B&W-nr.: 05.0394 d.d. 22-03-2005 Onderwerp Wijzigen Arbeidsvoorwaardenregeling: wijziging redactionele onvolkomenheden in hoofdstuk 18 BESLUITEN Behoudens advies van de commi ssie 1. Als gevolg van wijzigingen in de Verplaatsingskostenregeling 1989 en ter verbetering van onvolkomenheden in hoofdstuk 18 van de CAR-UWO, de wijzigingen genoemd in bijlage 1 in de Arbeidsvoorwaardenregeling (AVR) vast te stellen; 2. Het G.O. van dit besluit in kennis te stellen. Samenvatting Als gevolg van wijzigingen in de Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt hoofdstuk 18 van de AVR aangepast. BIJLAGE 1 A. De woorden ‘artikel 18:1:8, eerste lid’ in artikel 18:1:5 worden gewijzigd in ‘artikel 18:1:7a’. B. De woorden ‘artikel 18:1:8, eerste lid’ in artikel 18:1:7 worden gewijzigd in ‘artikel 18:1:7a’. C. De toelichting op artikel 18:1:7 lid 2, lid 3 en lid 4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: lid 2 In het tweede lid wordt aangegeven dat de vergoeding op basis van het eerste lid voor dat gedeelte dat met de trein wordt gereisd gemaximeerd is tot een bedrag zoals door het LOGA is vastgesteld op grond van artikel 18:1:7a. Dit bedrag heeft geen betrekking op de overige kosten die met (aansluitend) openbaar vervoer gemaakt worden. lid 3 Het derde lid regelt de hoogte van de tegemoetkoming in het geval van de woning of het pensioen met het openbaar vervoer naar het eerst mogelijke station gereisd kan worden, maar van dit openbaar vervoer geen gebruik gemaakt wordt. Indien met eigen vervoer naar het station gereisd wordt, wordt een op grond van artikel 18:1:7a nader vast te stellen tegemoetkoming verstrekt op jaarbasis. lid 4 Het vierde lid bepaalt dat de verhuisplichtige ambtenaar in aanmerking komt voor een maandelijkse tegemoetkoming in de gemaakte reiskosten indien het bevoegde gezag bepaalt dat de plaats van tewerkstelling niet of niet doelmatig per openbaar vervoer te bereiken is of indien de plaats van tewerkstelling vanwege de opgedragen werktijden niet of niet doelmatig per openbaar vervoer bereikbaar is. Of de plaats van tewerkstelling al dan niet (doelmatig) per openbaar vervoer bereikbaar is, wordt door het bevoegde gezag per individuele situatie bepaald. D. De koptekst boven artikel 18:1:7a vervalt. Artikel 18:1:7a wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Voor de tegemoetkoming in verhuiskosten zoals bedoeld in artikel 18:1:5, eerste lid, onder b, en het tweede lid, en voor de tegemoetkoming in reiskosten zoals bedoeld in artikel 18:1:7, geldt dat deze bedragen dan wel de genoemde maxima overeenkomen met de bedragen zoals deze worden vastgesteld in het LOGA. E. Artikel 18:1:8 wordt gewijzigd en komt inclusief koptekst als volgt te luiden: Niet verhuisplichtig, toch een tegemoetkoming woon-werkverkeer Artikel 18:1:8 Indien het bevoegde gezag de plaats van tewerkstelling van een betrokkene die niet conform artikel 15:1:17 verhuisplichtig is, heeft aangewezen als een plaats van tewerkstelling die niet met het openbaar vervoer is te bereiken, of indien de betrokkene behoort tot een aangewezen groep voor wie de plaats van tewerkstelling vanwege de opgedragen werktijden niet per openbaar vervoer is te bereiken, wordt aan de betrokkene voor de gehele duur van het dienstverband een vergoeding per afgelegde kilometer verstrekt. De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld door het bevoegde gezag. F. De toelichting op artikel 18:1:8 komt als volgt te luiden: artikel 18:1:8 Dit artikel regelt een vergoeding voor de betrokkene wiens plaats van tewerkstelling door het bevoegde gezag is aangewezen als een plaats van tewerkstelling die niet per openbaar vervoer is te bereiken of wiens plaats van tewerkstelling vanwege de opgedragen tijden niet per openbaar vervoer is te bereiken. Ondanks het feit dat de betrokkene niet de verplichting is opgelegd om in of meer nabij zijn standplaats te gaan wonen, heeft de betrokkene toch op grond van de rechtspositieregeling recht op een kilometervergoeding voor woon-werkverkeer. De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald door het bevoegde gezag en geldt voor de gehele duur van de dienstbetrekking. G. 1. 2. 3. H. Artikel 18:1:10 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 18:1:10 De tegemoetkoming ingevolge het bepaalde in de artikelen 18:1:7 en 18:1:9 wordt voor de eerste keer voor niet langer dan zes maanden verleend. Het bevoegde gezag kan deze termijn op verzoek van betrokkene telkens voor niet langer dan zes maanden verlengen. Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfkosten bestaat indien de declaratie van de in een kalendermaand gemaakte kosten conform artikel 18:1:7 eerste lid en artikel 18:1:14, in geval wordt gekozen voor het vergoedingssysteem zoals dat gold voor 1 juli 2004, niet binnen drie maanden na die kalendermaand bij het bevoegde gezag is ingediend. Het bevoegde gezag is bevoegd te bepalen dat de tegemoetkomingen vastgesteld op basis van artikel 18:1:7 eerste lid en artikel 18:1:14 maandelijks zonder declaratie worden uitbetaald met inachtneming van een korting op de bedragen van 6%. Artikel 18:1:14 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 18:1:14 De betrokkene aan wie voor 1 juli 2004 een tegemoetkoming woon-werkverkeer op grond van artikel 18:1:7, vierde lid zoals dat luidde voor 1 juli 2004, is toegekend, heeft gedurende de periode van maximaal twee jaar, welke ingaat op het moment van toekenning, recht op een tegemoetkoming woon-werkverkeer conform de vergoedingssystematiek zoals die gold voor 1 juli 2004. Indien de vergoedingssystematiek zoals die geldt vanaf 1 juli 2004 financieel voordeliger is voor deze betrokkene, dan heeft hij recht op een tegemoetkoming conform de laatstgenoemde vergoedingssystematiek. Indien de medewerker gehoor heeft gegeven aan de verhuisplicht, dan vervalt de tegemoetkoming woon-werkverkeer.