Harold Wenning Mentaal herstel na ongeval Een kwalitatief onderzoek naar factoren die patiënten met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval, als helpend ervaren bij hun mentaal herstel Van alle Nederlanders maakt 80,7 procent gedurende het leven een schokkende gebeurtenis mee (De Vries & Olff, 2009). De gebruikelijke reactie op schokkende gebeurtenissen is veerkracht (Quale & Schanke, 2010). Na een relatief korte periode van ontregeling keert men veelal terug naar het vroegere niveau van functioneren of bereikt men zelfs een hoger niveau van psychologisch functioneren. In een dergelijk geval zou men kunnen spreken van posttraumatisch succes (Seligman, 2011). Men kan terugkijken op een schokkende gebeurtenis die het leven heeft verrijkt. Helaas bereikt niet iedereen posttraumatisch succes. Na een schokkende gebeurtenis ontwikkelt 7,4 procent van de mensen een posttraumatische stressstoornis (ptss) (De Vries & Olff, 2009). Patiënten met ptss functioneren op het werk of op school beduidend slechter dan mensen zonder een psychische stoornis. Ook is er vaker sprake van wantrouwen of sociaal isolement (Van der Velde, 2003). Patiënten met ptss maken relatief vaak gebruik van de somatische gezondheidszorg en bezoeken relatief vaak een ggz-instelling (Krug, Sharma & Lozano, 2000). In Amerika verzuimen ptss-patiënten gemiddeld vier dagen per maand van hun werk (Kessler et al, 2000). Ook hebben zij vaker moeite om weer terug te keren in hun werk (Matthews, 2005). Wereldwijd overlijden er 1,2 miljoen mensen aan verkeersongevallen en vijftig miljoen mensen raken gewond. Ryb, Dischinger, Read & Kufera (2009) deden onderzoek bij slachtoffers van 367 ernstige ongevallen en concludeerden dat van de slachtoffers 27,5 procent na zes maanden en 24,3 procent na twaalf maanden voldeed aan de criteria van ptss. De klachten kunnen na een aantal maanden spontaan verdwijnen, maar als ze drie tot zes maanden bestaan, is de kans groot dat ze een chronisch beloop krijgen (Hepp et al., 2008). 1 2 Spontaan herstel praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 Ogilvie et al. (2012) concludeerden na een literatuurstudie van dertien studies met kwalitatieve data dat patiënten na een levensbedreigend ongeval een emotioneel proces doormaken om de gevolgen betekenis te kunnen geven. Het proces van ‘spontaan herstel’, ook wel ‘de stadia van niet-pathologische traumaverwerking’ genoemd, blijken sterke overeenkomsten te vertonen met rouwverwerking. Ondanks dat bekend is dat iedereen op zijn eigen manier rouwt (Keijser, 2004), kan men over het algemeen de volgende rouwstadia onderscheiden (Keirse & Kuyper, 2010): 1 de werkelijkheid van het verlies onder ogen zien 2 de pijn van het verlies ervaren 3 aanpassen aan het verlies 4 de draad weer oppakken. Als dit proces goed wordt doorlopen kan men spreken van gezonde verwerking, maar als het herstel niet normaal verloopt, kunnen psychische klachten of stoornissen ontstaan, zoals ptss. Gezien de lijdensdruk van patiënten en de hoge kosten die ptss met zich meebrengt, is het zinvol te onderzoeken wat patiënten zélf aangeven wat zij na een ongeval als helpend hebben ervaren bij hun mentale herstel. Kennis hiervan zou deel kunnen gaan uitmaken van de voorlichting aan patiënten en hun netwerk, waardoor spontaan herstel, posttraumatisch succes of groei wordt bevorderd. Het onderzoek past goed in de actuele visie van de huidige politiek, waarin steeds meer het accent wordt gelegd op ‘gezondheid en gedrag’ en minder op ‘ziekte en zorg’ (Raad voor Volksgezondheid & Zorg, 2010). Dit onderzoek is immers gericht op factoren die spontaan herstel bevorderen en niet op factoren die tot ziekte leiden. Probleemstelling Patiënten met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval worden geconfronteerd met een plotselinge ingrijpende gebeurtenis. Uit onderzoek blijkt dat 27,5 procent van de slachtoffers na zes maanden en 24,3 procent na twaalf maanden voldoen aan de criteria van ptss (Ryb, Dischinger, Read & Kufera, 2009). Inmiddels is bekend dat risicofactoren zijn aan te wijzen die de kans op PTSS vergroten. Onvoldoende bekend is echter welke factoren patiënten zelf aangeven die bijdragen aan hun mentale herstel. Doelstelling Onderzoeksvraag Welke factoren ervaren patiënten met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval bij hun mentaal herstel als helpend? Methode Om antwoord te vinden op de onderzoeksvraag is gekozen voor een kwalitatief onderzoek, dat is uitgevoerd volgens de fenomenologische methode. Bij kwalitatief onderzoek bestaat de mogelijkheid om in te gaan op achtergronden en beleving van participanten. Er is gekozen voor de fenomenologische methode, omdat is getracht bepaalde aspecten betekenis te geven. De subjectieve betekenisverlening staat centraal. Er wordt immers ingegaan op persoonlijke ervaringen in een bepaalde situatie (Boeije, 2012, Polit & Beck, 2012). Dit design sluit goed aan bij de onderzoeksvraag. De gehanteerde methode is een open interview. De interviews waren gericht op het exploreren van de herstelbevorderende factoren. Er is voor open interview gekozen om de participanten ruimte te geven zelf zoveel mogelijk informatie aan te dragen. Literatuurstudies over deze onderzoeksvraag zijn er nog slechts in geringe mate; dit onderzoek moet dan ook gezien worden als een oriëntatie op het thema. Het onderzoek vond plaats van januari 2013 – december 2013. Onderzoekspopulatie In aanmerking voor het onderzoek kwamen patiënten vanaf achttien jaar, van vijf Leeuwarder huisartsenpraktijken, die geconfronteerd zijn met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval en hiervoor opgenomen zijn geweest in het algemeen ziekenhuis. Huisartsen hebben deze patiënten geïnformeerd over het onderzoek, waarna respondenten zich konden aanmelden. Daarnaast kwamen patiënten in aanmerking die op andere wijze zijn geïnformeerd over het onderzoek, voldeden aan de inclusiecriteria en wilden meewerken aan het onderzoek. De ongevallen hebben plaatsgevonden in de periode tussen 2008 en 2012. Tijdens de ongevallen waren participanten bloot- mentaal herstel na ongeval Het doel van dit onderzoek is het beschrijven van variabelen die patiënten met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval als helpend ervaren bij hun mentale herstel. 3 4 praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 gesteld aan een traumatische ervaring, waarbij de A-criteria van ptss in de dsm iv-tr van toepassing zijn. Participanten werden tijdens het onderzoek niet meer intensief behandeld voor hun lichamelijk letsel. Geëxcludeerd werden mensen die geen Nederlands spraken of die cognitieve beperkingen ervoeren. Slachtoffers van oorlogsgeweld en natuurrampen werden eveneens geëxcludeerd, omdat het een ander soort trauma betreft en hiervoor vaak specifieke nazorg wordt georganiseerd. Patiënten met wie de onderzoeker een behandelrelatie had of heeft gehad werden eveneens uitgesloten, om te voorkomen dat de behandelrelatie dan wel het onderzoek beïnvloed zou worden. Het werven van participanten bleek binnen de onderzoekstijd moeilijker te realiseren dan aanvankelijk verwacht en leverde onvoldoende participanten op om het punt van saturatie te bereiken. Uiteindelijk hebben vier participanten meegewerkt aan het onderzoek. Het betrof één man en drie vrouwen. Drie participanten hebben een auto-ongeluk en één participant heeft een ongeval met een paard gehad. De leeftijd van de participanten ligt tussen de 32 en 79 jaar. Alle participanten hebben middels informed consent toestemming gegeven voor het onderzoek. Methodologische kwaliteit Om de betrouwbaarheid (credibility) van het onderzoek te vergroten heeft een terugkoppeling naar de participanten plaatsgevonden (membercheck). Tijdens het onderzoek zijn interviews voorgelegd aan de participanten met de vraag of de informatie correct was (externe betrouwbaarheid). De onderzoeker heeft subjectiviteit zo veel mogelijk vermeden door de interviews op te nemen, letterlijk uit te schrijven (verbatimrapporten zijn na te gaan via audit-trail) en bij alle interviews dezelfde topics in te brengen. Er is gebruikgemaakt van triangulatie, doordat meerdere databronnen zijn toegepast, zoals audio-opnames, veldnotities, methodologische en theoretische memo’s. Wat betreft de overdraagbaarheid (transferability) kan gezegd worden dat het onderzoek was gericht op participanten afkomstig uit Leeuwarden of omgeving, die een ongeval hebben gehad tussen 2008 en 2012 en daarvoor opgenomen zijn geweest in een ziekenhuis. De onafhankelijkheid (dependability) van het onderzoek is zo veel mogelijk gewaarborgd doordat de onderzoeker geen behandelrelatie onderhoudt met de participanten of tegenstrijdige belangen behartigt. De overtuigingskracht (confirmability) van het onderzoek is ontstaan door de authenticiteit van de bijdrage van de participanten. Zij vertelden hun eigen verhaal (eventueel in het Fries), waar, door middel van citaten, in het artikel aan is gerefereerd. Daarnaast is de overtuigingskracht Data-analyse Door middel van interviews is gestart met dataverzameling. De interviews zijn opgenomen en omgezet in schrift. Vervolgens zijn de interviews uiteengerafeld en opgedeeld in fragmenten. Daarna zijn de fragmenten op thema’s onderscheiden (open coderen). Vervolgens zijn de thema’s die bij elkaar horen samengevoegd. De samengevoegde thema’s (categorieën) zijn gecodeerd door de onderzoeker, die verbanden heeft gelegd (selectief coderen). Gedurende dit proces hebben dataverzameling en data-analyse elkaar afgewisseld door middel van reflectie, peer-debriefing en peerreview. Veldnotities hebben hierbij ondersteund (Boeije, 2012). Ethische verantwoording Het onderzoek is ethisch verantwoord, omdat de onderzoeker zo veel mogelijk openheid heeft betracht en de participanten eerlijk en volledig heeft geïnformeerd over het onderzoek. Hun anonimiteit is gewaarborgd. Daarnaast is het onderzoek tot stand gekomen onder toeziend oog van de opleiding ggz-vs en de opleider ggz-vs van ggz Friesland. De betrokken huisartsen hebben geoordeeld dat er geen ethische bezwaren zijn tegen dit onderzoek. Participanten hebben conform het informed consentformulier elk moment medewerking aan het onderzoek kunnen beëindigen. Resultaten De resultaten van het onderzoek zijn geclusterd tot de thema’s ‘reconstructie’, ‘contact’, ‘hoop’, ‘werk/hobby’ en ‘persoonlijkheid’. Deze thema’s vielen op doordat ze door alle participanten, in verschillende bewoordingen, naar voren zijn gebracht. 5 mentaal herstel na ongeval van het onderzoek voortgekomen uit de herleidbaarheid van alle data en bronnen die gebruikt zijn in het onderzoek. De onderzoeker is zelf ook geconfronteerd geweest met een ongeval. Hierdoor ontstond een verhoogd risico dat de onderzoeker de objectiviteit zou verliezen door ‘going native’. Getracht is om de eigen ervaring zo veel mogelijk buiten het onderzoek te laten, door dit niet in te brengen tijdens de interviews en naderhand de interviews te laten beoordelen door een peerreviewer en de gegevens gezamenlijk te analyseren. 6 Reconstructie praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 Het heeft alle participanten bij het mentale herstel geholpen om precies te weten wat er is gebeurd. Het kunnen reconstrueren van hetgeen aan het ongeval voorafging, de oorzaak en hetgeen kort na het ongeval is gebeurd, gaf de participanten meer innerlijke rust. Het verhaal compleet hebben bleek belangrijk bij het herstel. Het werd als helpend ervaren om, op het moment dat de participanten eraan toe waren, alles te kunnen vragen en informatie te krijgen over het ongeval. Belangrijk was dat de informatie eerlijk, helder en volledig werd verwoord. Herhalen van deze informatie bleek vaak nodig om tot een bevredigende reconstructie te komen. Een van de participanten werd onvolledig geïnformeerd, waardoor zij onterecht dacht dat haar zoon bij het ongeval was omgekomen. Dit benoemde zij als traumatiserend. ‘Dus ik was helemaal, heel dat gevoel, heel, heel paniekerig, heel veel paniek, maar heel ver weg. (…) Dus dat heeft mij heel erg aangegrepen. Dat heb ik na die tijd gemerkt, dat het een grote impact op mij heeft gehad. (…) Daar heb ik nachten, weken, dat ik daar ‘s nacht wakker van werd.’ Bij drie van de vier participanten zijn foto’s van het ongeval gemaakt. Deze foto’s zijn gepubliceerd in de media (websites, krant). Participanten vertelden dat het bekijken van de foto’s een belangrijk onderdeel vormde bij de reconstructie. In eerste instantie leken participanten overvallen te worden door de mogelijkheid de foto’s bekijken maar als zij dit deden op ‘hun’ moment bleek het een verrassend helpend effect te hebben. ‘Ja, dat is heel gek, want je denkt toch: hoe is het eigenlijk precies gegaan? En dan wil je dat toch gewoon weten. Een stukje nieuwsgierigheid, van hoe heb je daar gelegen? Een stukje nieuwsgierigheid is het geweest maar ook onwerkelijk’. Iemand anders noemde: ‘Het maakt de puzzel compleet.’ Het bezoeken van de plaats van het ongeval werd door twee participanten als helpend ervaren. Op het moment dat zij eraan toe waren bezochten zij de plaats van het ongeval. Dit riep veel emoties op, maar gaf ook innerlijke rust. Eén van de participanten zei tegen haar man tijdens het bezoeken van de plaats van het ongeluk: ‘We moeten dit niet alleen zien als de plek van het ongeluk maar ook van het geluk … omdat ik er nog ben’. Steunend contact Hoop De manier waarop de participanten werden bejegend door professionals, vrienden en familie bleek een belangrijke factor bij het mentale herstel. Het geven van hoop bleek voor alle participanten een belangrijke factor te spelen. Het was belangrijk dat anderen de participant hoop gaven door het uitspreken van perspectief en het stellen van haalbare doelen. Een van de participanten zei: ‘De steun van de fysiotherapeut is onvoorstelbaar, werkelijk waar. Het doorzetten en de zorg. Ze zei: ‘Je komt weer op de fiets’ en nu fiets ik weer’. Daarnaast noemden de participanten het als helpend als de omgeving hen vriendelijk motiveerde om de draad weer op te pakken bij tegenslagen. Eén van de participanten, wiens dochter arts is noemde: ‘Ze had ook voor de scan gezorgd in het ziekenhuis en ze zei al heel snel: mam, het komt goed. Dan word je gerustgesteld daarin’. mentaal herstel na ongeval Het hebben van contact bleek voor alle participanten een belangrijke factor bij het mentale herstel. ‘Nou, ik heb twee zusters van mij leren kennen. Daar had ik nooit zo veel contact mee, maar die twee heb ik hierdoor wel leren kennen. Ik wist niet dat het kon, maar dat is wel veranderd daardoor. Ja, ik zie dat als een beetje verwerking daardoor.’ Vooral het krijgen van steun werd als helpend ervaren. Als steun werd genoemd: je eigen verhaal kunnen vertellen, praktische hulp krijgen (bijvoorbeeld in de huishouding, brengen naar fysiotherapie), erkenning en afleiding krijgen. ‘Ik heb echt wel super goede hulp gehad, dat is echt fantastisch. Het was een nieuwe wereld voor mij, maar ze deden echt alles om mij er weer bovenop te krijgen, dat was echt hartverwarmend.’ Een andere participant noemde: “Er zijn’ was soms al voldoende’. Contact vond ook plaats via de sociale media. Het hebben van contact via e-mail bleek een belangrijke manier om anderen gelijktijdig te informeren, maar ook om steun en afleiding te krijgen. ‘Hobby’s hebben mij er doorheen geholpen. Ja en internet. Ik had mijn tafeltje zo rond het bed. En mailen. Dat heeft mij er echt doorheen geholpen, zeker weten.’ 7 8 Werk / hobby praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 Alle participanten hadden de behoefte om na het ongeval zo snel mogelijk de normale draad van het leven weer op te pakken. Het weer kunnen hervatten van werk en hobby’s bleek belangrijk bij het mentale herstel. Zelf de regie hierover hebben lijkt belangrijk te zijn. ‘Ik ben heel snel de tuin in gegaan omdat ik dat graag doe. Ik kan niet stilzitten. En ik denk mede daardoor dat ik ook wel weer snel aan het werk was.’ Iemand anders zei: ‘Ik ben aan het punniken gegaan. Ik heb hobby’s genoeg. Lezen. Dus dat heeft mij er wel doorheen geholpen’. Ondanks dat de zorg in het ziekenhuis als goed werd ervaren, wilden de participanten allemaal zo snel mogelijk weer naar huis. ‘(…) omdat ik altijd zeg: ‘Thuis genees je het hardst.” De rol van de bedrijfsarts kan hierin cruciaal zijn. Eén van de participanten vond het achteraf prettig dat de bedrijfsarts haar wat afremde om snel het werk te hervatten. Een ander voelde zich beslist niet serieus genomen en noemde de houding van de bedrijfsarts schofferend. Deze participant zei na het gesprek met de bedrijfsarts: ‘Ik geloof dat ik nu echt naar de psycholoog moet’. Persoonlijkheid Participanten omschreven hun persoonlijkheid, zoals ze die al voor het ongeval hadden als nuchter, stabiel, positief en wilskrachtig. Participanten vertelden dat deze kijk op het leven een belangrijk aspect is, dat heeft bijgedragen aan het mentale herstel. De participanten noemden onder andere het volgende: ‘Ja, dat is ook wel mijn aard. Ik ben wel positief ingesteld. Zo van, we zijn er nog en we gaan ervoor.’ ‘(…) maar ik denk dat ik van mezelf ook wel aardig stabiel ben hoor, niet snel van de kaart ben.’ Je zou dit veerkracht kunnen noemen, de mogelijkheid om met tegenslagen om te gaan. Discussie De participanten vertelden dat het kunnen ‘reconstrueren van het ongeval’ belangrijk is bij het mentale herstel. Dit sluit aan bij de literatuur die hierover zegt dat de kans op ptss significant groter is als er ten gevolge van dissociatie geen herinnering aan het ongeval is (Ursano, 1999; Hodgson & Webster, 2011). Over ‘sociale steun’ zegt de literatuur dat het ontbreken ervan na een Beperkingen Het aantal participanten is beperkt gebleven tot vier. Hierdoor is het te vroeg om te kunnen spreken van saturatie. Gezien het geplande tijdschema voor het onderzoek is er toch voor gekozen om de onderzoeksgegevens te verwerken. Het onderzoek kan worden gezien als een oriëntatie op het thema. Een vervolgonderzoek met een grotere onderzoeksgroep is zinvol. Conclusie Dit onderzoek maakt duidelijk dat een aantal variabelen een rol speelt bij mentaal herstel na een ongeval. Volgens participanten is het belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van wat er precies is gebeurd. 9 mentaal herstel na ongeval trauma een sterke risicofactor is voor het ontwikkelen van ptss. Dit concluderen Ozer, Best, Lipsey en Weiss (2003) na een meta-analyse van 68 studies. Dit komt overeen met de uitspraken van de participanten, die duidelijk maken dat het krijgen van sociale steun een belangrijke rol heeft gespeeld bij het mentale herstel. Alleen maar het verhaal kunnen doen is onvoldoende, zoals ook blijkt uit onderzoek van Meads en Nouwen (2005). Het krijgen van steun vormt dus een belangrijk element in het contact. Over ‘hoop’ schrijft Snijder in zijn artikel (Snyder, Lehman, Kluck & Monsson, 2006): ‘So, hope is a combination of setting goals, having the tenacity and perseverance to pursue them, and believing in our own abilities’. Het blijkt dat hoopvolle mensen een duidelijk doel, een helder beeld van de route hebben en meer geloven dat ze zelf iets kunnen doen om bij hun doel te komen (Bannink, 2009). Dit komt overeen met de reacties van de participanten. Zij zeiden dat het bieden van perspectief en stellen van haalbare doelen hen gemotiveerd heeft om verder te gaan. Participanten hebben verteld dat het ‘hervatten van werk/hobby’ van belang is geweest bij het mentale herstel. Dit komt overeen met de literatuur, waarin wordt betoogd dat het wel of niet hebben van werk een rol speelt bij het ontwikkelen van ptss (Beck et al., 2006; Chossegros et al., 2011; Baranyi et al., 2010). Beck et al. concluderen dat na een ongeval werkloze mannen 9,94 keer zo veel kans maken op het ontwikkelen van ptss als werkende mannen. Over ‘persoonlijkheid’ zeggen Quale & Schanke (2010) dat mentale veerkracht een natuurlijke reactie is op schokkende gebeurtenissen. Deze bevindingen sluiten aan bij de informatie van de participanten, die ook over mentale veerkracht lijken te beschikken. 10 praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 Nieuw is de rol van de sociale media daarbij. Het blijkt dat het kunnen bekijken van foto’s op websites als helpend wordt ervaren. Hier is nog weinig onderzoek naar gedaan. Daarnaast spelen factoren als steunende contacten, het hebben van hoop, het hervatten van werk/ hobby en het hebben van een veerkrachtige persoonlijkheid een grote rol. In het kader van de huidige ontwikkelingen, waarin ‘ziekte en zorg’ meer naar de achtergrond verdwijnen en ‘gezondheid en gedrag’ meer op de voorgrond komen te staan, verdient het aanbeveling verder onderzoek te doen naar factoren die mentaal herstel bevorderen of posttraumatisch succes stimuleren. Meegewerkt aan dit artikel hebben: mw. drs. I. Schaap, Dr. M. Dekker en de huisartsen van gezondheidscentrum De Brug in Leeuwarden. 11 mentaal herstel na ongeval Literatuur American Psychiatric Association. (2007). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Health Disorders, 4-TR, Washington, DC: American Psychiatric Association. Bannink, F., (2009). Positieve psychologie in de praktijk. Amsterdam. Hogrefe Uitgevers. Baranyi, A., Leithgöb, O., Kreiner, B., Tanzer, K., Ehrlich, G., Hofer, H.P. & Rothenhäusler, H.B. (2010). Relationship between posttraumatic stress disorder, quality of life, social support, and affective and dissociative status in severely injured accident victims 12 months after trauma. Psychosomatics, May-Jun; 51(3), 237-247. doi: 10.1176/appi.psy.51.3.237. Beck J.G., Palyo, S.A. & Gudmundsdottir, B. (2006). What factors are associated with the maintenance of ptsd after a motor vehicle accident? The role of sex differences in a help-seeking population. Journal of Behavior Therapy Exp Psychiatry, 37 (3), 256 – 266. Boeije, H. (2012). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Den Haag, Netherlands, Boom Lemma Uitgevers. Chossegros, L., Hours, M., Charnay, P., Bernard, M., Fort, E., Boisson, D., Sancho, P.O., Yao, S.N. & Laumon, B. (2011). Predictive factors of chronic post-traumatic stress disorder 6 months after a road traffic accident. Accident Analysis and Prevention, January, 43(1): 471-7. doi: 10.1016/j.aap.2010.10.004. Hepp, U., Moergeli, H., Buchi, S., Bruchhaus-Steinert, H., Kraemer, B., Sensky, T. & Schyder, U. (2008). Post-traumatic stress disorder in serious accidental injury: 3-year follow-up study. The Britisch Journal of Psychiatry, 192, 376 – 383. doi: 10. 1192/bpj.bp. 106.030569. Hodgson, R.C., Webster, R.A. (2011). Mediating role of peritraumatic dissociation and depression on post-mva distress: path analysis.Depression en anxiety. Vol. 28, Nr. 3 Pag. 218-26. Keirse, M., Kuyper, M.B. (2010). Rouw. Landelijke richtlijn, Versie: 2.0. Integraal Kankercentrum Nederland. Keijser, de K., (2004) Gecompliceerde rouw. Diagnostiek en behandeling. Tijdschrift voor Psychotherapie (januari 2004) 30:60–69. doi 10.1007/BF03062068. Kessler, R.C. (2000). Posttraumatic stress disorder: the burden to the individual and to society. Journal of clinical Psychiatry, 61, 4-12. Krug, E.G., Sharma, G.K. & Lozano R. (2000). The global burden of injuries. American Journal of Public Health, 90, 523-526. Matthews, L.R. (2005). Work potential of road accident survivors with post-traumatic stress disorder. Behaviour Research and Therapy, 43 (4), 475 – 483. Meads, C & Nouwen, A. (2005). Does emotional disclosure have any effects? A systematic review of the literature with meta-analyses. International Journal Technology Assess Health Care. Spring; 21(2), 153-64. Ogilivie, R., McCloughen, A., Curtis, K., Koster, K. (2012). The experience of surviving life-threatening injury: a qualitative synthesis. International Nursing Review, 59(3), 312-20. doi: 10.1111/j.1466-7657.2012.00993. Ozer, E.J., Best, S.R., Lipsey, T.L. &Weiss, D.S. (2003). Predictors of posttraumatic stress disorder and symptoms in adults: a meta-analysis. Psychological Bulletin. January, 129(1), 52-73. Polit D.F. & C.T. Beck (2012). Nursing Research: Generating and Assessing Evidence for Nursing Practice, 9th Edition. Wolters Kluwer/Lippincott Williams & Wilkins. Quale, A.J., Schanke, A.K., Frøslie, K.F. & Røise, O. (2009). Severity of injury does not have any impact on post traumatic stress symptoms in severely injured patients. Scandinavian Journal of Trauma Resuscue Emergency Medicine, 17(Suppl 3): August 28. doi: 10.1186/1757-7241-17-S3-O1. Quale, A.J. & Schanke, A.K., (2010). Resilience in the Face of Coping with a Severe Physical Injury: A Study of Trajectories of Adjustment in a Rehabilitation Setting. Rehabilitation Psychology. Vol. 55, No. 1, 12–22. Raad voor Volksgezondheid & Zorg (2010). Van ziekte en zorg, naar gezondheid en gedrag. Den Haag: Raad van volksgezondheid en zorg. Augustus. Gedownload op 7 mei 2013 via http://rvz.net/uploads/docs/Achtergrondstudie_-_van_zz_naar_ gg.pdf. 12 praxis ggz verpleegkundig specialist 2015 Ryb, G.E., Dischinger, P.C., Read, K.M. & Kufera, J.A. (2009). ptsd after severe vehicular crashes, Annals of Advances in Automotive Medicine. October, 53, 177-93. Seligman, M.E.P., (2011) Flourish. New York.: Simon & Schuster. Ursano, R.J., Fullerton, C.S., Epstein, R.S., Crowley, B., Vance, K., Kao, T.C. & Baum, A. (1999). Peritraumatic dissociation and posttraumatic stress disorder following motor vehicle accidents. American Journal of Psychiatry. November, 156(11), 1808-10. Snyder, C.R., Lehman, K.A., Kluck, B. & Monsson, Y. (2006). Hope for rehabilitation and vice versa. Rehabilitation Psychology, 51, 89-112. Velde, van der, V. (2003). Multidisciplinaire richtlijn angststoornissen 2003: richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen cliënten met een angststoornis. Trimbos-instituut. Utrecht. Vries, de G., Olff, M. (2009). The lifetime Prevalence of Traumatic Events and Posttraumatic Stress Disorder in the Netherlands. Journal of Traumatic Stress, Vol. 22, 259 -267. 13 mentaal herstel na ongeval Samenvatting Achtergrond: Een ongeval met ernstig fysiek letsel is een dermate ingrijpende gebeurtenis dat het bij een kwart van de slachtoffers leidt tot ernstige psychische klachten. Het is echter onduidelijk welke factoren in dergelijke situaties bij mentaal herstel als helpend worden ervaren. Doel: Inventariseren van de variabelen die mensen met ernstig fysiek letsel ten gevolge van een ongeval als helpend ervaren bij hun mentale herstel. Methode: Het betreft een kwalitatief onderzoek dat is uitgevoerd volgens de fenomenologische methode. Aan de hand van een open interview zijn vier participanten geïnterviewd. Resultaten: Participanten vertellen dat het helpend is om een duidelijk beeld te hebben van wat er precies is gebeurd. Bekijken van foto’s draagt daar aan bij. Daarnaast spelen factoren als steunende contacten, het hebben van hoop, het hervatten van werk/hobby en het hebben van een veerkrachtige persoonlijkheid een grote rol. Conclusie: De variabelen reconstructie, steunend contact, hoop, werk/hobby en een veerkrachtige persoonlijkheid spelen een belangrijke rol bij mentaal herstel na een ongeval. Trefwoorden: ongeval, letsel, mentaal herstel