiding ergotherapie deed ik stage in het RVT Home ’t
Hoge. Ik kreeg steeds meer interesse voor de doelgroep ‘ouderen’.
De term ‘ouderen’ is een deel van het leven waar wij allen naar op weg gaan.
Daarom vind ik het belangrijk om daar even over na te denken. Als ‘jongere’ doe ik stage bij
‘ouderen’, een fase in het leven waar ik hopelijk ook zal bij mogen behoren.
Dit zijn mijn persoonlijke vragen, bedenkingen en problemen die in verband stonden met
momenten gedurende mijn stage.
1) Sommige ouderen verliezen aan autonomie, sommigen aan verantwoordelijkheid voor
zichzelf en de omgeving.
Wanneer ouderen opgenomen worden in een RVT zal er heel wat veranderen in hun leven. Ze
laten hun vertrouwde thuissituatie achter. Dagelijkse huishoudelijke gewoontes zijn niet meer
haalbaar of uitvoerbaar. Het leven waar ze eens zo lang verantwoordelijk voor zijn geweest is
niet meer wat het geweest is. De ouderen zijn plots afhankelijk van anderen en dat brengt
vaak moeilijkheden met zich mee.
Het zorgafhankelijk zijn gaat niet steeds gepaard met een mentale achteruitgang. Dat maakt
het voor sommige ouderen nog moeilijker. Vb.: Ze worden plots dagelijks gewassen door
anderen terwijl ze vroeger eerder ‘preuts’ waren.
Een opname in een RVT is een confrontatie met de eigen onmogelijkheden, de eigen
gebreken. Men kan niet meer instaan voor de volledige eigen verzorging. De ouderen
verliezen een deel van zichzelf, ze zijn niet meer onafhankelijk en hebben de anderen nodig
om te overleven. Ze kunnen niet meer zelf instaan voor eigen leven, eigen doen en laten,
eigen gewoontes,… Ze verliezen aan autonomie of verliezen voor een stuk hun ‘eigen ik’.
2) Sommige ouderen verliezen hun zin voor ‘interesses’of zijn beperkt in het uitvoeren
van hun ‘interesses’.
Ieder mens heeft zo zijn hobby’s, interesses en dagdagelijkse activiteiten. Bij opname worden
is het mogelijk dat niet al deze handelingen nog kunnen worden uitgeoefend. Dit deels door
het beperkt worden in eigen mogelijkheden of door het gebrek aan mogelijkheden binnen het
RVT.
Het is een uitdaging en een grote doelstelling om aan zoveel mogelijk bewoners hun wensen
en vragen te voldoen.
Persoonlijke wensen en vragen worden door de bewoners ook niet steeds expliciet geuit.
Daarom is het aan alle personeelsleden om de ouderen blijvend te bevragen en hun interesses
13
te weten te komen. Op die manier is het mogelijk bewoners opnieuw een positief gevoel te
laten ervaren bij het uitvoeren van een bepaalde activiteit.
3) Ouder worden is niet gelijk aan persoonlijke en sociale inactiviteit.
Met ouder worden gaan misschien sommige handelingen wat trager maar dat is helemaal niet
negatief. De gejaagdheid en de vluchtigheid verdwijnen. Maar dit is een groot verschil met
inactief worden.
Ouderen zijn soms weinig communicatief. Contact nemen met anderen is er niet bij en de
oudere trekt zich liever wat terug uit de groep. Komt dit door het feit dat de oudere geen nood
heeft aan contact, voelt hij zich niet aanvaard…?
Ook dementerende ouderen zoeken weinig tot geen contact met anderen. Fysiek zijn ze
aanwezig in de groep maar hun gedachten zijn niet bij het gebeuren.
Er blijft nood aan een actieve dagbesteding. Een dagbesteding waarbij het hebben van sociale
contacten een belangrijke doelstelling is. De nood aan sociale contacten kan echter ook een
middel zijn tot een actieve dagbesteding.
4) Ouderen verliezen aan zelfvertrouwen.
Door het terecht komen in een onbekende omgeving, het afhankelijk worden, het niet meer
kunnen uitvoeren van anders zo voor de hand liggende handelingen, het eventueel
geconfronteerd worden met het dementieel syndroom… word je als mens onzeker. De
omgeving wordt voor een stuk een bedreiging. Men is niet meer op de hoogte van het
gebeuren in hun naaste en verre omgeving. Ouderen moeten vaak tevreden zijn met wat de
anderen hen vertellen. Dit alles zorgt voor een verlies aan zelfvertrouwen.
5) Ouderen verliezen aan contact met de buitenwereld, specifiek de natuur en de groene
omgeving.
Activiteiten die voordien routine waren zijn nu een beperking geworden. Ouderen die
dagelijks buiten kwamen om te wandelen, de was te drogen hangen, boodschappen te doen, de
moestuin te onderhouden…kunnen al deze activiteiten niet meer uitvoeren. Ook de
buitenlucht wordt weinig tot niet meer gevoeld. Het ervaren van seizoenen kan gestoord zijn.
Wanneer de zon schijnt buiten blijkt het voor sommige bewoners dadelijk zomer te zijn.
Wanneer het regent is het dadelijk herfst. Bepaalde ouderen die steeds binnen zitten kennen
het verschil niet meer tussen 5°C en 15°C.
Vanuit deze vragen, bemerkingen en problemen komt mijn scriptie onderwerp voort. Waarom
brengen we de natuur niet binnen in het RVT? Met deze scriptie wil ik proberen de bewoners
te activeren en dit door groenactiviteiten als middel te hanteren. Deze groenactiviteiten zijn
bijvoorbeeld: het kweken en onderhouden van planten, bloemen en groenten. Het maken van
14
een seizoenstafel met herkenningspunten voor de bewoners. Het maken van een weerhoekje
zodat ze kunnen zien hoeveel graden het buiten is en hoe de weersvoorspellingen zijn… De
activiteiten gebeuren op een voor hen aangepaste wijze waarbij ze een stuk hun autonomie en
eigen interesses terug vinden. Op die manier kunnen ze zich iets veiliger voelen binnen de
eigen omgeving, wat een stuk het zelfvertrouwen een duwtje in de goede richting kan geven.
15
1
Natuur – en groenbeleving
Inleiding
Als antwoord op de probleemdefiniëring besloot ik om de meerwaarde van aangepaste
groenactiviteiten en de inrichting van de woonomgeving aan te tonen.
Iedere mens bekijkt de natuur door een andere bril. De verschillende aspecten van natuur
blijven echter wel onaangetast aanwezig. Het belang van natuur in ons leven is enorm maar
vaak denken we daar niet meer over na. Daarom wil ik in dit eerste hoofdstuk als start mijn
eigen kijk op natuur en het belang ervan weergeven.
Vervolgens wordt RVT Home ’t Hoge, zijn omgeving en zijn groenactiviteiten nader
toegelicht.
Als laatste schets ik kort de afbakening van de groenbeleving. Op die manier kan een zicht
worden verkregen over de verdere praktische uitwerking van mijn scriptie.
1.1
Zicht op natuur
1.1.1
‘Mijn’ kijk op natuur
Natuur valt moeilijk te omschrijven terwijl het voor velen iets heel eenvoudigs lijkt. Het is
een onderdeel van het dagdagelijkse (be)leven waar we eigenlijk weinig bij stil staan. Laat ik
even een gewone dag overlopen die past binnen mijn kijk op natuur…
Van bij het ontwaken, ‘het krieken van de dag’, kan ik het fluiten van de vogels horen. Ik kijk
door het raam en neem waar wat voor weer het is. Soms word ik zelfs wakker door de regen
op het raam. Ik trek kledij aan die past bij de weersomstandigheden.
Bij het betreden van de woonkamer geef ik de planten water indien ze ‘droog staan’. Ik neem
de kleuren van de snijbloemen waar die in een mooie vaas staan.
Bij het naar buiten gaan zie en voel ik het weer. Vb.: Het zien en voelen druppen van de regen
(soms kunnen we de regen zelfs ‘ruiken’ op een warme zomerdag), het zien en voelen van de
zon, de snijdende wind voelen in mijn gezicht,…
De bomen in de laan en langs de weg, de velden waardoor gereden wordt met de fiets of de
auto, … Dit alles wordt waargenomen onderweg zonder er bij stil te staan. Dit stukje natuur,
‘het is er gewoon’.
Aangekomen op het werk, passeer ik de planten in de gang en dit vaak zonder er bewust
aandacht aan te schenken.
16
Voor mij persoonlijk is natuur meer dan dat. Het is ook een plek om tot rust te komen. Even
weg zijn van de bewoonde wereld en genieten van het alleen zijn. Dat ene plekje aan het
water, de eendjes, de wind die waait door de bomen, de zonnestralen voelen op mijn
lichaam,… Het ideale plekje voor een mooie zomerdag. In de winter zijn er de dwarrelende
sneeuwvlokken, de ‘bijtende’ koude, de ‘gure’ wind,… Kletsnat worden door een regenbui in
de herfst doet me vloeken, maar het horen van de regen op het raam maakt me rustig. Het
krijgen van een boeket bloemen heeft me een fijn gevoel, ik kijk er naar en zeg hoe mooi ze
zijn, ik ruik er aan en zeg dat ze lekker ruiken, …
Thuis staan bloemen en planten centraal in de woonkamer. Deze scheppen enige vorm van
sfeer, rust en huiselijkheid. Het huis is omringd door gras met hier en daar een bloemenperkje.
Twee kleine visvijvers met een waterpomp zorgen voor een mooi zicht en het geluid van
kabbelend water.
1.1.2
Therapeutische kijk op ‘de tuin’1
Vele bewoners van een RVT hadden een tuin. De aanwezigheid van een tuin creëert kansen
om op verkenning te gaan. Je kunt er nieuwe ervaringen opdoen. In een tuin dwalen is een
heel stuk avontuurlijker dan in een gang. Een tuin biedt kansen om zelf de omgeving mee
vorm te geven. Het kiezen van de bloemen, het onderhouden van de planten, het kweken van
de groenten,… Op die manier kan een tuin bijdragen tot het behoud, herstel of opbouw van
de autonomie( zie 2.3 Verlies van autonomie).
Een tuin of ieder andere omgeving moet voor dementerende en zorgbehoevende ouderen een
heel stuk veiliger zijn dan een normale tuin. Bij de inrichting ervan moet er rekening worden
gehouden met een grotere veiligheidsbehoefte:
- de tuin is van binnenuit goed bereikbaar, maar rond de tuin is een goede omheining nodig;
- de grond en de paden zijn best voldoende verhard en zijn toegankelijk voor minder mobiele
bewoners;
- betonnen boorden worden best vermeden daar deze moeilijker worden opgemerkt;
-…
1.1.3
Aspecten van natuur
Gedurende de beschrijving van ‘mijn’ natuur en de tuin kwamen verschillende onderdelen
van de natuur aan bod:
- het weer;
- de seizoenen;
- bloemen, planten en bomen;
- groenten en fruit;
- dieren;
1
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en
hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p.
17
-…
Dit alles zijn aspecten die uit het dagdagelijkse leven niet weg zijn te denken.
Iedere mens heeft een persoonlijke kijk op natuur en de één is er meer in geïnteresseerd dan
de ander. In ieders leven is er natuur aanwezig en dit op de verschillende gebieden. We
kunnen er dus niet aan onderuit dat natuur ons dagdagelijkse leven en handelen gaat
beïnvloeden.
Er is dus zeker sprake van een bepaalde waarde van de natuur binnen ons leven. Is dit nu een
meerwaarde of niet in ons leven?
1.2
Meerwaarde van een groenactiviteit1,2
Als mens kunnen wij een grote invloed hebben op de verschillende aspecten van natuur (zie
1.1.3 Aspecten van natuur). Voor een groot deel bepalen we zelf of we natuur in ons leven
laten of niet. Iedereen heeft zijn interesses en natuur(beleving) is er eventueel één van.
We kunnen het weer en de seizoenen niet veranderen of manipuleren maar we kunnen gebruik
maken van deze elementen om activiteiten uit te voeren. Het plaatsen van een weerstation laat
ons bijvoorbeeld toe het weer in zijn geheel waar te nemen. Op die manier maak je gebruik
van de natuur om een activiteit uit te voeren.
Natuur in al zijn aspecten is steeds aanwezig in ons leven. Het actief opzoeken en beleven van
deze aspecten toont je interesse er voor. Een interesse is een persoonlijke beleving waar je bij
de uitvoering ervan een positief gevoel krijgt. De meerwaarde van natuuractiviteiten is dus
sterk persoonsgebonden.
Het blijft dus belangrijk om te luisteren naar de wensen van de mensen. Een juiste aansluiting
bij de belevingswereld van de bewoners zorgt voor een succesvolle invulling van de
woonomgeving.
Handelingen zoals de hond uitlaten in het bos, een fietstocht bij mooi weer zijn voor ons
vanzelfsprekend maar niet voor ouderen binnen een RVT. De bewoners zijn omwille van hun
beperkingen afhankelijk van anderen om deze dingen te doen.
Voor ouderen zouden verschillende natuuractiviteiten er voor zorgen dat ze meer grip krijgen
op de wereld om hen heen. Herinneringsprocessen kunnen in gang worden gezet. Deze
processen kunnen bij zowel dementerende als niet-dementerende ouderen voorkomen. Bij het
herinneren kunnen positieve gevoelens naar boven komen.
1
DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend
onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,,
57 p.
2
SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan
Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p.
18
Het is belangrijk dat ouderen betrokken blijven bij hun eigen leefomgeving. In een RVT kan
dit bijvoorbeeld betekenen dat ouderen helpen aan huishoudelijke taken zoals de afwas,
maken van soep,…Eenvoudige handelingen met betrekking tot de natuur horen daar dus ook
bij: planten water geven, bloemen onderhouden, eigen groenten kweken,…
Natuuractiviteiten kunnen dus herinneringen oproepen, onze sociale behoefte vervullen, het
gevoel van eigenwaarde stimuleren, onze zintuigen stimuleren, onze kennis verruimen, zorgen
voor huiselijkheid en ons een goed gevoel geven. Al deze meerwaarden keren terug als we
kijken naar de doelstellingen van ergotherapie( zie 3.1.1 Ergotherapie binnen RVT Home ’t
Hoge). Ergotherapeuten streven naar het bevorderen van het subjectieve welzijn van de
mensen. Het oproepen van herinneringen kunnen we linken aan reminiscentie, een aspect van
ergotherapie.
De verschillende natuuractiviteiten zorgen voor hun eigen effecten en deze zijn dan nog eens
persoonafhankelijk.Vb.: Ik zoek uit welke bloem er gemakkelijk zal bloeien in deze periode
van het jaar. Ik zoek ze uit, kijk er naar en ruik er aan,… Eens de bloem geplant en geplaatst
in de kamer kijk ik er dagelijks naar en vind ze mooi( ik ben blij dat die bloem er staat).
We kunnen de effecten en voordelen van tuintherapie en het tuinieren plaatsen op
intellectueel, sociaal, emotioneel en fysiek vlak.
1.3
Natuur en groenbeleving in een RVT
1.3.1
Wat is een RVT?1,2
RVT staat voor ‘rust – en verzorgingstehuis’ en past als woonvorm binnen de intramurale
zorgverlening. Deze vorm van zorgverlening omvat alle diensten die senioren een tijdelijk of
definitief thuisvervangend milieu bieden.
In een RVT komen zowel fysiek zorgbehoevende als dementerende ouderen terecht. Deze
groep van ouderen hebben geen permanente medische of gespecialiseerde behandeling nodig.
Hun grote nood aan zorg en begeleiding van verpleegkundigen en ander paramedisch
personeel dwingt hen tot opname binnen een RVT. Met ander paramedisch personeel wordt
dan de kinesitherapie, ergotherapie,…bedoeld.
De nadruk van de zorgverlening ligt op:
- het onderhouden van resterende mogelijkheden;
- het actief houden van de bewoners in een huiselijke sfeer;
- het stimuleren van het sociaal contact
- het animerende aspect vormt één van de hoofddoelstellingen.
1
2
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417 p.
VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Kortrijk, ergotherapie 2, 2003-2004
19
1.3.2
Voorstelling RVT Home ‘t Hoge1
RVT Home ’t Hoge werd opgericht in 1980 en ligt aan de rand van stad Kortrijk. Het biedt
woon- en leefgelegenheid aan 65 bejaarden.
De klemtoon ligt op bewonersgerichte zorg met aandacht voor respect en kwaliteit van het
individuele leven van elke oudere, het stimuleren van sociale contacten en beweging.
De bewoners verblijven in 2 leefgroepen of woonkamers die samengesteld zijn volgens het
karakter van de (hoofd)aandoening van de bewoners.
In de leefgroep ‘klaverblad’ verblijven de fysiek zorgbehoevende ouderen. Vb.: Bewoners
met beperkte lichamelijke zelfstandigheid, bewoners met ernstige mobiliteitsproblemen,…
In de leefgroep ‘groenendael’, beperkt tot 12 bewoners, verblijven die bewoners met een
mentaal verval, zich uitend in een dementieel beeld.
Het personeel biedt voor de bewoners een warme en belevingsgerichte zorg aan. Die
belevingsgerichte zorg steunt op drie grondattitudes:
- het behouden van de nog aanwezige mogelijkheden van de bewoners;
- het ondersteunen van de beperkingen of onmogelijkheden bij de bewoners;
- het aanbieden van een gerichte psycho-sociale ondersteuning.
Een warme en belevingsgerichte zorg eist een inlevende en empatische houding van het
personeel.
Het personeel draagt geen witte schorten omdat dit een afstand creëert tussen de bewoner en
de zorgverlener. Ouder worden is geen ziekte en we bevinden ons ook niet in een ziekenhuis.
Juist het huiselijke, warme karakter biedt een aangename verblijfplaats aan de ouderen.
Het RVT is volledig ingericht als een groot huis. De bewoners resideren in afzonderlijke
kamers maar verblijven overdag in de woonruimtes. De afzonderlijke kamers worden
ingericht naar de keuze van de bewoners zelf. Dit heeft aanknopingspunten tot het vertrouwde
leven. Mensen die zich thuis voelden in huishoudelijke taken blijven hierin betrokken.
Men probeert zoveel mogelijk contact te houden met de buitenwereld door middel van
uitstappen, wandelingen, samenwerking met externe organisaties,…
Het RVT is een open huis en kent geen beperking van bezoekuren.
Het contact met en het begeleiden van de familie is zeer belangrijk. Dit zowel voor, tijdens als
na de opname van de oudere.
RVT Home ’t Hoge levert zijn adequate bijdrage tot het fysisch, psychisch en sociaal
welbevinden van de bewoners. Dit door het zowel creëren van de huiselijke sfeer als het
1
MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p.
20
aanbieden van een
ergotherapie,…)
1.3.3
individueel
aangepast
therapieprogramma(
vb.
kinesitherapie,
Groenactiviteiten binnen RVT Home ’t Hoge1
▪ Aromatherapie2
De term aromatherapie wordt gebruikt om een bepaalde tak van de kruidentherapie aan te
duiden. Letterlijk betekent aromatherapie behandeling met gebruikmaking van geuren. De
geuren die gebruikt worden zijn de pure etherische oliën van planten. Deze worden
gewaardeerd om hun geneeskrachtige eigenschappen. De nuttig eigenschappen van de planten
worden gebruikt om de vitaliteit en gezondheid te vergroten. Ze kunnen helpen het
immuunsysteem te versterken en het algemene welbevinden te vergroten. Aromatherapie is
een aangename manier om gezond te blijven en de dagdagelijkse stress te verlichten. Een
constant emotioneel en fysiek evenwicht kan worden bereikt.
De effecten van aromatherapie zijn dus zeer veelzijdig en gevarieerd( afhankelijk van welk
aroma wordt gebruikt):
- stimuleren van het lichaam;
- beïnvloeden de cel waardoor ze beter ademt en beter reageert;
- bevorderen de vorming van antilichamen en stimuleren de witte bloedcellen;
- vallen de microben rechtstreeks aan;
- werken ontstekingswerend;
- werken als klassieke antibiotica maar hebben niet de nadelen ervan;
- helpen het lichaam onzuiverheden te verwijderen;
- werken ontgiftend en stimuleren de bloedsomloop( revitaliserende werking);
- vergemakkelijken de ademhaling bij verstuiving in de atmosfeer;
-…
Aromatherapie kan op verschillende wijzen worden toegepast. Dit kan onder de vorm van
baden, massage en via het inhaleren.
Etherische oliën zijn zeer vluchtig en verdampen gemakkelijk wanneer ze met de lucht in
aanraking komen. Hierdoor kunnen ze via inademing via de neus in het lichaam worden
opgenomen. Verstuiving op de kamer ‘aroma-stream’ wordt vaak gedaan bij bewoners die
palliatief zijn (zie bijlage 1), roepgedrag vertonen, moeilijk ademhalen of gewoon om bij het
ontwaken een rustige sfeer te creëren. Wanneer de oliën verdund op de huid worden
aangebracht( bij massage), kunnen de moleculen door de huid dringen. Tijdens het baden kan
de olie worden ingeademd of door de huid dringen. Aromatische baden worden vaak gegeven
aan bewoners die rusteloos gedrag vertonen. Etherische oliën worden altijd gebruikt met
neutrale bad-olie of tarwe-kiem olie.
1
2
Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006
PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus, 78p.
21
▪ Dieren in het RVT
De aanwezigheid van dieren in of rondom een RVT kan voor sommige bewoners van belang
zijn. Met dieren bestaat er een bepaalde gevoelsrelatie die zelfs in stadia van dementie kan
worden ervaren. Mensen kunnen dieren knuffelen en verzorgen, dieren kunnen het leven
betekenisvoller maken.
Binnen RVT Home ’t Hoge zijn geen andere dieren dan vissen en één vogel permanent
aanwezig. Wel worden er door de ergotherapie, en op vraag door andere personeelsleden,
dieren binnengebracht in het RVT.
Het houden van andere huisdieren binnen het RVT staat omschreven als verboden. Het niet
houden van huisdieren komt voort uit praktische en hygiënische overwegingen.
- In de leefgroep Klaverblad en Groenendael staan 2 visbokalen. In leefgroep klaverblad
zorgen de ergotherapeuten samen met een bewoonster voor het onderhoud van de vis.
- Wekelijks, gedurende 1 namiddag, komt ‘Boemer’ de hond langs in het RVT (= hond van
een bewoonster).
- 4 oktober is het nationale dierendag en komen er allerlei dieren het RVT binnen: konijnen,
honden, katten, cavia’s, kameleon,…
▪ Groepsactiviteiten in RVT Home ’t Hoge
Binnen het RVT werden soms groenactiviteiten aangeboden. Het maken van bloemstukjes in
teken van het seizoen werd sporadisch gedaan.
Op de vensterbanken werden soms bloembakken geplaatst maar dit zonder medewerking van
de bewoners.
De ergotherapeuten kweekten samen met de bewoners al eens groenten in bloempotten. Dit
bleek toen al veel reactie en activiteit van de bewoners op te roepen.
1.3.4
De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge
RVT Home ’t Hoge is gelegen in een omgeving die de landelijkheid van vroeger nog weet
weer te geven en dit met tinten van de huidige maatschappij( het wegverkeer, openbaar
vervoer,…). Bij het wandelen rond het RVT kom je van de drukke weg terecht in een
rustgevende woonwijk die uitzicht biedt op de wijde velden.
De binnentuin van het RVT is de plaats die bij goed weer de bewoners toe laat een frisse neus
te nemen. De tuin staat in direct contact met leefruimte Klaverblad via 2 grote openklapbare
deuren. De bewoners kunnen te voet of met de rolstoel het terras bereiken door middel van
een hellend vlak( oprijgoot). De grond bestaat uit effen tegels die het valrisico beperken.
Middenin de tuin is een lavendelperkje aangelegd. Op de vensterbanken, van de kamers die 2
zijden van de tuin begrenzen, plaatst men bloembakken om de omgeving op te fleuren. De
22
andere zijde van de tuin is een volledig met klimop begroeide muur. Tuinstoelen, tuintafels en
grote parasols bieden de bewoners kans om rustig en comfortabel te genieten van de zon en de
rust.
1.4
Afbakening groenbeleving
Eerder dit eerste hoofdstuk( zie 1.2 De meerwaarde van natuuractiviteiten) kwamen
verschillende meerwaarden van natuurbeleving aan bod. Sommige kunnen belangrijk zijn
naar de uitwerkingen van activiteiten toe. Het verruimen van de kennis wordt als doelstelling
vaak vergeten binnen de natuurbeleving. Uiteindelijk kan dit een belangrijk aspect vormen
voor de fysiek zorgbehoevende ouderen. Dementerende ouderen kunnen op die manier
herinneringen ophalen en ontdekken dat er nog kennis aanwezig is. Ook stimulering van de
zintuigen is belangrijk maar vaak vergeten.
De uitwerking van deze scriptie zal zich richten op het meer naar binnen van brengen van de
natuur binnen het RVT. Het onderwerp van deze scriptie blijft vrij ruim. Aan de hand van
verschillende activiteiten wordt het contact met de natuur behouden. De leefruimte waar de
bewoners constant in leven en zich dagelijks in bewegen moet een beetje ‘groener’ worden.
Het plaatsen van bloemen en planten is een hoofdzaak. De bewoners kunnen ook instaan voor
het onderhoud ervan. Het kweken van groenten op een voor hen aangepaste manier is een
herbeleving van vroegere hobby’s en interesses. De bedoeling blijft wel alles eenvoudig te
houden zodat personeel en bewoners op hun eigen manier en tempo samen kunnen werken
aan een meer groene omgeving.
Vele aspecten van natuur zullen ook niet aan bod komen zoals het houden van dieren, verdere
uitwerking van aromatherapie, het gebruik van kruiden en hun specifieke werking,…
Doorheen de scriptie blijft het belangrijk de persoonlijke inbreng van de bewoners te
stimuleren, te motiveren en te respecteren. Natuurbeleving is een persoonlijke interesse.
Iedereen beleeft natuur op zijn eigen manier. De meerwaarde er van is dus sterk
persoonsafhankelijk. Omdat deze scriptie vrij ruim blijft is er veel mogelijkheid tot inspraak
van de bewoners. Samen kunnen we werken aan een meer groene leefomgeving. Hun
persoonlijke inbreng is dus van groot belang bij de praktische uitwerking
Besluit
Natuur wordt door iedereen en gedurende verschuillende levensfases anders gezien. Ouderen
die opgenomen worden in een RVT krijgen een nieuwe kijk op natuur. Natuur, in de ruime
zin van het woord, is een gegeven dat langzaam kan verdwijnen uit hun leven.
23
Binnen RVT Home ’t Hoge worden al heel wat activiteiten aangeboden die in verband staan
met de natuur en de groenbeleving. Verschillende doelstellingen kunnen worden bereikt met
een ruim aanbod aan activiteiten.
RVT Home ’t Hoge biedt een verblijfplaats aan met een huiselijk en warm karakter. De
doelstellingen die men wenst te bereiken stroken voor een groot deel met de meerwaarden van
groenactiviteiten.
Door het uitvoeren van groenactiviteiten en het inrichten van de woonomgeving kunnen we
de bewoners de kans bieden om zelf mee te helpen bouwen aan de warme en huiselijke sfeer.
Het werken rond natuur kan op iedere leeftijd voldoening schenken en zinvol zijn.
24
2
Natuurbeleving bij ouderen met een dementieel syndroom en/of
fysische beperkingen
Inleiding
Ouder worden gaat meestal gepaard met het optreden van bepaalde kwaaltjes, de ‘normale’
ouderdomsverschijnselen. Vaak is dit de achteruitgang van lichamelijke functies zoals het
gezichtsvermogen en het gehoor. Op die manier worden ook het oriëntatiegevoel en het
evenwichtsgevoel minder. Ouderen gaan zich minder zeker voelen, zelfs binnen hun eigen
gekende omgeving. Wanneer de ‘normale’ ouderdomsverschijnselen dan nog eens gepaard
gaan met bijvoorbeeld dementie, kan het evenwicht tussen het individu ‘het eigen ik’ en de
omgeving nog sterker verstoord worden.
In dit komende hoofdstuk zal ik eerst en vooral het ‘dementieel syndroom’ ietwat verder
uitdiepen met alle bijhorende kenmerken en de meest voorkomende oorzaken. Daarna zal ik
wat dieper ingaan op het kenmerk: verlies van autonomie, het verlies van ‘het eigen ik’. De
belevingswereld en de ervaringswereld van het ouder dementerend individu komen ook aan
bod. Binnen de belevingswereld van de dementerende oudere zal ik specifiek ingaan op het
gegeven ‘institutionalisering’, verband houdende met het verder uitwerken van de
groenbeleving binnen het RVT. Als laatste worden nog enkele fysische beperkingen
toegelicht die nog van belang zullen zijn binnen de praktische uitwerking van het groen
beleven.
2.1
Dementieel syndroom1,2,3,4,5
2.1.1
Definitie
Letterlijk vanuit het Latijn vertaald betekend dementie;
‘de’ = wegnemen, doen ophouden van een bepaalde werking,
‘mens’ = geest.
Het dementieel syndroom is geen ‘normaal’ ouderdomsverschijnsel. Het is een verworven
klinisch syndroom gepaard gaande met een chronische, progressieve en onomkeerbare
achteruitgang van het psychisch, cognitief functioneren. Onder dit cognitief functioneren
verstaan we functies als het denken, de intelligentie, het geheugen, de aandacht en de
1
DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg. Verkennend
onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2004,,
57 p.
2
BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p.
3
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417p.
4
http://www.dementie.be/#
5
http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm
25
oriëntatie. Verder zijn er ook veranderingen binnen het gedrag en het sociaal functioneren op
te merken. Het dagdagelijkse functioneren in zijn geheel wordt dusdanig aangetast.
2.1.2
Symptomatologie1,2,3,4,5,6
Een syndroom is een groep symptomen of een verzameling van klachten die zich tegelijkertijd
voordoen.
Om verwarring met andere syndromen te vermijden volgt eerst een lijst met kenmerken van
het dementieel syndroom volgens de DSM-IV-criteria:
Ontstaan van multiple cognitieve stoornissen zoals ze tot uiting komen in:
- aantasting van het geheugen
- één of meer van volgende stoornissen
afasie
apraxie
agnosie
gestoord executief functioneren (organiseren, oordeelsvermogen…).
Deze stoornissen leiden tot een verstoring van werk of normale sociale activiteiten of relaties
met anderen.
Deze stoornissen betekenen een significante achteruitgang t.o.v. vroeger niveau van
functioneren.
Deze stoornissen doen zich niet uitsluitend voor tijdens een delirante toestand.
Het symptomencomplex kan niet verklaard worden door een andere klinische ziekte (zoals
een depressie of schizofrenie).
De DSM-IV-criteria, waarbij ook het dementieel syndroom beschreven, is er om verwarring
te voorkomen met andere syndromen. Volgens deze indeling worden de symptomen hieronder
verder uitgelegd.
▪ Cognitieve symptomen
Stoornissen in het geheugen
De geheugenstoornissen tasten zowel het korte- als het lange-termijn-geheugen aan. Het
wordt voor de dementerende steeds moeilijker om informatie in te prenten, vast te houden en
1
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, Pfizer N.V., 2e editie, 2002, 417p.
2
BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p.
3
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en
hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p.
4
VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001, 236p.
5
VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Kortrijk, ergotherapie 2, 2003-2004
6
V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde
druk, Heverlee, 2003, 101p.
26
terug op te roepen. Het volledige inprentingproces (informatie overbrengen van het kortenaar het lange-termijn-geheugen) is gestoord. Recente gebeurtenissen worden alweer snel
vergeten. Vb.: Na de maaltijd zegt iemand nog geen eten te hebben gekregen. Op termijn
wordt het ook steeds moeilijker om gebeurtenissen uit het verleden op te halen( het geheugen
gaat zich bij wijze van spreken oprollen).
Ter compensatie voor het geheugenverlies zal de persoon met dementieel syndroom vaak
confabuleren. De persoon vindt antwoorden uit om het niet meer weten uit de weg te gaan.
Deze stoornissen in het geheugen leiden automatisch tot desoriëntatie in tijd en ruimte bij de
dementerende.
- Desoriëntatie in tijd, ruimte, plaats en persoon
* Tijd:
De dementerende kan zich niet herinneren welke dag, maand, jaar, seizoen…het is. Het is
belangrijk om de dementerende in zijn omgeving te wijzen op dit alles met kalenders, ROTborden (realiteitsoriëntatietraining),…
* Ruimte:
De persoon met dementie kan zich niet meer oriënteren in de ruimte en raakt daarbij
verdwaald. Ruimtes waarin de persoon al enkele jaren verblijft (vb: het RVT) blijven steeds
als onbekend ervaren. De persoon vindt zijn eigen kamer zelfs niet terug.
Vb.: Gedurende de voorbereiding van een groepsactiviteit worden alle bewoners naar de
leefruimte gebracht. Een dementerende bewoner wordt aangetroffen op een andere kamer.
Die kamer bevindt zich wel op het einde links van een gang net zoals die bewoner zijn kamer.
* Plaats:
Personen met dementie kunnen zich niet herinneren waar ze zich bevinden, in welke kamer ze
zijn, in welk gebouw ze zich bevinden…
Vb.: Bij het vragen waar we ons bevinden zegt een bewoonster thuis te zijn bij haar broer.
* Persoon:
Personen worden voor de dementerende als onbekend ervaren. Soms worden al jaren bekende
familieleden niet herkend.
Bijkomende essentiële cognitieve stoornissen
- Afasie:
* Receptieve afasie: gesproken taal wordt gedeeltelijk of helemaal niet begrepen.
Vb.: Bij het vragen aan een bewoonster om op te staan kijkt ze me aan en blijft zitten.
* Expressieve afasie: de persoon met dementie heeft moeite met het uiten van de gesproken
taal. Het vinden van de juiste woorden verloopt moeilijk.
27
* Perservaties: de dementerende persoon kan niet loskomen van bepaalde gedachten, zinnen,
woorden…
Vb.: Na de afname van een ‘ mini mental state examination’ ( MMSE: dient tot evaluatie van
de cognitieve vermogens zoals oriëntatie, begripsvermogen,…) schrijft en herhaalt de
persoon met dementie steeds de zin: sluit uw ogen.
- Apraxie:
Dit is verminderd vermogen om motorische activiteiten uit te voeren ondanks intacte
motorische functie.
* Ideomotorische apraxie: dit is het onvermogen om eenvoudige motorische handelingen uit
te voeren. Vb.: kammen van het haar.
* Ideatoire apraxie: dit is het onvermogen om complexe motorische handelingen uit te voeren.
Vb.: het wassen van zichzelf.
* Visuoconstructieve apraxie: dit is het onvermogen om eenvoudige structuren in de ruimte te
construeren. Vb.: het stapelen van blokken op bepaalde manieren.
* Kledingsapraxie: dit is het onvermogen om zichzelf aan- en uit te kleden. Vb.: ondergoed
wordt aangedaan boven de broek of rok,…
- Agnosie:
Dit is een stoornis in het herkennen of identificeren van voorwerpen, ondanks het intact zijn
van alle zintuiglijke functies. Vb.: er is het onvermogen om bestek correct te gebruiken,…
- Stoornis van de uitvoerende (executieve) functies:
Dit wil zeggen dat er moeilijkheden zijn in het maken van plannen, het organiseren, het
opstellen van een volgorde en het abstract denken.
Psychotische symptomen:
Wanen, hallucinaties,… Vb.: Men denkt dat men bestolen is,…
▪ Gedragsmatige symptomen
De gedragsmatige symptomen kunnen vaak een indicatie zijn voor een vroegtijdige
institutionalisering daar deze zeer belastend kunnen zijn voor de verzorgers.
- Dwaal- of vluchtgedrag Vb.: Men wil naar huis omdat moeder zit te wachten,
- fysieke agressie Vb.: Een persoon met dementie neemt een voetsteun van de rolwagen in de
hand om te slaan,
- rusteloosheid Vb.: Iemand heeft de neiging om steeds op te staan en opnieuw te gaan zitten,
- apathie: lusteloosheid, onverschilligheid Vb.: Een dame zit de hele dag in haar kamer en bij
het vragen om deel te nemen aan een activiteit wil de dame steeds op haar kamer blijven,
- decorumverlies: onaangepast gedrag en ontremming Vb.: Iemand staat in de kamer met zijn
broek tot op de hielen,
28
- wenen Vb.: Een dementerende vrouw zit tijdens de middagpauze steeds te huilen (met een
verkrampt gezicht). Wanneer je haar omhelst en lichamelijk contact maakt stopt ze met huilen
en gaat haar gelaatsuitdrukking snel over in een glimlach.
- vloeken
- repetitief vragen Vb.: Tijdens het klaarzetten van de koffietafel vraagt een dementerende
vrouw steeds of ze ook een kopje krijgt. Wanneer je uitlegt dat ze straks naar boven mag en
daar haar kopje zal krijgen vraagt ze het binnen de minuut nog eens.
▪ Affectieve symptomen
De affectieve symptomen kunnen we deels verklaren vanuit de belevingswereld van de
dementerende. Centraal staat de angst die vaak voorkomend is. Vanuit die angst komen
andere gevoelens voort zoals woede, onrust, achterdocht, somberheid en depressieve
stemming,…
▪ Functionele symptomen
De persoon met dementie die vroeger volledig onafhankelijk was op het gebied van
zelfredzaamheid, het sociaal en beroepsmatig functioneren komt uiteindelijk tot het niveau
van volledige afhankelijkheid. Er is sprake van toenemende slordigheid, decorumverlies,
vermindering van ADL activiteiten, omkering van het bioritme, een verminderde hygiëne en
een beperkte of onvoldoende voedselinname.
2.1.3
Verschillende oorzaken en vormen van dementie1,2,3,4
In totaal zijn er een 60-tal oorzaken van dementie. Ik beschrijf echter kort de meest
voorkomende oorzaken.
▪ De ziekte van Alzheimer5,6
Dit is de meest voorkomende vorm van dementie, zo’n 46% van de gevallen. Ze wordt
gekenmerkt door een sluipend begin en een langzame steeds erger wordende achteruitgang
van de cognitieve functies.
Oorzaak: neurofibrillaire kluwens of tangles (NFT), extracellulaire, amyloïde plakken en
amyloïde neerslagen in de vaatwanden en massale neuronale atrofie. Deze neurodegeneratie
1
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002, 417p.
BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tilburg, Tred uitgeverij, 2000, 158 p.
3
CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p.
4
www.dementie.be
5
DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie,
2004-2005, 79p.
6
www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm
2
29
moet de wezenlijke oorzaak zijn van het verlies van de vitale functies en van de menselijke
trekken zoals geheugen, spraak en gedrag. De precieze mechanismen die deze neuronale
celdood veroorzaken zijn echter onbekend.
Klinische symptomen: de klinische symptomen zijn verschillend maar beginnen meestal met
veranderingen in het korte-termijn-geheugen dat progressief slechter wordt. Anders zijn er
problemen met spreektaal, ruimtelijke oriëntatie en gedrag. Deze aftakeling duurt gemiddeld
10 jaar, maar kan ook slechts 5 of tot 20 jaar in beslag nemen.
De eerste symptomen van de ziekte van Alzheimer kunnen zijn:
- Verwardheid
- Verstoring in het korte termijn geheugen
- Concentratieproblemen en problemen met de ruimtelijke oriëntatie
- Veranderingen in de persoonlijkheid
- Taalproblemen
- Stemmingswisselingen
De ziekte van Alzheimer treft niet alle patiënten op dezelfde manier. De ziekte kent een
individueel verschillend verloop. Dit verloop kent drie stadia.
Het eerste stadium:
Vergeetachtigheid, desoriëntatie, verandering van persoonlijkheid en vermindering van
reactievermogen zijn de eerste kenmerken die kunnen duiden op de ziekte van Alzheimer.
Hun spraak en hun begrip gaan langzaam achteruit. Vaak vergeten ze te midden hun verhaal
wat ze wilden vertellen.
In dit eerste stadium van de ziekte kunnen de Alzheimerpatiënten nog zelfstandig eenvoudige
handelingen uitvoeren.
Het tweede stadium:
De Alzheimerpatiënt heeft moeite bij het uitvoeren van de dagdagelijkse handelingen. Het
korte termijn geheugen functioneert matig. De herinneringen uit het verre verleden kunnen
wel steeds helder worden voorgesteld. Ze vergeten data, de tijd van de dag en hebben moeite
met het herkennen van familieleden en vrienden.
Het derde stadium:
In het laatste stadium heeft de ziekte van Alzheimer de patiënt de essentie van het leven
ontnomen. Mogelijke symptomen in dit stadium zijn slaapstoornissen, hallucineren,
slaapwandelen en verlies van controle over hun ontlasting. De lichamelijke functies gaan sterk
achteruit. Patiënten verliezen het vermogen om te kauwen en te slikken en zijn vatbaarder
voor longontsteking en andere infecties. De ademhaling verloopt uiterst moeizaam, vooral bij
patiënten die bedlegerig zijn.
30
▪ Vasculaire dementie
Na de ziekte van Alzheimer komt vasculaire dementie het meest voor, zo’n 20 % van de
gevallen. Er bestaan meerdere vormen van vasculaire dementie maar de bekendste is de
zogenaamde multi-infarct dementie (MID). In tegenstelling tot Alzheimer dementie begint de
dementie plots en is er een eerder sprongsgewijze achteruitgang. De symptomen zijn
afhankelijk van de plaats in de hersenen waar het herseninfarct of – bloeding heeft
plaatsgevonden.
Oorzaak: verstopping van de slagaders, bloedingen in de hersenen( CVA, Cerebro Vasculair
Accident). Er is te weinig zuurstoftoevoer naar de hersenen waardoor het hersenweefsel
afsterft.
Vasculaire dementie kan ontstaan na het voordoen van meerdere kleine infarcten. Deze
bloedingen veroorzaken uiteindelijk schade aan in het gebied van de cortex( grijze
hersenschors).
▪ De gemengde vormen
In 19% van de gevallen gaat het om een combinatie van een of meerdere aandoeningen die tot
dementie lijden. Vooral de combinatie van de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie
komen samen voor.
▪ Dementie door andere somatische aandoeningen
Naast alle voorgaande vormen van dementie rest nog 15% aandoeningen die kunnen lijden tot
dementie.
Oorzaken: De dementie is veroorzaakt door een direct gevolg van een somatische aandoening.
Deze aandoeningen zijn onder andere de ziekte van Huntington, , dementie bij de ziekte van
Parkinson, de ziekte van Pick, dementie door aids,…
▪ Persisterende dementie door gebruik van scheikundige stoffen
Oorzaak: gebruik en misbruik van middelen zoals: alcohol, drugs, smaakversterkers,
geneesmiddelen, zware metalen en pesticiden.
De meest gekende vorm van dementie door middelen is het syndroom van Korsakoff.
2.1.4
Het syndroom van Korsakoff1
Het syndroom van Korsakoff is een aandoening waarbij een gedeelte van de hersenen, in het
bijzonder de hypothalamus, wordt aangetast. De hypothalamus staat in voor het regelen van
de lichaamstemperatuur, groei en eetlust. Het syndroom is een psycho-organisch syndroom.
1
CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen,
opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005
31
De oorzaak ligt in het jarenlang misbruiken van alcohol en dit gepaard gaande met slechte
voeding- en leefgewoontes. Omwille van die combinatie ontstaat een vitamine B1 tekort
waardoor er in de hersenen onherstelbare schade optreedt.
Dit syndroom kent 2 verloopfasen:
▪ Wernicke-syndroom (1ste fase)
Hierbij is er sprake van een acute neurologische crisis.
Oorzaak: vitamine B1 tekort.
- verwardheid met gestoord recent geheugen
Symptomen:
- oogbewegingsstoornissen
- gangstoornis door evenwichtsstoornis Vb.: Een bewoner met het
syndroom van Korsakoff neemt een schuine voorovergebogen houding
aan om het evenwicht te kunnen bewaren.
Herstel: Door alcoholonthouding en een behandeling met vitamine B1 is herstel mogelijk.
Echter 25% herstelt niet en gaat over in het Korsakoff-syndroom.
▪ Syndroom van Korsakoff (2e fase)
Symptomen:
De geheugenstoornissen zijn de opvallendste symptomen bij Korsakoff patiënten. Zowel het
korte- als het lange-termijn geheugen is aangetast. Nieuwe informatie kan niet meer worden
ingeprent( anterograde amnesie) en oude herinneringen lijken soms moeilijker op te halen
(retrograde amnesie).
Hiermee gepaard gaande is het confabuleren (zie 2.1.2.1 cognitieve symptomen) waarbij de
Korsakoff patiënt ‘gaten’ uit zijn geheugen opvult met verzonnen verhalen of antwoorden.
Deze persoon vult soms onbewust de ‘gaten’ van de werkelijkheid op.
Vaak treedt ook desoriëntatie in tijd, plaats en persoon op. Het valt voor deze personen zeer
moeilijk om zichzelf nog in te schatten. Het ziekte-inzicht is zeer miniem.
Er is ook sprake van de medische en motorische gevolgen. De beschadiging van het
zenuwstelsel kan ook lichamelijk tot uiting komen en dit onder de vorm van
evenwichtsstoornissen, oogspierstoornissen,…
Beschadiging aan de lever, alvleesklier, darmen of maagslijmvlies kunnen verder nog voor
andere stoornissen zorgen.
De persoonlijkheidsverandering is een symptoom dat vaak voorkomt. Sommige personen
worden zeer apathisch en laten alles wat gebeurt over zich gaan net alsof het hen niet deert.
Soms wordt impulsiviteit tot agressiviteit vastgesteld. Mensen uit de nabije omgeving gaan de
Korsakoffpatiënt als egocentrisch omschrijven.
32
2.2
De belevingswereld van dementerende mensen1,2,3
Personen met het dementieel syndroom zijn lijdende mensen, mensen die lijden onder hun
aftakelingsproces. Ze leiden onder het verlies van hun autonomie en hun identiteit, het verlies
van de lichamelijke en psychische onmogelijkheden.
De beleving van het dement worden wordt binnen de belevingsgerichte begeleiding opgedeeld
in drie factoren: de beleving van dement worden, de omkering van de levensloop en de
invloed van institutionalisering.
2.2.1
De beleving van dement worden
Elke dementerende beleeft de achteruitgang van zijn psychisch functioneren op een andere
manier. Er zijn de verschillende fasen van dementie, de beleving hangt af van de fase waarin
de persoon zich bevindt. Hoe verder men zich bevindt in de fases, hoe moeilijker het wordt
om zichzelf te beoordelen, hoe moeilijker het wordt om een blijvend beeld van zichzelf te
scheppen, verminderde zelfreflectie. De dementerende ervaart zichzelf niet meer als ‘eigen
ik’, als een uniek persoon (zie 2.4 Verlies van autonomie).
De fasen van dementie zijn beschreven volgens Verdult R.: de fase van ‘het bedreigde ik’,
‘het verdwaalde ik’ en ‘het verzonken ik’. Deze drie fasen zijn louter kunstmatig. In
werkelijkheid is de beleving van dementerenden niet op te splitsen in die fasen daar deze
elkaar ook niet steeds strikt opvolgen.
▪ ‘ bedreigde ik’
Deze fase van dementie gaat gepaard met de zogenaamde identiteitscrisis. Het is vaak ook de
meest confronterende. De dementerende heeft vaak besef van de groeiende onmogelijkheden
die hij ondervindt. Deze problemen ondergaat hij als een dreiging, een angstig gevoel van
onzekerheid wat hem te wachten staat in de toekomst.
De oudere maakt verlieservaringen mee op lichamelijk, persoonlijk en sociaal vlak. De
beginnend dementerende krijgt problemen bij het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse
leven zoals het wassen, zich aankleden, koken, boodschappen doen… Het is een eerste
ervaring met zijn lichaam dat hij alsmaar minder kan sturen. Het coördineren van handelingen
hapert soms en hij merkt dat alles iets wat trager gaat verlopen. De oudere begint aan zichzelf
te twijfelen wat gepaard gaat met onzekerheid en een onveilig gevoel. De beginnende
dementerende ervaart ook hiaten in zijn geheugen. De oudere stelt zich vragen in verband met
wat hij zonet deed, wat gisteren gebeurde,… Vergeten wordt meer een regel dan een
1
VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003,
181 p.
2
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en
hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p.
3
V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie, Zesde
druk, Heverlee, 2003, 101p.
33
uitzondering. De dementerende krijgt ook het gevoel niet meer mee te tellen, dit ook omdat
hij soms niet meer mee kan met groepsgesprekken. De oudere gaat façade gedrag gaan stellen
om al deze onmogelijkheden te gaan verbergen. Hierop volgt een periode van smoesjes naar
zichzelf en naar de anderen (omgeving) toe om het falen en de onzekerheid zoveel mogelijk te
verbergen (= confabulaties). Dit façadegedrag is een vorm van vermijden die niet
onophoudelijk kan worden volgehouden daar de verliezen zich steeds meer en meer gaan
opdringen. De dementerende maakt steeds meer verlieservaringen mee die hij moet trachten te
verwerken. Samen met die verlieservaringen gaat ook rouw gepaard. De oudere rouwt om wat
hij verliest en nog gaat verliezen.
▪ ‘ verdwaalde ik’
Wanneer de dementie nog meer gevorderd is gaan het geheugen, de communicatie en de
handelingen nog verder achteruit. De oudere ervaart zijn leefwereld als steeds minder
controleerbaar. Bepaalde handelingen kan hij helemaal niet meer uitvoeren, contact maken
met andere mensen lijkt wel onmogelijk,… De structuur uit de dementerende zijn leven lijkt
plots helemaal verdwenen. Er lijkt geen samengaan meer te zijn tussen het heden en het
verleden. De dementerende lijkt helemaal niet meer te weten wie hij is, waar hij is, in welke
tijd we leven,… De identiteitscrisis uit de vorige fase wordt nu een identiteitsverwarring. Het
rouwproces uit de vorige fase moet nu plaats maken voor toenemende angst. Angst voor het
toenemende controleverlies en het verlies over het ‘eigen ik’, de eigen identiteit. De
dementerende raakt volledig gedesoriënteerd in tijd, plaats, ruimte en persoon ( zie 2.1.2
Symptomatologie).
Deze fase komt tot uiting in verwarde gedragingen, verdwalen in de ruimte, verzamelen van
voorwerpen, soms stereotiepe handelingen ‘in de handen wrijven’,… De dementerende
oudere probeert op zijn eigen manier structuur te geven aan zijn huidige levenssituatie.
▪ ‘ verzonken ik’
In deze fase zijn het geheugen en de taalfunctie helemaal verdwenen. De identiteit ‘het eigen
ik’ van de persoon zijn volledig verloren gegaan. Er is geen sprake meer van nog enige
zelfcontrole. De oudere heeft enkel nog contact met zijn omgeving via zintuiglijke prikkels,
zoals motorische en sensorische prikkels. Hij lijkt volledig afgesloten van de buitenwereld,
volledig in zichzelf gekeerd, verzonken in zichzelf. Verdult stelt dat personen in deze fase nog
scheiding - en verlatingsangst ervaren. De dementerende is volledig teruggekeerd tot het
beleven van de primaire behoeftes, hij leeft van eten, drinken, rust en warmte.
34
2.2.2
Retrogenese: omkering van de levensloop1
Alle ervaringen opgedaan in het leven vormen een hele bundel aan herinneringen waar we ons
niet steeds bewust van zijn. In ons actuele leven worden we steeds beïnvloed door het
gebeurde, het verleden. Nieuwe gebeurtenissen worden gekoppeld aan eerdere ervaringen.
Doch steeds zijn we bewust dat dit het verleden is en we verder gaan in het heden.
De omkering van de levensloop is een proces waar de dementerende oudere mee
geconfronteerd wordt. Er treedt een verschuiving op van herinneren naar herbeleven. Er treedt
regressie op en steeds oudere herinneringen worden herbeleefd. De persoon met het
dementieel syndroom zal zich ook gedragen naar zijn herinneringen, de persoon leeft in het
verleden.
Een dame zit te huilen. Bij het navragen waarom ze zo verdrietig is weet ze te vertellen dat ze
had afgesproken met haar broer en nu te laat was op de afspraak en zo ook haar trein miste.
Dit gebeuren kunnen we ook linken aan de fasen van dementie (zie 2.2.1. De beleving van
dement worden). Het proces van dementie loopt deels evenredig met de omkering van de
levensloop. Een persoon in de fase van het ‘bedreigde ik’ kan zich, zolang zijn lange termijn
geheugen nog intact is, steeds herinneringen uit het verleden blijven ophalen. Hier spreken we
nog steeds van reminisceren. Naarmate de dementie vordert en men in de fase van het
‘verdwaalde ik’ en het ‘verzonken ik’ terechtkomt spreekt men van het herbeleven. Binnen
het therapiegebeuren is de levensloopfiche van bewoners een handig en belangrijk instrument.
2.2.3
Institutionalisering
Institutionalisering betekent het opgenomen worden in een instituut, in dit geval het RVT. Als
persoon komt men terecht in een totaal vreemde omgeving die een nieuwe thuis zal worden.
Het begrip institutionalisering wordt vaak gekoppeld aan het woord emotionele crisis.
Personen met het dementieel syndroom dreigen hun wankel evenwicht nu helemaal te
verliezen.
De beleving van de dementerende oudere richt zich al meer op angst. Nieuwe ervaring zijn
beangstigend. Het opgenomen worden in een nieuwe ‘thuis’ brengt nog meer angst teweeg.
Opname in een RVT kan ook zeer confronterend werken. Eerst en vooral is het besef van
eigen achteruitgang (is ook reden tot opname) en ten tweede is er het plotse contact met
andere ouderen, dementerenden. Het contact met alle ongekende personeelsleden kan ook
voor een angstig gevoel zorgen.
1
VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003,
181 p.
35
Wanneer ouderen opgenomen worden in het RVT, laten ze hun vertrouwde thuissituatie
achter zich. Een vertrouwde omgeving, een veilige plek moet worden achtergelaten. De eigen
thuis was vaak een plek met eigen hoekjes en kantjes, plekjes die werden geassocieerd met de
eigen hobby’s of interesses. Er was een stukje natuur verbonden aan ‘thuis’, de nabije en de
wijde omgeving. Er was de nabije omgeving zoals de tuin waar mensen hun eigen moestuin
hadden ofwel/en de wijde omgeving waar mensen op ontdekkingen gingen in de natuur.
Vb.: Een heer met dementieel syndroom weet me te vertellen dat hij vroeger thuis elke dag
ging wandelen en dat dit nu niet meer mogelijk is.
Het bestaan van ‘buiten’ en de natuur wordt steeds minder realistisch ervaren. ‘Buiten’ maakt
toch ergens deel uit van onze ‘thuis’. Al zijn we er niet dadelijk bij betrokken, we hebben er
een overzicht van en weten dat het er is. We kennen en benutten de mogelijkheden er van.
Waarom geven we de bewoners niet opnieuw een kans om ‘buiten’ te ervaren, de omgeving
ruimer te zien dan enkel de binnenzijde van het RVT. Een belangrijk onderdeel van wat
‘thuis’ zou moeten zijn.
Het opgenomen worden in een RVT betekent ook dat je afhankelijk wordt van anderen, steeds
minder vrijheid hebt om je eigen leven te sturen. Dit gegeven versterkt enkel de negatieve kijk
op het eigen leven, het eigen zijn.
‘Institutionalisering versterkt het proces van de afnemende autonomie.’
2.3
Verlies van autonomie1,2,3
2.3.1
Wat?
Met de term autonomie wordt er gewezen op het ‘eigen ik’: wie je bent in je totale zijn. Het
zelfbeschikkingsrecht; de controle over het eigen leven. Het gevoel van controle hebben over
het eigen leven brengt zekerheid mee. Met controle hebben over het eigen leven wordt dus
ook zeker gewezen op het onafhankelijk zijn. Als persoon ben je zeker van jezelf en voel je
veiligheid en zekerheid binnen de eigen omgeving, er is een evenredigheid tussen jezelf en de
omgeving.
Gedurende het dementeringsproces gaan het gevoel van autonomie en identiteit geleidelijk
aan verloren. Dit brengt onzekerheden en angst met zich teweeg. De controle over het eigen
leven gaat verloren, je wordt afhankelijk van anderen.
1
VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers, Baarn, 2003,
181 p.
2
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende ouderen en
hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers N.V., 1998, 95 p.
3
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie
36
Personen met het dementieel syndroom keren steeds meer in zichzelf terug en verliezen
langzaam aan ook het contact met de omgeving.
Een belangrijke stimulerende factor binnen het verliezen van autonomie is institutionalisering
(zie 2.2.3. Institutionalisering). Men wordt weggerukt uit de eigen vertrouwde omgeving, de
plek waar men thuis is, waar men zich veilig voelt en beslist over eigen doen en laten (
volledig onafhankelijk).
Het is onze taak als therapeuten binnen een RVT om de angst en onzekerheid bij de ouderen
en de personen met het dementieel syndroom zo minimaal mogelijk te houden. Het is
belangrijk een omgeving te scheppen die kansen biedt aan de opgenomen oudere, een
omgeving die steeds mogelijkheden biedt.
Indien vertrokken wordt vanuit dit standpunt, wordt vertrokken vanuit het standpunt van het
individu. Ieder mens is anders met zijn eigen interesses, mogelijkheden en beperkingen.
Autonomie is ook het besef dat je als persoon zelf iets kan, dat je iets waard bent… Als
persoon ben je nuttig in de eigen leefwereld. Door het aanbieden van een huiselijke omgeving
en het scheppen van een meer natuurlijke omgeving is het mogelijk een positiever gevoel bij
enkele ouderen op te wekken. Dit eventueel door het aanpassen van de omgeving aan de
wensen van de mensen.
Door meer ‘buiten’ en meer natuur naar binnen te brengen is het mogelijk bij enkele bewoners
het gevoel van eigenwaarde wat op te krikken. Het voorzien in allerlei groenactiviteiten kan
daar een onderdeel van zijn. Als therapeuten kunnen we de bewoners het gevoel geven iets te
kunnen, iets waard te zijn… Zorg dragen voor iets en nodig zijn. Enkelen hadden vroeger
thuis ook een moestuin en brachten daar heel wat tijd in door. Anderen vinden bloemen en
planten in hun omgeving gewoon mooi en kunnen daar enorm van genieten. Je voelt dadelijk
aan dat het binnenbrengen van meer groen binnen het RVT heel wat herinneringen kan
oproepen bij mensen, wat niet onbelangrijk blijkt te zijn binnen het dementeringsproces ( zie
2.2.2. Retrogenese: omkering van de levensloop).
2.4
De ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom1
Gedurende het proces van dementie en het uitvallen van de cognitieve vermogens is er een
verandering van de manier van waarnemen en zichzelf ervaren. Men blijft openstaan voor
indrukken uit de omgeving alleen worden deze anders geïnterpreteerd.
2.4.1
Lichamelijk ervaren
Wij zijn als mens een verbondenheid van ziel en lichaam. Deze samen vormen een
onlosmakelijk geheel doorheen onze levensloop. Van kinds af aan leren we met ons lichaam
1
VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie,
Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p.
37
omgaan en verwerven we er capaciteiten mee. We kunnen er allerlei handelingen mee
uitvoeren die we zelf onder controle hebben. We verkrijgen een soort van autonomie door het
gebruik van ons lichaam.
Als kind leren we ons lichaam kennen met de verschillende inwendige gevoelens die daar
mee gepaard gaan zoals vreugde, liefde, schaamte, lust,… Hoe ouder we worden hoe meer we
leren omgaan met ons lichaam en die gevoelens. We gebruiken ons lichaam als uitdrukking
van ons ‘eigen ik’. We gebruiken ons lichaam en ervaren dit als vanzelfsprekend. We kennen
een onbewust lichaamsbesef.
Samen met het ouder worden en het eventueel verliezen van de controle over het eigen
lichaam gaan gemengde gevoelens gepaard. Als ons lichaam één geheel vormt met onze geest
en deze een omkering kent van de levensloop ( zie 2.2.2. Retrogenese) waarom zou ons
lichaam dan ook geen omkering kennen van de levensloop. Bij het opgroeien verkregen we
onze autonomie, onze ‘eigen ik’. We leerden ons lichaam gebruiken. Bij het ouder worden
ontstaat er een onmacht tegenover bepaalde functies van het lichaam. Het eerder verworven
onbewust lichaamsbesef keert nu helemaal om. Men wordt bewust van de onkunde van het
eigen lichaam. Men wordt afhankelijk van anderen. Dit kan soms heftige gevoelens met zich
teweeg brengen.
VB.: Het wassen van een bewoner (specifiek dan bij de aanrakingen) wordt gevolgd door een
reeks van scheldwoorden en verwijten. Misschien is dit wel een gevolg van een dieper
liggende schaamtegevoel dat met het gewassen worden gepaard gaat…
2.4.2
Zintuiglijk ervaren
Onze zintuigen zijn een rijke bron aan middelen om gegevens uit de omgeving tot ons te
nemen. We zien, horen, ruiken, proeven en voelen dingen en slaan er een beeld van op in ons
geheugen. Doorheen onze totale levensloop slaan wij ongelofelijk veel ervaringen op.
Positieve en negatieve ervaringen.
Het vermogen om zintuiglijk waar te nemen gedurende het dementeringsproces blijft nog lang
bestaan. Van alle zintuigen blijft de tast het langst intact. Vb.: Een knuffel kan soms wonderen
doen bij personen met het dementieel syndroom. Enkel gaat de juiste verwerking van de
gegevens verloren. Dit meestal door stoornissen in het taalbegrip ( zo ook afasie, agnosie,…).
Het kan dus ook gebeuren dat de persoon met dementieel syndroom een verkeerde
interpretatie doet.
Vb.: Tijdens het verplanten van bloemen zegt een bewoonster me dat ik van de bloemen moet
blijven. Ze weet me te vertellen dat ze nooit aan de bloemen uit de tuin mocht komen van haar
vader.
Zintuiglijke ervaringen worden gekoppeld aan herinneringen uit het verleden. De
herinneringen kunnen positief of negatief zijn. Welke zintuiglijke informatie welke gevoelens
38
bij een dementerende oproept kan men leren kennen tijdens verschillende activiteiten en
communicatievormen.
Vb.: Het ruiken van lavendel kan de oudere doen terugdenken aan zijn eigen tuin thuis met
lavendel.
2.4.3
Verstandelijk ervaren
Door middel van onze verstandelijke functies bepalen wij als mens onszelf, ons eigen leven
regelen. Omwille van al onze cognitieve functies kunnen we keuzes maken, gegevens
ordenen, abstract denken, problemen oplossen, plannen maken, regels en wetten naleven,…
Bij de dementerende verdwijnen al deze mogelijkheden langzaam maar zeker. De cognitieve
functies gaan achteruit. Er bestaat op de duur geen onderscheid meer tussen heden en
verleden, zichzelf en de buitenwereld,… Alle structuren vallen weg.
Gedurende ons leven kunnen wij op twee manieren reageren op prikkels. Ofwel doen we aan
onmiddellijke behoeftebevrediging waarbij we dadelijk voldoen aan onze lusten. Ofwel
houden we rekening met het uitstellen van onze behoeftebevrediging. Het uitstellen van onze
behoeftebevrediging doen wij dagelijks en dit omwille van de mogelijkheid om alternatieven
af te wegen. Deze laatste reactie kunnen we enkel uitvoeren met behulp van ons vermogen om
te denken, handelingen te beseffen en deze te overwegen.
De persoon met dementie beschikt niet meer over de nodige cognitieve functies en reageert
daarom steeds vaker met de eerste reactie: onmiddellijke behoeftebevrediging.
Vb.: Tijdens de koffiepauze staan de kannetjes melk al op tafel voor de koffie wordt
ingeschonken. Een bewoonster dronk de melk al uit (rechtstreeks uit de kannetjes) voor de
andere bewoners aan tafel waren en voor iedereen koffie kreeg.
2.4.4
Gevoelsmatig ervaren
De gevoelsmatige werking van het geheugen blijft langer bestaan dan de cognitieve
vermogens bij personen met dementie. Het geheugen werkt zeer gevoelsmatig( zie ook
zintuiglijk ervaren). Waarnemingen uit het heden kunnen een associatie oproepen met een
herinnering uit het verleden. Deze herinneringen kunnen ook in verband staan met bepaalde
personen. Vooral personen waarmee ze een nauwe band hadden worden onthouden.
De gevoelstoestand van de persoon met dementie kan zeer instabiel zijn. Emoties zijn
moeilijk in bedwang te houden. Deze gevoelens zijn uiteenlopend van huilbuien tot
aanhoudend lachen, de dementerende is onvoorspelbaar.
Bij sommige ouderen overheerst een gevoel van triest en komen de meer negatieve ervaringen
steeds naar boven. Terwijl bij anderen hun huidige leven wordt gekleurd door constant geluk.
39
Vb.: Een bewoonster zit over de middag tussen tien andere bewoners constant te huilen. Bij
het vragen naar de reden zegt ze dat ze hier helemaal alleen is achtergelaten en dat ze haar
broer mist die altijd bij haar is.
Het blijft steeds een raadsel hoe sommige ouderen hun ervaringen uit het heden en het
verleden aan elkaar koppelen.
2.4.5
Sociaal ervaren
Ieder persoon leeft zijn leven op zijn eigen manier. De één heeft meer behoefte aan sociale
contacten dan de andere. Bij het ouder worden minderen de sociale contacten. Vb.:
Familieleden die minder op bezoek komen of zelfs sterven. Het moment dat men spreekt van
‘institutionalisering’, hier in het RVT, worden de spontane sociale contacten met de
buitenwereld verloren. Sommige mensen vinden dat geen probleem en zijn liever eens alleen,
anderen hebben het daar moeilijk mee en missen de nodige sociale contacten. Het is
belangrijk om de voorgeschiedenis en de levensloop te kennen van alle bewoners. Op die
manier kan je meer inzicht krijgen in hun rolgedrag binnen het RVT.
Personen met het dementieel syndroom zijn belemmerd in het maken van sociale contacten.
Het wordt voor hen steeds moeilijker een gesprek te voeren. Het niet meer spontaan kunnen
maken van een praatje kan hen afschrikken waardoor ze zich bewust gaan terugtrekken uit de
groep. Personen met afasie kunnen het ook moeilijker vinden om zich binnen een groep te
profileren. Ze zijn angstig daar de mogelijkheid om zich uit te drukken moeilijker verloopt.
Het is belangrijk kennis te hebben van de dementerende zijn sociale voorgeschiedenis. Op die
manier is het misschien meer mogelijk het huidige gedrag beter te kunnen plaatsen.
Vb.: Wanneer een bewoner in de groep wordt geplaatst schreeuwt hij de hele tijd. Deze
persoon was nooit graag in groep en vond rust in het alleen zijn.
Het blijft belangrijk om te voorzien in voldoende activiteiten waarbij het maken van sociaal
contact een prioritaire doelstelling is.
2.4.6
Spiritueel ervaren
Doorheen het leven ontwikkelt elke mens zijn eigen geloof. Ofwel geloof men in een God of
maakt men er een eigen theorie rond.
Ook dementerende personen hebben hun geloof. Het is belangrijk om hun persoonlijke
beleving van spiritualiteit te achterhalen( dit kan ook worden nagegaan bij familieleden). Net
als alle anderen hebben zij behoefte aan religieuze beleving en steun. Mensen die sterk
gelovig zijn opgevoed kunnen zich daar blijvend sterk aan houden, eventueel zelfs sterker.
Sommige dementerende gaan meer gevoelsmatig hun geloof gaan ervaren. Ze voelen zich op
een andere manier verbonden.
40
Vb.: Een dementerende bewoonster ziet bij het planten water geven dat een plant zeer droog
staat. Ze weet me te vertellen dat het zoiets is als het leven. Dat wij uiteindelijk ook dood gaan
en dat wij ook verdorren…
2.5
Ziekte van Parkinson1,2
▪ Oorzaken:
De ziekte van Parkinson is een langzaam progressieve degeneratieve aandoening van het
centrale zenuwstelsel. De ziekte ontstaat langzaam en zeer sluipend.
Er ontstaat een probleem met de neurotransmitters door een tekort aan dopamine.
▪ Symptomen:
De ziekte van Parkinson wordt gekenmerkt door drie specifieke symptomen, de triade. De
triade staat voor: tremor, hypokinesie of bewegingsarmoede en rigiditeit.
Naast de triade is er nog het voorkomen van andere functiestoornissen en eventuele
psychische stoornissen.
Trias
- Tremor:
De tremor of beven is het bekendste symptoom waaraan de omgeving de ziekte van Parkinson
herkend. De bevingen ontstaan door een ritmische aanspanning van een aantal spieren. Deze
beginnen meestal in één arm met uitbreiding tot beide armen. Uiteindelijk zijn de bevingen op
te merken ter hoogte van het hoofd, de voeten en gegeneraliseerd.
Tijdens rust van het lichaam is de tremor het sterkst aanwezig en bij stress en emoties neemt
hij toe. Bij actieve mobilisatie van die bepaalde spiergroepen verdwijnen de bevingen.
- Hypokinesie:
Hypokinesie staat voor bewegingstraagheid, ook wel bradykinesie genoemd. De eerste
symptomen zijn het verminderd meebewegen van de armen bij het gaan. Er treed traagheid op
van de willekeurige bewegingen. Vb.: Veelvoorkomend is de moeilijkheid om te starten met
het gaan. Deze traagheid zorgt voor belemmeringen bij het uitvoeren van de dagdagelijkse
activiteiten.
Bij het stappen komt vaak ‘freezing’ voor ( plotseling optredende stijfheid en
bewegingstraagheid – rigiditeit - ; in een houding vastgenageld staan).
1
Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling en
zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p.
2
DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie,
2004-2005, 79 p.
41
Hypokinesie doet zich dus voor op verschillende gebieden:
- Loopstoornis: het niet meezwaaien met de armen bij het gaan, steeds kleinere pasjes
nemen, moeilijk draaien,…
- Gelaat: er is een verminderde mimiek, minder oogknipperen,… Het lijkt net alsof er
totaal geen emoties meer omgaan in de persoon terwijl dit helemaal het geval niet is.
Deze zogenaamde ‘pokerface’ kan voor communicatiestoornissen zorgen.
- Spraak: dysartrie (niet goed articuleren), traag en ééntonig spreken, zwakke stem,…
- Houding: het bovenlichaam is wat naar voor gebogen, de armen worden strak langs
het lichaam gehouden( tijdens het stappen bewegen deze niet vlot mee),…
- Rigiditeit:
Het begrip rigiditeit of spierstijfheid slaat op een bevinding bij een lichamelijk onderzoek. Het
wordt als symptoom geconstateerd door een lichamelijk onderzoek. Wanneer lichaamsdelen
in volledige rusttoestand passief bewogen worden is er toch nog een bepaalde weerstand
aanwezig. Er is sprake van een verhoogde rusttonus.
Andere functiestoornissen
- Speekselvloed:
De persoon met ziekte van Parkinson heeft een verminderd slikautomatisme waardoor meer
speeksel uit de mond loopt.
- Verstoorde werking van talg- en zweetklieren:
Een toegenomen talgsecretie( seborree) zorgt er voor dat de huid er vet kan uit zien. Er
kunnen ook klachten zijn van toegenomen transpiratie (vooral ‘s nachts).
- Mictieproblemen en constipatie.
Psychische stoornissen
- Dementie:
Er is meer mogelijkheid tot het krijgen van dementie wanneer een persoon Parkinson patiënt
is. (15% van de personen tegenover 10% van de ‘normale’ 65-plussers)
- Cognitieve stoornissen:
De meeste mensen met de ziekte van Parkinson krijgen op de duur problemen met hun
aandacht en concentratie. Dit uit zich in het dagelijkse leven vooral in het moeilijk volgen van
conversaties, zich bij het onderwerp houden van een gesprek,…
De mogelijkheid om verschillende handelingen met elkaar te combineren wordt moeilijker.
Vb.: Tijdens de naaiclub kan een bewoonster niet luisteren naar de uitleg wanneer ze nog
bezig is met het handwerk.
42
- Depressie:
Depressie komt niet uitsluitend voor bij Parkinson patiënten. Er is nog steeds een onderscheid
tussen een depressie en depressieve gevoelens. Vooraleer er kan gesproken zijn van een
depressie moet de persoon met de ziekte van Parkinson zeer uitdrukkelijke negatieve
gevoelens uiten. De motivatie om deel te nemen aan activiteiten blijft achterwege, futloosheid
en apathie,…
De persoon kan zijn huidige levensstijl( de gevolgen die de ziekte met zich meedraagt) niet
aanvaarden, er is een zeer negatieve kijk op het eigen leven.
▪ Behandeling:
De ziekte van Parkinson is niet te genezen. De behandeling richt zich dus op het zoveel
mogelijk wegnemen of verminderen van de klachten, de symptomen. Geen enkele Parkinson
patiënt is dezelfde en dus bestaat er ook geen standaardbehandeling. De medicatie, voor het
aanvullen van het dopaminetekort, wordt afgestemd op de soort en de ernst van de klachten.
2.6
Motorische stoornissen bij ouderen
2.6.1
Artrose1( Arthrosis deformans)
▪ Voorkomen:
Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening. Deze aandoening neemt toe met de
jaren. Op 50-jarig leeftijd heeft 50% van de mensen artrose.
▪ Oorzaak:
Primaire oorzaken: overbelasting van een gewricht( zware arbeid, sport,…) of erfelijkheid.
Secundaire oorzaken: een ontsteking, een trauma of een aangeboren afwijking.
▪ Pathologie:
Het gewrichtskraakbeen tussen twee botdelen van een gewricht gaat langzaam verdwijnen. De
toename van water in het gewrichtskraakbeen maakt dit week op belaste plaatsen. Op die
manier is er minder weerstand tegen druk. Het wordt dunner en scheurt.
Het onderliggende( subchondrale) bot ligt nu bloot en wordt sclerotisch2 en harder. Het kan
schokken minder verdragen en barst. Er ontstaan cysten die vullen met vocht. Deze cysten
groeien uit tot geoden of uithollingen. Aan de randen van de gewrichtsoppervlakken groeien
osteofyten3 aan. Losse kraakbeenflarden geven een ontsteking van de synovia4. De toename in
1
DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk,
opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p.
2
verkalking, verharding
beenderige aangroeiing
4
slijmvliesbedekking van het gewrichtskapsel
3
43
omvang van dit slijmvlies leidt tot woekering van het bindweefsel of ineenkrimpen van het
gewrichtskapsel.
▪ Symptomen:
De pijn neemt toe bij belasting en neemt af bij rust. Na enige tijd kan de pijn continu
aanwezig zijn. De stijfheid van de gewrichten doet zich voornamelijk voor ’s ochtends en na
lang stilzitten.
Door het ‘sparen’ van de gewrichten kan spieratrofie ontstaan. In een gevorderd stadium is er
kans op misvorming van het gewricht, bothypertrofie( bottoename), subluxatie en
bewegingsbeperking.
Besluit
De doelgroep binnen het RVT zijn zorgbehoevende ouderen. Doorgaands zijn dit mensen met
heel wat beperkingen. Binnen RVT Home ’t Hoge zijn de meest voorkomende
problematieken het dementieel syndroom, de ziekte van Parkinson, het syndroom van
Korsakoff en artrose.
Dementie is een syndroom met veel verschillende oorzaken en symptomen. Het is belangrijk
om iedere bewoner met het dementieel syndroom individueel te observeren en zo zijn
mogelijkheden en beperkingen na te gaan.
Het opgenomen worden in een RVT( de institutionalisering) brengt heel wat emoties teweeg.
Iedereen persoon zal ander gedrag vertonen na een opname. Sommige bewoners zijn enkel
fysiek zorgbehoevende ouderen. Voor hen is het opgenomen worden een stukje verliezen aan
autonomie. Ze laten het leven waar ze zich aan vasthielden achter. Bij personen met het
dementieel syndroom brengt het opgenomen zijn en het besef van de eigen mentale
achteruitgang nog meer emoties en verwarring met zich mee. Het is van essentieel belang om
het gedrag van de bewoners in verband te zien met hun ervaringswereld. Op die manier kan
het gedrag van bewoners beter worden begrepen en kunnen we bepaalde noden en behoeftes
achterhalen.
Voor nieuwe bewoners in een RVT is de omgeving hen totaal vreemd. De invloed van die
omgeving is een niet te onderschatten factor. Een aangename omgeving creëren aangepast aan
de noden en behoeftes van bewoners met het dementieel syndroom, de ziekte van Parkinson,
het syndroom van Korsakoff, artrose,…is noodzakelijk.
44
3
Belang van de omgeving binnen de ergotherapie
Inleiding
De omgeving heeft een grote invloed op ons eigen doen en laten. We zijn als mens een
handelend wezen dat beïnvloed wordt door de omgeving. Ons handelen is een doelgerichte
verandering van de omgeving. Wanneer mensen verstoord zijn in hun handelen, is de taak van
de ergotherapeut de mens zo optimaal en zelfstandig mogelijk te laten functioneren binnen de
eigen leef-, woon- en werkomgeving.
Ergotherapeuten kijken als therapeut allen door dezelfde bril naar mensen. Die mens is een
‘holon’, een bio-psycho-sociale eenheid. De ergotherapeut is in staat om het handelen van de
mens te observeren en te analyseren. Vanuit deze analyses gaat de ergotherapeut op zoek naar
middelen, oplossingen en aanpassingen om het leven van de mens te optimaliseren.
Het denken en het handelen van de ergotherapeut kan worden gestructureerd door middel van
praktijkmodellen.
In dit derde hoofdstuk wordt het paradigma van de ergotherapeut nader toegelicht. Van
daaruit ga ik verder door op de ergotherapeutische praktijkmodellen. Ik belicht de plaats van
de omgeving in het model, de invloed van de omgeving op de mens en zijn handelen,…
3.1
Algemeen doel en werking van de ergotherapie1,2,3
Het doel van ergotherapie richt zich op het herstel en het bevorderen van de kwaliteit van
leven, specifiek op vlak van het dagdagelijkse functioneren en handelen. Met andere woorden
is het doel van de ergotherapeut de mensen in staat te houden optimaal en zo zelfstandig
mogelijk te functioneren binnen hun leef-, woon- en werkomgeving. Zelfstandigheid wordt
omschreven als alles wat voor de betrokken persoon wenselijk en mogelijk is: zelf handelen,
zelf kiezen, zelf oordelen, zelf verantwoordelijk zijn,… Dit is toch een heel belangrijk aspect
waar rekening moet mee worden gehouden.
De ergotherapeut gaat revaliderend, onderhoudend, ontwikkelingsbevorderend, stimulerend,
palliatief en comfortzorgend te werk en wendt het handelen van de mens aan als therapeutisch
middel.
Binnen de ergotherapie wordt ieder mens als een ‘holon’ beschouwd, de ergotherapeut werkt
vanuit een holistische visie. Dit houdt in dat de ergotherapeut de individuele mens ziet als een
geheel van biologische, psychologische en sociale factoren. Het volledige handelen van iedere
1
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie, Kortrijk,
2002-2003, 67p.
2
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
3
Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005
45
mens wordt beïnvloedt door deze factoren. De ergotherapeut stelt de mens in staat
betekenisvol te handelen en dit door elk aspect van het geheel ( bio-psycho-sociale eenheid) te
analyseren en aan te pakken.
3.2
Modellen binnen de ergotherapie
3.2.1
Het paradigma van de ergotherapie1,2
Een paradigma betekent zoveel als; waarden en handelswijzen die door de leden van een
bepaalde samenleving of beroepsdiscipline worden gedeeld. Het is als het ware de bril
waardoor al deze leden kijken.
“ Dit paradigma bestaat uit de basisveronderstelling en de basispremissen die de discipline
één maken. Het paradigma definieert en geeft een samenhang of eenheid aan het hele
beroep.” ( Kielhofner, G., 1992)
Het paradigma verschaft ons een gemeenschappelijke manier van denken over wat het
betekent ergotherapeut te zijn. Echter biedt dit geen specifieke voorschriften om te hanteren in
de praktijk. Daartoe dienen verschillen praktijkmodellen (zie 3.2.2 Ergotherapeutische
praktijkmodellen).
Een paradigma is een globale visie en de modellen zijn de praktische pogingen om deze visie
in realiteit om te zetten en uit te voeren.
De vier kernelementen waarop de ergotherapie stoelt, zijn de cliënt, zijn handelen, de
omgeving en de therapeut. Deze elementen kunnen los van elkaar worden omschreven maar
het geheel is meer dan een som van de elementen. De elementen zijn onderling afhankelijk en
beïnvloeden elkaar.
▪ De cliënt
Voor de ergotherapeut wordt de mens gezien als een uniek, holistisch, sociaal en open
systeem.
Ieder mens is een uniek individu in contact met zijn sociale en fysische omgeving. Ieder mens
vormt zich een eigen beeld van de werkelijkheid en dit door interpretatie van de eigen
persoonlijke waarnemingen. Iedere mens zijn interpretaties en waarnemingen van de realiteit
liggen dus anders, dit eventueel ook volgens een eigen ziektebeeld ( zie 2.4 De
ervaringswereld van personen met het dementieel syndroom). Binnen de beroepsuitoefening
1
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
2
BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt,
2003, 252p.
46
betekent dit dus dat er dient rekening te worden gehouden met het eigen gezichtspunt van
iedere cliënt.
Zoals eerder genoemd ( zie 3.1 Doel en werking van de ergotherapie) hangen ergotherapeuten
een holistische mensvisie aan. Het hanteren van een holistische mensvisie is het her- en
erkennen van de verbondenheid tussen lichaam, geest en omgeving. Met andere woorden: de
mens zien als een fysiek, emotioneel, cognitief, sociaal en cultureel geheel. (Kielhofner, G.,
1992) Binnen de beroepsuitoefening dient dus rekening te worden gehouden met alle aspecten
van het mens - zijn.
‘De mens is een open sociaal systeem en wordt gezien als een
zelforganiserend/zelfaanpassend geheel dat voortdurend in interactie treedt met zijn
omgeving.’ (Kielhofner, G., 1995) Dit betekent dus dat de mens zich aanpast aan de
verandering van omstandigheden.
Doorheen het leven is de mens betrokken bij een bepaalde groep van mensen waarvoor hij
koos. Na enige tijd gaat de mens zich aanpassen aan die groep en zal hij naar die groep
toeleven. Bepaalde rolverwachtingen worden zich ingeleefd. ‘De omgeving wordt dan
omschreven als het samenspel van alle externe krachten en invloeden die aangrijpen op de
ontwikkeling en het zich handhaven van een individu.’ (Hopkins 1998)
Het systeem waarin de mens leeft en handelt, heeft dus een betekenisvolle invloed. Bij het
verlaten van de ene omgeving en het betreden van een nieuwe omgeving gaat het handelen en
dus de mens als open systeem nieuwe invloeden opnemen. De mens past zich aan volgens de
veranderende omstandigheden.
Vb.: Een bewoner zal zijn gedrag aanpassen aan het RVT na de opname.
▪ Het handelen van de cliënt
Ergotherapie richt zich op het de (on)mogelijkheid van de mens handelingen uit te voeren, het
handelen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het uitvoeren van een activiteit en het uitvoeren van
een handeling. Het belangrijkste onderscheid tussen deze twee is de meerwaarde voor de
persoon in kwestie. Een handeling wordt slechts een activiteit wanneer men kan spreken van
een meerwaarde.
‘Het uitvoeren van een activiteit leidt tot een objectieve verandering van de werkelijkheid of
tot een verandering van de subjectieve ervaring.’ (Hagedorn 1995)
Verandering in de objectieve werkelijkheid, de omgeving verandert voor een stuk en ieder
mens kan deze waarnemen. Het subjectieve ervaren is datgene wat de persoon heeft bij de
uitvoering van een activiteit. Dit gevoel kan eventueel bijdragen tot het welbevinden van die
persoon, de activiteit geeft een bepaalde betekenis weer.
Handelen is dus betekenisvol indien er een meerwaarde ontstaat. Die betekenis kan liggen in
extrinsieke of intrinsieke waarden. Deze waarden zijn afhankelijk van persoon tot persoon.
47
Aanleg, karakter, levensfase, behoeften, eerdere ervaringen, sociale en culturele factoren,…
allen hebben ze hun invloed op de persoonlijke waarden.
Binnen de ergotherapie zijn alle handelingen doelgericht. Vooraf wordt een bepaald
eindresultaat vastgelegd (doelstellingen) en alle handelingen zijn een deelstap tot het
eindresultaat.
Om te komen tot bepaalde doelstellingen moet de ergotherapeut eerst alle gegevens van de
persoon in kwestie verwerken. Op die manier kan de therapeut pas zoeken naar een oorzaak,
gevolg, samenhang en uiteindelijk oplossingen.
Het ideale middel om al deze persoonlijke gegevens te ordenen en te verwerken is een
praktijkmodel.
3.2.2
Ergotherapeutische praktijkmodellen1,2
‘Een model is een openbare (gepubliceerde ), systematische manier van het organiseren en
toepassen van kennis, met als uiteindelijk doel een verandering te bewerkstelligen.’
Vanuit het paradigma( zie 3.2.1 Het paradigma van de ergotherapie) ontstaan verschillende
ergotherapeutische praktijkmodellen.
“Modellen operationaliseren de theorie van de ergotherapie, bieden een verantwoording voor
de therapie en begeleiden de therapeuten in hun praktijk.” (Kielhofner, G.)
Met het gebruik van een model wordt het denken en het handelen van de ergotherapeut
gestructureerd. Er wordt op die manier nagedacht over verschillende ergotherapeutische
interventies.
Enkele voorbeelden van praktijkmodellen zijn: het MOHO model, het model van Reed en
Sanderson, Het Australian Model of Occupational Performance, het Canadian Model of
Occupational Performance,…
3.2.3
Het aspect omgeving3
Bij het paradigma van de ergotherapeut (zie 3.2.1 Het paradigma van de ergotherapeut)
kwamen al 2 van de vier kernelementen aan bod, de cliënt en het handelen van de cliënt. De
ergotherapeut wordt doorheen het volledige hoofdstuk besproken en de laatste kern
(omgeving) wordt hier samen met de praktijkmodellen belicht.
1
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
2
BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij Lannoo, Tielt,
2003, 252p.
3
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
48
Er is een hele reeks bestaande ergotherapeutische praktijkmodellen bestaande. Slechts de vier
meest in theorie gekende en gebruikte worden hier nader toegelicht met specifieke aandacht
voor het aspect omgeving (vierde kernelement bij het ergotherapeutisch handelen).
▪ Adaptation Through Occupation model van Reed en Sanderson1,2
Dit model wordt omschreven als een theoretisch kader gebaseerd op humanistische en biomechanische opvattingen om het handelen van de mens in zijn omgeving te analyseren.
(holistische mensvisie)
Het menselijke handelen wordt door Reed en Sanderson onderscheiden op verschillende
niveau’s, functiegebieden en handelingsgebieden.
1
2
3
1–
Het individu
2–
4 Vaardigheid – of functiegebieden
Sensomotorisch functiegebied
Cognitief functiegebied
Intrapersoonlijk functiegebied
Interpersoonlijk functiegebied
4
3-
3 Handelingsgebieden
Zelfredzaamheid
Productiviteit
Ontspanning
4Omstandigheden/samenleving
Dit handelen, moet steeds gezien worden binnen de (omgeving)
omgevingscontext. Dit gegeven is
volgens Reed en Sanderson zeer belangrijk daar de mens zich gaat aanpassen aan de
omstandigheden waarin hij verkeert. De wisselwerking is echter wederzijds en de omgeving
wordt dusdanig ook aangepast aan de mogelijkheden en wensen van de mens.
Eerst worden nu enkele veronderstellingen voor de ergotherapeut (binnen het model van Reed
en Sanderson) nader toegelicht die ons meer wegwijs maken in de wederzijdse beïnvloeding
tussen het individu en zijn omgeving.
De handelingen die een individu uitvoert worden in een hoge mate bepaald door de omgeving
waarin hij functioneert. De omgeving wordt onderscheiden in fysieke omgeving, de biopsychologische omgeving en de sociaal-culturele omgeving.
1
WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p.
VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p.
2
49
1 - Fysieke omgeving
Deze omgeving wordt gevormd door niet menselijke omgevingaspecten. Het gaat hier om
objecten (gebouwen zoals het RVT, kledij), ruimtes (het park, het strand) en
weersomstandigheden (wind, regen, sneeuw).
Wanneer er een verandering optreedt binnen de omgeving van de mens zal er een noodzaak
zijn om het handelen van de mens aan te passen. Deze veranderingen kunnen positief en
negatief ervaren worden.
Vb.: Vroeger had een bewoonster thuis een eigen moestuin en werkte ze dagelijks in haar
‘hoveke’. Met ouder worden en alleen te zijn werd dit als maar moeilijker er werd er gekozen
om gras te houden in de tuin in plaats dan groenten. Uiteindelijk is de thuissituatie niet meer
houdbaar en is een opname noodzakelijk. Alles wat de dame lief was moest ze achterlaten.
Een grote tuin zoals ze jaren had om in te werken is niet meer aanwezig. De groene omgeving
die ze in huis binnenbracht mist ze nu ook.
2 - Bio-psychologische omgeving
De persoon als het geheel van lichaam en geest is als het ware een omgevingsaspect.
Bij het aanpassen van de omgeving dient steeds rekening worden gehouden met de
veranderde mogelijkheden of de wensen van het individu.Wanneer er de noodzaak is om het
handelen van de mens aan te passen, kan de ergotherapeut dit proces begeleiden. Hij kan als
therapeut het individu helpen zijn omgeving zo aan te passen dat hij er zo min mogelijk
weerstanden ondervindt.
3 - Sociaal-culturele omgeving
Deze omgeving wordt gevormd door het contact met andere personen, hoe de persoon zich
verhoudt ten opzichte van zijn omgeving. Verder is er ook het contact met de regels en de
normen die de samenleving organiseren.
Als ergotherapeuten binnen het RVT is het nu onze taak en uitdaging om samen met de
mensen verandering te weeg te brengen in hun omgeving( met activiteiten als middel).
Vb.: Tijdens de opname in het RVT komt een dame terecht tussen onbekende individuen. De
dame is nog steeds op de hoogte van het journaal en de binnen- en buitenlandse politiek. Deze
dame wil aan tafel een gesprek aanknopen over een bepaald thema. Ze krijgt geen respons
van haar tafelgenoten die weinig tot geen interesse meer tonen in de actualiteit.Als therapeut
is het belangrijk om de vaste plaatsen aan te passen in dergelijke situaties.Het plaatsen van
de dame aan tafel bij geïnteresseerde bewoners stimuleert voor haar het sociale contact.
Deze drie aspecten van omgeving komen vaak samen voor. Allemaal staan ze met elkaar in
verband en verandering binnen het ene gebied heeft zo zijn invloeden op alle andere gebieden.
50
Vb.: Een dame komt na het voordoen van een CVA terecht in het RVT. Ze heeft een volledige
verlamming aan de linkerzijde. Ze komt terecht in een nieuw beschermend en zorgzaam
milieu omwille van haar verlies aan zelfredzaamheid. Haar eigen flat( fysieke omgeving) kon
niet meer voeldon aan de eisen die nodig waren. Ze komt in het RVT in contact met nieuwe
mensen, andere bewoners, personeel dat ze niet kent zal haar verzorgen( sociaal-culturele
omgeving). De dame weet van zichzelf dat het een enorme inspanning van zichzelf zal vergen
om zich aan te passen aan de omgeving( bio-psychologische omgeving).
Het begrip adaptatie staat centraal binnen dit model: door te handelen past de mens zich aan
de omgeving aan of past hij deze aan zijn behoeften aan.
▪ Het Model Of Human Occupation (MOHO) Model van Gary Kielhofner1,2,3
Menselijk systeem
omgeving
gedrag
taak
(Schematische voorstelling van het MOHO model.)
Kielhofner beschouwt de mens als een open systeem dat rechtstreeks in contact staat met zijn
omgeving. De omgeving beïnvloedt de mens en omgekeerd. Alle componenten van de mens,
de taak en de omgeving vormen als het ware een netwerk van invloeden. De verschillende
handelingen die tot stand komen zijn een resultaat van motorische, cognitieve en psychische
structuren en processen.
Deze processen worden gezien als één dynamisch gebeuren van karakter en persoonlijkheid,
ontwikkeling en opvoeding in wisselwerking met sociaal-culturele omgevingsfactoren en
gebeurtenissen die in een mensenleven plaatsvinden.
Binnen het MOHO Model wordt de omgeving gezien als: “het enige gereedschap dat de
ergotherapeuten tot hun beschikking hebben om een verandering in het menselijke systeem te
ondersteunen of versnellen, is de relevante omgeving te versnellen”.
Kielhofner neemt aan dat de mens de spontane neiging heeft om zijn omgeving te verkennen
en te beheersen( invloed van de omgeving op het handelen). Hij onderscheidt eerst en vooral
1
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
2
WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p.
3
VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p.
51
twee soorten van invloeden vanuit de omgeving van de mens. Daarna wordt de omgeving
onderscheiden met de fysieke en de sociale omgevingsfactoren die van invloed zijn op het
handelen.
* Twee soorten invloeden vanuit de omgeving van de mens:
- Kansen en stimulansen
De mens is onderhevig aan zijn leefomstandigheden om bepaalde activiteiten of taken uit te
voeren, te organiseren of keuzes te maken. De mogelijkheid tot het krijgen van kansen
stimuleert de mens in zijn ‘eigen-ik’. Een tekort aan kansen belemmert de ontplooiing van de
mens als individu.
- Verwachtingen en verplichtingen
Het uitvoeren van activiteiten kan worden beïnvloed door eisen en verwachtingen vanuit de
omgeving. Het gaat hier om regels, afspraken en sociale verplichtingen die van invloed zijn
op het handelen. Verwachtingen en eisen kunnen zowel stimulerend als belemmerend werken.
Deze hebben dus een invloed op de gevoelstoestand van de mens.
* Fysieke en sociale omgevingsfactoren:
- Fysieke omgevingsfactoren
Deze omgevingsfactoren omvatten zowel materiële (gefabriceerde) en ecologische
(natuurlijke) ruimten en objecten.
De ecologische omgevingsfactoren worden gezien als zowel het platteland, berggebieden,
kanalen, de zee, het strand, de seizoenswisselingen, de weersomstandigheden,…
De ecologische objecten zijn de bomen, bloemen, kruiden, dieren, insecten,… Deze kunnen
het handelen zowel positief beïnvloeden als belemmeren. Ze kunnen een gevoel van plezier
oproepen als een gevoel van belemmering( culturele invloeden kunnen hier een bepalende rol
in spelen).
De materiële omgeving bestaat uit de ruimtes waarin de mensen werken, wonen, zich
ontspannen,… Dit zijn scholen, fabrieken, straten, steden, trappen,... Voor iedereen
individueel worden deze ruimtes met bepaalde handelingen en gevoelens geassocieerd.
De materiële objecten zijn dingen zoals meubels, kunstvoorwerpen, tuingereedschap,…
- Sociale omgevingsfactoren
De sociale omgevingsfactoren hebben alles te maken met het contact tussen mensen, de
communicatie. Op een bepaalde manier hebben deze factoren ook een invloed op de
uitvoering van activiteiten. De cultuur met zijn waarden, normen, levenswijzen,… is in grote
mate van belang.
Sociale groepen waarin een groot deel van het leven wordt doorgebracht bepalen voor een
stuk de rol die een mens gaat leiden in het leven( in de jeugdbeweging, koorlid, cafébezoeker,
lid van de volkstuinen,…). Het individu kan zich binnen deze groepen ontwikkelen,
52
ontplooien, zijn vaardigheden toepassen, zich belemmerd voelen,… Opnieuw hebben deze
factoren een zeer belangrijke invloed op het handelen van de mens.
* Het handelen van de mens is afhankelijk van de verschillende handelingssituaties. Zoals
eerder vermeld worden ruimtes geassocieerd met bepaalde handelingen en activiteiten.
- De woonomgeving
In deze plek wordt gegeten, aan zelfzorg gedaan, huishoudelijke werk uitgevoerd,
samengeleefd met anderen,… Het is een plek waar men zich thuis en veilig voelt, het biedt
comfort en intimiteit.
- De buurt
Het gaat hier om de directe omgeving van de woning zoals andere woningen, de natuurlijke
omgeving,…
- School of werkplek
Voor iedereen is deze plek anders en eigen aan de aard van het bedrijf of organisatie. De
rolbepaling in het leven vindt hier ook een stuk zijn oorsprong.
- Recreatieplaatsen
Dit zijn alle plaatsen waar je ontspanning zoekt, je kennis wil verruimen, andere mens wilt
ontmoeten,…
Wanneer een persoon is opgenomen in het RVT zijn bepaalde plaatsen al minder toegankelijk
geworden. De buurt wordt minder tot niet meer waargenomen waardoor ook een stuk
natuurbeleving verloren gaat. De al jaren gekende thuissituatie wordt achtergelaten wat
misschien leidt tot een verlies aan comfort en intimiteit (zie voor enkele gevolgen 2.2.3
Institutionalisering). De school of een werkplek is voor ouderen niet meer. Deze periode van
het leven ligt achter zich. Dit is een plaats minder om sociale contacten en eigen rolbepaling
te ervaren. De recreatieplaatsen zijn binnen een RVT soms dezelfde plek als de
woonomgeving. Deze vroeger gekende plaatsen delen mee in de desoriëntatie. Vb.Sommige
ouderen denken dat het RVT hun school is.
Weinig prikkels van andere omgevingen komen nog tot de mensen. Het is dus waarschijnlijk
belangrijk om voldoende prikkels en stimuli aan te brengen binnen de woonomgeving.
Het aanbrengen van veranderingen binnen de omgeving zal dus veranderingen teweeg
brengen binnen het handelen van de bewoners ( en omgekeerd).
53
▪ Canadian Model of Occupational Performance = CMOP1,2,3
Het Canadees model is gebaseerd op het werk van Reed en Sanderson en stelt het individu
centraal. Het Canadees model is een zeer cliëntgericht model. Dit zeer cliëntgericht
vormgeven van het ergotherapeutische proces is het grote verschil met andere
praktijkmodellen zoals vb. Reed en Sanderson. Het model geeft weer dat er vele factoren van
invloed zijn op het handelen van de mens.
Het CMOP is een model waarin de persoon in interactie staat met zijn omgeving, de
omgeving wordt niet buiten het individu geplaatst.
De buitenste cirkel bestaat uit vier delen: de fysische, sociale, culturele en institutionele
omgeving.
* Sociale omgeving
Met de sociale omgeving worden de anderen bedoeld die rondom de mens staan in het leven.
* Culturele omgeving
Met de culturele omgeving worden alle invloeden bedoeld die op de mens afkomen en die
bepaald zijn door de maatschappij. Ethiek, bevolkingsgroepen, tradities, waarden en
normen,…
1
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
2
WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p.
3
VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p.
54
* Fysieke omgeving
Dit is de materiële omgeving van de mens zoals zijn huis, wagen,… De door de mens
gemaakte omgeving zoals wegen, transportvoertuigen,…
* Institutionele omgeving
Hieronder worden de invloeden van instellingen verstaan zoals ziekenhuizen of het werk.
Deze invloeden kunnen zowel sociaal of fysiek zijn.
Al deze omgevingsfactoren hebben hun invloed op het handelen van de mens. Opnieuw staan
ze niet los van elkaar. Een verandering binnen het ene omgevingsaspect brengt verandering
teweeg in het ander.
Vb.: Een bewoonster van het RVT is niet van het christelijke geloof. Na de opname komt deze
dame in contact met personen van het christelijke geloof. Ze probeert alle andere bewoners te
bekeren tot het protestantse kerk. Uiteindelijk moet ze beseffen dat ze nu in een omgeving
terecht is gekomen die voornamelijk gericht is op het christelijke geloof. Niet enkel komt ze in
contact met een andere fysieke omgeving, haar sociale culturele omgeving veranderen plots
ook.
Door rekening te houden met deze persoonlijke aspecten kan je als therapeut het handelen van
de persoon analyseren.
Binnen het Canadees model is ook ruimte gemaakt om een totaal nieuw element in te voegen,
nl. spiritualiteit. Met spiritualiteit worden alle interacties tussen het individu, het handelen en
de omgeving aanzien. ‘Spiritualiteit is de essentie van het ik, het wordt gevormd door de
omgeving en betekenis van het handelen. Het maakt de persoon uniek.’ (Towsend et al. 1997)
Het omvat de beweegredenen van een persoon om tot handelen te komen. De beweegredenen
van de mens zijn die redenen die hem doen bewegen. Voor ieder individu zijn deze redenen
anders. Iedereen gelooft in iets anders. Dit geloof, deze spiritualiteit is een motivatiefactor. De
motivatiefactor waarbij een individu tot handelen, tot actie komt.
▪ Occupational Performance Model - Australia
Na uitwerking van de ergotherapeutische praktijkmodellen bleek dat het Australisch model
weinig tot niet wordt gebruikt in de praktijk. Daarom koos ik er voor, in samenspraak met de
begeleidende ergotherapeute, om dit model toch niet nader toe te lichten.
3.3
Ergotherapie binnen RVT Home ‘t Hoge1
3.3.1
Algemene taak
Samen met de andere teamleden wordt er gewerkt aan een optimaal woon-, leef- en
zorgklimaat voor de bewoner.
1
DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p.
55
De ergotherapeut stimuleert en begeleidt het handelen van de bewoners op vlak van wonen en
ontspanning om te komen tot een zo groot mogelijke zelfstandigheid en een zo groot mogelijk
comfort wat leidt tot een betere levenskwaliteit.
3.3.2
Modellen en uitgangspunten
▪ Modellen in RVT Home ’t Hoge
Bij het uitwerken van activiteiten met de bijhorende doelstellingen maakt men binnen RVT
Home ’t Hoge gebruik van de verschillende modellen. Als therapeut krijgt met de vrijheid om
zelf doelstellingen voorop te plaatsen en deze te plaatsen binnen een bepaald theoretisch
kader. Op die manier is het gebruik van een eclectische benadering mogelijk. Men kan voor
iedere bewoner apart een eigen benadering uitwerken. Vaak worden doelstellingen volgens de
indeling van Reed en Sanderson vooropgesteld.
▪ Uitgangspunten
1. De mens is een handelend wezen:
Een handeling is een doelgerichte verandering in de wereld van voorwerpen waarmee de
mens wordt geconfronteerd.
2. Door te handelen realiseert en manifesteert de mens zichzelf.
3. Door te handelen krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen.
4. Door te handelen krijgt de mens zicht op zijn omgeving.
5. De mens wordt beschouwd als een bio-psycho-sociale eenheid (zie 3.1 Doel en werking
van de ergotherapie).
▪ De animatieve grondhouding
Van ieder personeelslid binnen RVT Home ’t Hoge wordt verwacht dat men over een
animatieve grondhouding beschikt. Het is belangrijk dat bewoners centraal staan en dat er
steeds wordt ingespeeld op wat de bewoners zelf willen, nodig hebben, beleven,… Inspelen
op de persoonlijke noden houdt ook in dat men respectvol omgaat met alle bewoners en
vriendelijk is op ieder moment. Er moet op een correcte manier worden gecommuniceerd met
de bewoners. Lachen en humor gebruiken zorgt voor sfeer. Als personeelslid is het belangrijk
de bewoners te stimuleren tot activiteit of de passiviteit te aanvaarden en voor comfort te
zorgen.
56
3.3.3
De meerwaarde van de ergotherapie binnen het ‘groenproject’
▪ Het gebruikte model
Voor de verdere uitwerking van deze scriptie zal ik mij baseren op het praktijkmodel van
Reed en Sanderson( zie bijlage 2).
Het belangrijkste aspect van deze scriptie is het al dan niet kunnen bereiken van de
vooropgestelde doelstellingen. Dit door middel van aangepaste groenactiviteiten en het
inrichten van de omgeving.
Goed vooropgestelde doelstellingen moeten uiterlijk waarneembaar zijn. We moeten ze
kunnen evalueren door het gedrag van mensen te observeren. Het observeerbare gedrag van
mensen valt duidelijk en gestructureerd te evalueren volgens het model van Reed en
Sanderson.
De observaties van de bewoners worden uitgewerkt volgens de verschillende
functioneringsgebieden. De functioneringsgebieden geven steeds het handelen van de mens
weer. Dit handelen dat steeds beïnvloeding kent vanuit omgeving.
▪ Verschil met andere disciplines ( meerwaarde van de ergotherapie)
Ergotherapeuten beschikken over een holistische mensvisie ( bio-psycho-sociale eenheid)
waardoor ze minder medisch gericht te werk gaat. Doch is er een ruime kennis van de
verschillende ziektebeelden en zijn ze zeer flexibel in hun benaderingswijzen. De
ergotherapeut is in staat om de handelingen van de mens te analyseren. Vanuit deze analyses
gaat de ergotherapeut op zoek naar middelen, oplossingen en aanpassingen om het leven van
de bewoners te optimaliseren.
De ergotherapeut werkt met doelstellingen en richt zich volledig op de beleving en de
ervaring van de bewoners, dan op het resultaat. Er wordt gewerkt vanuit een zeer sterke
animatieve grondhouding.
Besluit
Het doel van de ergotherapie is de mens op alle leeftijden in staat te stellen zo zelfstandig
mogelijk te kunnen functioneren binnen de eigen omgeving. Ergotherapeuten hebben een
holistische mensvisie en kunnen daarbij het menselijk handelen op alle vlakken benaderen. De
ergotherapeut is in staat op een betekenisvolle wijze deze mens te benaderen. Hij kan de
nodige middelen en oplossingen zoeken. Dit kan vlot gebeuren door het gebruik van een
ergotherapeutisch praktijkmodel.
De drie beschreven ergotherapeutische praktijkmodellen van Reed en Sanderson, Gary
Kielhofner en het Canadees model beschikken over een groot aantal overeenkomsten. Alle
drie beschouwen ze de mens als handelend wezen dat constant in contact staat met zijn
omgeving. Er is sprake van constante beïnvloeding. Verandering binnen het ene
57
omgevingsaspect brengt verandering teweeg bij het ander. De mens zal zijn handelen steeds
aanpassen aan de omgeving of zal de omgeving aanpassen aan zijn handelen.
Voor de goede uitwerking van een praktijkmodel is de competentie van de ergotherapeut van
groot belang.
58
4
Aandachtspunten binnen de individuele en de groepsactiviteiten
Inleiding
Gedurende groepsactiviteiten is het van belang dat de therapeut steeds zijn eigen handelen in
vraag stellen. De therapeut moet zich bewust zijn van zijn eigen houding tegenover de
groepsleden. Hij moet op de hoogte zijn van de verschillende modellen die bestaan om een
probleem op te lossen.
Ieder mens wordt gezien als een open systeem. De aanpak van de begeleider of therapeut kan
dus de reactie en het gedrag van anderen dusdanig beïnvloeden. Bij het begeleiden van
groenactiviteiten is de houding van de therapeut een belangrijk aspect.
In dit hoofdstuk wil ik de grondhouding waarover de ergotherapeut dient te beschikken
bespreken. Aansluitend hierbij ga ik wat verder in op het begeleiden van groepen en dan
specifiek naar mensen met het dementieel syndroom toe. Ook de begeleiding van Korsakoffpatiënten wordt niet uit het oog verloren.
4.1
Grondhouding1,2,3
4.1.1
Hulpvrager en therapeut: handelende wezens
Ergotherapeuten hebben een holistische kijk op de mensen. Ze gaan holistisch te werk. De
mens wordt gezien als een ‘open systeem’( zie 3.2 Modellen binnen de ergotherapie) dat
steeds in contact staat met zichzelf en zijn omgeving. De mens wordt gezien als een
handelend en lerend wezen.
De mens is een handelend wezen:
‘Een handeling is een doelgerichte verandering in de wereld van objecten waarmee de mens
wordt geconfronteerd.’ (Arnold Gehlen 1904-1976)
- Door te handelen realiseert en manifesteert de mens zichzelf.
- Door te handelen krijgt de mens zicht op zichzelf: zijn mogelijkheden en beperkingen.
- Door te handelen krijgt de mens zicht op zijn omgeving.
1
VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding
ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 29p.
2
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste druk,
tweede oplage, 1998, 203p.
3
DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p.
59
- De mens wordt beschouwd als een bio-psycho-sociale eenheid (zie 3.1 Doel en werking van
de ergotherapie).
Deze vier uitgangspunten zijn de belangrijk binnen de ergotherapie in verband met onze
handelingsvisie.
De mens is van nature uit in staat handelingen uit te voeren. Veranderingen in de omgeving
op te nemen en deze te handhaven. Dit handelingsvermogen draagt bij tot onze autonomie.
Wanneer het handelingsvermogen is aangetast wordt ook een stuk van onze autonomie
aangetast( zie 2.3 Verlies van autonomie). Als ergotherapeut is het dus van belang het
handelingsvermogen van de hulpvrager te behouden, te stimuleren, te ontwikkelen of te
optimaliseren. Op die manier dragen we als ergotherapeut bij tot het behouden of
optimaliseren van de autonomie van de hulpvrager.
De handelingen die de ergotherapeut aanbiedt moeten steeds in verband staan met het systeem
van de hulpvrager. De informatie, het leven en de eigen keuze van de hulpvrager blijven
belangrijk.
Als therapeut is het van belang de eigenheid van elk individu te respecteren om een geslaagde
hulpverlening te kunnen bieden.
Het ergotherapeutisch handelen kan enkel gerechtvaardigd worden indien de ergotherapeut
kennis heeft van: verschillende ziektebeelden, de gepaste methodieken, de juiste
benaderingswijzen en de toepassing van de ergotherapeutische middelen.
Binnen deze scriptie wordt het handelen van de mens( bewoners) opgedeeld in deelaspecten.
Vanuit de vermogens binnen deze deelaspecten wordt gewerkt om handelingen uit te voeren.
4.1.2
Ergotherapie als middel1,2
Het belangrijkste ergotherapeutische middel is de therapeut zelf. Zijn houding, gedrag en
methodiek is van essentieel belang. De therapeutische relatie is van groot belang voor het
slagen van het proces.
Als therapeut zijn volgende aspecten van belang:
- Authenticiteit: steeds jezelf blijven als ergotherapeut.
- Congruentie: je moet in alle situaties herkenbaar zijn en blijven.
- Confluentie: meevoelen met de oudere, samenvloeien met zijn probleem. Het blijft echter
belangrijk hier duidelijke grenzen te trekken.
- Steeds de deontologische code respecteren.
1
PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT,
niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p.
2
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, 2002-2003, 68p.
60
Als ergotherapeut beschikt men over een groot gamma aan activiteiten en handelingen. Deze
activiteiten worden steeds geconstrueerd door de therapeut. Deze geconstrueerde situaties
kunnen vrij veel van elkaar verschillen. Ze zijn gestructureerd of niet-gestructureerd, in
groepsverband of individueel,…
Binnen deze scriptie zullen de activiteiten en handelingen steeds in betrekking staan tot de
natuur en groenbeleving.
4.2
Begeleiden van groepen1,2
Als ergotherapeut moet men rekening houden met elk individu. De therapeut houdt rekening
met de persoonlijkheid, de intelligentie, de sociale achtergrond, de doelstellingen,…
4.2.1
Begeleiden van activiteiten met dementerende ouderen3
▪ Aandachtspunten
- Meerdere begeleiders betrekken bij de activiteiten.
- Rekening houden met de graad van dementie.
- De beleving van de bewoners staat centraal.
- Activiteiten herhalen( herkenning).
- De oudere beslist steeds zelf betreffende zijn deelname aan de activiteit.
- Activiteiten opsplitsen in concrete en eenvoudige deelhandelingen.
- Gebruik hulpmiddelen indien nodig.
- Experimenteer met activiteiten.
▪ Reminisceren of herbeleven
“Een persoon in de fase van het ‘bedreigde ik’ kan zich steeds herinneringen uit het verleden
blijven ophalen. Hier spreken we nog steeds van reminisceren. Naarmate de dementie vordert
en men in de fase van het ‘verdwaalde ik’ en het ‘verzonken ik’ terechtkomt spreekt men van
het herbeleven” (zie 2.2.2. Retrogenese: omkering van de levensloop)
Bepaalde bewoners gaan letterlijk momenten gaan herbeleven. Ze denken en voelen iets wat
er niet meer is. Deze ouderen weten niet wat werkelijkheid is en wat niet. Wijzen op de
realiteit heeft vaak weinig zin. De oudere gelooft in wat hij denkt. Het herbeleven kan positief
zijn en veel vreugde oproepen maar het kan negatief zijn en veel verdriet met zich
meebrengen.
1
VERFAILLIE, ., Begeleiden van groepen, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding
ergotherapie, Kortrijk, 2002-2003, 117p.
2
REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage, Bohn Stafleu
Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p.
3
PENET, E., Kunst met een glimlach, creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in een RVT,
niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p.
61
Vb.: Een bewoonster van het RVT is samen met me de bloembakken aan het vullen met aarde.
Ze zegt me dat ze haar moeder zal moeten verwittigen om achter meer potgrond te gaan. We
zullen ons wel moeten haasten zegt ze of de winkels zullen gesloten zijn. Even later kijkt de
dame opnieuw op haar horloge en zegt me dat we nu echt moeten bellen want de winkels gaan
sluiten. Ze wordt nerveus en wil niet meer verder helpen.
Ik zeg haar dat het lief is van haar om te willen bellen naar haar moeder. Ik zeg haar er
morgen zelf achter te rijden.
Voor deze bewoonster bestaat haar moeder echt.
Persoonlijk ga ik zoveel mogelijk mee in het verhaal van de bewoners. Op die manier
bevestig je de bewoners hun gedachten. Bij onprettige gedachten kan je hen proberen te
troosten door een oplossing aan te bieden die samenhangt met het verhaal. Wanneer het
herbeleven plezier met zich teweeg brengt is de bewoner gelukkig. Persoonlijk vind ik dat
geluk belangrijker dan de bewoner te drukken op de realiteit, met alle gevolgen vandien.
4.2.2
Aangepaste begeleiding bij Korsakoff-patiënten1
De begeleidende taak bij Korsakoff-patiënten wordt uitgelegd aan de hand van de 4 K’s. Het
is een hulpmiddel en begeleidingswijze die ook bij dementerende ouderen kan worden
toegepast.
De 4 K’s als hulpmiddel:
- Kort: vb. slechts één deeltaak geven in plaats van een volledig samengestelde opdracht.
Respectvol en gelijkwaardig praten is een must. Als therapeut is het belangrijk op te letten
voor het uitsturen van non-verbale boodschappen. Gelaatsuitdrukkingen, lichaamsbewegingen
kunnen bij Korsakoff-patiënten verkeerde indrukken nalaten.
- Konkreet in woord en beeld: opdrachten met didactisch materiaal ondersteunen zodat er bij
de uitvoering weinig gewerkt moet worden met het geheugen.
- Konsekwent: Alle handelingen worden op dezelfde manier uitgeoefend, er is éénduidigheid
in de boodschappen.
- Kontinu: vb. de hele dagstructuur duidelijk in schema weergeven en dit schema dag in dag
uit volgen. Op die manier ontstaat er een aangeboden steeds wederkerende structuur.
Bijkomend bij de 4K’s komen 4 kernbegrippen die steeds in de omgang met Korsakoffpatiënten van belang blijven:
- structurering
- activering
- geduld en begrip
- bekrachtiging
1
CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding
ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005
62
Besluit
Het belangrijkste binnen het begeleiden van groepen is dat de therapeut over een goede
grondhouding beschikt. Hij moet kennis hebben van de vier uitgangspunten binnen de
ergotherapie in verband met de handelingsvisie.
De handelingen die de ergotherapeut aanbiedt moeten steeds in verband staan met het systeem
van de hulpvrager. Als therapeut is het van belang de eigenheid van elk individu te
respecteren om een geslaagde hulpverlening te kunnen bieden.
De therapeut als individu is het belangrijkste ergotherapeutische middel. Zijn houding, gedrag
en kennis van de methodiek zijn van essentieel belang.
Het begeleiden van groepen met dementerende ouderen eist een specifieke aanpak. Hierbij
dient de ergotherapeut, naast de voorbereidingen, met heel wat aandachtspunten rekening te
houden.
63
5
De voorbereidingen betreffende de scriptieperiode en het project
Inleiding
In dit volgende hoofdstuk beschrijf ik alle voorbereidingen die ik trof in verband met de
scriptie.
Eerst en vooral leg ik het werkplan uit dat ik heb opgesteld. Met dit werkplan trok ik naar de
directie, de verantwoordelijke bewonerszorg en de personeelsleden. Ik beschrijf de plannen
die ik met ieder van hen maakte om tot een goede samenwerking te komen.
Vervolgens geef ik een korte voorstelling van enkele bewoners. Als laatste formuleer ik de
algemene en de individuele doelstellingen die ik wilde bereiken samen met de bewoners.
5.1
Opstellen van een werkplan1
Voorafgaande aan de effectieve uitvoering is het belangrijk om een werkplan op te stellen. Dit
is noodzakelijk voor het slagen en een goed verloop van de activiteiten zowel voor de
therapeut / begeleider als voor de aangewezen doelgroep. Dit plan omvat de 5 W’s: wie, wat,
waar, wanneer en waarom. Het vormt een structuur doorheen de activiteiten en biedt steeds
een houvast om organisatorisch op terug te vallen.
In mijn werkplan kwamen de volgende vragen aan bod:
- Met welke doelgroep wil ik werken?
- Waarom wil ik met deze doelgroep natuur en groenactiviteiten uitvoeren?
- Wat zijn de doelstellingen die ik wens te bereiken met deze doelgroep?
- Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken?
▪ Met welke doelgroep wil ik werken?
Zoals al voorgesteld bestaat RVT Home ’t Hoge uit twee leefruimtes( zie 1.3.2 Voorstelling
RVT Home ’t Hoge). De doelgroep binnen het RVT zijn zorgbehoevende ouderen. Het is
belangrijk bij het uitvoeren van activiteiten rekening te houden met de mogelijkheden,
beperkingen en individuele wensen van de bewoners.
De keuze van de doelgroep zou mee de soort activiteiten bepalen die ik zou uitwerken.
Daarom koos ik er voor, in overleg met de begeleidende ergotherapeute, om mij in de
uitvoering van activiteiten te beperken tot leefgroep klaverblad( fysiek zorgbehoevende
ouderen vb.: ouderen met de ziekte van Parkinson, dementerende ouderen,…).
Binnen leefgroep klaverblad was het de bedoeling om iedereen de kans te bieden om deel te
nemen aan de activiteiten. De bewoners beschreven in deze scriptie( zie 5.3.2 Voorstelling
1
DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni,
117p.
64
enkele bewoners) zijn uitgekozen op verschillende wijzen. Eén bewoonster was dadelijk
geïnteresseerd om mee te werken aan mijn scriptie zonder de vragenlijst te hebben gehoord(
zie 5.3.1 De enquête). Ze vond het een zeer interessant werk en maakte er geen probleem van
om vernoemd te worden in mijn scriptie. Eén bewoonster was zeer enthousiast over het
kweken van groenten daar dit vroeger haar grootste hobby was. In samenspraak met haar
dochter nam ze deel aan de activiteiten en werd mijn belangrijkste volgbewoner. Eén bewoner
werd in overleg, samen met de begeleidende ergotherapeute en een familielid, als
volgbewoner uitgekozen. Al laatste koos ik, in samenspraak met de ergotherapeute en
inspraak van de bewoonster zelf, iemand die vroeger wel geïnteresseerd was in het kweken
van groenten en een eigen groene omgeving maar nu de zin naar activiteit wat kwijt was.
Aan de hand van de enquête, het doornemen van dossiers en gesprekken met familieleden
werd het mogelijk om een beeld te vormen van de deelnemende bewoners. Er kon worden
rekening gehouden met de verschillende problematieken.
▪ Waarom wil ik met deze doelgroep natuur en groenactiviteiten uitvoeren?
RVT Home ’t Hoge wil aan zijn bewoners een thuis bieden, een warme plaats om verder te
leven. RVT Home ’t Hoge levert een adequate bijdrage tot het fysisch, psychisch en sociaal
welbevinden van zijn bewoners( zie 1.3.2 Voorstelling RVT Home ’t Hoge). Als we kijken
naar de meerwaarde van natuuractiviteiten( zie 1.2 Meerwaarde van een natuuractiviteit) zijn
er verschillende verbanden te leggen tussen deze en de doelstellingen van het RVT.
Natuuractiviteiten dragen bij tot de intellectuele, sociale, emotionele en fysieke ontwikkeling.
Het deelnemen aan de natuuractiviteiten is een persoonlijke interesse en draagt bij tot de
autonomie( zie 2.3 Verlies van autonomie). Het onderhouden van planten en bloemen draagt
bij tot het huishoudelijke werk wat de negatieve persoonlijke gevoelens rond
institutionalisering( zie 2.2.3 Institutionalisering) doet verminderen.
Door de bewoners hun persoonlijke inbreng en mening te respecteren voelen ze zich
waardevol, nuttig en nodig. Hun zelfvertrouwen krijgt een duwtje in de goede richting.
De leefomgeving zal voor de bewoners een stuk aangenamer zijn indien er meer groen
aanwezig zou zijn. Meer groen zorgt voor een soort van rust, het creëert een rustgevende
sfeer. De natuuractiviteiten leveren hun bijdrage aan het scheppen van een positief
leefklimaat.
Al deze aan bod gekomen positieve elementen bevinden zich op het intrapersoonlijke
functiegebied. Groenactiviteiten kunnen bijdragen tot het stimuleren van de fijne motoriek,
het stimuleren van de bi-manuele coördinatie. Deze motieven bevinden zich dan weer op
sensomotorisch functiegebied. Verder kunnen de groenactiviteiten en het aanpassen van de
leefomgeving bijdragen tot de sociale contacten en het interpersoonlijke functiegebied.
Groepsactiviteiten kunnen bepaalde relaties stimuleren door het helpen van elkaar en het
65
samenwerken. Samen zouden ze kunnen genieten van de mooie bloemen en planten in hun
omgeving.
Een belangrijk aspect wat niet mag vergeten worden is de bijdrage op cognitief vlak. Het
ophalen van herinneringen, het vertellen van eigen kweekgewoontes en tradities, het
benoemen van de planten, bloemen en groenten,…
Al deze motieven staan in verband met de vooropgestelde doelstellingen. De doelstellingen
situeren zich dan ook op het sensomotorisch, cognitief, intrapersoonlijk en interpersoonlijk
functiegebied.
▪ Wat zijn de doelstellingen die ik wens te bereiken met deze doelgroep?
De doelstellingen worden uitvoerig besproken verder dit hoofdstuk( zie 5.4 Doelstellingen
groenactiviteiten).
▪ Hoe wil ik deze doelstellingen bereiken?
Bij het organiseren van de activiteiten vond ik het belangrijk om rekening te houden met de
bewoners hun belevingswereld( Zie 2.4 De ervaringswereld van personen met het dementieel
syndroom). Deze belevingswereld werd omschreven voor ouderen met het dementieel
syndroom. Ieder van ons komt in contact met al deze aspecten van beleven. Op die manier is
het ook mogelijk een individuele tint te geven aan alle activiteiten. Bepaalde reacties van
bewoners kunnen ook beter geplaatst worden.
- Individueel ↔ Groep
Ik koos er voor om zowel in groep als individueel te gaan werken en dit naargelang hun eigen
keuze. De bewoners die veel interesse toonden voor de groenactiviteiten werden meer bij de
individuele activiteiten betrokken.
Aan de hand van een kort gesprek( zie 5.3.1 Vragenlijst) kwam ik meer te weten over de
bewoners hun interesses en hun voorkeur betreffende groenactiviteiten. Na het rondvragen
nam ik een besluit, in samenspraak met de begeleidende ergotherapeute, wie van de bewoners
zou deelnemen aan de individuele activiteiten.
- Groepssamenstelling
De groepsactiviteiten die ik plande waren gericht naar alle bewoners. De bewoners konden
steeds zelf beslissen of ze deelnamen aan de activiteiten of niet. Hun eigen keuze moest steeds
gerespecteerd worden. Indien er meer begeleiding nodig was bij bepaalde activiteiten kon
steeds gerekend worden op andere personeelsleden, vrijwilligers en eventueel familieleden.
66
Er werd gewerkt met een open groep. Sommige bewoners volgen bepaalde therapieën en
verlaten de groep voor enige tijd. Omwille van bezoek verlaten de bewoners soms de groep
om naar hun kamer te gaan. Familieleden die op bezoek kwamen konden mee deelnemen aan
de activiteiten indien ze dit wensten.
De groottes van de groep waren onderhevig aan de soort activiteit. De groep bestond steeds
uit andere bewoners wat positief was voor het sociale gebeuren.
- Organisatie van de activiteiten
De activiteiten werden vooraf vastgelegd. Elke activiteit had zijn eigen specifieke
doelstellingen. Het was de bedoeling om eens na te gaan waar de interesses van de bewoners
liggen en welke groenactiviteiten hen kunnen boeien. Hoewel de activiteiten vast lagen was er
ruimte om eventuele wensen van de bewoners uit te voeren en de activiteiten aan te passen
indien nodig.
Groenactiviteiten kunnen zowel binnen als buiten doorgaan. De bedoeling was om meer
natuur naar binnen te brengen dus de groepsactiviteiten vonden grotendeels binnen plaats.
Buiten( 1.3.4 De omgeving en de tuin van RVT Home ’t Hoge) was er plaats om eventueel
groenten te kweken en bloemen te plaatsen. Ik koos er voor het kweken van de groenten en
het onderhouden van de planten en de bloemen als individuele activiteit te houden.
Leefruimte Klaverblad( de bewoners waarmee ik werkte) op het gelijkvloers is een ruimte die
dient als woonkamer waarin de bewoners overdag vertoeven. De ruimte bevat 14 tafels die
snel en eenvoudig verplaatst kunnen worden. Op die manier is de ruimte gemakkelijk aan te
passen aan de grootte van de groep en de nodige werkruimte. De stoelen voor de bewoners
hebben allemaal armleuningen wat voor de bewoners tot een comfortabele zithouding leidt. In
leefruimte klaverblad staan een aantal krukjes voor de begeleiders. Tijdens de activiteiten
kunnen deze tussen de bewoners kunnen worden geplaatst. Op die manier is er ruimte voor de
begeleiders maar verliest men de gezelligheid niet wanneer een kruk onbezet is. Tijdens de
activiteit is het steeds belangrijk dat er voldoende licht aanwezig is om het zicht van de
bewoners zo optimaal mogelijk te maken.
De opstelling van de ruimte en het klaarzetten van het materiaal/materieel werd steeds vooraf
vastgelegd. De bewoners moesten bij de start van de activiteit enkel worden begeleid tot aan
hun plaats zodat ze niet nodeloos moesten wachten.
De groenactiviteiten gingen door op vaste tijdstippen. De groepsactiviteiten vonden plaats om
de twee weken de woensdagnamiddag door van 15u00 tot 16u00. De individuele activiteiten
vonden elke week plaats de woensdagvoormiddag van 10u00 tot 11u00. Er was steeds een
kleine speling mogelijk en sommige activiteiten namen iets meer of minder tijd in beslag.
67
- Begeleiding
( Zie Hoofdstuk 4 De groenbegeleiding)
Afhankelijk van de grootte van de groep en de soort activiteit begeleiden 1 of meer
therapeuten de activiteit. Op voorhand werd afgesproken dat ik gedurende de activiteiten de
leiding zou nemen en de begeleiders richtlijnen zou geven.
Bij de individuele activiteiten zou ik de oudere alleen begeleiden.
5.2
Voorstellen van het project aan de directeur, verantwoordelijke
bewonerszorg en de personeelsleden
5.2.1
Voorstelling aan de directeur en de verantwoordelijke bewonerszorg
Na het opstellen van mijn werkplan en het samenkomen met de begeleidende ergotherapeute
had ik al een goed zicht op wat ik nu effectief wilde bereiken. Vooraleer ik verder zou gaan
met de uitwerking van de scriptie nam ik contact op met de verantwoordelijke bewonerszorg.
Hij zou mij begeleiden en de goedkeuring geven voor de praktische uitvoering.
Gedurende de eerste week van de scriptiestage( woensdag 18 januari 2006) werden volgende
zaken afgesproken met de verantwoordelijke bewonerszorg:
▪ Doel van het project:
Home ’t Hoge is een groot en gezellig huis waar iedereen de kans moet krijgen om zich echt
thuis te voelen. Men wil de sfeer dan ook zo optimaal mogelijk houden.
Ik vertelde mijn idee over de scriptie en wat ik precies wilde gaan doen. Het meer
binnenbrengen van de natuur en het groen in de leefruimte, plaatsen van planten in de gangen,
het zorgen voor aangepaste kweekbakken in de binnentuin, het plaatsen van bloembakken op
de vensterbanken van de bewoners hun kamer, … Op die manier zou ik een gezellige en
huiselijke sfeer creëren samen met de bewoners. Het is de bedoeling dat de bewoners
meehelpen met de inrichting, met het zaaien en planten,… Handelingen die vroeger door
sommige dagelijks werden uitgevoerd zullen nu weer een nieuwe routine vinden. Een
bewoner waarvan zijn huis vroeger vol planten stond zal nu opnieuw in een omgeving vol
herinneringen kunnen vertoeven.
Deze ideeën werden hartelijk onthaald. Afgesproken werd dat ik de activiteiten zelf zou
uitwerken maar de ideeën steeds kwam voorleggen aan de verantwoordelijke bewonerszorg.
Op die manier konden geen misverstanden ontstaan betreffende aankoop van materialen. We
doorliepen samen het RVT en bekeken samen waar het mogelijk was om groen te plaatsen.
Eveneens bekeken we de nabije omgeving van het RVT voor het plaatsen van groen.
68
De vooropgestelde doelstellingen werden medegedeeld( zie 5.4 Doelstellingen
groenactiviteiten) en later werden deze concreet vastgelegd naar gelang de individuele noden
van de bewoners.
▪ Voorlopige plannen
Per activiteit was het dus de bedoeling de leefomgeving meer en meer te gaan inrichten met
verschillende groenaspecten samen met de bewoners. Iedere week( vanaf de zesde week
stage) werd leefruimte klaverblad opgefleurd met een nieuw element. Hierbij bleef het
belangrijk om rekening te houden met de toegankelijkheid, de bereikbaarheid, de
veiligheid,…( zie volgende: waar rekening mee te houden).
Hieronder beschrijf ik de activiteiten met daarbij de nodige materialen om aan te kopen:
- Aangepaste kweekbakken in de binnentuin( zie bijlage 3)
De grootste werkstukken zouden de twee aangepaste kweekbakken worden. De kweekbakken
zijn volledig aangepast aan rolwagengebruikers. Uit veiligheidsoverwegingen werd het glas
vervangen door plexiglas. Een uitklapbare tafel en 2 materiaalbakken maken het gebruik
ervan zeer praktisch. De bakken moeten bestaan uit duurzaam materiaal zodat ze nog lang
kunnen dienst doen.
Het maken van deze aangepaste kweekbakken door mijn vader werd onthaald als een zeer
goed en nuttig idee. De bewoners zouden bij koud weer binnen kunnen zaaien in kleine
zaaibakjes. Later bij mooi weer kunnen ze de plantjes verpotten in de kweekbakken.
Materiaal/materieel kweekbakken:
- Hout = betonplex( zeer duurzaam), plexiglas, houtlijm, verschillende soorten
nagels, silicone, plintjes.
Materiaal/materieel zaaien groenten( zie bijlage 4):
- Zaden ‘tagetes’ , zaden salade, tuinkers, radijzen, erwten, ± 200 liter zaai en
stekgrond, 2 kleine waterspuiten, 1 kleine gieter.
- Alle vensterbanken van het RVT zouden voorzien worden van bloembakken met bloemen.
Materiaal/materieel
- 15 bloembakken( 80cm/15cm), 6 x 8 viooltjes = 48 witte viooltjes, 120 liter
universele potgrond
- De gangen en de inkom van het RVT maken plaats voor meer kamerplanten.
Materiaal/materieel
- ‘sanseveria’s’( gemakkelijk te onderhouden planten), bloempotten, karren om
de planten op de plaatsen( eenvoudig voor de verplaatsing)
69
- De oprijlaan van RVT wordt voorzien van bloembakken met buxussen
Materiaal/materieel
- 12 bloembakken, 36 kleine buxussen, buxus-potgrond
- Leefruimte klaverblad krijgt een groenere omgeving( zie bijlage 5)
Materiaal/materieel
- houten bloemenrek, bloempotten( verschillende groottes),
seizoensgebonden), vetplantjes( eenvoudig te onderhouden)
bloemen(
Al deze plannen worden en werden uitgewerkt doorheen de laatste 7 weken van mijn
scriptiestage. De plannen werden uitgewerkt in groeps- en individuele activiteiten.
▪ Waarmee rekening te houden:
- brandveiligheid
- toegankelijkheid van de gangen, de trappen binnen het RV
- veiligheid van de bewoners
- het budget en aankoop van materialen
- alle activiteiten in functie van de bewoners
- tijdig afspraken maken om aankopen te doen
▪ Het budget en de aankoop van materiaal/materieel:
Voor het aankopen van kleine materialen, die ik nodig had gedurende de activiteiten, zou ik
zelf zorgen. De aankoopbewijzen moest ik steeds zorgvuldig bijhouden en samen afgeven. De
aankoop van planten, bloemen,… zou steeds samen worden gedaan met de verantwoordelijke
bewonerszorg( vb.: woensdag 8 februari 2006) . Voor de aankoop van duurdere materialen
zou ik steeds eerst de toestemming vragen.
In bijlage(zie bijlage 6) zit een lijst gevoegd met de adressen van winkels waar ik de nodige
materialen kon vinden en aankocht.
5.2.2
Voorstelling aan de personeelsleden
Tijdens de overdracht( maandagochtend) met verschillende leden van het team lichte ik mijn
scriptie toe. Aan de hand van een kleine brochure( zie bijlage 7) werd hen iets duidelijker wat
de bedoeling was van deze scriptie. De 5 W’s werden nader verklaard: wat, waarom, wie,
wanneer en waar. Ik vertelde hen dat ze steeds met vragen of opmerkingen bij me terecht
konden.
70
Het idee om meer groen binnen te brengen in het RVT en aangepast groenten te kweken werd
enthousiast onthaald door het personeel. Door de kleinschaligheid van de voorziening zijn alle
personeelsleden gemakkelijk te betrekken en te spreken.
Gedurende de stageperiode kreeg ik veel bijkomende vragen over wat de verder plannen
waren. De opmerkingen, bemerkingen en tips kwamen van alle kanten. Ik hield rekening met
de inbreng van alle personeelsleden. Op die manier werd de scriptieperiode voor iedereen een
aangenaam gebeuren.
- ‘Als je goede kropvorming van uw salade wilt hebben zet je er best een fles rond
als het nog een klein plantje is. Je snijdt van een lege fles de dop en de bodem af
zodat je een open cirkel hebt en zet deze rond de saladeplant. Wanneer de plant
groeit en een mooie krop heeft haal je deze er van rond.’ (technische dienst)
- ‘Als je enkele kruiden wilt zaaien en kweken zal ik eens een goed boek
meebrengen. Het is één voor beginners…’ (verzorgende)
- ‘Viooltjes zijn heel goed om buiten te zetten in de bloembakken, als het niet meer
vriest. Ik heb er nu thuis ook staan.’ (verzorgende)
Ik richtte me apart tot de mensen van de logistieke dienst over het plaatsen van planten in de
gangen en het onderhoud er van. Voor het gebruik van de kleine materialen zoals hamers,
nagels, lintmeters,… richtte ik me tot de technische dienst. Enkel door overleg en
communicatie kunnen we tot een goede samenwerking komen.
▪ Afspraken met de technische dienst
Gedurende mijn stageperiode deed ik af en toe beroep op de technische dienst. Niet enkel
voor de technische hulp kon ik er terecht, af en toe werd mij een praktische tip in verband met
groen en natuur mede gedeeld.
Voor het gebruik van materiaal zoals nagels, hamers, boormachine, lintmeter, … kon ik steeds
aankloppen indien nodig.
▪ Afspraken met de ergotherapeuten
Voor de start van de scriptie stage nam ik enkele malen contact op met mijn begeleidster. Op
die manier kregen we samen zicht op de praktische uitwerking ervan. Bij de start van de stage
was het duidelijk waar we naartoe wilden.
Vervolgens moest ik een werkplan opstellen( zie 5.1 Opstellen van ene werkplan) volgens de
5 W’s en werd dus ook duidelijk wanneer de activiteiten zouden doorgaan. Bij het opstellen
van het werkplan diende ik rekening te houden met de vaste en reeds geplande activiteiten
binnen het RVT.
Ik zou zelf instaan voor de groenactiviteiten en de rol als leider en begeleider steeds op mij
nemen. Ik zou zelf zorgen voor het nodige materiaal/materieel. Indien ik hulp nodig had, zou
ik anderen aanspreken en hen om hulp vragen.
71
▪ Afspraken met andere personeelsleden
Het plaatsen van planten en bloemen in en rond het RVT maakt dat sommige hoeken en
plaatsen bezet worden en minder toegankelijk worden om te poetsen. Het afvallen van de
bladeren zorgt voor vuiligheid. Het was dus wel belangrijk om eerst en vooral te gaan
luisteren naar de wensen, vragen en bemerkingen van de logistieke dienst.
Op die manier konden we tot een compromis komen welke de meest onderhoudsvriendelijke
materialen waren.
5.2.3
Voorstelling van het project naar de bewoners toe
Toen de voorbereidingen op punt stonden was het tijd om de groenactiviteiten aan alle
bewoners voor te stellen. Ik ging rond in het RVT( gedurende de vijfde stageweek) met een
infoblaadje( zie bijlage 8) om iedereen te verwittigen van de activiteiten. Het info-blaadje gaf
in een notendop weer wat de bedoeling was van de scriptie. Niet alle vooropgestelde
activiteiten werden dadelijk mede gedeeld. Daarbij gaf ik hen een klein bloempotje. Op die
manier kon ik de interesse wat aanwakkeren en de bewoners er over doen praten onderling.
▪ Voorstelling aan de familieleden
Aan de familieleden die dit wensten gaf ik de brochure mee( zie bijlage 7). Sommigen waren
heel enthousiast en hielpen graag een handje mee bij één of andere activiteit. Anderen gaven
me doorheen de stage verschillende tips mee.
- ‘Als het van die erwtjes zijn die omhoog groeien hang je ze best goed vast met
kippengaas. Hun draden zijn als tentakels die zich overal vastgrijpen. Op die
manier kunnen ze mooi omhoog groeien.’
- ‘Dat rekje in hout vervormde helemaal van de warmte; maar geen nood, als je hier
weg bent zal ik er blijven voor zorgen dat het steeds recht blijft.’
5.3
Selectie en voorstelling bewoners
Om een duidelijk beeld te krijgen van de bewoners stelde ik een korte vragenlijst op. Op die
manier kon iets meer te weten komen over de interesses en de mogelijkheden van ieder van
hen. Indien het beantwoorden van de vragen iets moeilijker verliep deed ik beroep op
eventuele familieleden.
In samenspraak met de begeleidende ergotherapeute en familieleden kozen we enkele
bewoners uit die als volgbewoner zouden meehelpen aan deze scriptie.
72
5.3.1
Vragenlijst
Ik benaderde de bewoners van leefgroep Klaverblad individueel. De vragenlijst verliep niet
steeds even gestructureerd zoals vooropgesteld. De vragenlijst werd meestal verweven in een
gesprekje als overlapping van de reeks vragen. Ik zorgde er wel steeds voor dat ik de
essentiële dingen wist in verband met hun interesses voor de natuur.
- Eerst en vooral stelde ik mezelf voor aan de bewoners. Ik vertelde dat ik studente was en
hier tijdens de stage mijn eindwerk zou maken. Ik vroeg hun naam en of ze akkoord waren
om enkele vragen te beantwoorden.
- Ik legde uit wat de bedoeling juist was van mijn eindwerk en waarom ik dit wou doen met
de bewoners.
- Vervolgens haalde ik de vragenlijst boven. Het stellen van de vragen gebeurde op een
rustige en duidelijke manier. De vragenlijst bestond uit een aantal vaste vragen( zie volgende
pagina).
- Na het beantwoorden van de vragenlijst bedankte ik de bewoners voor hun medewerking. Ik
vertelde dat ik hen zou verwittigen bij de start van de activiteiten.
- Aan de hand van de vragenlijst en de bespreking met de begeleidende ergotherapeute
kwamen we tot een besluit wie zou deelnemen aan de individuele en de groepsactiviteiten.
Vragenlijst:
1 – Wat was uw beroep?
2 – Wat waren uw hobby’s vroeger?
3 – Wat zijn uw hobby’s, interesses op dit moment?
4 – Waar woonde u vroeger? Landelijke of stedelijke omgeving?
5 – Had u vroeger veel groen in uw omgeving( zoals planten en bloemen)?
6 – Had u vroeger een moestuin? Kweekte u zelf groenten?
6a – Zo ja, welke?
6b – Zo neen, waarom niet? (Geen tuin, geen tijd, geen interesse,…)
7 – Hebt u interesse om mee te helpen bij het kweken van groenten binnen het RVT?
8 – Hebt u interesse om deel te nemen aan groepsactiviteiten in verband met de natuur
en een groene omgeving?
5.3.2
Voorstelling enkele bewoners
In mijn eindwerk bespreek ik vier bewoners van RVT Home ’t Hoge. Deze bewoners namen
deel aan zowel groepsactiviteiten als individuele activiteiten. Deze vier bewoners hebben
73
allen een verschillende problematiek ( zie Hoofdstuk 2: Natuurbeleving bij ouderen met een
dementieel syndroom en fysische beperkingen).
Om de privacy van de bewoners te respecteren, maak ik gebruik van fictieve namen.
Van in het begin maakte ik de bewoners duidelijk dat deze activiteiten in thema stonden van
mijn eindwerk. Misschien vergaten de bewoners dit wel of begrepen ze me niet, de motivatie
was er in ieder geval wel.
De voorstelling van de bewoners hieronder beschreven is niet volledig. Alle gegevens komen
uit het persoonlijke dossier, uit gesprekken met familieleden en van de bewoners zelf maar
enkel de relevante gegevens worden weergegeven.
Naast de anamnese, de diagnose en het beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson
komt een klein deeltje ‘groene geschiedenis aan bod’. Hierin wordt kort het belang van de
natuur in hun persoonlijke leven weergegeven. Ik koos voor het de woorden ‘groene
geschiedenis’ daar ik steeds vraag naar de bewoners hun groenbeleving van vroeger, toen ze
in hun eigen huis woonden.
▪ Bertrand
- Anamnese
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Woonplaats:
Opnamedatum:
Burgerlijke stand:
Kinderen:
Werk:
20/10/1922
Gentbrugge
Machelen
13/02/1999
Weduwnaar
1 dochter R. ( komt iedere vrijdag avond langs)
zelfstandig electriciën
- Diagnose: ziekte van Korsakoff, matige dementie
- Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson
Sensomotorische functies en vaardigheden
Bertrand verplaatst zich volledig zelfstandig binnen het RVT. Hij heeft een slepende gang en
neigt met zijn romp naar rechts over te leunen. Hij heeft geen problemen met
handvaardigheid. Soms hangt Bertrand voorovergebogen in zijn stoel. Bertrand heeft een
enorme bewegingsdrang. Hij vertoont een aantal repetitieve bewegingen en handelingen
doorheen de dag: handen wrijven, opstaan en een rondje wandelen rond de tafel, rechtstaan en
terug neerzitten… Bertrand houdt er van om alle materialen aan te raken en te manipuleren.
Op die manier lijkt hij contact te hebben met zijn omgeving.
74
Cognitieve functies en vaardigheden
Er is een gestoord korte en lange termijn geheugen. Bertrand kan zich moeilijk voorstellen
waar we zijn en welk jaar we zijn. Hij kan zijn aandacht meestal maar heel kort richten en
deze is dan ook snel verdwenen gedurende activiteiten. Gedurende korte periodes kan zijn
concentratie echter zeer sterk zijn. Wanneer hij nadenkt over hoe hij een bepaalde activiteit
gaat uitvoeren lijkt zijn concentratie zeer sterk te zijn. Betrand persevereert vaak (het steeds
herhalen of schrijven van dezelfde woorden of samengestelde zinnen).
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden
Bertrand heeft een normaal zelfbeeld en zegt het goed te hebben binnen het RVT. Bertrand
heeft geen ziekte-inzicht. Zijn motivatie is zeer selectief en hij doet enkel mee aan de
activiteiten waar hij zin in heeft.
Interesses:
Vroeger: voorzitter bij de civiele bescherming, voorzitter van de vereniging Franco-Belge na
de oorlog (R. mocht vaak naar Parijs), R. had vroeger een kleine tuin waar hij in werkte (de tijd
die hij had),…
Nu: gestructureerde en eenvoudige creatieve activiteiten, knutselen, schilderen, plezierige
groepsactiviteiten met muziek en dans kunnen R. bekoren,…
Interpersoonlijke functies en vaardigheden
Bertrand zoekt zelf contact op. Hij zal je roepen of lichamelijk contact maken (door het
grijpen van je arm). Van groepsinteractie is er weinig tot geen sprake.
Bertrand kan soms verbaal agressief uit de hoek komen. Dit vooral wanneer je hem zou
stimuleren om deel te nemen aan een activiteit waar hij geen zin in heeft.
Vriendschappelijk omgaan met Bertrand heeft een gunstig effect op de relatie en zijn
gemoedstoestand.
Bertrand kan zich verbaal nog uiten al loopt dit zeer moeilijk. Het is belangrijk om de
communicatie aan te passen ( zie 4.2 Begeleiden van groepen – Korsakoff patiënten).
- Groene geschiedenis1:
Bertrand had vroeger thuis een kleine tuin( hij woonde in een meer stedelijke omgeving).
Veel werkte hij er niet in daar hij veel op pad was. Het was voornamelijk zijn vrouw die de
tuin onderhield.
Als kind werkte zijn moeder veel in ‘den hof’. Zij was een enorme liefhebber van alles wat
bloemen en planten was. Zijn eigen interesse bleef echter uit. Het gras afrijden was wel één
van zijn huishoudelijke taken.
1
Uit gesprek met de dochter.
75
▪ Elvier
- Anamnese
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Woonplaats:
Opnamedatum:
Burgerlijke stand:
Kinderen:
Werk:
13/06/1912
Alveringem
Moeskroen
29/12/1997
weduwe
1 zoon en 1 dochter
werken in een kruidenierswinkel en magazijnierster in een
grootwarenhuis
- Diagnose: heupprothese rechts, matige dementie, pijnlijke elleboog rechts
- Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson
Sensomotorische functies en vaardigheden
Omwille van de heupprothese verplaatst Elvier zich in een rolwagen. Deze rolwagen kan
zelfstandig bestuurd worden over kleine afstanden. Bij haar opname zat Elvier in een
elektrische rolwagen. Alle transfers vanuit de rolwagen naar toilet, bed, stoel,… worden met
de actieve tillift gedaan. Elvier zit recht in haar rolwagen en heeft de drang om haar benen uit
te zwaaien. Elvier heeft geen moeilijkheden met haar handvaardigheid, alle grepen kunnen
perfect worden uitgevoerd.
Ze heeft een enorme drang tot bewegen en manipuleert alle voorwerpen die in haar omgeving
te vinden zijn. Vb.: ’s Nachts trekt Elvier alle lakens van haar bed.
Cognitieve functies en vaardigheden
Elvier heeft een aandacht van korte duur. Wanneer Elvier een handeling aan het uitvoeren is
kan ze moeilijk overgaan tot een andere handeling met hetzelfde materiaal. Elvier heeft een
gestoord korte en lange termijn geheugen. Ook haar probleemoplossend vermogen is
gestoord.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden
Elvier heeft geen inzicht in haar eigen mogelijkheden en overschat of onderschat zichzelf wel
eens. Elvier is een zeer opgewekt persoon en ze voelt zich goed in haar vel. Ze is snel te
motiveren voor deelname aan activiteiten. Elvier werkt graag, ze is graag bezig.
Interesses:
Vroeger: zeer uiteenlopende hobby’s van naaien en breien, tuinieren tot verkopen op de
markt… Elvier was dol op haar huisdieren (hondje, kat en konijnen).
76
Nu: Elvier is nog steeds geïnteresseerd in alles wat de natuur, planten en bloemen aangaat.
Alle activiteiten zijn in haar ogen een mogelijkheid tot plezier en een mogelijkheid tot leren.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden
Elvier zoekt spontaan contact en maakt graag een praatje (1-1 relatie). Binnen een groep praat
ze tegen iedereen in haar omgeving. Elvier valt in een groep op als de grote verteller. Soms
lijkt ze in zichzelf gekeerd en tot rust gekomen.
- Groene geschiedenis1:
Elvier heeft een hele geschiedenis achter zich van verhuizen en opnieuw beginnen in het
leven. Alle huizen hadden steeds een tuin en hoe meer ze verhuisde hoe groter de tuinen
werden. Haar grote tuin was haar leven. Van ’s ochtends tot ’s avonds kon Elvier er in
werken. De moestuin – met al die gezonde groenten - werd met liefde verzorgd. Elvier houdt
enorm van snijbloemen en haar huis stond er steeds vol van.
Elvier houdt van een natuurlijke omgeving. In het begin van haar opname, voor het plaatsen
van een heupprothese, kon ze zich nog zelfstandig verplaatsen. Ze maakte vaak wandelingen
in de omgeving van het RVT. Elvier vroeg nog zelf een bankje aan ‘te velde’ om te rusten
tijdens de wandelingen. Op dit bankje ging ze zitten om te lezen.
Het gebruik van een elektrische rolwagen wordt afgeraden wegens te groot mentaal verval.
▪ Albertien
- Anamnese
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Woonplaats:
Opnamedatum:
Burgerlijke stand:
Kinderen:
Werk:
26/05/1920
Outrijve
Kortrijk
10/10/2005
weduwe
1 zoon
Albertien was huishoudster ( maakte ook haar kleren zelf) en hielp bij
vrienden in een ‘schrijfwinkel’. Albertien deed de vertalingen (Frans).
- Diagnose: Ziekte van Parkinson (zie 2.5. Ziekte van Parkinson)
- Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson
Sensomotorische functies en vaardigheden
Albertien kan, mits begeleiding aan haar linker zijde, stappen binnen het RVT. Omwille van
evenwichtsstoornissen en ‘freezing’ ( zie 2.5. Ziekte van Parkinson) verloopt het stappatroon
1
Uit gesprek met de dochter.
77
soms moeilijker. De verplaatsing over grotere afstanden moet worden gedaan met behulp van
een rolwagen. Albertien loop met haar romp voorovergebogen ( kyfose).
Omwille van een tremor in de handen verlopen bepaalde fijn motorische handelingen wat
stroever. De kracht in de handen is ook verminderd. Anders zijn alle grepen perfect in orde en
motorisch gezien uitvoerbaar.
Cognitieve functies en vaardigheden
Albertien heeft een beperkte en selectieve aandacht, ze lijkt soms afwezig te zijn. Albertien is
af en toe gestoord in de oriëntatie naar tijd en ruimte toe (niet in persoon). Uit zichzelf zegt ze
veel te vergeten, zowel dingen die net gebeurden als herinneringen uit het verleden. Nieuwe
gegevens in haar leven kan Albertien nog moeilijk opslaan in haar geheugen.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden
Albertien heeft een zeer laag zelfbeeld, ze begrijpt het nut niet waarom ze nog leeft. Het lijkt
alsof ze weinig emoties toont maar ze kan deze enkel uitdrukken door ze te verwoorden. Haar
gezicht is een ‘pokerface’ (zie 2.5. Ziekte van Parkinson).
Albertien is selectief gemotiveerd en doet enkel mee aan activiteiten waar ze zin in heeft.
Indien ze haar niet goed voelt wil ze wel bij de groep zitten zonder actieve deelname.
Interesses:
Vroeger: kleren maken, muziek beluisteren, tv kijken, op reis gaan naar Oostenrijk, Italië en
Duitsland, verzorgen van haar tuin,…
Nu: lezen in de boekjes, naaiclubje, groenactiviteiten,… Albertien kijkt veel minder tv dan
vroeger, ze kijkt nooit tv rond het middaguur. Albertien kent nog een ruime interesse in
verband met de aangeboden activiteiten.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden
Albertien knoopt minder spontaan zelf een gesprek aan maar is wel zeer uitnodigend om tegen
te praten. Er komt steeds reactie waarbij het gesprek aan de gang blijft. Ze praat in duidelijke
volzinnen. Ze zal ook vaak het gedrag van de andere groepsleden opmerken naar een
begeleider toe. Albertien kan bazig en commanderend overkomen naar andere bewoners toe.
- Groene geschiedenis:
Albertien had vroeger een grote tuin met daarin veel bloemen, planten en bomen. De tuin liep
rondom rond het huis. De bloemen en planten die in haar tuin stonden kwamen nooit van een
scheutje van anderen. Albertien kocht ze steeds zelf nieuw om ze te verplanten. Er was een
kleine moestuin die ze graag verzorgde. De groenten die ze kweekte werden ook aan
kennissen gegeven om op te eten. Toen er nieuwe buren kwamen wonen stopte Albertien met
groenten kweken. De buren deden dit nu ook en de oogst werd gedeeld.
78
▪ Beatrijs
- Anamnese
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Woonplaats:
Opnamedatum:
Burgerlijke stand:
Werk:
28/09/1925
Woumen
Bellegem - Moeskroen
13/12/2004
Weduwe
Bobijnster in Frankrijk.
- Diagnose: Beginnende dementie
- Beeld van de bewoner volgens Reed en Sanderson
Sensomotorische functies en vaardigheden
Beatrijs verplaatst zich volledig zelfstandig van haar kamer naar de leefruimte (en omgekeerd)
met een wandelstok. Beatrijs heeft af en toe last van evenwichtsstoornissen waardoor er gevaar
is om te vallen Ze kan volledig zelfstandig rechtstaan en opzitten in een stoel met leuning.
Beatrijs ondervindt geen problemen met haar handvaardigheid.
Beatrijs heeft nood aan een bril en draagt deze dan ook steeds. Bij het maken van fouten bij het
lezen en schrijven zijn deze fouten toe te wijden aan het hebben van een foute bril. Beatrijs
heeft twee brillen, een leesbril en één om ver te zien.
Cognitieve functies en vaardigheden
Beatrijs kan haar aandacht bij een activiteit houden. Ze kan gemakkelijk beginnen vertellen
over iets anders maar verliest haar werk/handeling niet uit het oog. Het is moeilijk voor
Beatrijs om te blijven luisteren naar de anderen.
Verder is er soms enig verwardheid in tijd op te merken. Haar lange termijn geheugen is soms
gestoord. Deze cognitieve stoornissen zorgen echter niet voor problemen binnen haar
dagdagelijkse functioneren.
Intrapersoonlijke functies en vaardigheden
Beatrijs heeft een redelijk inzicht in eigen vermogen. Soms bekijkt ze zichzelf wat negatief al
zal ze dit proberen weg te stoppen door eventueel façadegedrag te vertonen. Beatrijs vertoont
veel psycho-somatische gedrag wat zich bij haar uit in buikpijnen. Beatrijs is snel te motiveren
maar toch is haar motivatievermogen selectief. Indien ze geen zin heeft om aan iets mee te
doen zal ze ook niet meedoen.
Interesses:
Vroeger: breien en haken, muziek beluisteren, manillen, pikkezotjagen, huishoudelijk werk, de
tuin, …
79
Nu: Beatrijs heeft veel interesses en doet aan verscheidene activiteiten mee.
Interpersoonlijke functies en vaardigheden
Beatrijs spreekt je spontaan aan (1-1 relatie). Beatrijs snapt het verschil tussen een serieus
gesprek, wat humor en/of ironie… Ze beschikt over een groot vermogen tot groepsinteracties.
Beatrijs praat tegen iedereen in haar buurt en laat het ook niet na om commentaar te geven
indien ze dit nodig acht.
Beatrijs is beschermend ten opzichte van andere bewoners. Tegenover één van haar
tafelgenoten vertoont ze bemoederend gedrag. Dit gedrag wordt ook zeer geapprecieerd.
- Groene geschiedenis:
Beatrijs had steeds een grote tuin maar zonder moestuin. Haar interesse ging en gaat uit naar
alles wat bloemen en planten is. Beatrijs hecht het meeste belang aan de schoonheid en de rust
die bloemen uitstralen. In haar ouderlijke thuis werden groenten gekweekt maar daar toonde ze
weinig interesse voor.
5.4
Doelstellingen groenactiviteiten1
Een doelstelling zet een motief om in een concreet antwoord of een praktische oplossing.
Deze doelstellingen kunnen zowel gelden voor een hele groep (algemene doelstellingen) als
voor één groepslid( individuele doelstellingen). Doelstellingen moeten relevant, uitvoerbaar,
meetbaar zijn en er moet zich uiterlijk aanwijsbaar gedrag voordoen. Doelstellingen moeten
kunnen bijgestuurd worden in de toekomst.
5.4.1
Algemene doelstellingen
Groenactiviteiten kunnen herinneringen oproepen, de sociale behoefte vervullen, het gevoel
van eigenwaarde stimuleren, onze zintuigen stimuleren en onze kennis verruimen. De
voordelen van tuintherapie zijn te plaatsen op intellectueel, sociaal, emotioneel en fysiek vlak(
zie 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit).
▪ Senso-motorisch functiegebied (fysiek vlak)
- Onderhouden en stimuleren van de fijne en de grove motoriek.
- Stimuleren van de zintuigen.
▪ Cognitief functiegebied (intellectueel vlak)
- Eigen inbreng en kennis stimuleren gedurende de activiteiten.
1
DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2003, juni,
117p.
80
- Stimuleren tot het ophalen van herinneringen.
- Opdoen van nieuwe kennis.
- Stimuleren van de aandacht en de concentratie.
▪ Interpersoonlijk functiegebied (sociaal vlak)
- Bevorderen van de communicatie tussen de bewoners.
- Stimuleren van het contact tussen de bewoners en de begeleiders.
▪ Intrapersoonlijk functiegebied (emotioneel vlak)
- Bevorderen van de positieve leefsfeer en het leefklimaat.
- Een zinvolle en aangename dagbesteding aanbieden.
- Zich aanvaard en nodig laten voelen (werken aan de autonomie).
- Stimuleren van het zelfvertrouwen.
De verschillende groenactiviteiten zorgen voor hun eigen effecten en deze zijn dan nog eens
persoonafhankelijk. Daarom is het belangrijk om voor iedereen apart een eigen doelstelling
voorop te stellen. Op die manier wordt het werken met mensen in groep en individueel een
heel stuk nuttiger en eenvoudiger. Als begeleider ken je de mogelijkheden en beperkingen van
alle groepsleden.
5.4.2
Individuele doelstellingen
▪ Bertrand
- Ombuigen van rusteloos gedrag en zijn bewegingsdrang in zinvol actief bezig zijn.
- Stimuleren van het richten van de aandacht op één specifieke handeling.
- Kunnen richten van de aandacht op een specifieke handeling zonder begeleiding.
- Stimuleren van een positief sociaal contact; Betrand kan mensen benaderen zonder hen vast
te grijpen.
- Gedurende een volledige activiteit bij de groep blijven zitten.
▪ Elvier
- Ombuigen van fysieke rusteloosheid tot een zinvolle activiteit.
- Stimuleren van de autonomie; Elvier kan zelfstandig handelingen uitvoeren met betrekking
tot haar eigen interesse.
- Stimuleren tot het correct uitvoeren van een opgelegde handeling; Elvier kan twee
verschillende handelingen na elkaar uitvoeren met dezelfde materialen.
- Stimuleren van de concentratie; Elvier kan gedurende de opgelegde periode bij één activiteit
blijven.
81
- Stimuleren van het ophalen van herinneringen; Elvier kan haar eigen vroegere kennis delen
met anderen.
- Stimuleren van een positief sociaal contact in een groep; Elvier kan tijdens een gesprek
luisteren naar de andere zonder deze te onderbreken.
▪ Albertien
- Stimuleren van de autonomie; Albertien kan zichzelf motiveren om fysiek deel te nemen aan
activiteiten.
- Stimuleren van het zelfvertrouwen; Albertien durft antwoorden op vragen tijdens een
groepsactiviteit.
- Stimuleren van de fijn motorische bi-manuele handelingen; Albertien kan groentezaden
zaaien door samenwerking van beide handen
- Stimuleren, bevorderen en onderhouden van de verstandelijke functies.
▪ Beatrijs
- Stimuleren van de deelname aan activiteiten vanuit de eigen interesse; Beatrijs komt uit
zichzelf naar beneden voor de activiteiten.
- Stimuleren van een zinvol gevoel (ik ben nodig); bijdrage tot haar autonomie.
- Stimuleren tot eigen positieve inbreng in het groepsgebeuren; Beatrijs kan haar eigen ideeën
brengen naar de begeleiders toe.
Besluit
Als voorbereiding van de activiteiten en de scriptie was het belangrijk om een werkplan op te
stellen. Dit werkplan omvat de doelgroep waarmee ik wilde werken, het waarom ik deze
activiteiten wilde uitwerken, de doelstellingen en hoe ik deze wilde bereiken. Ik stelde dit
plan voor aan de directie, de verantwoordelijke bewonerszorg en alle personeelsleden.
Na het krijgen van goedkeuring in verband met mijn werkplan en het maken van de nodige
afspraken stelde ik mijn scriptie voor aan de bewoners en hun familieleden.
Via een vragenlijst selecteerde ik, samen met de verantwoordelijke ergotherapeute, de
bewoners die zouden deelnemen aan de groenactiviteiten. Los van deze vragenlijst was
iedereen vrij om deel te nemen aan de activiteiten of niet.
Als laatste is er een weergave van de algemene en de individuele doelstellingen die ik wenste
te bereiken met de groenactiviteiten en de inrichting van de woonomgeving.
Na het uitwerken van al deze voorbereidingen kon ik samen met de bewoners aan de slag om
via deze groenactiviteiten er een onvergetelijke tijd van te maken.
82
6
Beleving van de voorgestelde groenactiviteiten
Inleiding
Na het treffen van de nodige voorbereidingen kon dus de praktische uitwerking samen met de
bewoners beginnen.
De belevingen en doelstellingen van groenactiviteiten liggen telkens anders. Aan de hand van
het voorgestelde schema van Margadant-Van Arcken wil ik een duidelijk beeld scheppen van
de soorten natuurbeleving.
Omdat er te veel activiteiten doorgingen en ik die onmogelijk allemaal kan bespreken koos ik
er achttien uit. Veertien daarvan zijn activiteiten met de volgbewoners. Vier beschreven
activiteiten geven een korte voorstelling weer van de reactie van andere bewoners.
Als laatste breng ik een evaluatie van de algemene en individuele doelstellingen.
6.1
Activiteiten in praktijk
6.1.1
Groepsactiviteiten en individuele activiteiten
(Zie 5.1 Opstellen van een werkplan)
▪ Groepsactiviteiten
De groepsactiviteiten gingen van het schilderen van de bloempotten en maken van
bloemstukjes tot een volledige namiddag in teken van de lente. Alle groepsleden werken rond
dezelfde activiteit. Meestal wordt iedere bewoner uitgenodigd om één deelstap van het geheel
voor zijn rekening te nemen. Op die manier komt ook iedereen aan bod.
Vb.: Bij het planten van de viooltjes voor buiten werken we met 6 samen. Éen bewoner vult de
bloembakken met potgrond, de andere maakt de bloemen los uit hun vorige pot en de laatste
bewoner plant de bloemen in de potgrond.We werken met twee begeleiders en bij iedere
begeleider helpen 3 bewoners.
De activiteiten gaan steeds door in leefruimte klaverblad. Bij goed weer kan eventueel buiten
worden gewerkt.
Voor de groepsactiviteiten wordt meestal met meer dan 1 begeleider gewerkt. Met meerdere
begeleiders is het eenvoudiger om alle bewoners evenveel te benaderen. Hun noden en
behoeftes worden beter waargenomen.
▪ Individuele activiteiten
De individuele activiteiten gaan van het verzorgen van de planten en de bloemen tot het
zaaien van allerlei groenten. Er is een 1-1 relatie wat het sociale contact optimaliseert.
83
Vb.: De maandagnamiddag na de groepsactiviteit wordt aan alle planten, samen met een
bewoonster, water gegeven.
De activiteiten gaan door in leefruimte klaverblad, buiten of op de kamer. Dit al naar gelang
het weer en de soort activiteit.
De activiteiten worden door 1 begeleider begeleidt( gedurende de scriptieperiode zal ik de
taak van begeleider op mij nemen).
6.1.2
Indeling op natuurbeleving
Natuur wordt door iedereen anders beleefd. Iedereen heeft zijn eigen voorkeur voor een
bepaalde omgeving. Iedereen zoekt om eigen redenen de natuur op. Margadant-Van Arcken
(1994) deed onderzoek naar de natuurbelevingswaarde. Het grote onderscheid bestaat er in dat
er rustzoekers en activiteitenzoekers zijn. De rustzoekers zoeken de rust en de ontspanning op
in de natuur terwijl de activiteitenzoekers de natuur opzoeken voor actieve dingen. De natuur
neemt op die manieren verschillende plaatsen in. De natuur kan een centrale plaats innemen
en dus op de voorgrond staan. Daartegenover kan de natuur als achtergrond en decor dienen.
Vb.: Een bewoonster gaat bij mooi weer dadelijk naar buiten om te wandelen. Zoals steeds
neemt ze dezelfde weg en gaat op het zelfde bankje zitten. Ze neemt haar boek bij de hand en
gaat zitten lezen.
Deze dame zoekt de natuur op om er rust te vinden om haar boek te lezen. Het boek lezen is
de hoofdactiviteit en ze zoekt de natuur op om er rust te vinden. Deze bewoonster is een
rustzoeker met de natuur op de achtergrond.
De bewoners in RVT Home ’t Hoge zijn omwille van hun beperkingen afhankelijk van
anderen om activiteiten en handelingen uit te voeren( zie 1.2 Meerwaarde van een
natuuractiviteit). De natuuractiviteiten met betrekking tot deze scriptie worden aangeboden
door de ergotherapeuten. De natuur wordt naar binnen gebracht. Op die manier kunnen de
bewoners geen activiteitenzoekers zijn, of toch…
Vb.: Bij het betreden van de binnentuin gaat een bewoonster er spontaan op uit om de
viooltjes te bekijken en de dode bladeren te verwijderen.
Alle gegeven groenactiviteiten en hun effecten( zie 1.2 Meerwaarde van een groenactiviteit)
kunnen bekeken worden vanuit het schema van natuurbelevingwaarden van Margadant-Van
Arcken (1994).
84
Natuur op achtergrond
2
1
4
3
Rustzoekers
Activiteitenzoekers
5
1
Natuur op voorgrond
1 – Oproepen van herinneringen, herkenning.
2 – Stimuleren gevoel van eigenwaarde.
3 – Vervullen van de sociale behoeften.
4 – Stimuleren van de zintuigen.
5 – Opdoen van kennis.
6.1.3
Activiteiten Bertrand
▪ Groepsactiviteit:
Zaaien tuinkers en ‘tagetes’
▪ Groepsactiviteit 1 Betrand: Zaaien tuinkers en ‘tagetes’
Datum: donderdag 16 februari 2006
Materiaal: Zaden tuinkers en ‘tagetes’ en zaai- en stekgrond.
Materieel: Schorten, handschoenen, krantenpapier, lat, zaaibakjes en decoratie gieters.
1
Figuur 1: Indeling effecten van natuuractiviteiten in schema natuurbelevingwaarden
[Schema naar Margadant-Van Arcken, 1994]
85
Opstelling: leefruimte klaverblad
= Bertrand
= bewoners die deelnemen
= begeleiders
Aandachtspunten:
We proberen Bertrand zoveel mogelijk bij de activiteit te betrekken en hem bepaalde
handelingen te laten uitvoeren.
Bertrand vraagt om een korte en duidelijke aanpak( zie 4.3 begeleiden van activiteiten met
dementerende ouderen – Korsakoff patiënten).
Bertrand kan werken op eigen tempo net zoals de rest van de bewoners.
Omschrijving van de activiteit:
Elke bewoners kiest wat hij wil zaaien: tuinkers of ‘stinkerkes’. Ik leg uit dat de ene een
groente is en de andere een bloem. Eerst komt de vraag of iemand deze soorten kent,
waarvoor ze dienen, hoe ze er uit zien,… Vervolgens vullen we de bakjes of gieters met zaaien stekgrond. Elk om beurt worden gootjes gemaakt in de aarde. Ieder krijgt op zijn beurt de
juiste zaden en zaait deze in de geulen. De geulen worden toegedekt met aarde en lichtjes
aangestampt. Als laatste bevochtigt ieder zijn eigen potje.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Bertrand neemt plaats op een stoel die op de hoek van de tafel staat en schuift deze
al zittend achteruit.
- Bertrand zit met de benen open voorovergebogen op de stoel. Zijn ellebogen
steunen op zijn knieën en zijn hoofd steunt tussen zijn handen.
- Bertrand blijft zo 45 minuten zitten zonder te bewegen.
Cognitief functiegebied
- /(Geen opmerkelijke observaties daar Bertrand niets zegt of vraagt.)
Intrapersoonlijk functiegebied
- Bij het vragen of Bertrand wil meedoen aan de activiteit zegt hij van niet.
- Na de start van de activiteit komt Bertrand er bij zitten.
86
-
Bertrand wil nog steeds niet meedoen aan de activiteit indien ik het vraag.
Interpersoonlijk functiegebied
- Bertrand zegt de hele activiteit niks.
- Bertrand kijkt constant naar de andere bewoners.
Evaluatie:
- Bertrand was weinig gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit.
- Bertrand vertoont totaal geen rusteloos gedrag gedurende de activiteit. Bertrand
was geconcentreerd op de activiteit zonder er effectief aan deel te nemen.
- Bertrand legde geen spontane sociale contacten, weinig sociaal vaardig.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Individueel gaan werken met Betrand is misschien nuttig om een positief sociaal
contact te creëren.
- Activiteiten aanbieden die leiden tot het verminderen van zijn grote
bewegingsdrang.
Betrand werkte uiteindelijke niet meer mee aan de groenactiviteiten. Zijn motivatie was totaal
afwezig. Het bleef nog steeds iedereen zijn eigen keuze om deel te nemen of niet. Betrand zijn
interesse in groenactiviteiten bleek niet groot genoeg te zijn. Enkel door de interesse en de
motivatie van de bewoners kan er aan de doelstellingen voldaan worden.
6.1.4
Activiteiten Elvier
▪ Groepsactiviteiten:
▪ Individuele activiteiten:
- zaaien van radijzen en salade
- ‘het weer’
- planten water geven
- verplanten radijzen
- onderhouden viooltjes
▪ Individuele activiteit 1 Elvier: planten water geven
Datum: maandag 6 maart 2006
Materiaal: kamerplanten binnen het RVT
Materieel: flessen met kraantjeswater( om de gieter bij te vullen onderweg), gieter
Opstelling:
We zoeken alle kamerplanten in de gangen op. Eerst gaan we alle planten op het gelijkvloers
water geven. Daarna gaan we naar de eerste verdieping om daar onze toer te doen.
87
Aandachtspunten:
Elvier zoveel mogelijk zelf laten doen. Er voor zorgen dat er geen water overloopt zodat de
vloer nat wordt.
Omschrijving van de activiteit:
Ik duw Elvier in haar rolwagen doorheen alle gangen van het RVT. Wanneer we een plant
zien staan houden we halt. Ik vraag telkens of Elvier het een mooie plant vindt en of ze zo één
kent. Ik laat Elvier zelf de flessen openen en de planten begieten( tenzij de plaats van de
planten te weinig toegankelijk is voor een rolwagen).
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Bi-manuele handelingen: Elvier houdt de flessen vast tussen beide handen om over
de planten te gieten.
- Elvier gaat haar romp voorover buigen uit haar rolwagen om aan de planten te
kunnen.
- Elvier voelt eerst aan de grond om te kijken hoe nat of droog de planten staan.
Cognitief functiegebied
- Elvier zegt dat dit leven is. Planten zijn zoals mensen en wij groeien ook. Als we
geen water krijgen gaan we ook dood. Elvier zegt dat het allemaal een leren is.
- Elvier vertelt over welke planten en bloemen ze allemaal had thuis.
- Elvier weet veel tips te vertellen om planten te kunnen onderhouden.
Vb.: De planten moeten altijd veel licht hebben, niet te veel water krijgen, geen water
over de bloemen gieten als ze in de zon staan want ze zouden kunnen verbranden,…
Intrapersoonlijk functiegebied
- Elvier zegt het leuk te vinden om de planten water te geven. Ze vindt het wel veel
werk voor 1 persoon.
- Elvier zegt de planten echt mooi te vinden.
- Wanneer we bij de plant zelf staan begint ze spontaan te vertellen over het leven en
het leven beleven.
Interpersoonlijk functiegebied
- Elvier roept indien ze een plant ziet staan.
- Elvier knoopt spontaan een gesprek aan. Ze stelt zelf vragen.
Evaluatie:
- Deze activiteit wekt enorm veel gevoelens op bij Elvier. Herinneringen van
vroeger komen boven en ze gaat er over nadenken.
- Elvier weet hoe planten te verzorgen en wil haar kennis delen met anderen. Ze
knoopt spontaan gesprekken aan.
88
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Zorgen voor onderzetborden voor de planten zodat het water niet steeds uitloopt en
de vloer nat wordt.
▪ Groepsactiviteit 1 Elvier: zaaien van radijzen en salade
Datum: woensdag 15 maart 2006
Materiaal: Zaden radijzen en salade, zaai- en stekgrond
Materieel: schorten, handschoenen, krantenpapier, zaaibakjes
Opstelling: leefruimte klaverblad
= Elvier
= bewoners die deelnemen
= begeleiders
Aandachtspunten:
Alles stap voor stap gaan toelichten is een noodzaak. Duidelijke mondelinge instructies geven
en deze eventueel nog eens voortonen.
Omschrijving van de activiteit:
Elke bewoners kiest wat hij wil zaaien: radijzen of salade. Eerst en vooral leg ik uit wat de
bedoeling is van het zaaien. Ik vertel dat de zaden in de kweekbakken terechtkomen buiten.
Vervolgens vullen we de bakjes met zaai- en stekgrond. We moeten de grond eerst wat
aanduwen. Elk om beurt worden geulen gemaakt in de aarde. Ieder krijgt op zijn beurt de
juiste zaden en zaait deze in de geulen. De geulen worden toegedekt met aarde en lichtjes
aangestampt. Als laatste bevochtigt ieder zijn eigen potje.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Elvier heeft hulp nodig bij het aandoen van haar schort. Ze neemt ze in de hand en
draait ze enkele malen rond. Ze kijkt er naar en blijft ze ronddraaien in beide
handen.
- Elvier duwt zichzelf af aan de tafel waardoor ze iets verder van de tafel af zit.
89
-
-
Om aan de materialen te kunnen strekt Elvier zich volledig uit zonder dichter te
gaan met de rolwagen.
Elvier vult haar zaaibak langzaam met aarde. Beetje per beetje verbrokkelt ze de
aarde met beide handen.
Elvier duwt de aarde telkens aan met slechts een vinger. Ze wisselt af met een
vinger van haar rechterhand en linkerhand.
Elvier zegt pijn te hebben aan de linkerarm en moeilijk te kunnen werken met haar
rechterarm( zie ook cognitief functiegebied wegens een foute interpretatie van
Elvier)
Elvier giet de zaadjes uit op tafel en neemt zaadje voor zaadje op om in de aarde te
leggen.
Cognitief functiegebied
- Elvier werkt zonder het te vragen alle handelingen af in volgorde.
- Elvier zegt dat ze dit nog nooit heeft gedaan.
- Elvier is volledig geconcentreerd op de activiteit. Ze werkt constant door en is niet
te verstoren.
- Probleemoplossend vermogen: wanneer de zaden niet blijven hangen aan haar
vinger likt ze er telkens aan vooraleer één op te nemen.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Elvier zegt de activiteit niet leuk te vinden.
- Na het wassen van de handen blijft Elvier zeggen dat haar nagels vuil zijn.
Interpersoonlijk functiegebied
- Elvier zit in haar rolwagen en zegt bijna niets. Behalve dat haar arm pijn doet en
dat ze het niet leuk vindt.
Evaluatie:
- Elvier levert zeer fijn werk maar werkt ook zeer traag.
- Elvier zoekt geen contact op met de andere bewoners.
- Hoewel Elvier de activiteit niet leuk vindt, pijn heeft aan beide armen werkt ze
constant door zonder zich te laten verstoren.
- Elvier kon zich niet herinneren dat ze dit vroeger bijna iedere dag deed( uit
gesprekken met haar dochter bleek Elvier steeds in haar moestuin te werken
vroeger).
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Het blijft belangrijk om Elvier te stimuleren om door te werken tijdens de
activiteit.
90
▪ Groepsactiviteit 2 Elvier: ‘Het weer’
Datum: woensdag 22 maart 2006
Materiaal: Weerstation buiten, Barometer binnen
Materieel: lijm, schaar, prenten ‘het weer’, gekleurd papier
Opstelling: leefruimte klaverblad
= Elvier
= bewoners die deelnemen
= begeleider
Aandachtspunten:
De bewoners komen elk evenveel aan de beurt en daar houd je als groepsleider de hand in.
Iedereen luistert naar elkaar en laat elkaar uitspreken.
Omschrijving van de activiteit:
De activiteit en zijn doelstellingen liggen vooral bij het cognitieve functiegebied van de
bewoners. Iedereen neemt plaats aan tafel. In het midden van de tafel ligt het grote gekleurde
blad. Er rond liggen de prenten van allerlei voorwerpen, weersomstandigheden,… Bij het
praten over het weer worden telkens de juiste prenten uitgezocht om deze vervolgens uit te
knippen en op te kleven. Aan het einde van de activiteit hebben we een grote collage om uit te
hangen.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Elvier knipt de prenten uit. Ze knipt ze uit op het lijntje. Elvier houdt het blad vast
met haar linkerhand om te knippen met de rechterhand.
- Elvier kleeft de prenten op. Ze fixeert ze op de tafel met haar linkerhand en lijmt
met de tube met haar rechterhand.
- Naar het einde van de activiteit toe zit Elvier met haar hoofd voorover gebogen in
haar rolwagen te slapen.
Cognitief functiegebied
- Elvier kan niet antwoorden op de vragen.
- De verhalen die Elvier vertelt hebben niets te maken met het onderwerp. Ze valt
vaak in herhaling.
91
-
Elvier verstaat niet wat we met de activiteit willen bereiken en vraagt telkens
opnieuw waarom we dit doen.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Elvier zegt het hier raar te vinden.
Interpersoonlijk functiegebied
- Elvier kijkt de anderen van de groep nauwelijks aan.
- Elvier neemt het materieel dat ze nodig heeft af van anderen zonder te vragen.
- Elvier onderbreekt de andere groepsleden om zelf iets te vertellen.
Evaluatie:
- Elvier is redelijk perfectionistisch in het knippen en plakken. Ze neemt haar tijd
om het goed te doen.
- Elvier vindt de activiteit saai en valt in slaap.
- Elvier heeft weinig sociale vaardigheden getoond tijdens deze activiteit, ze
luisterde niet naar de anderen en nam hun materiaal af zonder vragen.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Dit is geen gepaste activiteit voor Elvier. Het werken met concrete materialen en
deze manipuleren is meer iets voor haar.
- Cognitief was deze activiteit veel te moeilijk voor Elvier.
- Blijven stimuleren van haar sociale vaardigheden blijft belangrijk.
▪ Individuele activiteit 2 Elvier: verplanten radijzen
Datum: donderdag 20 april 2006
Materiaal: Kweekbakken buiten( zie bijlage 3), gezaaide radijzen in de zaaibakken, zaaibakjes
in biologisch afbreekbaar raffia
Materieel: / (de eigen handen)
Opstelling: buiten in de binnentuin van
RVT Home ‘t Hoge
= Elvier
= begeleider
Radijzen en salade
Salade en erwtjes
92
Aandachtspunten:
- Per vakje 1 plantje.
- Veel water geven aan de radijzen.
- Stap voor stap de handelingen uitleggen.
Omschrijving van de activiteit:
- Eerst en vooral gooien we samen de kweekbak vol aarde en verdelen we deze gelijkmatig
over de bodem.
- Vervolgens duwen we de aarde wat aan.
- We nemen de raffiabakjes ter hand.
- Elvier vult deze voor de helft met aarde.
- Per vakje plaatst Elvier 1 plantje (die de begeleider dunde uit de zaaibak).
- De vakjes worden verder volledig opgevuld met aarde en in de volle grond geplaatst in de
kweekbak.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Elvier breekt voorzichtig de aarde die in de kweekbak ligt met de duim en de
wijsvinger van beide handen( ze wrijft de aarde tussen haar vingers).
- Elvier duwt de aarde in de vakjes maar weinig aan.
- Na de volledige activiteit blijft Elvier zitten en duwt de aarde aan rond de radijzen
met haar rechterhand terwijl ze zicht vasthoudt aan de kweekbak met haar
linkerhand.
Cognitief functiegebied
- Elvier onthoudt de volgorde van de handelingen moeilijk. Wanneer ze de bakjes
half moet vullen vult Elvier ze helemaal. Wanneer ik zeg dat de vakjes halfvol
moeten zijn om de radijzen er in te planten vult Elvier ze na enige tijd weer
helemaal.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Elvier zegt dat ze zichzelf terug ziet zitten in haar eigen tuin zoals vroeger.
Interpersoonlijk functiegebied
- Elvier zit in haar rolwagen en zegt bijna niks. Behalve dat haar arm pijn doet en
dat ze het niet leuk vindt.
- Elvier zegt dit graag te doen maar dat ze nog nooit eerder thuis radijzen kweekte.
- Wanneer Elvier de radijzen aan het rechtzetten is laat ik haar even alleen. Wanneer
ik terugkom zegt Elvier me thuis te zijn.
Evaluatie:
- Elvier levert zeer fijn werk met haar handen maar werkt ook zeer traag.
93
-
-
Elvier blijft na de activiteit zitten en duwt de aarde rond de radijzen aan. Ze vindt
de activiteit eerst niet leuk. Na enige tijd windt ze de activiteit wel leuk en
herinnert zich vele dingen van vroeger.
Elvier is eerder stil tijdens deze activiteit( veel denken?).
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Het blijft belangrijk om Elvier te stimuleren om door te werken.
- Concrete individuele handelingen zijn voor Elvier het eenvoudigst uit te voeren.
Niet te snel veranderen van handeling met dezelfde materialen. Dit is nodig om
verwarring en foutieve handelingen te voorkomen.
▪ Individuele activiteit 3 Elvier: onderhouden viooltjes( niet geplande activiteit)
Datum: donderdag 20 april 2006
Materiaal: Bloembakken buiten met witte viooltjes in( zie bijlage 5 en 10)
Materieel: / (de eigen handen)
Opstelling:
Rondom rond de binnentuin staan op de vensterbanken van de kamers bloembakken met
viooltjes in (zelf geplant).
Aandachtspunten:
- In de tuin is veiligheid steeds belangrijk. Elvier mag zelfstandig rondrijden in de tuin maar
het is belangrijk als begeleider haar nauwlettend in het oog te houden.
Omschrijving van de activiteit:
De bewoners van leefgroep klaverblad zouden in de binnentuin gaan zitten met het mooie
weer. De geïnteresseerden konden dan nog eens kijken naar de gekweekte groenten.
Elvier is als eerste buiten en ik zeg haar eens te gaan kijken naar de groenten. Ik haal
ondertussen de andere bewoners om buiten te zitten.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Elvier rijdt zelf naar de bloembakken. Eén voor één loopt ze de vensterbanken af.
- Elvier rijdt zo dicht mogelijk bij de vensterbanken.
- Elvier buigt haar romp voorover om aan de bloemen te kunnen.
- Met haar rechterhand voelt ze of de aarde nat is.
- Elvier trekt met beide handen de droge bloemen af.
- Elvier heeft genoeg kracht om een waterspuit te gebruiken.
94
Cognitief functiegebied
- Elvier gaat uit zichzelf de droge bloemen verwijderen.
- Ze weet me te vertellen dat wanneer je de droge bloemen verwijdert je plaats
maakt voor nieuw leven.
- Bij het nemen van de waterspuit weet Elvier niet hoe deze te gebruiken. Wanneer
ik het gebruik uitleg en voortoon lukt het vlot. Elvier legt de spuit even aan de kant
en is nadien vergeten hoe ze werkt.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Elvier gaat spontaan de bloemen opzoeken en ze verzorgen.
- Elvier zegt liever gekleurde viooltjes te zien. Mocht ze zelf kiezen ze zou overal
verschillende kleuren plaatsen.
Interpersoonlijk functiegebied
- Elvier komt tot bij mij met haar rolwagen en weet me te zeggen dat de bloemen
droog staan en dringend water moeten krijgen.
Evaluatie:
- Elvier is cognitief redelijk sterk voor het onderhouden van planten en bloemen. Ze
deelt haar kennis met anderen uit de omgeving.
- De natuur roept voor haar veel herinneringen op.
- Elvier houdt van de natuur en zoekt deze spontaan op.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Het is mogelijk om Elvier zelfstandig in de tuin te laten om de bloemen te
onderhouden.
- Het is belangrijk dat alle bloembakken toegankelijk zijn met de rolwagen zodat
Elvier en andere bewoners er bij kunnen.
6.1.5
Activiteiten Albertien
▪ Groepsactiviteiten:
- zaaien tuinkers en ‘tagetes’
- ‘het weer’
- maken bloemstukjes Pasen
▪ Individuele activiteiten:
- zaaien kruiden
▪ Groepsactiviteit 1 Albertien: Zaaien tuinkers en ‘tagetes’
Datum, Materiaal, Materieel:
Zie 6.1.3 Activiteiten Bertrand: groepsactiviteit zaaien tuinkers en ‘tagetes’.
95
Opstelling:
= Albertien
= bewoners die deelnemen
= begeleiders
Aandachtspunten:
Stimuleren van een positief gevoel bij Albertien is zeer belangrijk. Het luisteren naar haar
gevoelens is belangrijk.
Als begeleider probeer ik anders de gesprekken zoveel mogelijk in verband met de activiteit
te houden.
De bi-manuele handelingen zijn zeer belangrijk en dienen te worden gestimuleerd. Albertien
alles op eigen tempo laten uitvoeren is belangrijk( omwille van de ziekte van Parkinson).
Omschrijving van de activiteit:
Zie 6.1.3 Activiteiten Bertrand: groepsactiviteit zaaien tuinkers en ‘tagetes’.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Albertien heeft een zeer moeilijke gang( veel ‘freezing’) tot aan haar zitplaats.
- Albertien vertoont een hangende houding op de stoel. De schouders hangen naar
voor en de rug is gekromd.
- Albertien heeft een lichte tremor in haar rechterbeen.
- Albertien schudt de zaadjes uit de zak met haar rechterhand en vangt deze op met
haar linkerhand. Het uitschudden verloopt langzaam omwille van een lichte
tremor.
- De zaden liggen in haar linkerhand en worden met de rechterhand in de geulen
gewreven.
- Albertien kan de geulen moeilijk onderscheiden van de andere grond( zelfs met
haar bril aan).
Cognitief functiegebied
- Albertien zegt deze groenten en bloemen niet te kennen. Bij het tonen van een
prent zegt ze deze toch te kennen.
96
-
Probleemoplossend vermogen: wanneer het uitstrooien van de zaden niet lukt
omwille van de tremor zoekt Albertien een oplossing om het toch te doen slagen(
zie sensomotorisch functiegebied)
Intrapersoonlijk functiegebied
- Albertien blijft proberen de zaadjes uit te schudden tot ze er allen uit zijn.
- Albertien vond het leuk om iets te zaaien daar het lang geleden was. Het deed haar
denken aan vroeger.
Interpersoonlijk functiegebied
- Albertien vertelde veel over vroeger aan me, over haar eigen moestuin en in welke
omgeving ze woonde.
Evaluatie:
- Albertien kan zeer geduldig zijn met zichzelf( zie uitschudden zaadjes). Ze neemt
zelf de tijd om handelingen correct uit te voeren.
- Albertien onderschat zichzelf op cognitief vlak. Ze denkt minder te weten dan ze
eigenlijk weet. Ze is bang om te antwoorden op vragen
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Zaaien zaden eenvoudiger maken.
- Rekening houden met het zicht van iedere bewoner.
- Albertien blijven vragen stellen en haar stimuleren/motiveren om te vertellen.
▪ Groepsactiviteit 2 Albertien: ‘Het weer’
Datum, Materiaal, Materieel:
Zie 6.1.4 Activiteiten Elvier: groepsactiviteit ‘het weer’.
Opstelling:
= Albertien
= bewoners die deelnemen
= begeleider
Aandachtspunten:
De bewoners komen elk evenveel aan de beurt en daar houd je als groepsleider de hand in.
Iedereen luistert naar elkaar en laat elkaar uitspreken.
Als begeleider moet je Albertien blijven motiveren om te antwoorden.
97
Omschrijving van de activiteit:
Zie 6.1.4 Activiteiten Elvier: groepsactiviteit ‘het weer’.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Albertien knipt en plakt mee maar zegt beperkt te zijn in kracht.
- Albertien vertoont een lichte tremor in de rechterhand.
Cognitief functiegebied
- Albertien zegt de antwoorden niet te kennen. Ze zegt de laatste tijd enorm veel te
vergeten en niks meer te kunnen onthouden.
- Albertien kent veel antwoorden in verband met de meettoestellen en de
weersomstandigheden.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Albertien doet het knippen en plakken steeds op haar tempo.
- In het begin was Albertien weinig gemotiveerd om mee te doen. Ik kon haar
uiteindelijk toch overhalen om er bij te komen zitten.
- Albertien zegt op het einde van activiteit het leuk te hebben gevonden. Ze was blij
dat ze toch deelnam en veel antwoorden wist.
- Albertien lacht met zichzelf als haar prenten schuin gesneden zijn omwille van
haar ‘ziekte’.
Interpersoonlijk functiegebied
- Albertien laat de anderen steeds uitspreken zelfs als ze haar onderbreken.
- Albertien gaat spontaan in op de antwoorden en vragen van anderen.
Evaluatie:
- Albertien onderschat zichzelf op cognitief vlak. Ze denkt minder te weten dan ze
eigenlijk weet. Ze is bang om te antwoorden op vragen.
- Albertien is sociaal zeer vaardig maar weinig assertief. Wanneer anderen haar
onderbreken maakt ze haar verhaal niet af en zwijgt.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Activiteiten op dit niveau zijn een goede stimulans voor Albertien haar
zelfvertrouwen.
- Bij volgende groepsactiviteiten blijven we veel vragen stellen aan Albertien
- Blijven stimuleren van de fijne en grove motoriek van de bovenste ledematen is
belangrijk voor het onderdrukken van de tremor.
98
▪ Groepsactiviteit 3 Albertien: maken bloemstukjes Pasen
Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt zoals alle andere daar het een grote
groepsactiviteit was die weinig toeliet om specifiek één bewoner te gaan observeren. Hier
geef ik de handelingen die opvielen binnen het gedrag van Albertien.
Datum: woensdag 5 april 2006
Materiaal: allerlei bloemen en planten uit mijn eigen tuin
Materieel: Kniptang, rieten mandjes
Opstelling: Een 15-tal bewoners zitten rond 4 samen geschoven lange tafels in leefruimte
klaverblad. Twee kleindochters van een bewoonster zijn aanwezig om te helpen. Ikzelf ben
groepsleider en loop de tafel rond om hulp aan te bieden waar nodig.
Evaluatie:
- Albertien wilde niet actief deelnemen aan de activiteit maar wilde wel bij de
groep aan tafel zitten.
- Naar het einde van de activiteit toe zat Albertien al zittend over tafel te
leunen.
- Albertien gaf de bewoonster aan de overkant van de tafel tips voor het
opvullen van haar bloemstukje.
▪ Individuele activiteit 1 Albertien: zaaien kruiden
Datum: maandag 24 april 2006
Materiaal: Zaden salie, basilicum en fijne bieslook, zaai- en stekgrond
Materieel: schorten, handschoenen, krantenpapier, 3 decoratie gieters, gekleurde draad
Opstelling:
= Albertien
= begeleider
Aandachtspunten:
Bij het zaaien van de zaden leg ik gekleurde draad langs de gleuven om het zicht te
verbeteren.
99
Omschrijving van de activiteit:
Op tafel staan 3 decoratie gieters, 3 zakjes zaai- en stekgrond en 3 zakjes met verschillende
zaden.
Eerst doen we de aarde in de potjes( nog klein beetje overlaten). Daarna strooien we de zaden
er over. Als laatste bedekken we de zaden met de rest van de aarde.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Albertien zet zichzelf recht en dichter bij tafel.
- Bi-manuele handelingen: Albertien houdt de zak aarde vast met haar linkerhand en
kantelt deze met rechts om de aarde uit te strooien. Albertien houdt de zaden in
haar linkerhand om ze uit te strooien met haar rechterhand.
Cognitief functiegebied
- Albertien herkent de gieters waar we eerder ‘iets’ in zaaiden. Ze merkt op dat daar
niets uit groeide.
- Albertien zegt de kruiden en hun gebruikswijze niet te kennen. De namen heeft ze
ooit nog gehoord. Bij het vragen of ze deze kruiden in de keuken gebruiken weet
Albertien me enkele gebruikswijzen te vertellen.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Albertien wil dadelijk meehelpen om te zaaien als ik het vraag.
- Albertien vraagt hoe het gesteld is met de andere groenten die we zaaiden.
Interpersoonlijk functiegebied
- 1-1 relatie: Albertien knoopt spontaan een gesprek aan. Albertien met me en
antwoord op alle vragen.
Evaluatie:
- De handeling om zaden uit te strooien met rechts, die bij eerder activiteiten niet
lukte, lukte deze keer wel.
- Albertien. toont interesse voor de activiteiten.
- Albertien is sociaal vaardig binnen 1-1 relaties.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Door het plaatsen van een gekleurde draad naast de geulen worden deze beter
waargenomen. Het zaaien verloopt al iets vlotter.
- Albertien blijven vragen stellen en haar stimuleren/motiveren om te vertellen.
- Albertien blijven betrekken bij de groenactiviteiten en haar op de hoogte houden
van veranderingen( dit vanuit haar persoonlijke interesse).
100
6.1.6
Activiteiten Beatrijs
▪ Groepsactiviteiten:
- beschilderen bloempotten
- lentenamiddag
- planten viooltjes
▪ Individuele activiteiten:
- water geven bloemen leefgroep klaverblad
▪ Groepsactiviteit 1 Beatrijs: Beschilderen bloempotten
Datum: woensdag 8 februari 2006
Materiaal: Acrylverf, bloempotten
Materieel: schorten, verfborstels( verschillende modellen), krantenpapier, mengpotjes
Opstelling:
= bewoners die deelnemen
= Beatrijs
= begeleider
Aandachtspunten:
Beatrijs zit naast een bewoonster die altijd aan haar tafel zit.
Beatrijs kiest zelf welke kleur ze zal gebruiken om te schilderen.
Iedere bewoner krijgt een schilderborstel aangepast aan zijn mogelijkheden (aanpassingen
mogelijk).
De begeleiders schilderen zelf niet maar helpen waar nodig is.
De bewoners werken elk op hun eigen tempo.
Omschrijving van de activiteit:
Elk om beurt kiezen de bewoners een grote of een kleine bloempot. Vervolgens kiezen ze een
kleur uit waarmee ze willen schilderen. De begeleiders geven de bewoners een schilderborstel
101
die hij denkt het best te gebruiken valt. De bovenste randen van de bloempotten hoeven niet
geschilderd te worden.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Beatrijs deed haar short zelf aan en knoopte deze toe op de rug.
- Beatrijs schildert met een fijn penseel en houdt deze vast in de rechterhand met de
drievingertoppen greep.
- Beatrijs fixeert, kantelt en draait de bloempot met de linkerhand.
Cognitief functiegebied
- Beatrijs herhaalt de fouten van andere bewoners tegen hen zelf en tegen de
begeleiders.
- Beatrijs houdt tijdens het praten haar aandacht steeds op het schilderen.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Beatrijs. zegt het een kinderactiviteit te vinden.
- Beatrijs lacht tijdens de activiteit.
- Beatrijs vraagt om een groter penseel omdat het schilderen niet lukt.
- Beatrijs schildert 4 bloempotten telkens in een andere kleur (om te proberen zegt
ze).
Interpersoonlijk functiegebied
- Beatrijs helpt om de short van een bewoonster aan te doen.
- Beatrijs spreekt mezelf als begeleider aan over de handelingen van anderen of over
de activiteit zelf.
- Beatrijs maakt spontaan praatjes met de anderen aan de tafel.
- Beatrijs praat de hele activiteit door.
- Beatrijs helpt andere bewoners bij het vullen van de mengpotjes, het schilderen,…
Evaluatie:
- Beatrijs beschikt over een goede bi-manuele coördinatie.
- Voorwerpen worden vlot gemanipuleerd en komen tot een goed resultaat al vindt
Beatrijs zelf van niet.
- Beatrijs biedt spontaan hulp aan anderen en merkt hun handelen op aan de
begeleiders.
- Beatrijs is zeer sociaal en maakt spontaan praatjes( laat anderen niet aan het woord
soms). Beatrijs vertoont dominant( soms bazig) gedrag.
- Beatrijs is tegenstrijdig in haar zeggen en doen. Ze zegt de activiteit kinderachtig
te vinden terwijl ze haar aandacht blijft richten. Ze maakt de keuze om de
bloempotten in verschillende kleuren te schilderen. (Beatrijs maakt hier een mooie
eigen keuze.)
102
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Bij groepsactiviteiten met veel gesprekken als begeleider veel vragen stellen aan
andere bewoners zodat niet steeds B. aan het woord is.
- Beatrijs eens naast andere bewoners laten plaatsnemen.
▪ Groepsactiviteit 2 Beatrijs: lentenamiddag
Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt zoals alle andere daar het een grote
groepsactiviteit was die weinig toeliet om specifiek één bewoner te gaan observeren. Hier
geef ik de handelingen die opvielen binnen het gedrag van Beatrijs.
Datum: woensdag 22 maart 2006
Materiaal: allerlei bloemen en planten die passen bij het seizoen en die te vinden zijn in de
tuin of langs de weg.
Materieel: enkele bloempotten en potgrond.
Opstelling: Een 15-tal bewoners zitten rond 2 samen geschoven lange tafels in leefruimte
klaverblad. De bewoners zitten zo dicht mogelijk bij elkaar daar het de bedoeling is om een
heel gezellige sfeer te creëren.
Evaluatie:
- Beatrijs antwoordde steeds zeer spontaan als ik vroeg welke bloem of plant ik
in mijn handen had.
- Beatrijs hielp mee om de bloemen in een bloempot te planten.
- Beatrijs gaf de bloemen door aan de andere bewoners en hielp hen om er aan
te ruiken. Ze hield de bloemen voor en onder hun neus.
▪ Individuele activiteit 1 Beatrijs: water geven bloemen leefgroep klaverblad
Deze activiteit wordt niet verder uitgewerkt daar ik geen concrete observatie heb van de
activiteit zelf. Beatrijs komt me na het weekend vertellen hoe ze planten water gaf.
Datum: Zaterdag en zondag 25 en 26 maart 2006
Evaluatie:
- Beatrijs zoekt mij zelf op maandagochtend om haar verhaal te doen.
- Beatrijs vond dat de sproeier soms niet goed werkte. Ze ontdekte zelf hoe dat
kwam( er zat te weinig water in).
- Beatrijs zegt zelf dat ze de planten en bloemen in leefruimte klaverblad water
wil blijven geven ieder weekend.
103
▪ Groepsactiviteit 3 Beatrijs: planten viooltjes
Datum: woensdag 19 april 2006
Materiaal: witte viooltjes, potgrond
Materieel: schorten, krantenpapier, bloembakken, handschoenen
Opstelling: leefruimte klaverblad
= Beatrijs
= andere bewoners
= begeleiders
104
Aandachtspunten:
- 1 begeleider per twee bewoners
- 6 viooltjes per bloembak( zodat ze niet te dicht en niet ver van elkaar staan)
Omschrijving van de activiteit:
Per twee bewoners helpt er 1 begeleider. Per bloembak zitten er 6 viooltjes. De aarde komt tot
1 cm van de boord en de viooltjes zitten met de wortel onder de grond.
Verloop en observatie aan de hand van Reed en Sanderson:
Sensomotorisch functiegebied
- Beatrijs komt zelfstandig tot aan haar plaats. Ze zet zich neer aan de kop van de
tafel.
- Beatrijs trekt de zak aarde dicht bij zich al rechtstaand.
Cognitief functiegebied
- Beatrijs weet veel te vertellen over de planten en bloemen die ze vroeger zelf had.
Intrapersoonlijk functiegebied
- Door het naar zich toe trekken van de zak aarde kunnen de bewoners er nog
moeilijk bij( ik leg de zak aarde terug in het midden en haal een aparte pot voor
Beatrijs).
- Beatrijs zegt de activiteit graag te doen en wil de volgende keer opnieuw
meehelpen.
Interpersoonlijk functiegebied
- Beatrijs praat spontaan tegen de andere bewoners.
- Beatrijs zegt vaak wat de anderen moeten doen( komt nogal bazig over).
Evaluatie:
- Beatrijs toont interesse voor de activiteiten en zegt opnieuw te willen helpen.
- Beatrijs vertoont bazig gedrag naar de anderen toe.
Aandachtspunten naar de volgende keer:
- Beatrijs werkt heel goed mee tijdens de activiteiten maar komt soms iets te bazig
over naar de andere bewoners toe. Het kan belangrijk zijn om daar in het vervolg op te
letten en in te springen op een gepaste manier.
6.1.7
Activiteiten en reactie andere bewoners
Gedurende alle activiteiten namen ook andere bewoners deel aan de groenactiviteiten en het
inrichten van de leefruimte. Sommigen kwamen spontaan met vragen of zelfs met materiaal
105
dat ik kon gebruiken. De bewoners praatten onderling aan tafel over de activiteiten. Ik bood
hen aan om hun inbreng te doen en dat deden sommigen:
▪ Individuele activiteit: zaaien van erwten in pot
▪ Individuele activiteit: planten scheutjes eigen kamerplant
▪ Individuele activiteit: maken van een bloemstukje
▪De bewoners brengen spontaan bloemen en planten mee van hun kamer om in de leefruimte
te plaatsen.
Ik ga niet verder in op deze activiteiten daar ik voor de deelnemende bewoners geen
individuele doelstellingen voorop stelde.
Met deze spontane reacties van verschillende bewoners kan ik aantonen dat een deel van de
vooropgestelde algemene doelstellingen bereikt zijn( zie 6.2.1 Algemene doelstellingen).
6.2
Evaluatie van de doelstellingen
6.2.1
Algemene doelstellingen
De activiteiten roepen bij alle bewoners enorm veel herinneringen op. Het ophalen van
herinneringen is een aangename bezigheid en activiteit voor hen. Op die manier wordt er voor
vele bewoners met het dementieel syndroom contact gehouden met de wereld en de mensen
om zich geen.
De bewoners praten onderling over het groen in de leefruimte en wisselen er eigen gedachten
en meningen over uit.
De fijne motoriek kan goed gestimuleerd worden door middel van groenactiviteiten( zie 6.2.2
Individuele doelstellingen). De activiteiten kunnen worden aangepast aan de mogelijkheden
en beperkingen van de bewoners.
Over het algemeen kunnen we besluiten dat de algemene doelstellingen bereikt zijn. Ik
ondervond echter wel dat activiteiten die specifiek bijdragen tot het opdoen van kennis iets
moeilijker verlopen. Activiteiten die werken op verschillende doelstellingen en daarbij iets
van kennis geven kunnen hun nut bewijzen( Vb.: lentenamiddag). Het opdoen van kennis kan
beter verwerkt worden binnen kleine aspecten en handelingen( zie voorstellen en tips naar de
toekomst toe). Het stimuleren van de zintuigen komt bij vele activiteiten aan bod en is een
doelstellingen die niet is weg te denken binnen de natuur – en groenbeleving.
6.2.2
Individuele doelstellingen
106
▪ Betrand
- Betrand kan gedurende een volledige activiteit bij de groep blijven zitten.
Betrand toont weinig interesse voor de groenactiviteiten. De eerste maal zat Betrand de
volledige activiteit stil. Bij het vragen of hij andere keren wilde meedoen antwoordde
Bertrand neen. Af en toe kwam hij kijken maar bleef niet langer dan enkele seconden staan.
- Ombuigen van rusteloos gedrag en zijn bewegingsdrang in zinvol actief bezig zijn.
De laatste tijd was Bertrand zijn bewegingsdrang enorm afgenomen. Lusteloos gedrag en
slapen overheersen een groot deel van zijn dag.
- Stimuleren van het richten van de aandacht op één specifieke handeling. Bertrand kan zijn
aandacht gedurende 10 minuten richten op die specifieke handeling zonder begeleiding.
Stimuleren van een positief sociaal contact; Betrand kan mensen benaderen zonder hen vast te
grijpen.
Meerdere doelstellingen werden bij Bertrand niet bereikt daar zijn motivatie om deel te nemen
aan de activiteiten nihil was. Tijdens andere activiteiten merk je wel dat de aandacht van
Bertrand zeer selectief is. De dagbesteding van Bertrand is zeer afhankelijk van zijn
gemoedstoestand.
▪ Elvier
- Ombuigen van fysieke rusteloosheid tot een zinvolle activiteit.
Elvier beschikt nog over een zeer fijne motoriek wat zich uit in het precisiewerk dat ze levert
tijdens activiteiten. Er is sprake van een perfecte bi-manuele coördinatie tijdens de uitvoering
van de groenactiviteiten. Elvier zal gedurende een activiteit alles in haar omgeving wel eens
hebben vastgenomen.
- Stimuleren van de autonomie; Elvier kan zelfstandig handelingen uitvoeren met betrekking
tot haar eigen interesse.
Elvier zoekt zelf handelingen uit die haar interesseren. Elvier kan zelfstandig de bloemen
verzorgen. Elvier kan zelfstandig de groenten water geven.
- Stimuleren tot het correct uitvoeren van een opgelegde handeling; Elvier kan twee
verschillende handelingen na elkaar uitvoeren met dezelfde materialen.
Elvier heeft het nog steeds moeilijk met het uitvoeren van twee verschillende handelingen na
elkaar met hetzelfde materiaal. Haar gedachten keren steeds terug naar de eerste handeling.
107
Bij Elvier is tijdens een groenactiviteit met individuele begeleiding ideaal. Als begeleider is
het mogelijk haar te bevragen en meestal zal ze haar fouten zelf inzien.
- Stimuleren van de concentratie; Elvier kan gedurende de opgelegde periode bij één activiteit
blijven.
Elvier kan uren bij groenactiviteiten blijven. Zelfs als ze zegt het niet leuk te vinden blijft ze
constant meewerken. Groenactiviteiten zijn voor Elvier een ideale zinvolle dagbesteding.
- Stimuleren van het ophalen van herinneringen; Elvier kan haar eigen kennis van vroeger
delen met anderen.
Elvier kan soms moeilijk antwoorden op vragen die werken op het cognitieve(vb. vragen over
het weer). Elvier antwoord vaak met zinnen die niets te maken hebben met de activiteit of het
onderwerp. Vraag haar echter iets over haar tuin van vroeger en ze kan doorvertellen zonder
één hapering. Het kweken van allerlei groeten kan ze zich nog perfect voortstellen.
Of die informatie nu klopt of niet is weinig relevant. Het belangrijkste is dat Elvier zich
aangename herinneringen voor de geest haalt en er zich gelukkig bij voelt.
- Stimuleren van een positief sociaal contact in een groep; Elvier kan tijdens een gesprek
luisteren naar de andere zonder deze te onderbreken.
Elvier heeft het nog steeds moeilijk om te luisteren naar anderen van de groep. Als Elvier
luistert naar anderen zal ze vaak ja knikken( of ze het begrijpt is een andere vraag).
Belangrijk bij Elvier was dat ze de dingen soms echt herbeleefde tijdens de
groenactiviteiten(zie activiteit onderhouden kweekbakken, salade, radijzen,….). Elvier voelde
zich echt thuis bij bepaalde activiteiten wat zeker stimulerend is voor de autonomie.
Groenbeleving was vroeger al een enorme interesse van Elvier. Voor haar is dit een stukje
thuis die terugkeert in haar leven.
De vooropgestelde doelstellingen van Elvier zijn grotendeels bereikt met het ophalen van
herinneringen en het stimuleren van de autonomie voorop.
▪ Albertien
- Stimuleren van de autonomie; Albertien kan zichzelf motiveren om fysiek deel te nemen aan
activiteiten.
In het begin van de reeks groenactiviteiten zat Albertien meestal bij de groep zonder actief
deel te nemen. Af en toe merkte ik op dat ze anderen begon te helpen. Na enige tijd was
Albertien vrij vlot te motiveren om deel te nemen aan de groenactiviteiten. Tijdens de
individuele activiteiten werkte Albertien vlot mee. Ze zegt het zelf leuk te vinden om nog
eens te zaaien en te planten.
108
- Stimuleren van het zelfvertrouwen; Albertien durft antwoorden op vragen tijdens een
groepsactiviteit. Bevorderen en onderhouden van de verstandelijke functies.
Antwoorden op vragen die cognitief iets moeilijker zijn blijft een moeilijkheid voor Albertien.
Vaak zegt ze het niet te weten terwijl ze bij het van het antwoord ja knikt en het zegt te weten.
In kleinere groepen lag het voor Albertien iets gemakkelijker om te antwoorden en te
aanvaarden dat ze eventuele fouten maakte( soms lachte ze er mee – weglachen?).
- Stimuleren van de fijn motorische bi-manuele handelingen; Albertien kan groentezaden
zaaien door samenwerking van beide handen
A. fixeert voorwerpen meestal met haar linkerhand om ze te gebruiken met rechts. Dit toont
ook haar mogelijkheid van haar probleemoplossend vermogen aan. Om haar tremor zoveel
mogelijk te beperken voert ze de meeste activiteit uit met haar rechterhand( = bij activiteit
verdwijnt een tremor meestal).
▪ Beatrijs
- Stimuleren van de deelname aan activiteiten vanuit de eigen interesse. Beatrijs komt uit
zichzelf naar beneden om del te nemen aan de activiteiten.
Beatrijs nam deel aan alle groepsactiviteiten. Af en toe lachte ze met me daar ik haar
verplichte om deel te nemen. Ze gaf uiteindelijk steeds toe dat ze de activiteiten zeer leuk
vond.
- Stimuleren van een zinvol gevoel (ik ben nodig); bijdrage tot haar autonomie.
Beatrijs geeft elke week de planten in leefruimte klaverblad water in samenspraak met de
ergotherapeuten. Tijdens het weekend neemt Beatrijs deze taak alleen op zich. Elke maandag
bij controle van de bloemen en planten staan deze vochtig en zien ze er gezond uit. Ze komt
spontaan vertellen wat ze deed dit weekend.
- Stimuleren tot eigen positieve inbreng in het groepsgebeuren; Beatrijs kan haar eigen ideeën
brengen naar de begeleiders toe.
Bij het vragen naar opmerkingen en suggesties zegt ze dat het beter zou zijn dat iedereen weet
dat zij de bloemen water heeft. Op die manier kunnen er geen ‘verzuipen’( zie tips en
suggesties naar de toekomst toe). Beatrijs deelt steeds haar mening mee( indien je het haar
vraagt).
Besluit
In dit hoofdstuk besprak ik de verschillende activiteiten. Dit waren zowel groepsactiviteiten
als individuele activiteiten. Deze om aan te tonen dat via groenactiviteiten en het inrichten van
een meer groenrijke woonomgeving bepaalde vooropgestelde doelstellingen kunnen worden
bereikt.
109
De effecten en doelstellingen van natuurbeleving kunnen op verschillende manieren worden
bekeken. Dit onderscheid probeerde ik weer te geven aan de hand van het
natuurbelevingswaarde schema van Margadant-Van Arcken.
Aan de hand van het model Reed en Sanderson beschreef en analyseerde ik het gedrag van de
volgbewoners. Op die manier was het als groepsleider mogelijk aanpassingen te doen naar
volgende activiteiten toe. Ik kreeg op die manier ook meer inzicht in het gedrag en de
belevingswereld van bepaalde bewoners.
Kort beschreef ik ook de reactie van andere bewoners om aan te tonen dat de algemene
doelstellingen effectief gelden voor meer dan alleen de volgbewoners.
Als laatste werden de algemene en individuele doelstellingen besproken en geëvalueerd.
110
Algemeen besluit
Ik werkte tijdens mijn scriptie aan de problemen die ik vooropstelde in de
probleemdefiniëring( zie titels). Hieronder probeer ik steeds een algemeen besluit te trekken
voor de vooropgestelde problemen.
1) Sommige ouderen verliezen aan autonomie, sommigen aan verantwoordelijkheid voor
zichzelf en de omgeving.
Door het inrichten van de woonomgeving en het aanbieden van aangepaste groenactiviteiten
werden er nieuwe kansen gecreëerd voor bepaalde bewoners. Sommigen voelden zich echt
opnieuw thuis en herbeleefden zelfs bepaalde momenten.
Het planten en onderhouden van planten en bloemen is een activiteit die velen onder de
bewoners vroeger thuis deden. Nu kregen ze de kans om al deze handelingen opnieuw uit te
voeren. De ene bewoner hielp mee aan het planten van de bloemen en de andere( de meer
zelfstandige oudere) kreeg de verantwoordelijkheid om in het weekend de bloemen alleen te
onderhouden. Onderling praatten de bewoners over de activiteiten en de bloemen en planten(
zie ook sociale activiteit). Ze kregen de kans om hun eigen inbreng te doen en dat deden ze
ook. Vele bewoners brachten een ‘scheutje’ mee uit hun kamer om in de leefruimte te planten.
Anderen kwamen me hele planten brengen om op tafel te plaatsen.
Velen droegen hun steentje bij tot de inrichting van de leefruimte. Zelfs de kleinste handeling
droeg op die manier bij tot hun eigen autonomie. Ze hadden allen inspraak indien ze dit
wilden en door velen werd de kans gegrepen.
2) Sommige ouderen verliezen hun zin voor ‘interesses’of zijn beperkt in het uitvoeren
van hun ‘interesses’.
Groenactiviteiten zijn een persoonlijke interesse en dat heb ik gemerkt. Wanneer de motivatie
van een bewoner uitblijft, zal de activiteit niet plaatsvinden. Persoonlijk vind ik dat normaal,
groenactiviteiten en de natuurbeleving zijn er voor de bewoners die dat wensen.
Voor bepaalde bewoners was dit een unieke gelegenheid en boden de activiteiten een waar
genot. Niet alle bewoners voelden zich aangesproken. Diegene die interesse hadden voor de
activiteiten waren wel zeer tevreden. Vooral de aangepaste kweekbakken bieden nieuwe
kansen aan bewoners om te doen wat ze vroeger deden en nog steeds in hun interesse ligt.
Door middel van het aanbieden van aangepaste groenactiviteiten worden de beperkingen van
de bewoners opzij geschoven en werken we verder met de mogelijkheden. Iedere bewoner
kreeg de kans om mee te werken. Indien nodig zoek je als therapeut naar oplossingen om de
activiteiten voor iedereen toegankelijk te maken.
111
3) Ouder worden is niet gelijk aan persoonlijke en sociale inactiviteit.
De groenactiviteiten waren zeker en vast een zinvolle en actieve dagbesteding. Wanneer het
aanbod gevarieerd, herkenbaar, gestructureerd en goed begeleid is blijft er meest kan op
activiteit van de bewoners. De gegeven activiteiten waren vaak in groep waarbij er
samenwerking nodig was. Iedereen was gemotiveerd om elkaar te helpen.
Ik merkte op dat de bewoners onderling praatten over de activiteiten. De bewoners die een
bloemetje of een plant in de leefruimte brachten spraken er over en motiveerden anderen om
dat ook te doen.
De groenactiviteiten en de inrichting van de omgeving brengt persoonlijke en sociale activiteit
teweeg.
Vb.: Albertien die anders vrij passief is helpt met veel plezier mee met zaaien. Elvier gaat
spontaan rijden tot aan de kweekbakken. Beatrijs geeft spontaan commentaar in verband met
de verzorging van de planten.
4) Ouderen verliezen aan zelfvertrouwen.
Tijdens de activiteiten vroeg ik eerst steeds aan de bewoners of ze iets kenden over de
planten, de bloemen, de groenten,… Ze konden antwoorden in groep of bij individuele
activiteiten alleen tegen mij. Ingaan op hun antwoord geeft hen bevestiging van wat ze
antwoordden. Door positieve bevestiging van de begeleiding krijgen de bewoners meer
zelfvertrouwen. Ik merkte op dat sommige bewoners, die anders eerder schuchter zijn in
groep en angstig zijn om te antwoorden, hun kennis in verband met de natuur en het groen
konden delen met de anderen.
Het deelnemen aan groenactiviteiten draagt voor sommigen bij tot het zelfvertrouwen.
Vb.: Albertien kreeg gedurende de groepsactiviteiten meer zelfvertrouwen. Ze durfde
antwoord te geven in groep en was niet bang meer om fouten te maken.
5) Ouderen verliezen aan contact met de buitenwereld, specifiek de natuur en de groene
omgeving.
Het binnen brengen van het buiten is deels gelukt maar daar kan nog verder worden op
ingegaan. Misschien kan dit aspect nog meer worden gebruikt binnen de ROT van het RVT.
Het geven van seizoensnamiddag slaat enorm aan bij de bewoners. Het meebrengen van de
gewassen die bloeien, het onkruid langs de weg,…alle groen dat je maar kan vinden en
specifiek is voor dat seizoen. Deze dingen roepen herinneringen op bij de bewoners en die
herinneringen brengen hen op een bepaalde manier in contact met de buitenwereld.
112
▪ De meerwaarde van de ergotherapeut binnen dit groenproject.
Voor ergotherapeuten staat het handelen van de cliënt, binnen dit project de bewoners,
centraal. Een handeling brengt een uiterlijke verandering binnen de omgeving mee. Voor alle
mensen is de omgeving een speciaal gegeven. Het is een vertrouwde plek, een bepaalde
vrijheid,… Ieder mens schept zijn eigen omgeving en is onderhevig aan verschillende
omgevingsaspecten.
Met een groenproject kan je als ergotherapeut dus direct inwerken op deze twee gegevens, het
handelen van de mens en zijn omgeving. Door enige kennis van verschillende ziektebeelden
wordt het individueel benaderen van iedere bewoner een stuk eenvoudiger. De ergotherapeut
kan verschillende activiteiten op de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners
afstemmen. Ergotherapeuten houden rekening met de mate van functioneren en spelen daarop
in.
Het vooropstellen van het uitgebreide gamma aan doelstellingen maakt het mogelijk de
bewoners op alle verschillende functioneringsvlakken te observeren en de stimuleren. Eén
enkele activiteit wordt door een ergotherapeut een bron van mogelijkheden om de bewoners te
benaderen, te observeren en te stimuleren. De verschillende doelstellingen en meerwaardes
van verscheidene groenprojecten, zoals groenkamers en Alzheimer tuinen, stroken volledig
met de doelstellingen die ergotherapeuten voor ogen hebben.
De mens als ‘holon’ beschouwen is een noodzaak en een meerwaarde.
Of een groenproject als deze kan worden uitgevoerd door andere personeelsleden zoals
animators en dergelijke…? Ja en neen. Het therapeutische aspect zit na een studie
ergotherapie vast in jezelf. Opstellen van doelstellingen wordt een automatisme, je creëerde
tijdens je studie een bepaalde visie, een bepaald beeld. Op die manier bieden ergotherapeuten
hun meerwaarde binnen verschillende handelingen en activiteiten. Als begeleider van een
groenactiviteit kan iedereen meehelpen. Maar één ding is zeker. De nodige kennis van
bepaalde aspecten van dementie is nodig. Het emotionele aspect, waar met het project voor
een groot stuk wordt op gedoeld, is een niet te onderschatten menselijke kracht waarbij een
therapeutische aanpak nodig is.
▪ Eigen groenbeleving
De scriptieperiode was een enorm leerrijke en aangename periode. De kleine commentaren en
opmerkingen van de bewoners deden me steeds verder geloven dat wat ik deed goed was.
Mocht ik de tijd krijgen om deze scriptie te herdoen, ik zou waarschijnlijk dezelfde aanpak
hanteren. Ik zou dezelfde activiteiten organiseren en dezelfde doelstellingen voorop stellen.
Bij de start stelde ik enkele volgbewoners voorop maar bereikte, bij het einde van de scriptie,
uiteindelijk een groot deel van de bewoners.
113
In kader van de scriptie heb ik nog een aantal ideeën die de tijd niet vonden om nog verder
uitgewerkt te worden. Daarom verwijs ik door naar de voorstellen en tips naar de toekomst
toe.
▪ Voorstellen en tips naar de toekomst toe( zie bijlage 9)
Inrichten van de omgeving en aanbieden van groenactiviteiten is een vaak minder aangeboden
aspect binnen de ergotherapie. Toch kunnen deze activiteiten werken aan een hele hoop
doelstellingen wat een duidelijke meerwaarde is. De ouderen hun eigen inbreng laten doen
binnen het inrichten van de omgeving is noodzakelijk.
- Materialen zoals de kweekbakken zijn voor handen waar verder mee gewerkt kan worden.
Eventueel kan iemand samen met de bewoners de kweekbakken schilderen in een mooie en
aanlokkelijke kleur( beige?).
- Bij de kweekbakken kunnen eventueel informatieborden komen te hangen. Op die borden
kan een korte uitleg staan in verband met de kweek en de groei van de groentesoort.
Bewoners die langs de bakken wandelen, kunnen kennis op doen door de borden te lezen(
duidelijke grote letters).
- Alle bloempotten, kweekbakken, kruidenrekjes dienen voorzien te worden van naamborden
zodat alle bewoners weten wat er groeit. De naamborden dienen duidelijk leesbaar te zijn(
groot lettertype), hard en waterdicht te zijn.
- Het weerstation dat in de tuin staat kan nog meer binnen ROT worden gebruikt. Het
weergeven van de buitentemperatuur, de neerslaghoeveelheid per maand controleren,…
- Uithangen van een infoblad aan het bloemenrek in leefruimte klaverblad waar de
bloemennamen op vermeld staan en wie de bloemen verzorgt( voorstel bewoonster Beatrijs).
‘Inrichting van de leefomgeving en een aangepast aanbod van groenactiviteiten geeft voor de
bewoners het gevoel dat ze ‘thuis’ zijn en dat is toch het belangrijkste.’
114
Lijst met gebruikte afkortingen
RVT:
Rust- en verzorgingstehuis
115
Verklarende woordenlijst72
Neurofibrillaire tangles (knopen):
Neurofibrillaire tangles bestaan uit onoplosbare kluwen vezels (fibrillen) in de hersencellen.
Zij bestaan voornamelijk uit het tau-eiwit. Dit eiwit vormt een deel van de structuur, de
zogenoemde microtubule. Dit helpt onder andere bij het transporteren van voedingsstoffen
van het ene deel van de zenuwcel naar de andere. Bij de ziekte van Alzheimer verandert het
tau-eiwit van structuur en vallen de microtubulen uiteen.
Amyloïde plaques (opeenhopingen):
Een van de kenmerken van de ziekte van Alzheimer is de opeenhoping van amyloïde plaques
tussen de zenuwcellen in de hersenen. Amyloïde is een algemene term voor eiwitfragmenten
die het lichaam normaal aanmaakt. Beta-emyloïde is een eiwitfragment van het veel grotere
APP-eiwit (Amyloïd Precursor Protein, ofwel Amyloïd Voorloper Eiwit). In gezonde
hersenen worden deze eiwitfragmenten afgebroken en verwijderd. In de hersenen van een
Alzheimerpatiënt stapelen deze fragmenten zich op en vormen stevige, onoplosbare plaques.
72
www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm
116
Bronvermelding
▪ Boeken
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002,
417p.
BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij
Lannoo, Tielt, 2003, 252p.
BAUWENS, P., Groenten, fruit en kruiden kweken in potten en bakken. Een heerlijke moestuin op uw terras,
balkon of vensterbank., Zuidnederlandse Uitgeverij N.V., Aartselaar, België, 107p.
BEERNINK, A., JANSMA, K., Natuurlijk groen: natuuractiviteiten voor ouderen, Uitgeverij Westland nv,
Schoten, 1998, 120p.
BLOEMENDAL, G., Demente ouderen: aktiviteiten en omgang, vijfde druk, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1993,
160p.
BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tred uitgeverij, Tilburg, 2000, 158 p.
CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p.
DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg.
Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie,
Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p.
Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling
en zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p.
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste
druk, tweede oplage, 1998, 203p.
REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage,
Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p.
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende
ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers
N.V., 1998, 95 p.
SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan
Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p.
TOURMENTE, N., P., Een kleine groentetuin op uw balkon of terras. Groenten en kruiden kweken in potten en
bakken., Deltas, België-Nederland, 119p.
VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met
dementie, Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p.
VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001,
236p.
117
VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers,
Baarn, 2003, 181 p.
V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie,
Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p.
WALDEN, F., A garden for you: A practical guide to tools, equipment and design for older people and people
with disabilities., Disabled Living Foundation, London, 1997, 110p.
▪ Eindwerken
DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk,
2003, juni, 117p.
LAGROU, L., Onderzoek naar de functie van de ergotherapeut in de residentiële ouderenzorg. Deeltaak:
preventie van afhankelijkheidspatronen ten gevolge van institutionalisering., Niet-gepubliceerd eindwerk,
Kortrijk, HIEPSO, 2004-2005
PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in
een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p.
▪ Internet
http://www.dementie.be/#
http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie
www.pfizer.be/Dutch/What_we_do/Health_info/Ziekte_van_Alzheimer.htm
▪ Cursussen
CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen,
opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005
DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding
ergotherapie, 2004-2005, 79 p.
DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p.
PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus,
78p.
VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p.
VERFAILLE, A., Begeleiden van groepen, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk,
opleiding ergotherapie, 2002-2003
VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk,
opleiding ergotherapie, 2003-2004
VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie,
Kortrijk, 2002-2003, 29p.
118
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie,
Kortrijk, 2002-2003, 67p.
WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p.
▪ Brochures
MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p.
Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005
DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p.
▪ Mondelinge informatie
Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006
119
Bronvermelding
▪ Boeken
AFSCHRIFT, M., LENERS, J-C., METS, T., e.a. … Geriatrie, dagelijkse praktijk, 2e editie, Pfizer N.V., 2002,
417p.
BAEYENS, J.P., e.a., Gerontologie en geriatrie 2003 Proceedings 26ste Winter Meeting Oostende, Uitgeverij
Lannoo, Tielt, 2003, 252p.
BAUWENS, P., Groenten, fruit en kruiden kweken in potten en bakken. Een heerlijke moestuin op uw terras,
balkon of vensterbank., Zuidnederlandse Uitgeverij N.V., Aartselaar, België, 107p.
BEERNINK, A., JANSMA, K., Natuurlijk groen: natuuractiviteiten voor ouderen, Uitgeverij Westland nv,
Schoten, 1998, 120p.
BLOEMENDAL, G., Demente ouderen: aktiviteiten en omgang, vijfde druk, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1993,
160p.
BUIJSSEN, H., De heldere eenvoud van dementie. Vierde druk, Tred uitgeverij, Tilburg, 2000, 158 p.
CUYVERS, G., Psychopathologie., Tweede druk, N.V. Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 372 p.
DIEK, R., GARSSEN, A., HEITMAN, M., VAN LOON, M., WEIJTERS, M., Groen in de ouderenzorg.
Verkennend onderzoek naar activiteiten gericht op natuurbeleving bij ouderen, Wetenschapswinkel Biologie,
Universiteit Utrecht, 2004,, 57 p.
Drs.BRAAM, W., Drs. BRUNT, E., De ziekte van Parkinson: oorzaken en verschijnselen, medische behandeling
en zelfhulp, omgaan met patiënten, vijfde druk, Inmerc bv, Wormer, 2002, 93p.
KINEBANIAN, A., THOMAS, C., Grondslagen van de ergotherapie, Elsevier/De tijdsstroom, Maarssen, eerste
druk, tweede oplage, 1998, 203p.
REMMERSWAAL, J., Begeleiden van groepen. Groepsdynamica in de praktijk., Eerste druk, zesde oplage,
Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999,237p.
ROMMEL, W., DECLERCQ, A., DE CLERCQ, J., e.a. …, Tussen autonomie en geborgenheid: Dementerende
ouderen en hun omgeving. Eerste druk, Leuven/Appeldoorn, Koning Boudewijnstichting en Garant Uitgevers
N.V., 1998, 95 p.
SCHUMAN, H., Groen met zorg, natuurbeleving en groenactiviteiten bij verpleeg- en verzorgingstehuizen, Zwaan
Printmedia, Wormerveer, februari 2003, 22p.
TOURMENTE, N., P., Een kleine groentetuin op uw balkon of terras. Groenten en kruiden kweken in potten en
bakken., Deltas, België-Nederland, 119p.
VAN DER KOOIJ, C., Gewoon lief zijn?; Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met
dementie, Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2002, 270 p.
VERDULT, R., Dement worden: een kindertijd in beeld., Derde druk, tweede oplage, Baarn, HBuitgevers, 2001,
236p.
120
VERDULT, R., De pijn van dement zijn; De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag, HB uitgevers,
Baarn, 2003, 181 p.
V.Z.W. WERKGROEP THUISVERZORGERS, De weg kwijt: Wat families zeker moeten weten over dementie,
Zesde druk, Heverlee, 2003, 101p.
WALDEN, F., A garden for you: A practical guide to tools, equipment and design for older people and people
with disabilities., Disabled Living Foundation, London, 1997, 110p.
▪ Eindwerken
DEWEER, S., Groepsreminiscentie bij ouderen: het verleden herleeft, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk,
2003, juni, 117p.
LAGROU, L., Onderzoek naar de functie van de ergotherapeut in de residentiële ouderenzorg. Deeltaak:
preventie van afhankelijkheidspatronen ten gevolge van institutionalisering., Niet-gepubliceerd eindwerk,
Kortrijk, HIEPSO, 2004-2005
PENET, E., Kunst met een glimlach. Creatieve activiteiten als therapiemiddel bij zorgbehoevende ouderen in
een RVT, niet-gepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 2005, juni, 106p.
▪ Internet
http://www.dementie.be/#
http://www.hulpgids.nl/ziektebeelden/dementie.htm
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=autonomie
▪ Cursussen
CLARISSE, C., Het syndroom van Korsakoff, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen,
opleiding ergotherapie, Kortrijk, 2004-2005
DE GROOTE, D., Neurologie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk, opleiding
ergotherapie, 2004-2005, 79 p.
DE GROOTE, D., Pathologie van het bewegingsstelsel, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, opleiding ergotherapie, 2004-2005, 68 p.
PDL-team RVT Home ‘t Hoge, Aromatherapie RVT Home ‘t Hoge, mei 2000, Kortrijk, on-uitgegeven cursus,
78p.
VANDEKERCKHOVE, K., Basismodule: modellen in de ergotherapie, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool WestVlaanderen, Kortrijk, 2003-2004, 78p.
VERFAILLE, A., Begeleiden van groepen, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk,
opleiding ergotherapie, 2002-2003
VERFAILLE, A., Gerontologie - Geriatrie, Niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, Kortrijk,
opleiding ergotherapie, 2003-2004
VERFAILLIE, A., Methodiek en didactiek, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie,
Kortrijk, 2002-2003, 29p.
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie,
Kortrijk, 2002-2003, 67p.
121
WAEYAERT. I.DEWEER, S., e.a., Bijscholing Modellen Ergotherapie, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2005, 21p.
▪ Brochures
MULLIE, J.M., e.a., RVT Home ’t Hoge, Brochure voor studenten ergotherapie, Kortrijk, 11 p.
Kwalitatief onderzoek van het functieprofiel van de ergotherapeut, versie 1-1-2005
DEWEER, S., e.a., Ergotherapie in RVT Home ’t Hoge, niet-gepubliceerd werk, Kortrijk, 2004, 12p.
▪ Mondelinge informatie
Uit vraagstellingen aan DEWEER, S. en directie RVT Home ’t Hoge, februari 2006
122
Lijst van bijlagen
Bijlage 1:
Aromatherapie: de aroma-stream
Bijlage 2:
Het model van Reed en Sanderson
Bijlage 3:
Foto’s: aangepaste kweekbakken
Bijlage 4:
Hoe groenten zaaien en onderhouden?
Bijlage 5:
Foto’s: inrichting leefruimte klaverblad
Bijlage 6:
Lijst interessante winkels
Bijlage 7:
Brochure personeelsleden/familieleden
Bijlage 8:
Info-blad bewoners
Bijlage 9:
Voorstellen en tips naar de toekomst toe
Bijlage 10:
Foto’s: bewoners aan het werk
123
Bijlage 1: Aromatherapie: de aroma-stream
Aromatherapie bij E.D.
Wat?
Etherische olie: zoete sinaasappel (staat op tv)
7 druppels op cartouche van aromastream
Wanneer? Om 8u, 12u, 16u
Wie?
Tijdens de week: ergo
Tijdens het weekend/ feestdagen: verpl./ verz.
Waarom? Zoete sinaasappel heeft een kalmerende werking,
werkt angstverminderend en helpt verdriet te
verwerken.
Hoe?
▪ Aromastream met timer
▪ Olie op cartouche doen
▪ altijd op stand 1 zetten
124
Bijlage 2: Het model van Reed & Sanderson.
Om de complexiteit en de multi-axialiteit van het menselijk handelen te omschrijven,
gebruiken de auteurs Reed & Sanderson een schema met drie concentrische cirkels, die elk
een andere factor in het handelen voorstellen. Dit is dus een model dat de ergotherapeut kan
hanteren om het menselijk handelen in kaart te brengen op fysiek, psychisch en sociaal vlak.
Men kan daarbij gebruik maken van de volgende trefwoordenlijst.
TREFWOORDENLIJST REED EN SANDERSON 73
FUNCTIEGEBIEDEN:
Sensorisch-motorisch functiegebied
-
Reflexen
Spiertonus
Mobiliteit
Coördinatie
Uithoudingsvermogen
Fysieke vaardigheden : staan, gaan, lopen, springen, bilaterale bewegingen, manipuleren
van voorwerpen, …
Prothese/orthese evaluatie
Proprioceptie
Sensorische status : kwantitatief, kwalitatief
Sensorische-motorische status : interactie van de twee functies
Evenwicht
Tactiele perceptie
Auditieve perceptie
Visuele perceptie
-
Cognitief functiegebied
-
Attentie, concentratie
Geheugen
Tijdsorganisatie, tijdsplanning
Cognitieve stijl
Communicatie : verbaal, niet-verbaal
Bevattingsvermogen
Conceptvorming
73
WILLEM, G., Basismodule, niet-gepubliceerde cursus, Hogeschool West-Vlaanderen, opleiding ergotherapie,
2002-2003, 68 blz.
125
-
Integratie van het geleerde, generalisatie
Vermogen om te oordelen
Probleemoplossend vermogen
Intrapersoonlijk functiegebied
-
Driftleven
Objectrelaties
Zelfbeeld, concept van eigen identiteit
Autonomie, onafhankelijkheid, vermogen tot zelfstandig handelen
Verdedinginsmechanismen
Realiteitstoetsing
Motivatie
Competentie
Synthese vermogen, vermogen tot integreren (bv. alle levensrollen tot één leven in zijn
geheel integreren)
Interpersoonlijk functiegebied
-
Dyadische interactie: de één-één relatie
Groepsinteractie
Rolgedrag, rolverwachtingen, vaardigheden om rollen te vervullen, …
Sociale vaardigheden
VAARDIGHEDEN :
Sensorische en motorische vaardigheden
-
Balans en evenwicht
Kijken en zien
Tactiele discriminatie
Bilaterale coördinatie
Visueel-motorische coördinatie
Visueel ruimtelijk bewustzijn
Taal- en luistervaardigheden
Algemene motorische coördinatie
Mobiliteit
Fijne motorische coördinatie
Handvaardigheid
Spierkracht
Uithoudingsvermogen
Werktolerantie/het aankunnen van werk
126
Cognitieve vaardigheden
-
Zich iets eigen kunnen maken
Zich in iets kunnen verplaatsen
Zich op een doel blijven richten
Relatie kunnen leggen oorzaak-gevolg
Verschillende situaties tegelijkertijd het hoofd kunnen bieden
De aandacht kunnen onderbreken zonder de doelstelling uit het oog te verliezen
Putten uit ervaringen uit het verleden
Gevolgtrekkingen maken
Onderscheid maken, overeenkomsten en verschillen zien
Onderdelen in verband brengen met het geheel
Abstraheren
Generaliseren
Rangschikken
Logische volgorde kunnen aanhouden
Redeneren
Realistisch kunnen oordelen
Alternatieven zien
Alternatieven evalueren en beoordelen
Keuze maken
Organiseren en plannen op grond van een keuze
Besluiten trekken
Plannen ten uitvoer kunnen brengen
Druk van buitenaf kunnen weerstaan
Weerbaarheid
Haalbare prioriteiten stellen
Prioriteiten kunnen aanhouden
Psychologische vaardigheden
-
Opgewassen zijn tegen tijdsdruk
Kunnen omgaan met dubbelzinnnigheid, ambiguïteit
Bij afwezigheid van leiding, toch zelf kunnen handelen
Toevalligheden accepteren, iets op het spel kunnen zetten
Kunnen sublimeren
Daadkracht kunnen kanaliseren
Gevoelens de baas blijven
Gedrag kunnen aapasssen, beschikken over verschillende manieren van reageren
Behoeftebevrediging kunnen uitstellen
Compromis kunnen sluiten zonder verlies van eigenwaarde
Persoonlijke bevrediging kunnen nastreven en ondergaan
127
-
Kunnen investeren, zich verbinden met externe zaken, personen, gebeurtenissen
Eigen vaardigheden, bekwaamheden, beperkingen kunnen onderkennen
Toezicht van anderen kunnen aanvaarden
Zichzelf van anderen kunnen onderscheiden
Haalbare doelen nastreven en verwachtingen koesteren die haalbaar zijn
Opgewassen zijn tegen kritiek, succes, falen, concurrentie
Beschikken over vertrouwen in eigen kunnen, daadkracht, causatie
Zelfrespect, zelfvertrouwen, intrinsieke motivatie
Het gevoel hebben autonoom te zijn
Zichzelf beschouwen als een zelfstandig handelend persoon
Interpersoonlijke/sociale vaardigheden
-
Kunnen omgaan met relaties tussen gelijken
Kunnen omgaan met gezag : aanvaarden en hanteren van gezag
Het vermogen hebben te ontvangen, te geven, te delen
Vertrouwen kunnen schenken
Kunnen beantwoorden aan gevoelens en behoeften van anderen
Warmte kunnen geven
Respect kunnen hebben
Redelijke verwachtingen stellen tegeover anderen
Kunnen samenwerken in onderlinge afhankelijkheid
Leiding kunnen geven
Kunnen functioneren als lid van een groep
Het vermogen hebben om een positieve respons van anderen te ontlokken
HANDELINGSGEBIEDEN:
Zelfredzaamheid
-
Zelfverzorging
Dagindeliing
Maaltijden
Kleding
Eigen kamer
Communicatie
Maatschappelijke participatie
Gebruik van geld
Productiviteit
-
School, opleiding
128
-
Huishoudelijk werk
Verzorgen van anderen
Klusjes aankunnen
Beschut werken
Vrijwilligerswerk
Loondienst
Werkloosheid
Ontspanning
-
Binnenshuis
Buitenshuis
129
Bijlage 3: Foto’s: aangepaste kweekbakken
-
De kweekbakken zijn volledig rolstoeltoegankelijk( beenhoogte 70 cm).
130
-
Er is een aanpaste diepte( 60 cm) zodat de kweekbakken volledig kunnen bewerkt
worden door de bewoners.
Plexiglas als deksel uit veiligheidsoverwegingen.
-
Werktafel en opbergbakken aan de zijkant uit praktische overwegingen.
131
Bijlage 4: Hoe groenten zaaien en onderhouden?
▪ Kweekbakken buiten
-
openzetten ± 9 u ’s ochtends
sluiten ± 16 u ’s namiddags
plantjes steeds blijven bevochtigen( dagelijks)
▪ Salade
-
zaaien onder glas vanaf februari tot maart in rijen met 15 cm tussenafstand
verplanten in volle grond vanaf april tot mei met 30 cm tussenafstand
rond de salade kan je best een halve fles zetten voor de mooie kropvorming
salade best niet in de volle zon laten groeien!( wat koelere groeiomstandigheden voor
de krop salade)
▪ Radijzen
-
zaaien vanaf januari tot maart onder glas in rijen met 15 cm tussenafstand
druk de bodem steeds goed aan rondom de radijzen
bedek de zaden met weinig grond
als de zaden 3-4 bladeren vertonen kan je ze uitdunnen en slechts 1 plant per 5à7 cm
overhouden
oogsten: 5 tot 7 weken na de zaai
radijzen verlangen veel water!!!
▪ Erwten
-
de planten groeien tot 40 cm hoogte en dienen bevestigd te worden met vb kippengaas
grote peulen die 6 tot 8 erwten bevatten
zaaien in rijen met afstand van 40 cm, 4 cm diepte
deze groenten vragen anders verder weinig tot geen aandacht
▪ …( keuze zelf te maken)
132
Bijlage 5: Foto’s: Inrichting leefruimte klaverblad
- Binnenomgeving
en
- Buitenomgeving
133
Bijlage 6: Lijst interessante winkels
▪ De Sneppe
Alle dierenvoeding – tuinbouwartikelen
Kwabrugstraat 38
8510 Bellegem
▪ Floralux
Meensesteenweg 225
8890 Dadizele
▪ Vangaverbeke Houtimport
Izegem
( aankoop materiaal kweekbakken)
▪ Brico
Doe-het-zelf
Pottelberg
8510 Kortrijk
▪ AVEVE
Moorsele
▪…
134
Bijlage7:
Brochure personeelsleden/familieleden
Natuur
beleefd,
Mens
herleeft!
Wat?
Wie?
Aangepaste groenactiviteiten
…
▪ Buiten kweken van salade,
tomaten, … in 2 koude
bakken.
▪ Maken van een seizoenstafel.
▪ Meer planten en bloemen
binnen het RVT.
▪ Maken van een weerhoek.
▪ Creatieve activiteiten in thema
natuur.
Bewoners van leefgroep
Klaverblad.
Waar?
Leefgroep Klaverblad.
Wanneer?
-
Waarom?
▪ Aanbieden van een zinvolle
dagbesteding.
▪ Stimuleren van het sociaal
contact.
▪ Stimuleren van het
zelfvertrouwen.
▪ Stimuleren van de interesses.
▪ Binnenbrengen van de natuur
in het RVT.
▪ Stimuleren van de zintuigen.
-
Groepsactiviteiten: om
de 2 weken de
woensdagnamiddag van
15u-16u
Individuele activiteiten:
voorlopig de
woensdagvoormiddag
van 10u-11u
135
Bijlage 8: Info-blad bewoners
Informatie : groen-activiteiten
Wat zijn groen-activiteiten ?
Groen-activiteiten = alle activiteiten die betrekking hebben tot de natuur.
Vb:
-
maken bloemstukjes voor Pasen
maken van soep met eigen gekweekte groenten
maken seizoenscollages, inrichten seizoenstafel
contact met dieren
…
Waar ?
Leefruimte klaverblad (beneden).
Wie ?
Alle geïnteresseerden.
Waarom ?
-
Voor het plezier, hebben van een goed gevoel.
Stimuleren van het zelfvertrouwen.
Stimuleren sociale contacten.
Stimuleren van onze zintuigen
…
Wanneer ?
Om de twee weken, de woensdagnamiddag ( 15u – 16u).
De exacte data en soort activiteit zal telkens uithangen bij het weekoverzicht in
de gang.
Begeleiders?
Ellen (stagiaire), Stefanie (ergotherapeute), Ilse (ergotherapeute)
136
Bijlage 9: Voorstellen en tips naar de toekomst toe
▪ Water geven planten leefruimte klaverblad:
- week: ergo + Beatrijs
- weekend: Beatrijs
(dagelijks controleren vb. na de soeppauze)
▪ Onderhouden planten in de gangen
- week (maandag en donderdag): ergo( na eten om 12u30) + Elvier(vb.)
- weekend: niet nodig ( tenzij bij extreme droogte)
▪ Onderhouden groenten buiten( dagelijks!!!)
- week: ergotherapie + bewoners (eventueel Elvier bij goed weder)
- weekend: nodig bij droog weder( vragen aan verzorgenden)
▪ Onderhouden bloemen en planten buiten:
- logistieke dienst
137
Bijlage 10: Foto’s: bewoners aan het werk
138
139
Download