Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 Het Rode Schisma: Naar een historisch-kritische analyse van oorsprong en betekenis van de Sino-Sovjet-tweespalt. Promotor: dr. Mathieu Torck Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, tot het verkrijgen van de graad van Master in de Oosterse talen en culturen door Fien Amez. Inhoudsopgave Inhoudsopgave .................................................................................................................................... 1 Woord Vooraf ...................................................................................................................................... 3 1. Inleiding. ............................................................................................................................................. 4 1.1. Probleemstelling en onderzoeksmethode. ................................................................................. 4 1.2. Stand van het huidige onderzoek. ............................................................................................... 6 2. Voorgeschiedenis. .............................................................................................................................. 8 2.1. De Chinese versus de Sovjet-Russische revolutie. ...................................................................... 8 2.2. Het vriendschapsverdrag van 1950. .......................................................................................... 12 2.3. De Korea-oorlog......................................................................................................................... 14 3. Verschillen in de globale revolutionaire strategie. ........................................................................... 20 3.1. Het 20ste partijcongres van de CPSU. ......................................................................................... 20 3.1.1. Vreedzame co-existentie. ................................................................................................... 21 3.1.2. De mogelijkheid om oorlog te vermijden. .......................................................................... 22 3.1.3. Vreedzame transitie naar het socialisme. .......................................................................... 24 3.2. Destalinisatie. ............................................................................................................................ 26 3.2.1. Opstanden in Polen en Hongarije. ...................................................................................... 29 3.3. De onderlinge relaties in het communistische blok. ................................................................. 33 3.4. De Verenigde Staten: Papieren tijger of bondgenoot? ............................................................. 37 3.4.1. Detente tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. ................................................... 37 3.4.2. Conflicten met Cuba en India. ............................................................................................ 39 3.4.2.1. India. ............................................................................................................................ 39 3.4.2.2. Cuba ............................................................................................................................. 41 3.5. Het conflict met pen en papier.................................................................................................. 42 4. De economische relatie tussen China en de Sovjet-Unie. ................................................................ 45 4.1. Economische hulp voor de breuk. ............................................................................................. 45 4.2. Grote sprong voorwaarts. ......................................................................................................... 47 4.3. Het einde van de Sovjet-Russische economische hulp aan China............................................. 51 5. De militaire relatie tussen China en de Sovjet-Unie. ........................................................................ 54 5.1. De rol van atoomwapens in het conflict. .................................................................................. 54 5.2. De tweede crisis in de straat van Taiwan. ................................................................................. 58 6. Strijd om het ideologische leiderschap van de communistische wereld. ........................................ 60 6.1. De persoonlijke rol van Mao Zedong en Nikita Chroesjtsjov in het conflict. ............................ 60 6.2. De strijd om het leiderschap van het communistische blok. .................................................... 63 1 6.2.1. Verschillende strategieën aangaande de ontwikkelingslanden. ........................................ 63 6.2.2. Polarisatie van de communistische wereld. ....................................................................... 67 6.2.3. Yoegoslavië en Albanië. ...................................................................................................... 70 7. Besluit. .............................................................................................................................................. 74 8. Bibliografie........................................................................................................................................ 76 9. Bijlages .............................................................................................................................................. 82 Bijlage 1: De Korea-oorlog. ................................................................................................................ 82 Bijlage 2: De Chinees-Indische grensgeschillen. ................................................................................ 83 Bijlage 3: Het Chinese handelsvolume tussen 1960 en 1962. ........................................................... 84 2 Woord Vooraf Ik zou graag een woord van dank uitspreken aan iedereen die mij heeft geholpen om deze masterscriptie tot stand te brengen. In de eerste plaats wil ik mijn promotor, dr. Mathieu Torck bedanken voor zijn inbreng en advies. Dankzij zijn toewijding evolueerde de kwaliteit van mijn thesis in stijgende lijn. Een dankwoord gaat tevens uit naar mijn vriend Sanne voor het nalezen en corrigeren van mijn thesis. Bovendien kon ik bij hem steeds terecht met al mijn computer- en andere technische problemen. Als laatste rest mij enkel nog mijn familie en vrienden te bedanken voor alle steun en geduld tijdens het schrijven van deze masterscriptie. In het bijzonder spreek ik mijn dank uit aan mijn ouders voor hun eindeloze vertrouwen, steun en bezorgdheid tijdens deze vierjarige opleiding. 3 1. Inleiding. 1.1. Probleemstelling en onderzoeksmethode. Vanuit de combinatie van mijn opleiding Oosterse talen en culturen met mijn minor Politieke wetenschappen, groeide mijn interesse voor de Chinese politiek, voornamelijk op internationaal vlak. Mijn voorkeur ging uit naar de periode van de Koude Oorlog en zo kwam ik terecht bij de relatie tussen China en de Sovjet-Unie1. De relatie tussen deze twee landen was tussen 1949 en 1991 aan enorme veranderingen onderhevig. De alliantie tussen China en de SU van 1950 ontwikkelde zich geleidelijk aan tot een breuk tussen beide landen, met de gewapende grensconflicten in 1969 als hoogtepunt. Op het einde van de jaren 1980 begon de relatie tussen China en de USSR zich opnieuw te normaliseren.2 Aangezien de breuk in hun relatie zich afspeelde over een lange periode en zich over vele discussiepunten uitbreidde, werd ik genoodzaakt om mijn onderwerp nog beter af te bakenen. Op deze manier kwam ik uiteindelijk tot mijn huidige probleemstelling en besloot ik de oorzaken van de breuk tussen China en de USSR te onderwerpen aan een diepgaand onderzoek. In mijn masterscriptie ga ik bijgevolg na welke verschillende oorzaken aan de basis lagen van de tweespalt tussen China en de SU. Eerst en vooral wil ik mijn keuze van de afbakening in de tijd verantwoorden. In het tweede hoofdstuk van deze scriptie geef ik een korte analyse van enkele historische factoren uit de eerste helft van de 20ste eeuw die meespeelden in het conflict. Desondanks zijn de oorzaken die ik in het vervolg van de scriptie aanhaal, praktisch allemaal te situeren tussen 1956 en 1962. Aangezien bijna alle academici het 20ste partijcongres van de communistische partij van de SU3 als het begin van de aanloop naar de breuk tussen China en de USSR zagen, ben ik mijn analyse ook bij dit congres gestart.4 Dit wil niet zeggen dat de historische factoren geen belangrijke rol kunnen 1 De Sovjet-Unie wordt hierna ook SU (Sovjet-Unie) of USSR (Unie van Socialistische Sovjetrepublieken) genoemd. 2 Shen Zhihua 沈志华, “Zhong su tongmeng polie de yuanyin he jieguo 中苏同盟破裂的原因和结果” (“De oorzaken en gevolgen van de breuk in de Sino-Sovjet-alliantie”), zhonggongdang shi yanjiu 中共党史研究, No.2, 2007, p.29. 3 De communistische partij van de Sovjet-Unie wordt hierna ook CPSU genoemd. 4 Dit standpunt werd o.a. ingenomen door de wetenschappelijke schrijver Donald S. Zagoria, die tussen 1951 en 1961 werkte als analyst van de politiek van het communistische blok voor de regering van de Verenigde Staten. Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961: The Widening Breach between the Russian and Chinese Communists, New York, Atheneum, [1962] 1967. 4 spelen in het conflict, maar deze kwamen pas na het 20 ste congres van de CPSU terug naar boven. Aangezien mijn onderzoekstijd beperkt was, was het tevens noodzakelijk dat ik een einddatum voor de oorzaken van het conflict vastlegde. Daarom heb ik besloten om mij in de eerste plaats te concentreren op de factoren die bijgedragen hebben tot de breuk tussen 1956 en 1962 5 . Opnieuw sluit dit niet uit dat elementen van na 1962 nog kunnen bijgedragen hebben tot de breuk tussen China en de USSR, maar ik beschouw deze factoren eerder als gevolgen van de voorgaande factoren en minder als de basisoorzaken van de breuk. Vervolgens wil ik kort mijn onderzoeksmethode toelichten. Tijdens mijn onderzoek heb ik geprobeerd om zoveel mogelijk de Chinese en Russische kijk op elk vlak te vergelijken. Dit deed ik onder andere door de geschiedenis, revoluties, politieke ontwikkelingen, enz. van beide landen diepgaand te bestuderen. Aangezien ik mij bij het onderzoeken van de ideologische verschillen tussen China en de SU niet kon baseren op cijfermateriaal, haalde ik veel informatie uit hun politieke correspondentie. Zowel China als de USSR publiceerden artikels en brieven waarin ze hun eigen politieke en ideologische standpunten benadrukten en die van de andere partij verwierpen. Aan de hand hiervan kon ik geleidelijk aan een duidelijk beeld vormen van de groeiende onenigheid in het communistische kamp. Bovendien trachtte ik steeds het verband te leggen met de overige communistische landen of de westerse wereld. Tenslotte wil ik benadrukken dat ik er in deze scriptie bewust voor heb gekozen om de oorzaken thematisch en niet chronologisch op te delen. In elk hoofdstuk onderzoek ik bijgevolg alle mogelijke oorzaken vanuit een bepaalde invalshoek. Na deze korte inleiding, komen in het tweede hoofdstuk de historische oorzaken aan bod. Ik ga na op welke vlakken er reeds vroeger spanningen waren ontstaan tussen China en de USSR en op welke manier deze spanningen een rol spelen in de uiteindelijke breuk tussen beide landen. Het derde hoofdstuk behandelt de ideologische verschillen tussen China en de SU, wat direct het grootste en belangrijkste deel van deze scriptie uitmaakt. Ik vertrek van enkele basisthema’s zoals de opbouw van het socialisme en communisme, de communistische houding tegenover het Westen, de houding ten opzichte van Stalin, enz. Van hieruit onderzoek ik welke verschillende visies China en de SU met betrekking tot deze thema’s hadden, hoe deze 5 In sommige delen van deze scriptie haal ik evenwel factoren van na 1962 aan, omdat die in direct verband stonden met oorzaken van voor 1962. 5 verschillende visies ontstaan zijn en welke invloed ze hadden op de relatie tussen beide landen en beide partijen. In het vierde en vijfde hoofdstuk onderzoek ik de belangrijkste Chinese en Russische gebeurtenissen op respectievelijk economisch en militair vlak. Opnieuw analyseer ik hoe een economische of militaire gebeurtenis kan leiden tot ver uiteenlopende standpunten en op deze manier mede verantwoordelijk is voor de breuk. In het zesde hoofdstuk bestudeer ik de persoonlijke rol van de leiders van beide landen, Mao Zedong 毛泽东 en Nikita Chroesjtsjov6 in het conflict. Ik ga na in hoeverre de persoonlijkheid van twee leiders het verloop van een relatie kan bepalen en welke invloed de stijgende rivaliteit tussen de twee leiders heeft. Tenslotte probeer ik alle verschillende oorzaken samen te brengen tot één geheel. In het besluit formuleer ik bijgevolg een laatste samenhangende conclusie van al mijn bevindingen. Ik wil nog even benadrukken dat deze thematische opdeling van de oorzaken een praktische noodzakelijkheid was voor het schrijven van mijn scriptie. Ik besef dat de verschillende gebeurtenissen in werkelijkheid niet altijd zomaar kunnen opgedeeld worden in deze 5 categorieën en dat er vaak overlappingen bestaan. Daarom heb ik geprobeerd om de oorzaken onder het hoofdstuk waar ze het best thuis hoorden te plaatsen, maar door middel van voetnoten maak ik op verschillende plaatsen duidelijk dat ze vaak gerelateerd zijn met andere oorzaken uit andere hoofdstukken. 1.2. Stand van het huidige onderzoek. Sinds de jaren 1960 is er veel materiaal aangaande breuk tussen China en de USSR verschenen. Het dient echter wel gezegd te worden dat veel van deze werken dateren uit de jaren 1960 zelf, wanneer het conflict nog volop in ontwikkeling was. Alhoewel deze werken heel duidelijk de verschillende gebeurtenissen op het einde van de jaren 1950 analyseerden, misten zij omwille van hun vroege publicatie toch het overzicht over het volledige conflict. In deze vroegste periode van publicaties bestonden er twee verschillende visies over een mogelijke breuk tussen China en de SU. Aangezien de definitieve breuk tussen beide landen toen nog niet had plaatsgevonden, waren er in die tijd nog aanhangers van de visie dat de breuk verwaarloosbaar was. Volgens de aanhangers van deze visie waren er inderdaad verschillen tussen China en de SU, maar waren deze ondergeschikt aan hun 6 Aangezien ik geen originele Russische bronnen gebruik en om de leesbaarheid van mijn werk te verhogen heb ik in deze masterscriptie geopteerd om de Nederlandse transcriptie van de Russische namen te gebruiken. 6 gemeenschappelijk doel, namelijk de niet-communistische wereld overwinnen. Een andere groep uit de academische wereld zag de breuk echter als onvermijdelijk. Volgens hen waren de verschillen tussen China en de USSR zodanig groot dat dit enkel in een breuk kon resulteren.7 Sinds de jaren 1980, werden de Chinese archieven geleidelijk aan geopend waardoor onderzoekers gemakkelijker beroep konden doen op de documenten aangaande de breuk tussen China en de SU. Ook de desintegratie van de Sovjet-Unie in 1991 zorgde ervoor dat archieven in Rusland en Oost-Europa geopend werden. Geleidelijk aan werden er op deze manier verschillende werken gepubliceerd die de breuk tussen China en de USSR in zijn geheel bestudeerden. Desondanks bestaan er nog steeds grote discussies over welke factor de belangrijkste oorzaak van het conflict is. Enerzijds zijn er onderzoekers die veel belang hechten aan de ideologische oorzaken van de breuk8, anderzijds zijn er academici die stellen dat de persoonlijkheid van beide leiders het verloop van de breuk volledig heeft bepaald.9 Hedendaagse onderzoekers zijn het er in elk geval over eens dat heel wat verschillende factoren hebben bijgedragen tot het conflict en dat elk van deze factoren apart nooit een breuk kon veroorzaakt hebben. 7 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.3-10. Lorenz M. Lüthi is een aanhanger van deze visie. Volgens hem zijn er heel wat factoren die hebben bijgedragen tot de breuk tussen China en de SU, maar maken de ideologische elementen daar het belangrijkste deel van uit. Cf. Lorenz M. Lüthi, The Sino-Soviet Split: Cold War in the Communist World, Princeton, Princeton University Press, 2008, pp.1-18. 9 Li Danhui 李丹慧, een Chinese onderzoeker, legt een sterke nadruk op de rol van de persoonlijkheid van Mao Zedong en Chroesjtsjov in het conflict. Hij stelde dat in de politieke systemen van zowel China als de SU, beide leiders een belangrijke functie uitoefenden. Beide leiders namen belangrijke politieke beslissingen en namen tevens een groot deel van de diplomatieke contacten voor hun rekening. Cf. Luan Jinghe 栾景河, “”Zhong su guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping “中苏关系破裂原因” 研究述评” (“Een overzicht van het onderzoek naar de oorzaken van de breuk in de vriendelijke relaties tussen China en de SU”), Dangdai zhongguo shi yanjiu 当 代中国史研究 (“Historisch onderzoek van het hedendaagse China”), Vol.14, No.6, p.37. 8 7 2. Voorgeschiedenis. Zowel voor, tijdens als na de revoluties in China en de Sovjet-Unie, bevonden beide landen zich in totaal verschillende omstandigheden. De verschillen in de politieke, economische en revolutionaire situatie tussen beide landen, speelden een belangrijke rol in de latere breuk tussen China en de USSR. Een groot deel van deze verschillen gaat terug op de verschillende revolutionaire ervaringen van de Chinese communistische partij10 en de CPSU.11 2.1. De Chinese12 versus de Sovjet-Russische revolutie. Alhoewel de revoluties in de SU en China, respectievelijk in 1917 en 1949, allebei leidden tot een communistisch regime, kwamen de CCP en de CPSU toch op een totaal verschillende manier aan de macht. Deze verschillende revolutionaire ervaringen zijn belangrijk aangezien ze de opvattingen van China en de SU over hoe de revolutie in andere landen moet worden voltrokken, beïnvloedden. Een eerste belangrijk verschil lag in de plaats van het centrum van de revolutie. In de SU namen de revolutionairen eerst de grote steden in. Pas wanneer ze daar voldoende stabiliteit hadden verworven, breidden ze hun macht uit naar het platteland. De Chinese communisten daarentegen, vormden eerst communistische basissen op het platteland, om van daaruit de steden te omcirkelen. Met deze tactiek gingen tevens guerrillatechnieken gepaard.13 Nadat Mao zich in de jaren 1930 begon te focussen op het platteland, verloren de Chinese communisten elk contact met de steden. Als gevolg hiervan oriënteerde de revolutionaire beweging zich toen naar de boeren en minder naar de stadsarbeiders. Aangezien de stadsarbeiders slechts een heel kleine rol speelden in de 10 De Chinese communistische partij wordt hierna ook CCP genoemd. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. 12 ste In feite gaat China’s moderne revolutionaire geschiedenis terug tot het begin van de 20 eeuw. De revolutie van 1911 maakte een einde aan de Chinese Qing-dynastie en vestigde op 1 januari 1912 een nieuw, republikeins regime. Deze gebeurtenis wordt nog steeds gezien als de aanloop naar het Chinese revolutionaire ste pad uit de eerste helft van de 20 eeuw. Wanneer ik in dit deel van mijn masterscriptie de Chinese revolutie vergelijk met die van de SU, beperk ik mij echter voornamelijk tot de revolutionaire periode na het ontstaan van de CCP in 1921. Cf. T. Yu George, “The 1911 Revolution: Past, present and future.”, Asian Survey, No.10, oktober, 1991, pp.895-6. 13 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. 11 8 Chinese communistische beweging, kunnen we in strikte zin niet spreken van een proletarische revolutie. 14 De USSR, waar de arbeidersklasse wel een belangrijke rol speelde in de revolutie, verweet de Chinese communisten dat ze de rol van de boeren te veel benadrukten. Ze verwezen naar Vladimir Lenin die altijd de dictatuur van het proletariaat als doel had gesteld.15 Volgens hem was een alliantie tussen de boeren en de arbeiders mogelijk, zolang de boeren niet het middelpunt van de revolutie werden. Aangezien boerenopstanden meestal chaotisch en ongestructureerd waren, waren het volgens de CPSU enkel de arbeiders die echt een revolutie konden initiëren.16 De CCP bleef echter benadrukken dat gezien de Chinese omstandigheden, de centrale rol van de boeren noodzakelijk was. Aangezien 80% van de Chinese bevolking van toen boer was, was dit volgens hen de enige manier om de strijd te winnen.17 Ook in het tijdsverloop van beide revoluties zijn grote verschillen terug te vinden. Terwijl de CPSU reeds in het begin van de revolutie aan de macht kwam, moest de CCP eerst een jarenlange strijd leveren. Dit hield tevens in dat de CPSU, na haar overwinning, nog veel veranderde en verder ontwikkelde. De Chinese communisten echter, hadden reeds een lang ontwikkelingsproces achter de rug en kenden bijgevolg nog weinig verandering, eens ze aan de macht waren. Indien we de situatie van de SU in 1917 en die van China in 1949 vergelijken, dan zien we dat China politiek meer, maar economisch minder ontwikkeld was. Ondanks dat China zich op technisch en industrieel vlak ver achter de SU bevond, was het op politiek vlak veel beter georganiseerd. Dankzij de jarenlange ervaring die de CCP tussen 14 Robert V. Daniels, “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, World Politics, Vol.13, No.2, 1961, pp.213-8. 15 Vladimir Lenin benadrukte in zijn boek “De staat en de revolutie” verschillende malen de dictatuur van het proletariaat: “The transition from capitailst society – which is developing towards communism – to communist society is impossible without a “political transition period”, and the state in this period can only be the revolutionary dictatorship of the proletariat.” Uit: V. I. Lenin, The State and Revolution, Moskou, Progress Publishers, [1949] 1965, p.78. 16 Hugh Seton-Watson, “The Russian and Chinese Revolutions”, The China Quarterly, No.2, 1960, pp.43-46. 17 Lin Biao, één van de grootste militaire commandanten uit de Chinese geschiedenis, benadrukte het belang van de boeren in de Chinese revolutie Volgens hem was het logisch en noodzakelijk dat China steunde op zijn grote landbouwersbevolking. In een artikel, gepubliceerd in Renmin Ribao stelde hij dat: “The peasantry constituted more than 80 per cent of the entire population of semi-colonial and semi-feudal China. They were subjected to threefold oppression and exploitation by imperialism, feudalism and bureaucrat-capitalism, and they were eager for resistance against Japan and for revolution. It was essential to rely mainly on the peasants if the people’s war was to be won. But at the outset not all comrades in our party saw this point. *…+ To rely on the peasants, build rural base areas and use the countryside to encircle and finally capture the cities – such was the way to victory in the Chinese revolution.” Uit: Lin Biao, “Long Live the Victory of People’s War!”, Renmin Ribao, 2 september, 1965. In: Peking Review, No.36, 3 september, 1965, pp.14-15. 9 1921 en 1949 had opgedaan, kende de partij reeds een effectieve en gedisciplineerde organisatie.18 De mislukking van Stalins opzet in 1927 speelde tevens mee in het latere conflict tussen China en de USSR. Na de oprichting van de CCP in 1921, stond Stalin er immers op dat de CCP tijdelijk samenwerkte met de Guomindang 国民党 (“de nationale volkspartij”) omdat hij er van overtuigd was dat ze samen sterker zouden staan. De SU hoopte dat de communistische steun aan de Chinese nationalistische regering zou zorgen dat de Chinese eenmaking sneller een feit was. In september 1923 zond de SU een veertigtal experts naar China om de Chinezen te helpen bij deze eenmaking. De reden waarom Stalin een samenwerking tussen de nationalisten en communisten wou, was omdat, volgens hem, China nog niet genoeg ontwikkeld was voor het communisme. De kapitalistische fase moest eerst nog worden doorlopen.19 Stalin verkoos in China immers een sterke nationalistische regering die bereid was om vriendschappelijke betrekkingen met de USSR aan te gaan. Een zwak communistisch China zou alleen maar machtige buitenstanders aantrekken. In de praktijk kon hij zo een sterke nationalistische regering krijgen door de Guomindang te steunen. Stalin vreesde tevens dat in het geval dat hij te hevig een communistische revolutie zou promoten, het Westen tussenbeide zou komen.20 Stalins plan verliep echter niet zoals gewenst, wanneer de Guomindang zich in 1927 tegen de CCP keerde en een vervolgingsstrijd tegen hen begon.21 De Chinese Communisten hadden geen andere keus dan onderduiken. Wanneer Mao later, na de lange mars in 1934, China wou veroveren, negeerde hij Stalins advies.22 Hij wou voortaan onafhankelijker van de SU handelen. Dit 18 Robert V. Daniels, “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, pp.213-20. Henry Wei, China and Soviet Russia, Princeton, New Jersey, D. Van Nostrand Company, 1956, pp.40-43. 20 David Floyd, Mao against Khrushchev: A Short History of the Sino-Soviet Conflict, New York, Frederick A. Praeger, 1964, pp.5-9. 21 Schattingen melden dat nadat Chiang Kai-Shek en de Guomindang in april 1927 de Chinese communisten en hun aanhangers begonnen te onderdrukken, het aantal leden van de CCP daalde van 58.000 naar 10.000. Cf. Jack Gray, Short Oxford History of the Modern World: Rebellions and Revolutions: China from the 1800s to 2000, Oxford, Oxford University Press, [1990] 2002, p.251. 22 Mao besloot om geen tweede verenigd front met de Guomindang aan te gaan zonder op voorhand de voorwaarden te bespreken. De onderhandelingen tussen de nationalistische en communistische partij van China duurden 9 maanden. Het was duidelijk dat Mao besefte dat dit de enige oplossing was, maar hij wou toch elk mogelijk voordeel (zoals de uitbreiding van het communistische gebied, het einde van het machtsmonopolie van de Guomindang,…) uit de situatie halen. Cf. Jack Gray, Short Oxford History of the Modern World: Rebellions and Revolutions: China from the 1800s to 2000, p.271-2. 19 10 zorgde voor een eerste misnoegen in de USSR, aangezien de Russen vonden dat Mao zich moest onderschikken aan de dominante Sovjet-Russische leiderspositie.23 In de jaren ’50 kwam dit voorval opnieuw aan de oppervlakte. Mao vreesde dat de SU opnieuw dezelfde fout zou maken in de derde wereld en de lokale communistische partijen zou opofferen in functie van de Sovjet-Russische belangen. China en de SU raakten het niet eens of de communisten al dan niet moesten samenwerken met de nationalistische partijen. Volgens de SU was deze samenwerking tijdelijk nodig om de westerse invloed uit deze gebieden te verdrijven. China was echter niet tevreden met deze verklaring en was zelf bereid om een stap verder te gaan. Voor China was het uitschakelen van de westerse invloed niet genoeg, zij wilden dat de derdewereldlanden ook effectief geleid werden door een communistische regering.24 De steun van de USSR aan de Chinese nationalistische regering tot vlak voor het oprichten van de Volksrepubliek China viel eveneens niet in goede aarde bij de Chinese communisten. Wanneer de Sovjet-Unie op het einde van augustus 1945 samen met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië onderhandelingen tussen Mao en Chiang Kai-shek, de leider van de Guomindang, op touw wou zetten, reageerde de CCP niet erg enthousiast. Volgens hen was het juist de taak van de SU om de revolutie in elk land aan te wakkeren en zeker een samenwerking met niet-communistische partijen te vermijden. Mao verweet de CPSU dat ze de kracht van de vijand overschatten en dat ook de Chinese communisten voor een herenigd China konden zorgen.25 Nadat het conflict tussen China en de SU in de jaren ’60 aan de wereldbevolking was onthuld, werd het duidelijk dat China in veel mindere mate dan de SU zelf de rol van de Oktoberrevolutie en de SU als voorbeeld en model voor de Chinese revolutie benadrukte. De USSR zag de Oktoberrevolutie echter nog steeds als het grote voorbeeld voor alle andere proletarische revoluties in de rest van de wereld. Het Russische tijdschrift Pravda benadrukte verschillende malen hoe belangrijk de Sovjet-Unie en de Oktoberrevolutie waren geweest voor het slagen van de Chinese revolutie. Een artikel uit Pravda stelde dat: 23 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.10-13. 25 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute: A Commentary and Extracts from the Recent Polemics: 19631967, London, Oxford University Press, 1968, pp.11-14. 24 11 The revolutionary movement in China, which led tot the creation of a people’s republic, arose under the direct influence of the October revolution in Russia, which laid the decisive pre-conditions for its successful development, showed the Chinese workers the way to transform their homeland and brought the national-liberation struggle of the Chinese people into the worldwide revolutionary mainstream. 26 De Chinezen daarentegen bleven benadrukken dat ze vooral zelf verantwoordelijk waren voor het succes van hun revolutie. Ze ontkenden niet dat ze hulp van buitenaf hadden gekregen, maar stelden dat een revolutie nooit kon slagen indien men te afhankelijk was van een andere partij of staat. Bovendien zag Peking zijn eigen revolutie als het unieke voorbeeld voor alle landen uit de derde wereld.27 In een artikel in Renmin Ribao 人民日报 stelde Lin Biao dat: The Chinese people enjoyed the support of other peoples in winning both the War of Resistance Against Japan and the People’s Liberation War, and yet victory was mainly the result of the Chinese people’s own efforts. […] Comrade Mao Tse-tung has said that our fundamental policy should rest on the foundation of our own strength. Only by relying on our own efforts can we in all circumstances remain invincible.28 2.2. Het vriendschapsverdrag van 1950. Ondanks de onderhuidse spanningen die er tussen Mao Zedong en Stalin tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw waren ontstaan, werd de Volksrepubliek China, nadat hij op 1 oktober 1949 door Mao was gevestigd, toch onmiddellijk erkend door de SU. Bovendien begonnen China en de SU onmiddellijk daarna over een mogelijke samenwerking te onderhandelen. Waarschijnlijk beseften beide partijen dat een akkoord voor beide staten voordelig kon zijn. Op deze manier kon China immers de hulp en bescherming genieten van een bondgenoot en kon de USSR in zekere mate de controle over China behouden In december ging Mao reeds op bezoek in Moskou om een vriendschapsverdrag te sluiten. De lange duur van de onderhandelingen –Mao verbleef 9 weken in Moskou- toonde aan dat men niet gemakkelijk tot een akkoord kwam. Beide partijen hielden er op vele punten een andere mening op na en dat bemoeilijkte en vertraagde de onderhandelingen29. Uiteindelijk 26 th Uit: B. Ivanov, “Internationalism is Source of Victory in the Revolutionary Struggle: 16 Anniversary of the C.P.R.”, Pravda, 1 oktober, 1965, p.4. In: Current Digest of the Soviet Press, No.39, 20 oktober, 1965, p.25-26. 27 Op de strijd tussen China en de USSR aangaande het geschikte revolutiemodel voor de derde wereld wordt dieper opgegaan in het zesde hoofdstuk van deze scriptie. 28 Lin Biao, “Long Live the Victory of People’s War!, p.22. 29 Er werden o.a. lange discussies gehouden over hoeveel de totale hulp van de USSR aan China zou bedragen en over het lot van de Chinese havens van Port Arthur (Yase gang 亚瑟港)en Dairen (nu gekend als Dalian 大 12 bereikten ze in februari 1950 toch een akkoord en ondertekenden beide partijen het dertig jaar durende “verdrag van vriendschap, alliantie en wederzijdse hulp” (“Zhong su youhao tongmeng huzhu tiaoyue 中苏友好同盟互助条约”). Het belangrijkste punt van dit verdrag was dat indien één van beide werd aangevallen door Japan of een Japanse bondgenoot, de andere partner, in de mate van het mogelijke, onmiddellijk militaire en andere noodzakelijke hulp zou verstrekken. In diezelfde periode werden nog verschillende andere akkoorden tussen China en de SU afgesloten waarvan de belangrijkste de overeenkomst was dat de SU 300 miljoen dollar krediet zou geven voor de heropbouw van de Chinese economie.30 Ondanks de Sovjet-Russiche belofte om China te helpen bij de wederopbouw, speelden vele elementen uit het vriendschapsverdrag tussen China en de SU in het nadeel van China. Volgens Mao was een alliantie met de SU echt noodzakelijk en was het de enige kans om China te helpen. De pas gevestigde Volksrepubliek was nog kwetsbaar en had nood aan een economische heropbouw. In ruil voor hulp van de SU was Mao bereid om enkele toegevingen te doen in het vriendschapsverdrag. 31 Zo benadrukte het verdrag de Mongoolse onafhankelijkheid van de Volksrepubliek China. Bovendien stelde het verdrag dat de USSR, in ruil voor hun hulp aan China, Russische experts mocht aanstellen in de verschillende domeinen van het Chinese bestuur, zoals het leger, de politie, de administratie,…32 连). Cf. Robert C. North, “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, Far Eastern Survey, No.13, 12 juli, 1950, pp.125-6. 30 Doak Barnett, “The Sino-Soviet Alliance”, in Franz Schurmann en Orville Schell (uitg.), Communist China: Revolutionary Reconstruction and International Confrontation: 1949 to the Present, New York, Random House, 1967, pp.259-63. 31 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.14-17. 32 Robert C. North, “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, pp.125-6. 13 2.3. De Korea-oorlog.33 Het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR kwam echter reeds snel onder druk te staan. De aanleiding voor de spanningen was de Korea-oorlog. Op 25 juni 1950 viel NoordKorea Zuid-Korea aan, het eerste strijdtoneel van de Koude Oorlog was ontstaan. De vragen aangaande wie de oorlog begon en of China of de Sovjet-Unie medeplichtig waren, blijven echter nog steeds grotendeels onopgelost. Noord-Korea had een communistisch regime, waardoor het invloed en steun ontving van de SU. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat de SU niet op de hoogte was van de Noord-Koreaanse plannen. Dit hield echter niet automatisch in dat Stalin de Koreaanse oorlog ook volledig had gestuurd. Hij was namelijk altijd erg voorzichtig in het voeren van oorlogen die een imperialistische tegenreactie konden te weeg brengen. Bovendien had Stalin zich na Wereldoorlog II volledig op Europa gericht.34 De veronderstelling dat Stalin en Mao op voorhand de oorlog in Korea planden en uitstippelden is tevens hoogst onwaarschijnlijk. In hun bijeenkomsten tussen december 1949 en februari 1950 discussieerden ze immers lange tijd over het opstellen van hun vriendschapsverdrag. 35 Aangezien de sfeer op deze bijeenkomsten bitter was en de onderhandelingen slechts heel moeizaam vorderden, was het zo goed als onmogelijk dat beide direct tot een akkoord kwamen met betrekking tot het starten van een oorlog in Korea.36 De meest aannemelijke hypothese is dat Kim Il Sung, de Noord-Koreaanse leider37, tijdens zijn bezoeken aan Moskou in maart 1949 en maart 1950, informeerde naar Stalins mening over een aanval op Zuid-Korea en de mogelijke steun die hij hierbij kon krijgen van 33 De oorsprong van de Korea-oorlog gaat terug tot net na Wereldoorlog II. In juli 1945 gingen de VS en de SU ste in Potsdam akkoord met de verdeling van Korea langs de 38 breedtegraad. De SU beheerste Noord-Korea, en de VS, Zuid-Korea. Deze tijdelijke oplossing zou slechts duren tot er een eengemaakte regering kwam. Dat bleek echter onmogelijk. Korea bestond voortaan uit 2 rivaliserende regimes die beiden meenden dat ze het recht hadden te heersen over het volledige Korea. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945: A History of International Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, pp.60-73. Zie bijlage 1. 34 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, Boston, Houghton Mifflin Company, 1966, pp.205-9. 35 Het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR was het “verdrag van vriendschap, alliantie en wederzijdse hulp” (“Zhong su youhao tongmeng huzhu tiaoyue 中苏友好同盟互助条约”). Cf. de vorige sectie in dit hoofdstuk. 36 Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, The Australian Journal of Chinese Affairs, No.1, 1979, pp.27-29. 37 Kim Il Sung had in zijn jonge jaren reeds meegestreden in de guerrillastrijd van de CCP tegen de Japanse aanwezigheid en vocht later tevens in het leger van de SU. De SU zag in hem een goede leider voor NoordKorea en Kim Il Sung kon bijgevolg in September 1948 de Democratische Volksrepubliek Korea uitroepen. Tijdens zijn leiderschap benadrukte hij voortdurend dat de Koreaanse eenmaking noodzakelijk was en dat Noord-Korea het recht had om over het volledige Koreaanse grondgebied te regeren. Cf. Selig S. Harrison, “One Korea?”, Foreign Policy, No.17, 1974-1975, pp.35-41. 14 de SU. Het is echter onbekend wat Stalin hier zou op geantwoord hebben. Het feit dat de Noord-Koreaanse leider in mei 1950 Peking bezocht, kan er op wijzen dat hij steun zocht bij China na een afwijzing van de SU. Hier bestaan echter nog geen bewijzen voor. 38 Bij de eerste aanval op 25 juni 1950, was Noord-Korea overtuigd dat de VS niet tussen beide zou komen. Op 12 januari van hetzelfde jaar nog, had de Amerikaanse staatssecretaris Dean Acheson39 immers aangekondigd dat Zuid-Korea niet in het gebied lag dat de VS zou verdedigen en dat die verantwoordelijkheid bijgevolg werd doorgegeven aan de VN.40 Desondanks vreesde de VS na deze eerste aanval dat Korea sneller dan gedacht volledig communistisch zou worden. In Amerikaanse ogen was de Noord-Koreaanse aanval duidelijk een agressieve daad die werd gedirigeerd vanuit de Sovjet-Unie. Dezelfde dag nog legde de VS de agressie van Noord-Korea voor op een speciale bijeenkomst van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Opmerkelijk is dat de SU afwezig was op deze sessie omwille van een boycot die ze hielden om de Volksrepubliek China toe te laten tot de VN. Op 25 juni veroordeelde de Veiligheidsraad de invasie en eiste dat Noord-Korea zich zou terugtrekken. Twee dagen later besliste de VN dat hun legers zouden tussenkomen om de NoordKoreaanse aanval terug te dringen. Alhoewel zestien verschillende staten deelnamen aan deze missie, bleef het voornamelijk een Amerikaanse actie. Het was immers de VS die het overgrote deel van de financiële en materiële hulp leverde en die de leiding van de militaire actie op zich nam.41 Na de eerste aanval, bevond Noord-Korea zich in de betere situatie en al snel werd ZuidKorea tot het uiterste Zuiden van het land teruggedrongen. Wanneer de VS in september 1950 echter een verrassingsaanval onder leiding van generaal Douglas MacArthur 42 lanceerde in Inchon, keerde de situatie nu in het voordeel van de VS. Noord-Korea moest zich opnieuw terug trekken tot boven de 38ste breedtegraad. Nu moest de belangrijke 38 Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73. Dean G. Acheson was staatssecretaris in de VS van 19 januari 1949 tot 20 januari 1953. Cf. U.S. Department of State, http://www.state.gov/r/pa/ho/po/1682.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009. 40 Acheson verkondigde dat de Amerikaanse defensieve grens in het Pacifisch gebied door Japan, de Riukiueilanden, en de Filippijnen liep. Alles dat ten westen van deze lijn lag (alsook Zuid-Korea en Taiwan) lag niet meer in het gebied dat de VS wou beschermen en zou bijgevolg onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties vallen. Cf. Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.205-9. 41 Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73. 42 Generaal Douglas MacArthur (1880-1964) werd, na een lange militaire carrière, in 1950 aangesteld om de troepen van de VN te leiden in hun strijd tegen Noord-Korea. In de lente van 1951 kon de Truman-regering zijn uitgesproken standpunten echter niet meer accepteren en werd hij terug geroepen naar de VS. Cf. Department of the Navy – Naval Historical Center, http://www.history.navy.mil/photos/pers-us/uspersm/macarthr.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009. 39 15 beslissing genomen worden of ze verder naar het noorden zouden oprukken of niet. MacArthur en Syngman Rhee43, de leider van Zuid-Korea, wilden Noord-Korea veroveren en waren er van overtuigd dat ze in een korte tijd Korea konden herenigen. Toch heerste er bij de Amerikaanse regering twijfel of deze noordelijke verovering wel wenselijk was. Dit zou het doel van de missie veranderen, aangezien de VN zich enkel had uitgesproken over het tegengaan van de noordelijke agressie, niet over het herenigen van Korea. Bovendien hadden verschillende leiders, waaronder Zhou Enlai 周恩来 zelf, al meerdere malen gewaarschuwd dat China het niet zou tolereren dat de VS een agressieve strijd voerde aan hun landgrens. Ondanks dat de Chinese regering dreigde met een interventie indien de troepen nog verder noordelijker zouden oprukken, bleef MacArthur toch overtuigd van de goede afloop van de zaak.44 Nadat MacArthur de verschillende waarschuwingen had genegeerd en dus verder noordelijk oprukte, bleef een Chinese interventie niet lang meer uit. Na een korte verrassingsaanval op 25 oktober 1950, trokken de Chinezen zich strategisch terug en kwamen een maand later met een veel groter aantal terug. Op 26 november stonden 300.000 Chinese soldaten klaar voor een groots tegenoffensief.45 De Chinese regering benadrukte wel dat de Chinese soldaten vrijwilligers waren, waarmee ze de kritiek van een officiële Chinese interventie hoopte af te wenden. MacArthurs verwachtingen in, groots en effectief. De Chinese opkomst was, tegen Het duurde niet lang vooraleer de Amerikaanse generaal terug onder de 38ste breedtegraad werd gedreven. Hij wou het echter niet opgeven en was zelfs bereid zo ver te gaan als het bombarderen van Mantsoerije en het inzetten van soldaten uit Taiwan. De Amerikaanse president en zijn regering begonnen te vrezen dat, indien ze dit toelieten, er hen een derde Wereldoorlog stond op te wachten. Wanneer MacArthur in maart 1951 een stap te ver ging door publiekelijk te dreigen dat hij China zou vernietigen indien de Chinezen zich niet onmiddellijk terugtrokken uit Korea, betekende dit zijn ontslag. vredesonderhandelingen. Vervolgens begonnen in het voorjaar van 1951 de Twee belangrijke discussiepunten zorgden echter dat de 43 In mei 1948 werden er in Zuid-Korea vrije verkiezingen gehouden onder toezicht van de VN. Na de overwinning van zijn liberale partij, riep Syngman Rhee in augustus de Republiek Korea uit en werd hij zelf de eerste president. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-62. 44 Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, pp.25-27. 45 Nochtans had MacArthur op 24 november zijn “home by Christmas – offensief” aangekondigd. Nog altijd bleef hij dus geloven dat zijn leger met gemak de Chinezen kon overwinnen. Cf. Mineo Nakajima, “The SinoSoviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, pp.25-27. 16 onderhandelingen niet echt vlot verliepen en de oorlog stagneerde. Beide partijen raakten het niet eens over de definitieve locatie van de scheidingslijn tussen Noord- en Zuid-Korea en over het uitwisselen van de gevangenen. De VS vond immers dat de Chinese en NoordKoreaanse gevangenen die na de oorlog niet meer wilden terug keren naar hun vaderland, hier niet toe verplicht konden worden. Uiteindelijk ondertekenden beide kanten pas op 23 juli 1953 een vredesverdrag.46 Desondanks bleven de spanningen tussen Noord- en ZuidKorea verder bestaan.47 De Chinese deelname in de Korea-Oorlog liet in China zijn sporen na. Enerzijds, steeg het prestige van China, vooral op militair vlak. Amper 6 maanden na het ontstaan van de nieuwe Volksrepubliek China, vond Mao dat hij reeds getoond had tot wat China in staat was. Tegen elke verwachting in, hadden ze effectief het militair superieure Westen verslagen. Dit was bovendien de ideale gelegenheid voor Mao Zedong om zijn theorie dat mensen superieur zijn aan wapens terug te benadrukken. Volgens hem waren het de mensen en niet het materiaal dat hen naar een overwinning had geholpen. De hypothese dat China de VS effectief had verslagen, dient echter wel genuanceerd te worden. China had tijdens de Korea-oorlog ook veel verliezen geleden maar benadrukte vooral de Chinese triomf over het Westen. Anderzijds bracht de oorlog in Korea ook een negatief beeld van China voort, voornamelijk in het Westen. China werd door de VN en de westerse naties al snel als agressief bestempeld. Bovendien moest China door haar deelname aan de oorlog andere doelen, zoals het veroveren van Taiwan, voorlopig of definitief uitstellen.48 De Korea-oorlog zorgde tevens voor barsten in het vriendschapsverdrag tussen China en de Sovjet-Unie. China was allesbehalve tevreden met de houding en de positie die de SU innam tijdens de oorlog. Vanaf juli 1957 begon China hierover kritiek te uiten. De Chinezen vonden het onredelijk dat China alleen de kosten van de oorlog in Korea moest dragen. In november 1963 publiceerde de Chinese regering in Renmin Ribao voor de eerste maal een officieel 46 In het verdrag kwamen beide partijen overeen dat de strijdlijn van toen als definitieve scheidingslijn werd aanvaard. Dit leverde Zuid-Korea en de VS een klein voordeel op. Na veel discussie over het lot van de gevangenen, werd besloten dat de vrijgelaten gevangenen zelf konden kiezen of zij terug wilden keren naar hun vaderland of niet. De betrokken staten kregen echter wel de kans om de gevangenen te overtuigen om terug te keren. Wanneer toch bleek dat heel wat Chinese gevangen in Zuid-Korea na hun vrijlating niet naar China wilden terugkeren, veroorzaakte dit een grote Chinese schaamte. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73. 47 Ibid. 48 Allen S. Whiting, China Crosses the Yalu: The Decision to Enter the Korean War, California, Stanford University Press, 1960, pp.166-8. 17 artikel met hun mening aangaande de positie van de SU in de Koreaanse oorlog. 49 Het artikel stelde dat: We ourselves preferred to shoulder the heavy sacrifices necessary and stood in the first line of defence of the socialist camp so that the Soviet Union might stay in the second line.50 China voelde zich bedrogen door de Sovjet-Unie, die zich tijdens de oorlog altijd op de achtergrond wist te houden. Het feit dat de SU hoofdzakelijk China de oorlog liet voeren, zodat ze zelf buiten schot bleven, zorgde voor ongenoegen aan de Chinese kant. De grootste ergernissen ontstonden echter over de militaire hulp die de SU tijdens de oorlog aan China gaf. De Chinese deelname aan de oorlog gebeurde namelijk voor een groot deel met wapens uit de SU. Deze wapens kreeg China echter niet gratis, ze maakten deel uit van de leningen die de SU in 1950 ter beschikking stelde aan China.51 In 1964 deed China zijn beklag over de houding van de SU met betrekking tot de oorlog in Korea: As for the soviet loans to China, it must be pointed out that China used them mostly for the purchase of war materiel from the Soviet-Union, the greater part of which was used up in the war to resist U.S. aggression and aid Korea. […] Thus even the war materiel supplied to China in the war to resist U.S. aggression and aid Korea has not been given gratis.52 China vond het onredelijk dat het alle militaire hulp van de SU terug moest betalen, terwijl China zelf de grootste verliezen had geleden (zowel op vlak van mensenlevens als op materieel vlak).53 Peking bleef benadrukken dat een groot deel van hun afbetalingen aan de SU te wijten waren aan de Korea-oorlog. Deze afbetalingen betekenen uiteraard ook een grotere Chinese economische afhankelijkheid van de SU. De SU hield echter vol dat de 49 Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, pp.32-37. 50 Uit: Editoriale afdeling van Renmin Ribao en Hongqi, “Two Different Lines on the Question of War and Peace: Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (5)”, Renmin Ribao, 19 november, 1963. In: Peking Review, No.47, 22 november, 1963, p.13. 51 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, p.55. 52 Uit: “Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central Committee of the C.P.S.U.”, Peking Review, No.19, 8 mei, 1964, p.14. 53 In 1957 klaagde Lung Yun, die toen lid was van het militaire comité van de CCP en vice-voorzitter was van het comité voor nationale verdediging, dat het niet eerlijk was dat China alle uitgaven van de Korea-oorlog moest terug betalen. Hij verwees hierbij expliciet naar de VS die na WO I en WO II de schulden van hun geallieerden kwijt scholden, terwijl de SU dit niet deed. Uiteindelijk zou China er in 1965 in slagen om hun volledige schuld aan de SU af te lossen. Cf. Raymond L. Garthoff, “Sino-Soviet Military Relations, 1945-66”, in Raymond L. Garthoff (uitg.), Sino-Soviet Military Relations, New York, Frederick A. Praeger, 1966, pp.85-86. 18 kosten van de wapens tijdens de Korea-oorlog slechts één vierde van de totale Chinese leningen uitmaakten.54 Ondanks de verschillen en twistpunten die vanaf de oprichting van de communistische partij van China tussen de CCP en CPSU zichtbaar werden, behielden beide partijen steeds een goede relatie tot de dood van Stalin in 1953. Stalins conservatieve politiek was gericht op het consolideren van wat men reeds bezat.55 Stalin zag de communistische partijen in niet-communistische landen immers niet als een springplank om de revolutie te exporteren naar het Westen, maar wel als een middel om eventuele aanvallen op de SU te vermijden. Hij sloot geen allianties met het Westen, maar viel het ook niet aan buiten zijn eigen invloedssfeer. Het was deze defensieve politiek van Stalin die ervoor zorgde dat de Chinese en Sovjet-Russiche belangen naast elkaar konden bestaan. Het was voornamelijk na de dood van Stalin dat de SU zich begon te gedragen als een wereldmacht. Dit uitte zich uiteindelijk in de offensieve en actievere politiek van Chroesjtsjov en leidde tot meer conflicten tussen China en de SU.56 54 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, p.55. Indien Stalin iets wou veroveren, dan waren dat landen die toch al in het communistische gebied lagen, zoals Korea. Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. 56 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. 55 19 3. Verschillen in de globale revolutionaire strategie. Veel van de verschillen in strategie tussen China en de Sovjet-Unie situeerden zich in het ideologische domein. Aangezien ideologie de communistische wereld kon verenigen of verdelen, ga ik in het volgende hoofdstuk op zoek naar de ideologische punten waarover China en de SU het niet eens waren. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat indien er enkel sprake zou zijn van ideologische verschillen, er hoogstwaarschijnlijk geen breuk zou geweest zijn. Vele andere factoren, op economisch, militair en persoonlijk vlak, speelden tevens een belangrijke rol. Aangezien bij het bewijzen van ideologische onenigheden niet kan terug gevallen worden op cijfermateriaal, heb ik mij in dit hoofdstuk voornamelijk gebaseerd op de diplomatieke correspondentie tussen beide landen waarin ze hun eigen politieke opvattingen uiteenzetten .57 3.1. Het 20ste partijcongres van de CPSU. Zoals ik reeds in het vorige hoofdstuk heb besproken, speelden voor 1956 reeds verschillende factoren mee in de aanloop naar het conflict. Nochtans wordt het begin van de Sino-Sovjet-tweespalt, in de hedendaagse wetenschappelijke benadering zowel aan Chinese als aan westerse kant, in het 20ste partijcongres van de CPSU gesitueerd. Ondanks de historische twistpunten behielden beide landen toch een goede relatie tot 1956. Het 20ste CPSU-congres was daarom een belangrijk kantelmoment in de relatie tussen China en de USSR en gaf een eerste aanleiding tot de breuk tussen beide landen.58 Het 20ste congres van de communistische partij van de SU werd gehouden van 14 tot 25 februari 1956. Het was de eerste communistische bijeenkomst na de dood van Stalin en meteen een nieuwe gelegenheid waarop de communistische leiders hun 57 Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, The Journal of Politics, Vol.20, No.1, 1958, pp.142-143. 58 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.20-22. 20 langetermijnpolitiek konden wijzigen.59 Tijdens het congres legde Nikita Chroesjtsjov het toekomstige Sovjet-Russische beleid dat enkele drastische wijzingen had ondergaan, voor. Er waren drie cruciale punten waarrond de verschillen tussen China en de SU zich kristalliseerden. In eerste instantie ijverde Chroesjtsjov voor vreedzame co-existentie, de manier waarop het communisme zich volgens hem moest gedragen ten opzichte van het westen. Vervolgens wou hij het dogma dat oorlog onvermijdelijk was, aanpassen. Ten slotte, benadrukte de leider van de USSR de mogelijkheid tot een geweldloze transitie van kapitalisme naar socialisme.60 3.1.1. Vreedzame co-existentie. Op het 20ste partijcongres van de CPSU kondigde Chroesjtsjov aan dat vreedzame coexistentie altijd een fundamenteel principe van het Sovjet-Russische beleid aangaande buitenlandse politiek geweest was en dat ook altijd zou blijven. Dit axioma was gebaseerd op de overtuiging dat het communisme zeker zou overwinnen in een vreedzame competitie aangezien het imperialisme danig verzwakt was.61 Ten gevolge van de slechte economie was het volgens Chroesjtsjov voor de kapitalistische landen zo goed als onmogelijk om een oorlog tegen het socialisme te beginnen. Bovendien opperde hij dat er in deze landen een erg lage moraal was aangezien de koloniale slavernij en de imperialistische agressie niet hoog aangeschreven stonden bij het westerse volk. Daardoor ondervonden de kapitalistische landen steeds meer verzet van het volk tegen elke gewapende strijd. Chroesjtsjov vond het dus niet nodig om door middel van oorlog extra schade te berokkenen, als het socialisme ook op een vredevolle manier de overwinning kon bereiken.62 Bovendien stelde hij dat er geen andere keuze was. In het nieuwe, nucleaire tijdperk was het ofwel vreedzaam samenleven en –werken, ofwel een allesvernietigende derde wereldoorlog. Een derde weg was onmogelijk. Aangezien een moderne oorlog zowel het communisme als het 59 Gu Man 谷曼, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian 苏共二十大与中苏关系的演变” (“Het twintigste congres van de CPSU en de evolutie van de relatie tussen China en de SU”), Tianzhong xuekan 天中 学刊 (“Wetenschappelijk tijdschrift van Tianzhong”), Vol.22, No.6, 2007, pp.30-31. 60 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol. 351, 1964, pp.1-14. 61 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.40-42. 62 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971, p.68. 21 kapitalisme zou vernietigen, verkoos Chroesjtsjov de vreedzame co-existentie.63 China vond echter dat twee wereldsystemen niet vredig naast elkaar op dezelfde wereld konden leven en was er van overtuigd dat het imperialisme niet uit zichzelf zou vernietigd worden. Een strijd was volgens de CCP dus nodig om te zien wie van de twee de sterkste was en wie zou overwinnen.64 3.1.2. De mogelijkheid om oorlog te vermijden. Het traditionele marxistisch-leninistische dogma stelde dat zolang imperialisme bestond, oorlog onvermijdelijk was.65 In de tijd dat Lenin dit verklaarde bevond het imperialisme zich in een dominante positie ten opzichte van het communisme en waren de verschillende organisaties die naar vrede streefden nog te zwak om enige inbreng te hebben. Chroesjtsjov bevestigde Lenins perceptie en stelde dat deze in zijn tijd zeker correct was, maar volgens hem was het noodzakelijk het dogma nu te herzien en aan te passen aan de enorme veranderingen van de voorbijgaande jaren. Het socialisme in de tijd van Chroesjtsjov was immers ook gegroeid en de krachten binnen beide kampen, die streefden naar vrede, hadden nu ook de morele en materiële middelen daarvoor. Chroesjtsjov stelde dat het leninistische principe dat er van uit ging dat zolang er imperialisme bestond, er een economische basis voor oorlog zou zijn, bleef bestaan. Maar voor hem was oorlog niet langer een fatalistische onvermijdelijkheid. Aangezien het imperialisme duidelijk verzwakt was, kregen ze volgens de leider van de USSR nu niet alleen van het socialistische kamp maar ook van segmenten van de eigen bevolking tegenkanting. De imperialisten werden in zijn ogen dus zo goed als gedwongen om hun beleid te heroriënteren. Mochten ze dan toch een oorlog veroorzaken, dan meende Chroesjtsjov dat er genoeg sociale en politiek krachten waren om terug te slaan.66 Ook over de oorlogen tussen de imperialistische landen zelf 63 ste “Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.228-30. 64 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.22-23. 65 Lenin benadrukte dat oorlog niet kon vermeden worden en stelde dat “one of the main features of imperialism is that it accelerates capitalist development in the most backward countries, and thereby extends and intensifies the struggle against national oppression. That is a fact, and from it inevitably follows that imperialism must often give rise to national wars. *…+ Only after we have overthrown, finally vanquished and expropriated the bourgeoisie of the whole world, and not merely of one country, will wars become impossible.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou, Progress Publishers, [1963] 1977, Vol.1, p.741-2. 66 ste “Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.228-30. 22 dacht Chroesjtsjov dat ze in de toekomst veel minder zouden voortkomen. Door de groeiende macht van de communisten zouden de verschillende imperialistische landen immers meer geneigd zijn om samen te werken uit vrees om anders van elkaar gescheiden en vernietigd te worden. Bovendien bleef hij benadrukken dat de imperialistische staten heel wat basisconcepten deelden, wat de kans op een oorlog aanzienlijk verkleinde.67 De uitspraken van Chroesjtsjov brachten de Chinezen in een moeilijke positie. Indien ze vasthielden aan de theorie dat oorlog onvermijdelijk was, toonden ze een groot gebrek aan vertrouwen in de macht van het communistische blok om te vermijden dat de vijand een oorlog begon. Als ze langs de andere kant aanvaardden dat oorlog te vermijden viel, was dat in strijd met hun basisstandpunt over de natuur van het imperialisme. China benadrukte immers altijd dat oorlog inherent was aan het imperialisme en dat deze aard nooit zou veranderen. De imperialisten zouden volgens Peking nooit en door niemand afgeschrikt kunnen worden.68 China bleef uiteindelijk vasthouden aan de onvermijdelijkheid van oorlog en was er van overtuigd dat zij die oorlog zouden winnen. De CCP vond dat de veranderingen van de voorbijgaande jaren niet zo groot waren en dat ze zich nog steeds in het tijdperk van het imperialisme bevonden.69 Bijgevolg bleef Mao Lenins gedachtegoed verderzetten en zag hij oorlog nog steeds als de kern van het imperialisme. De enige manier om imperialistische oorlogen te stoppen was het imperialisme een halt toe te roepen. Mao stelde dat vooraleer dit gebeurd was, er altijd oorlogen zouden blijven bestaan, waarmee hij niet bedoelde dat die ook altijd wenselijk waren.70 Ondanks Mao’s vastberadenheid dat oorlogen onvermijdelijk waren, ondertekende China in december 1960 wel de Moskouverklaring die stelde dat oorlogen tussen het imperialistische en het socialistische blok in de toekomst te vermijden zouden zijn. Toch bleef China altijd voorzichtiger en wantrouwiger met vredesvoorstellen van het westen dan de SU.7172 Terwijl de SU dus vooral het verwoestende karakter van elke oorlog bleef benadrukken en stelde dat oorlog ook vaak de transitie naar het communisme verhinderde, gaf China eerder aandacht aan de voordelen van een oorlog. Peking zag oorlog als een mogelijkheid voor de 67 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.65-68. John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.63-65. 69 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.47-50. 70 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.16-22. 71 De verschillende standpunten van China en de USSR aangaande verschillende vredes- en ontwapeningsgesprekken worden besproken in het vijfde hoofdstuk van deze scriptie. 72 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.59-63. 68 23 groei naar een verder stadium in de socialistische beschaving en verwees hierbij naar de resultaten van de vorige 2 wereldoorlogen. Na de eerste en tweede wereldoorlog waren immers de grootse socialistische staat in respectievelijk het westen en het oosten ontstaan. Volgens Mao kon de wereldrevolutie enkel door geweren geleid worden, en was het geweld een noodzakelijk kwaad in functie van de overwinning van het proletariaat.73 3.1.3. Vreedzame transitie naar het socialisme. Door de gewijzigde omstandigheden in de wereld74, waren, volgens de SU, voor elk land verschillende methodes voor de opbouw van het socialisme mogelijk. Een speciale verwijzing maakte Chroesjtsjov naar China, omdat dit land bezig was aan een socialistische opbouw rekening houdend met de eigen bijzonderheden van het land. Deze constructie, waarin men rekening hield met de unieke karakteristieken van elk land, noemde Chroesjtsjov het creatief marxisme. Hij benadrukte dat een revolutionaire transformatie nodig was om over te gaan van een kapitalistische naar een socialistische maatschappij. Deze revolutionaire ervaring kon echter variëren en het was volgens Chroesjtsjov duidelijk dat deze nu ook andere vormen dan een burgeroorlog kon aannemen. De SU wou er alles aan doen om oorlog te vermijden, maar stelde op geen enkel moment dat deze vreedzame manier in alle gevallen mogelijk was. De huidige situatie zorgde er volgens de leider van de USSR enkel voor dat in sommige kapitalistische landen via een parlementaire weg het socialisme kon gerealiseerd worden.75 Chroesjtsjov stelde dat de arbeiders in de niet-socialistische staten eerst op een wettelijke manier dienden te proberen om hun revolutionaire doel te bereiken. Indien ze een meerderheid in het parlement behaalden, konden ze ook op deze manier aan de macht komen. Naar het einde van de jaren 1950 toe, zou Chroesjtsjov de parlementaire weg steeds sterker en openlijker benadrukken. Terwijl hij in 1956 zei dat het niet altijd nodig was om bloed te laten vloeien voor een dictatuur van het proletariaat, uitte hij in 1961 klaar en duidelijk dat het proletariaat het parlement moest gebruiken om de regering te bereiken. Toch benadrukte hij dat als deze manier geen uitweg bood, gewapende strijd het enige 73 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.52-56. Chroesjtsjov doelde hiermee op de veranderingen in de machtsbalans tussen het imperialistische en socialistische kamp en het groeiende belang van de vredesbewegingen. Cf. de vorige sectie in dit hoofdstuk. 75 ste “Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.228-30. 74 24 alternatief was. Zelfs als men de revolutie via het parlement uitvoerde, dan nog was deze ver van vredig. Bovendien waarschuwde Chroesjtsjov nog dat men moest gebruiken maken van de parlementaire vorm als hulpmiddel en niet van het parlement zelf dat gedomineerd werd door de uitbuiters van het volk. Hier vinden we duidelijk een erfenis van Lenin in terug die altijd tegen het parlementair instituut gekant was en het slechts zag als een instrument van uitbuiting.76 China zag vanaf 1956 al weinig goeds in de ophemeling van deze zachtere vorm van revolutie. Mao had nooit geloofd in het parlementarisme en zou Chroesjtsjov daarin ook niet volgen. Aangezien Mao besefte dat de overwinning van de CCP te danken was aan een langdurige revolutionaire strijd, was geweld volgens hem noodzakelijk voor een politieke transformatie. 77 Als de arbeiders en de boeren moesten wachten tot de regering zichzelf vrijwillig zou overgeven aan het proletariaat, dan was de revolutie volgens Mao op voorhand al gedoemd om te mislukken. Bovendien was het niet zeker dat indien de revolutionairen geen geweld gebruikten, de uitbuiters dit automatisch ook niet zouden doen. Opnieuw leunde de visie van China dichter aan bij Lenin dan die van de SU. Lenin had immers steeds een gewelddadige revolutie gepropageerd.78 Zowel Lenin als Mao volgden de lijn dat het geweld een noodzakelijk onderdeel van de revolutie uitmaakte.79 Ondanks dat Peking er op deze 3 punten een andere visie op na hield dan Moskou, gaf Peking direct na het 20ste CPSU-congres toch een grotendeels goedkeurende publieke reactie. Beide landen bleven immers hun vriendschappelijke relatie consolideren in verschillende krantenartikels. Pas vanaf de tweede helft van 1957 (na de linkse ommekeer in de Chinese 76 Lenin was vanaf het begin een tegenstander van het gebruiken van het parlement om bepaalde revolutionaire doelen te bekomen. Hij stelde dat “to decide once every few years which member of the ruling class is to repress and crush the people through parliament – this is the real essence of bourgeois parliamentarism, not only in parliamentary-constitutional monarchies, but also in the most democratic republics.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou,Vol.2, p.270. 77 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.89-94. 78 Lenin stelde immers dat “civil war is just as much a war as any other. He who accepts the class struggle cannot fail to accept civil wars, which in every class society are the natural, and under certain conditions inevitable, continuation , development and intensification of the class struggle. That has been confirmed by every great revolution. To repudiate civil war, or to forget about it, is to fall into extreme opportunism and renounce the socialist revolution.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou,Vol.1, p.741. 79 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.94-97. 25 politiek80) begonnen de Chinezen geleidelijk aan hun kritiek op de nieuwe ideologische weg van Chroesjtsjov te uiten. Bovendien bevestigde China tevens pas enkele jaren later dat het 20ste partijcongres de basis van het werkelijke conflict was geweest.81 De kritiek die beide landen op elkaar gaven leidde soms tot verkeerde westerse interpretaties. In tegenstelling tot wat de SU liet uitschijnen, was het helemaal niet zo dat China kost wat kost een oorlog wou. Indien mogelijk, verkozen ook zij vrede boven oorlog, maar ze benadrukten dat dit in sommige gevallen noch mogelijk noch wenselijk was. Anderzijds kwam het Chinese verwijt dat de SU het wereldcommunisme niet meer als doel stelde, ook niet overeen met de waarheid. Men kan concluderen dat beide landen hetzelfde doel nastreefden. China was echter revolutionairder en had een aanpak die veel verder ging, terwijl de SU juist vond dat een tactiek van vreedzame co-existentie de voorkeur moest genieten en een meer afwachtende politiek verkoos.82 3.2. Destalinisatie. Na het 20ste partijcongres van de CPSU, meer bepaald in de nacht van 24 op 25 februari 1956, hield Chroesjtsjov een geheime meeting waar enkel afgevaardigden van de SovjetUnie zelf op aanwezig waren. In zijn ondertussen bekend geworden “secret speech”, plaatste Chroesjtsjov, onder het mom van de strijd tegen de persoonlijkheidscultus, Stalin in een negatief daglicht. 83 Tijdens zijn speech opperde hij: “Comrades: The cult of the individual acquired such monstrous size chiefly because Stalin himself, using all conceivable methods, supported the glorification of his own person.”84 De volledige speech was een pleidooi voor het verwerpen van de persoonlijkheidscultus en de terugkeer naar het originele leninistische principe van collectief leiderschap. Lenin benadrukte immers altijd de rol van de massa die de geschiedenis bepaalde. Alhoewel het marxisme-leninisme tevens een grote rol toevertrouwde aan de leiders van de massa, 80 Vanaf de tweede helft van 1957 was er een algemene linkse heroriëntatie van de Chinese politiek merkbaar. Dit gebeurde na het mislukken van de rechtse 100 bloemen bloeien –campagne. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, p.353. 81 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.59-61. 82 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.1-10. 83 Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p30-31. 84 Nikita S. Chroesjtsjov, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956” geciteerd in: Nathaniel Weyl (inleiding), The Anatomy of Terror, Westport, Greenwood Press Publishers, [1956] 1979, p.60. 26 verzette het zich toch tegen elke poging om de leiders boven de massa op te hemelen. Het was voor de marxisten-leninisten erg belangrijk dat de leiders hun band met het volk behielden. Het was op dit punt dat Stalin volgens Chroesjtsjov in de fout was gegaan en zijn macht had misbruikt.85 Bovendien schakelde Stalin, wanneer zijn ideologische invloed geen effect meer had, over op methodes van geweld en onderdrukking. Velen werden door hem onterecht beschuldigd en veroordeeld. 86 Chroesjtsjov benadrukte verder dat het noodzakelijk was dat het Centraal Comité van de CPSU terug een centrale rol kreeg in de politiek van de Sovjet-Unie. Tijdens zijn regeerperiode nam Stalin immers vaak belangrijke beslissingen zonder daarvoor de leden van het Centraal Comité te raadplegen waardoor van collectief leiderschap geen sprake was. 87 Zelfs op persoonlijk vlak bleef Stalin in Chroesjtsjovs speech niet gespaard. Chroesjtsjov stelde dat de nervositeit en hysterie van Stalin verantwoordelijk waren voor een deel van zijn fouten. Voornamelijk Stalins enorme achterdocht werd bekritiseerd. Stalin had het moeilijk om iemand te vertrouwen, maar verdacht iedereen onmiddellijk van vijandige bedoelingen.88 Niet iedereen was het echter eens met de uitgebreide kritiek op Stalin. De CCP verzette zich tegen deze destalinisatie en uitte haar kritiek hierop, in tegenstelling met de kritiek op de rest van de inhoud van het 20ste CPSU-congres, onmiddellijk openbaar. Op 5 april publiceerde Renmin Ribao een eerste reactie van de CCP in het artikel “Guanyu wuchan jieji 85 Volgens Chroesjtsjov stond Stalin boven de mensen en er niet tussen en heerste hij zonder dat hij zich bewust was van de realiteit. Chroesjtsjov verweet Stalin dat hij het platteland enkel vanuit de films kende, waar het allemaal veel mooier dan in realiteit was afgebeeld. Lenin daarentegen bezocht wel dorpen, praatte met boeren en stond volgens Chroesjtsjov dus dichter bij het volk. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956”, pp.19-73. 86 Onder Stalins leiderschap werden er gemiddeld 23 000 mensen per jaar terechtgesteld. Dit cijfer lag ver boven de 14 000 mensen die gemiddeld per jaar onder het tsaristisch regime gedood werden. Tussen 1917 en 1953 werden in de USSR constant nieuwe wetten uitgegeven die leidden tot vele deportaties, ballingschappen en doodstraffen. Dit toonde aan dat er in deze periode een permanente onderdrukking heerste. Cf. Paul R. Gregory, Terror by Quota: State Security from Lenin to Stalin (An Archival Study), New Haven, Yale University Press, 2009, pp.28-32. 87 Terwijl Lenin geregeld congressen en conferenties hield en andere leiders of adviseurs consulteerde, was dat de de onder Stalin veel minder het geval. Tussen het 18 en 19 partijcongres van de CPSU in respectievelijk 1939 en 1952 verstreken er meer dan 13 jaar. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956”, pp.19-73. 88 Chroesjtsjov verweet Stalin bijvoorbeeld zijn vijandige relatie met Tito. Volgens Chroesjtsjov had Yoegoslavië inderdaad fouten gemaakt, maar had Stalin deze te veel uitvergroot. Indien Stalin er over gepraat had, kon hij een breuk met Tito vermeden hebben. De relatie tussen de USSR en Yoegoslavië wordt uitvoeriger besproken in het zesde hoofdstuk van deze scriptie. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956”, pp.19-73. 27 zhuanzheng de lishi jingyan 关于无产阶级专政的历史经验” (“On the historical experience of the dictatorship of the proletariat”).89 Het artikel stelde dat: Some people consider that Stalin was wrong in everything; this is a grave misconception. Stalin was a great Marxist-Leninist, yet at the same time a MarxistLeninist who committed several gross errors without realizing that they were errors.90 Zoals blijkt uit het citaat, stelden de Chinese leiders in dit artikel dat Stalin, ondanks zijn fouten, toch een goede marxist-leninist was. Ze gaven toe dat Stalin in de tweede helft van zijn leven fouten had gemaakt. Het succes was hem naar het hoofd gestegen en doordat hij zich boven de partij en het volk had geplaatst, had hij een kloof tussen zichzelf en de massa gecreëerd. De Chinese leiders vonden het echter belangrijk dat deze gebeurtenissen in een context werden geplaatst. Het was volgens de CCP dan ook noodzakelijk om Stalins fouten af te wegen tegen zijn verdiensten91, met als resultaat een veel gematigder beoordeling van Stalin. Door het combineren van de goede aspecten uit Stalins politiek en het behouden van het contact met de massa probeerde Peking een middenweg tussen Stalin en Chroesjtsjov in te zoeken.92 Er waren verschillende redenen waarom de CCP onmiddellijk kritiek uitte op deze destalinisatie. Waarschijnlijk voelde de CCP de nood om het eigen stalinisme met Chinese kenmerken te verdedigen en wou ze vermijden dat de aanval op Stalin zich zou uitbreiden tot een soortgelijke aanval op Mao. De Chinese communisten vreesden dat deze speech enkel maar zou leiden tot chaos en oponthoud in de revolutionaire ervaringen. Bovendien was China het ook niet eens met de manier waarop Chroesjtsjov zijn nieuwe beleid bekend maakte. Hij had zijn nieuwe politiek immers voorgesteld zonder op voorhand de communistische partij van China of van een ander land daarover te informeren of te 89 Gan Huiyun 甘恢运, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi 五十年代中苏关系变化诸因 素分析” (“Een analyse van alle factoren aangaande de verandering van de relatie tussen China en de SU in de jaren 1950”), Guangzhou shehuizhuyi xueyuan xuebao 广州社会主义学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van het instituut voor socialisme in Guangzhou”), No.3, 2008, pp.73-74. 90 Uit: “Guanyu wuchan jieji zhuanzheng de lishi jingyan 关于无产阶级专政的历史经验(“On the Historical Experience of the Dictatorship of the Proletariat”)”, Renmin Ribao , 5 april, 1956, geciteerd in David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.232-4. 91 De CCP was er van overtuigd dat Stalins politiek ook positieve resultaten had voortgebracht. Stalin had bijvoorbeeld het leninisme beschermd tegen aanvallen van o.a. Trotski. Midden de jaren 1920 was het politbureau van de CPSU opgedeeld in twee fracties. Stalin begon zich te verzetten tegen de fractie van de oppositie met o.a. Trotski, Kamenev and Zinoniev, die een links programma wilden volgen. Uiteindelijk zouden ze allemaal uit het politbureau en zelfs uit de partij gezet worden. Trotski werd daarna verbannen. Cf. Paul R. Gregory, Terror by Quota, pp.145-7. 92 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.42-46. 28 raadplegen. Deze unilaterale beslissing viel bijgevolg niet in goede aarde bij de andere partijen.93 Chroesjtsjovs speech veroorzaakte een enorme invloed, niet enkel op de relatie tussen China en de SU, maar ook op de volledige communistische beweging. Door de destalinisatie werden immers niet alleen Stalin, maar ook zijn politiek en de instellingen die hij had opgericht in vraag gesteld. Ook buiten de communistische wereld was de invloed van de destalinisatie voelbaar. Op 4 juni 1956 publiceerde de New York Times de volledige tekst van Chroesjtsjovs speech. Aangezien de Sovjet-Unie in deze speech openlijk uitkwam voor Stalins misdaden, veroorzaakte het artikel een antisovjet en anticommunistische trend in de westerse wereld.94 De meningen in de Verenigde Staten bleven echter verdeeld over de vraag of de destalinisatie positieve of negatieve gevolgen zou dragen. Het was onmiskenbaar dat er grote veranderingen aan het gebeuren waren in de Sovjet-Unie. Het was nog maar de vraag of deze veranderingen ook hoopvol waren. Tegenstanders bleven immers het dictatoriale karakter van de USSR benadrukken. Volgens hen was er in feite niets veranderd, behalve dan dat de macht aan Chroesjtsjov was doorgegeven.95 3.2.1. Opstanden in Polen en Hongarije. De destalinisatie en vele rehabilitaties96 veroorzaakten een golf van oproer in Oost-Europa en verstoorde de eenheid in het communistische blok grondig. Gesterkt door het feit dat de SU nu zelf Stalins misdaden aanklaagde, streefden de verschillende Oost-Europese naties er naar het tijdperk van de stalinistische dictatuur achter zich te laten. Één voor één eisten ze politieke democratisering en wilden ze zichzelf bevrijden van de controle van de SU. Vaak wilden de Oost-Europese hervormers echter drastischer en verder weggaan van het stalinisme dan hun Sovjet-Russische collega’s. De Sovjet-Unie maakte hen echter onmiddellijk duidelijk dat ze niet zomaar de grenzen konden overschrijden. De meest 93 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47. Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p.31. 95 Nathaniel Weyl (inleiding), The Anatomy of Terror, pp.2-5. 96 ste Na de dood van Stalin was er reeds een eerste golf van rehabilitatie ontstaan. Na het 20 CPSU-congres begon een tweede golf van rehabilitaties. Een groot deel van Stalins slachtoffers werden op deze manier, vaak na hun dood, terug in ere hersteld. Cf. Samuel A. Oppenheim, “Rehabilitation in the Post-Stalinist SovietUnion”, The Western Political Quarterly, No.1, maart, 1967, pp.99-101. 94 29 relevante gebeurtenissen voor het bestuderen van de breuk tussen China en de SU, zijn de opstanden die uitbraken in Polen en in Hongarije.97 Reeds na de dood van Stalin in 1953, begon de Poolse regering een gematigder koers te varen. Dit uitte zich onder andere in het vrijlaten van de nationalist Wladyslaw Gomulka98 in december 1954. Polen streefde vooral naar volledige onafhankelijkheid van de SU. Ze verwachtten dat de Sovjet-Unie voortaan niet meer zou tussenkomen in hun interne aangelegenheden. Chroesjtsjovs speech over de destalinisatie zorgde ervoor dat alles in een stroomversnelling terecht kwam. De Poolse regering redeneerde dat als de SU afrekende met Stalins misstappen, zij hetzelfde konden doen. Daarop kondigden ze hun eigen ‘Poolse weg naar het socialisme’99 aan, die vooral de vreedzame transformatie van de maatschappij benadrukte.100 Ondertussen ontstonden in de zomer van 1956 hevige opstanden in Polen. De Poolse arbeiders stelden verschillende eisen, waaronder het verhogen van hun loon. Wanneer ze op 28 juni echter nog steeds geen antwoord op hun eisen hadden ontvangen van de regering, veroorzaakten ze oproer in Poznan. De oorspronkelijk economisch getinte opstand ontaardde in een rebellie tegen de regering en verspreidde zich tevens naar de andere Poolse steden. Toch besloot de Poolse regering om de opstanden zelf neer te slaan, zonder hulp van de SU. Nadat Gomulka in augustus terug tot de partij was toegelaten, kwam de Poolse communistische partij op 19 oktober samen om hem te verkiezen tot secretarisgeneraal. Na zijn verkiezing, benadrukte Gomulka opnieuw dat Polen een eigen, socialistische weg, onafhankelijk van Moskou, zou volgen. De Polen waren tevreden met zijn verkiezing en verwelkomden Gomulka en zijn gematigde weg met open armen.101 97 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47. Wladyslaw Gomulka (1905-1982) bezette een groot deel van de jaren tussen WO I en WO II een leidende positie in de Poolse regering. Hij werd vooral bekend omwille van zijn “Poolse weg naar het socialisme”. Zijn Poolse weg was een gradueel model voor de opbouw van het socialisme zonder de dominantie van het SovjetRussische model. Hij wou dat Polen een partner werd van de USSR, maar zijn eigen onafhankelijkheid behield. In 1948 werd hij beschuldigd van een rechts-nationalistische tendens en verloor hij zijn functie van secretarisgeneraal. Drie jaar later, werd hij gevangen genomen. In 1954 werd hij terug vrijgelaten, en na Chroesjtsjovs speech over destalinisatie, kreeg hij opnieuw macht. Cf. Andrzej Werblan, “Wladyslaw Gomulka and the Dilemma of Polish Communism”, International Politic Science Review, No.2, april, 1988, pp.143-153. 99 Cf. voetnoot 98. 100 Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.186-8. 101 Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”, in Kevin McDermott en Matthew Stibbe (uitg.), Revolution and Resistance in Eastern Europe: Challenges to Communist Rule, Oxford, Berg, 2006, pp.58-60, pp.65-66. 98 30 De regering van de Sovjet-Unie bekeek de situatie eerder argwanend en vreesde dat deze gebeurtenissen uiteindelijk uit de hand zouden lopen. Ze wilde er alles aan doen om Polen niet te verliezen aan het imperialistische kamp. Daarom bracht in oktober een SovjetRussische delegatie, onder leiding van Chroesjtsjov zelf, een officieel bezoek aan Warschau. Polen bleef een tussenkomst van de SU weigeren, en verzekerde de delegatie dat Polen in het socialistische kamp zou blijven.102 Bovendien kreeg de Poolse regering in hun vraag naar autonomie en een eigen weg naar het socialisme ook steun van China. De Chinezen benadrukten nog maar eens dat elk land binnen het communistische kamp autonoom en gelijkwaardig moest zijn. China was tevens zelf een enorme voorstander van ‘de eigen weg naar het socialisme’ aangepast aan de omstandigheden van het eigen land. China benadrukte nog eens dat Polen niet van plan was om het socialistische kamp te verlaten en adviseerde de SU bijgevolg om militair niet tussen te komen in Polen. Uiteindelijk besliste de regering van de SU om zich buiten de Poolse interne aangelegenheden te houden, waarmee ze in feite stilzwijgend toeliet dat er meerdere wegen naar het socialisme mogelijk waren.103 In tegenstelling tot in Polen, ging de Hongaarse opstand er veel gewelddadiger aan toe. Hoopvol door de doorbraak van de Poolse hervormers, wilden de Hongaren ook hervormingen in eigen land. Op 23 oktober 1956 kwamen bijgevolg meer dan 10.000 studenten in Budapest en andere Hongaarse steden op straat. Waar de Poolse arbeiders voornamelijk economische eisen stelden, waren die van de Hongaarse studenten veel harder en politieker georiënteerd. De Hongaarse studentenbetoging werd algauw een enorme protestbeweging tegen het Hongaarse stalinistische regime en tegen de dominantie van de Sovjet-Unie. 104 Enkele van de belangrijkste eisen van de protestbeweging waren het terugtrekken van de troepen van de SU en de terugkeer van Imre Nagy105, die nog maar 10 102 Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.186-8. David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47. 104 De woede van het volk uitte zich bijgevolg eerst in het vernielen van de symbolen van de stalinistische dictatuur en buitenlandse overheersing, zoals bijvoorbeeld het slopen van het standbeeld van Stalin. Cf. Paul Lendvai, One Day that Shook the Communist World: The 1956 Hungarian Uprising and its Legacy, New Jersey, Princeton University Press, [2006] 2008, pp.14-15. 105 Imre Nagy (1896-1958) leefde na verschillende veroordelingen vanwege zijn illegale activiteiten in de ondergrondse Hongaarse communistische partij, 15 jaar in de USSR. In 1944 werd hij minister van landbouw in een tijdelijke Hongaarse nationale regering en voerde hij heel wat landbouwhervormingen door. Na een staatsgreep van Mátyás Rákosi werd Nagy in 1947 parlementsvoorzitter. Hij verzette zich echter tegen de gedwongen landbouwcollectivisaties die de Hongaarse regering wou doorvoeren en werd in 1949 reeds ontslagen en uit het politbureau gezet. In februari 1951 werd hij terug toegelaten tot het politbureau en op 15 november 1952 werd hij vice-president onder Rákosi. Na een volledige rehabilitatie na de dood van Stalin, 103 31 dagen ervoor, opnieuw tot de partij was toegelaten, als premier. Reeds de dag erna, op 24 oktober, werd Nagy de nieuwe eerste minister.106 Al vanaf de eerste dag van de opstand riep de Hongaarse regering de hulp van de SovjetUnie in. Een eerste interventie van de SU op 24 oktober wakkerde de strijd tegen de buitenlandse dominantie alleen maar verder aan. In tegenstelling tot Gomulka, kon Nagy de opstand helemaal niet in de hand houden. De eisen van het volk gingen steeds verder en Nagy slaagde er niet in de opstand effectief neer te slaan. Op 1 november kondigde hij aan dat Hongarije nu officieel een onafhankelijk en neutraal land was. Bovendien zou Hongarije voortaan een meerpartijenstaat zijn en zich terugtrekken uit het Warschaupact107.108 Op dit moment achtte Chroesjtsjov het noodzakelijk om definitief komaf te maken met de hervormende pogingen in Hongarije. Door het vormen van een meerpartijenstaat zouden immers vrije verkiezingen ontstaan en hij vreesde dan ook dat deze Hongarije uit het communistische kamp zouden doen verdwijnen. Ook de Hongaarse neutraliteitsverklaring baarde Chroesjtsjov zorgen. De opstanden waren nu niet enkel meer tegen de SU, maar ook tegen het volledige communisme gericht. Bijgevolg viel de SU op 4 november Hongarije binnen. Na een week van bloedige gevechten, kon de regering van de USSR haar controle over Hongarije opnieuw vestigen en stelde ze János Kádár109, een gematigd hervormer, aan als nieuwe secretaris-generaal van de Hongaarse communistische partij.110 In tegenstelling tot de Poolse opstand, waren de Chinezen wel een voorstander van een militaire tussenkomst van de Sovjets in Hongarije. Ook al waren de Chinezen een aanhanger van de eigen weg naar het socialisme, toch bleef het bewaren van de eenheid van het werd hij in 1953 premier. In april 1955 werd hij echter terug afgezet en enkele maanden later zelfs uit de partij gezet. Waarschijnlijk had dit te maken met de groeiende macht van Chroesjtsjov die een voorstander van Rákosi was. Het volk zag hem echter als een symbool van vrijheid en eiste zijn terugkeer. Cf. Miklos Molnar en Laszlo Nagy, Imre Nagy: Réformateur ou Révolutionnaire?, Parijs, Publications de L’institut Universitaire de Hautes études internationales, 1959, pp.16-34. 106 Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”, pp.60-63. 107 Het verdrag van het Warschaupact werd ondertekend op 14 mei 1955 door de USSR en de meeste OostEuropese landen, behalve Yoegoslavië. Waarschijnlijk probeerde de USSR op deze manier de nationale soevereiniteit van de Oost-Europese naties te beperken. Het Warschaupact voorzag een gezamenlijk militair commandosysteem en politiek consulterend comité. Cf. Douglas A. MacGregor, “Uncertain Allies? EastEuropean Forces in the Warsaw Pact.”, Soviet Studies, No.2, april, 1986, pp.228-9. 108 Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”, pp.66-68. 109 János Kádár volgde na 1956 een gematigd programma dat voorzichtig wou vernieuwen. Geleidelijk aan verwijderde Hongarije zich op deze manier van het Sovjet-Russische model. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.1489-91. 110 Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.188-90. 32 communistische blok altijd een prioriteit. Aangezien China de economische en militaire hulp van het volledige communistische blok op dat moment goed kon gebruiken, wou het er alles aan doen om breuken in dit blok te voorkomen. Hongarije ging veel verder dan Polen en door het verklaren van de neutraliteit werd het een gevaar voor de eenheid in het communistische blok. Bijgevolg was China dan ook volledig akkoord met de tussenkomst van de SU.111 Het werd al gauw duidelijk dat na deze gebeurtenissen, het prestige van China in de internationale communistische beweging sterk was gestegen. Alhoewel de SU op materieel en economisch vlak nog altijd superieur was aan China, had de kloof zich reeds verkleind. Bovendien waren de Chinese leiders overtuigd dat dit slechts een tijdelijke situatie was. Vooral op ideologisch vlak was de machtskloof tussen de twee landen duidelijk veel kleiner geworden na het optreden van China in de voorbije incidenten. China had immers voor de eerste maal getoond dat het ook iets te zeggen had over Oost-Europa. De beslissing van de SU om niet tussen te komen in de Poolse opstanden, was voor een groot deel te danken aan China. Bovendien liet de bemiddelende rol van China, in Oost-Europa tijdens en kort na de opstanden een grote indruk na.112 3.3. De onderlinge relaties in het communistische blok. Het basisprincipe van de internationale communistische beweging was dat elke communistische partij onafhankelijk en gelijkwaardig was en daar gingen zowel China als de Sovjet-Unie mee akkoord. Desondanks werd vanaf de tweede helft van de jaren 1950 duidelijk dat beide landen een andere mening hadden aangaande de organisatie van de communistische beweging. China vond dat elke communistische partij gelijke rechten had en bijgevolg even veel te zeggen had over het communistische internationale beleid. Aangezien volgens Mao enkel de beleidslijnen die gezamenlijk vastgelegd waren op een internationale conferentie bindend waren voor alle communistische partijen, moest elke partij een gelijke stem hebben. In zijn ogen kon elke internationale communistische beslissing pas genomen worden indien alle partijen unaniem instemden. Met dit vetorecht hoopte hij zijn eigen minderheidspositie te kunnen veilig stellen. Peking opperde dat het 111 112 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47. Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p.31. 33 normaal was dat er discussies tussen de verschillende partijen zouden ontstaan, maar die konden door middel van consultaties tussen de betrokken partijen en eventuele aanpassingen aan het discussiepunt opgelost worden. 113 De SU benadrukte tevens verschillende malen de gelijkwaardigheid en onafhankelijkheid van elke partij. De twee internationale communistische conferenties in Moskou in 1957 en 1960 waren daar volgens Chroesjtsjov het bewijs van. Op deze bijeenkomsten had elke communistische partij, en zelfs sommige niet-communistische marxistische partijen, de kans gekregen om zich te vertegenwoordigen. Toch was Chroesjtsjov een voorstander van het meerderheidsprincipe. Volgens hem moest de minderheid van de internationale communistische beweging zich neerleggen bij de beslissingen van de meerderheid. Aangezien hij wist dat het nog een tijd zou duren eer de Chinese aanhang de meerderheid zou halen, probeerde hij op deze manier hun macht in te tomen. Bovendien benadrukte hij veel meer dan Mao de eigen verantwoordelijkheid van elke partij. Op het 21ste congres van de CPSU in januari 1959 stelde Chrusjtsjev dat: “There are no “superior” and “subordinate” parties in the Communist movement. All the Communist and Workers’ Parties are equal and independent. All of them bear responsibility for the destiny of the Communist movement, for its failures and its successes. And each Communist and Workers’ Party bears responsibility to the working class, to the working people of its country, to the international workers’ and Communist movement.”114 De grote nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van elke partij was waarschijnlijk te wijten aan het feit dat Chroesjtsjov niet langer verantwoordelijk wou zijn voor de Chinese activiteiten. De Chinese militante acties, zoals het bombardement op Quemoy115, leverden hem immers geen voordelen op tijdens vredesgesprekken met de westerse wereld. Chroesjtsjov wou het Westen duidelijk maken dat hij zich distantieerde van Mao’s revolutionaire strategie.116 Ondanks dat China en de SU het beide op papier eens waren dat elke partij gelijkwaardig en onafhankelijk was, bleven ze elkaar toch beschuldigen van het negeren van deze basisprincipes. Zowel China als de USSR vonden dat het andere land unilaterale acties had 113 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7. Uit: N.S. Chroesjtsjov, Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 1959-1965: Report st to the Special 21 Congress of the Communist Party of the Soviet Union, January 27, 1959 and Reply to Discussion, London, Soviet Booklet, 1959, p.69. 115 De spanningen tussen de Volksrepubliek China en Taiwan worden uitgebreid besproken in het vijfde hoofdstuk van deze scriptie. 116 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7. 114 34 ondernomen waarbij men niet op voorhand de andere partijen had geconsulteerd. Bovendien schaadden veel van deze acties volgens beide leiders de soevereine rechten van hun land, of ze gingen in tegen het internationale communistische beleid zoals het vastgelegd was in de Moskou-verklaringen van 1957 en 1960. De Chinese kritiek op de unilaterale acties van Chroesjtsjov concentreerde zich voornamelijk rond Chroesjtsjovs speech over de destalinisatie 117 , de grote moeite om Yoegoslavië terug in het communistische kamp te brengen en de verschillende publieke aanvallen op Albanië van de CPSU118. Chroesjtsjov was tevens niet mals voor de unilaterale acties die Mao volgens hem ondernomen had. Chroesjtsjovs kritiek was hoofdzakelijk gericht op de Chinese publicatie van “Long live Leninism”119, de onverwachte aanval op India en de verwijten naar de houding van de SU tijdens de Cuba-crisis120.121 De meningen over het mogelijke leiderschap van de SU over de internationale communistische beweging kenden nogal wat verschuivingen in de loop van het conflict. In 1956 vond China reeds dat afwijkingen van het bestaande communistische Sovjet-Russiche model niet noodzakelijk schadelijk waren voor de internationale beweging. De Chinese steun aan Polen122, dat zijn eigen weg naar het socialisme zocht, was daar het beste voorbeeld van. China erkende het leiderschap van de SU, maar dit mocht nooit de onafhankelijkheid van een land schaden. In november 1957 paste China haar visie op het leiderschap van de SU echter drastisch aan. Op de novemberconferentie in Moskou benadrukt Mao dat het nodig was de eenheid van het communistische kamp te versterken en dat een leider hiervoor noodzakelijk was. Hij vond dat de USSR zijn rol als leider van de communistische wereld dringend moest opnemen en Polen verloor al snel alle Chinese steun. Het was pas na aandringen van de Chinese leiders, dat een stukje over het leiderschap van de SU in de Moskou-verklaring werd opgenomen. De reden voor deze Chinese ommezwaai was te zoeken in het nieuwe Chinese beleid. China wou meer militaire en politieke druk uitoefenen op het Westen en bereidde zich tevens voor op de Grote Sprong Voorwaarts. De Chinese regering besefte dat het hiervoor zo veel mogelijk hulp van het communistische blok kon gebruiken en deze hulp zou enkel mogelijk zijn als er eenheid was. China kon zich dus 117 Cf. sectie 3.2. Cf. sectie 6.2.3. 119 Cf. sectie 3.5. 120 Cf. sectie 3.4.2.1. en 3.4.2.2. 121 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7. 122 Cf. sectie 3.2.1. 118 35 niet langer veroorloven dat elke Oost-Europese leider zijn eigen weg ging, aangezien dit de eenheid van het communistische kamp grondig kon verstoren.123 Vanaf 1959 verzette Chroesjtsjov zich tegen het benadrukken van de leidersrol van de SU. Hij stond er zelfs op dat elke passage die inhield dat de CPSU over de andere partijen regeerde, verwijderd werd uit alle voorgaande akkoorden. Tijdens het 21ste partijcongres van de CPSU stelde Chroesjtsjov dat de USSR onvermijdelijk een exclusieve rol had omdat het het machtigste land in de communistische wereld en het eerste land dat de weg naar het communisme had genomen, was. Hij benadrukte echter dat deze rol zich niet noodzakelijk diende te uiten in het controleren en domineren van de andere communistische staten.124 Vanaf 1963, wanneer het dispuut tussen China en de USSR aan de wereld bekend was gemaakt, werd de dominante rol van de SU echter het middelpunt van de Chinese kritiek. Mao opperde dat hij tijdens de Moskou-conferentie in november 1957 inderdaad het leiderschap van de SU had benadrukt, maar dat dit nog niet betekende dat de SU deze rol moest misbruiken om de eigen macht te vergroten. In Mao’s ogen diende de leidersrol van de SU zich te uiten in een grotere verantwoordelijkheid en een grotere hoeveelheid hulp aan de andere leden van het communistische kamp.125 Aangezien de enige autoriteit voor de internationale communistische beweging lag in de documenten van de bijeenkomsten in Moskou in 1957 en 1960, was China in het begin van de jaren 1960 voorstander van het houden van een nieuwe internationale conferentie. Chroesjtsjov vreesde echter dat een nieuwe conferentie de Chinese macht enkel zou doen groeien. Bovendien opperde hij dat deze nieuwe bijeenkomst de problemen tussen China en de SU niet zou oplossen, in tegendeel, het zou enkel een diepere breuk veroorzaken. Volgens hem kon de Chinese regering de relatie met de Sovjet-Unie slechts verbeteren indien ze inzagen dat hun inzichten fout waren. Mao ging hier niet mee akkoord, maar 123 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.62-64, pp.145-51. Chroesjtsjov benadrukte dat de SU zijn leiderspositie niet wou misbruiken en tijdens het 21ste partijcongres van de CPSU zei hij: “As for the Soviet Union, its role, of course, consists, not in controlling other countries, but in having been the first to blaze the trail to Socialism for mankind, in being the most powerful country in the world Socialist sytem and the first to have entered the period of the comprehensive building of Communism.” Cf. N.S. Chroesjtsjov, Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 1959-1965, p.69. 125 Een artikel uit 1964 uitte de Chinese kritiek op de dominante leiderspositie van de SU: “We hold that the existence of the position of head does not contradict the principle of equality among fraternal Parties. It does not mean that the C.P.S.U. has any right to control other Parties; what it means is that the C.P.S.U. carries greater responsibility and duties on its shoulders.” Uit: Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The leaders of the C.P.S.U. are the Greatest Splitters of Our Times: Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (7)”, Renmin Ribao, 4 februari, 1964. In: Peking Review, No. 6, 7 februari, 1964, p.14. 124 36 moest zich neerleggen bij het feit dat er niet direct sprake zou zijn van een nieuwe internationale communistische bijeenkomst.126 3.4. De Verenigde Staten: Papieren tijger of bondgenoot? 3.4.1. Detente tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten.127 Chroesjtsjovs benadrukking van vreedzame co-existentie op het 20ste partijcongres van de CPSU128 leidde een proces van moeizame relaxatie van de internationale spanningen in. Volgens de SU was de macht van het communistische kamp danig gegroeid dat geweld overbodig was geworden. Het was immers ook mogelijk om op een economische manier te wedijveren met het Westen, wat volgens Chroesjtsjov uiteindelijk zou leiden tot een superieure communistische economie. Bovendien geloofde hij dat het imperialisme veranderd was en dat het Westen zelf elk gewapend conflict wou vermijden. Het communistische kamp had er bijgevolg volgens de SU alle belang bij om goede relaties met het Westen, in de eerste plaats met de Verenigde Staten, op te bouwen en zo de kans op elk mogelijk conflict te minimaliseren en de economische vooruitgang te stimuleren.129 China heeft zich gedurende het ganse dispuut steeds verzet tegen een mogelijke detente met het Westen en zeker met de Verenigde Staten. Mao begreep dat oorlog kon vermeden worden door middel van diplomatieke contacten, maar volgens hem was het onmogelijk een bekwame westerse leider te vinden om diplomatieke contacten mee aan te gaan. Hij geloofde helemaal niet dat het imperialisme veranderd was en bereid was om toegevingen te maken.130 Bovendien vreesde Mao dat Chroesjtsjov door het nastreven van een detente met het Westen, nog minder bereid zou zijn om risico’s te nemen in regio’s die niet belangrijk waren voor de SU, bijvoorbeeld in Taiwan. Mao verweet de SU dat ze bang waren van de VS. Volgens hem was de VS niets meer dan een papieren tijger. 131 De tijger leek 126 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp167-90. De ontwapeningsgesprekken maakten een belangrijk deel uit van de detente met het Westen. In dit deel van de scriptie ga ik hier echter niet dieper op in. De ontwapeningspolitiek wordt uitgebreid beschreven in het vijfde hoofdstuk over de militaire relatie tussen China en de SU. 128 Cf. sectie 3.1.1. 129 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.110-29. 130 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.30-33. 131 In een interview met de Amerikaanse journaliste Anna Louise Strong in augustus 1946, vertelde Mao Zedong dat “alle reactionairen papieren tijgers waren. Als we kijken dan is de verschijning van de reactionairen angstaanjagend, maar in werkelijkheid is hun kracht niet zo schitterend.” (eigen vertaling F.A.) Uit: Mao 127 37 gevaarlijk, maar in essentie was hij van papier en was er bijgevolg geen enkele reden om hem te vrezen. Volgens China gebruikte de VS de dreiging van een mogelijke oorlog alleen maar als afschrikmiddel om op deze manier de rest van de wereld in te palmen.132 Ondanks eerdere toenaderingen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten133, bleef hun onderlinge relatie tot 1959 extreem gespannen. Daar kwam in augustus 1959 echter verandering in toen Chroesjtsjov instemde op een uitnodiging van president Eisenhower134 om een bezoek te brengen aan de Verenigde Staten. Nadat beide wereldleiders op 3 augustus 1959 hun bezoek publiekelijk hadden aangekondigd, waren de meningen van de Amerikaanse en Sovjet-Russische pers erg verdeeld. De Amerikaanse pers bleef erg voorzichtig en opperde dat het om een informele meeting tussen de twee leiders ging. De pers in de USSR daarentegen had enorm hoge verwachtingen van dit bezoek en beschreef het als een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van de SU en de wereld. De Chinese pers versterkte na deze aankondiging onmiddellijk zijn kritiek op het imperialisme en de Verenigde Staten. Chroesjtsjovs moeite om ontmoetingen met westerse leiders aan te gaan, werd hem door China duidelijk niet in dank afgenomen.135 Van 15 tot 28 september reisde Chroesjtsjov doorheen de Verenigde Staten. Het hoogtepunt van zijn reis waren de drie dagen dat hij gesprekken had met president Eisenhower in Camp David. De resultaten van hun gesprekken waren matig. De twee leiders verbonden zich eraan in het vervolg conflicten altijd eerst op een vredevolle manier proberen op te lossen, maar concrete akkoorden of oplossingen bleven uit. Desondanks was de reis een groot succes voor het imago van Chroesjtsjov. Op deze manier toonde hij dat hij de macht en de persoonlijkheid had om internationale geschillen te helpen oplossen.136 De reacties van de Amerikaanse en Sovjet-Russische pers waren opnieuw erg uiteenlopend. De Amerikaanse pers bleef voor de tweede maal erg voorzichtig en meldde enkel dat het Zedong 毛 泽 东 , Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong ben xia ce 毛 泽 东 著 作选 读 甲 种 本 下 册 (“Geselecteerde geschriften van Mao Zedong, tweede volume”), Beijing, Renmin chubanshe, 1965, pp.365-6. 132 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.217-21. 133 Op de Geneva-conferentie in 1955 werden reeds eerdere pogingen tot een detente tussen de USSR en de VS ondernomen. Cf. Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente: Relaxations of Tension in US-Soviet Relations: 1953-84, Urbana, University of Illinois Press, 1985, pp.84-91. 134 President Dwight D. Eisenhower (1890-1969) was president van de Verenigde Staten van 1953 tot 1961. Cf. The White House, http://www.whitehouse.gov/about/presidents/DwightDEisenhower/, geraadpleegd op 24 mei 2009. 135 Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente”, pp.84-91. 136 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77. 38 bezoek vriendschappelijk verlopen was. In de USSR reageerde de pers daarentegen erg uitbundig. Volgens hen was dit bezoek een belangrijke stap in het detenteproces.137 Na zijn Amerikaans bezoek, was Chroesjtsjov van 30 september tot 4 oktober 1959 aanwezig op de vieringen voor de tiende verjaardag van de Volksrepubliek China. Reeds tijdens zijn verblijf in de VS waren er verschillende Chinese artikels met kritiek op het Amerikaanse imperialisme verschenen. China vreesde dat de Sovjet-Russische detente met het Westen enkel ten koste van China kon plaats vinden. De CCP besefte dat de Chinese alliantie met de SU zijn waarde aan het verliezen was. Na Chroesjtsjovs vertrek uit China, werd de Chinese kritiek steeds harder.138 De openlijke veroordeling van Chroesjtsjov werd nog steeds vermeden, maar zowel Renmin Ribao als Hongqi 红旗 publiceerden verschillende artikels die het concept van de vreedzame co-existentie verworpen en een mogelijke toenadering met het Westen als schadelijk zagen.139 3.4.2. Conflicten met Cuba en India. 3.4.2.1. India. Vanaf het midden van de jaren 1950 begon China India te zien als een kapitalistisch land. Volgens hen leunde India aan bij de imperialistische en niet de communistische kant. De Sovjet-Unie daarentegen, zag India als een neutrale staat. Chroesjtsjov hoopte dat hij door het geven van hulp, India uit de handen van de imperialisten kon houden en misschien zelfs tot het communistische blok kon laten toetreden. 140 In maart 1959 sloeg de Chinese regering een opstand van het Tibetaanse volk tegen de Chinese dominantie gewelddadig neer waardoor de Dalai Lama, de spirituele leider van Tibet, naar India moest vluchten. Deze gebeurtenis leidde tot een afkoeling in de relatie tussen China en India. China verdacht India van actieve steun aan het Tibetaanse verzet. India daarentegen werd getroffen door een golf van verontwaardiging en maakte zich bovendien zorgen om de Chinese agressieve 137 Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente, pp.84-91. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.116-8. 139 Verschillende artikels uit Renmin Ribao en Hongqi gaven kritiek op de VS en stelden dat: “Even President Eisenhower did not forget to carry on the “cold war”. *…+ People can see that behind Eisenhower’s smokescreen of “peace” lurks the coldest “cold war” conducted by American imperialism, namely, military and war threats aimed at the socialist camp and suppression of the national and democratic movement.” Uit: Yu Chaoli, “Excellent Situation for The Struggle for Peace”, Hongqi, No.1, 1960. In: Peking Review, No.1, 5 januari, 1960, p.18. 140 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2. 138 39 houding. President Jawaharlal Nehru141 stelde dat hij de vriendschap tussen China en India koesterde, maar dat hij tegelijkertijd zijn sympathie voor het Tibetaanse volk niet kon verbergen.142 Ondertussen probeerde de SU al sinds Chroesjtsjovs reis door Azië in 1955 hun relaties met India te verbeteren. Daarom zweeg de Sovjet-Russische pers over deze kwestie en stelde ze enkel dat de situatie in Tibet een Chinese aangelegenheid was, waar de SU niets over te zeggen had.143 In de zomer en de herfst van 1959 ontstonden er verschillende geschillen rond de ChineesInidsche grens. China probeerde twee regio’s, waarvan India beweerde dat ze hen toebehoorden, te bezetten.144 Bovendien verweten beide landen elkaar dat de andere partij het conflict gestart had. De SU, die liever niet in het conflict betrokken raakte, publiceerde op 9 september een TASS-verklaring145 die stelde dat de SU spijt toonde over deze zaak. De verklaring benadrukte de neutrale positie van de SU en drukte de hoop uit dat beide landen zelf hun problemen konden oplossen. Chroesjtsjovs neutraliteitsverklaring en het feit dat hij zich distantieerde van de Chinese acties hadden hoogstwaarschijnlijk te maken met zijn nakende bezoek aan de Verenigde Staten. Hij zou het immers moeilijk hebben om de westerse leiders te overtuigen om disputen op een diplomatieke manier op te lossen, indien hij de militante acties van bondgenoot China bleef goedkeuren.146 China hechtte enorm veel belang aan de neutraliteitsverklaring van Chroesjtsjov. Mao verweet de leider van de USSR dat hij de Chinese belangen opofferde om de kans op samenwerking met het Westen te vergroten. Volgens Mao was de Sovjet-Russische neutraliteit in een dispuut tussen een geallieerde bondgenoot en een neutraal land, het ultieme bewijs dat de SU zijn revolutionaire geest aan het verliezen was. Voor Mao was het nu duidelijk dat de SU het pad van het ware marxisme-leninisme had verlaten.147 Bovendien publiceerde de Chinese regering in 1963 een artikel waarin ze de TASS-verklaring van 9 september 1959 zagen als de eerste openbaring van de verschillen tussen China en de SU 141 Jawaharlal Nehru was een Indiase nationalist die een belangrijke rol speelde tijdens de Indiase onafhankelijkheidstrijd. Nadat India op 15 augustus 1947 onafhankelijk was geworden, werd Nehru de eerste Indiase premier. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.114-9. 142 Neville Maxwell, India’s China War, New York, Pantheon Books, 1970, pp.262-3. 143 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2. 144 Zie bijlage 2. 145 Het TASS-agentschap was tot 1992 het officiele nieuwsagentschap van de SU. In 1992 vloeide het samen met het Russische telegrafisch informatie agentschap. Cf. Gan Huiyun, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi”, p.75. 146 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77. 147 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2. 40 aan de buitenwereld. De CCP verweet Chroesjtsjov bijgevolg dat hij de eerste was die het dispuut aan de volledige wereld had bekend gemaakt.148 In de lente van 1962 ontstonden er opnieuw spanningen aan de grens tussen China en India. Beide landen versterkten hun grenstroepen en in juli volgden nieuwe gewapende conflicten. India wou echter geen onderhandelingen vooraleer China zich had teruggetrokken uit de gebieden die India opeiste. China daarentegen, wou voor eens en voor altijd duidelijk maken dat India de grens tussen beide landen niet kon veranderen door middel van militaire kracht. Daarop viel China op 20 oktober 1962 India binnen. Enerzijds was de Chinese actie erg succesvol, anderzijds verloor China hierdoor elke sympathie in de wereld. De volledige westerse wereld veroordeelde China voor de roekeloze agressie die het gebruikte. Met het oog op een mogelijk verzoening tussen China en de USSR, week Chroesjtsjov eventjes af van zijn neutrale positie en erkende hij het nieuwe Chinese voorstel voor de grens tussen China en India. De steun van de SU aan China was echter slechts van korte duur. Van zodra China begon kritiek te uiten op de positie van de SU in Cuba in december 1962 149, benadrukte Chroesjtsjov terug de Sovjet-Russische neutraliteit. Vervolgens verontschuldigde hij zich bij de Indiase president Nehru voor de foutieve interpretatie die hij had gegeven in zijn oorspronkelijke verklaring. Bovendien bleef de SU militaire hulp geven aan India. Hieruit bleek dat de positie van de SU in het Chinees-Indische grengeschil waarschijnlijk nooit helemaal neutraal was geweest.150 3.4.2.2. Cuba De zomer van 1962 betekende tevens het begin van de Cuba-crisis tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Wanneer de VS ontdekt had dat de SU kernraketten had geïnstalleerd in Cuba, eiste president Kennedy op 22 oktober 1962 dat de SU al zijn raketbases ontmantelde. Op 25 oktober verklaarde China dat het de positie van de USSR in de Cubacrisis steunde. Wanneer Chroesjtsjov echter op 28 oktober bekend maakte dat hij zou toegeven aan de eisen van de VS, wijzigde de Chinese opinie drastisch.151 Een jaar later, op 1 september 1963 publiceerde Renmin Ribao een artikel waarin de Chinese regering openlijk de houding van de SU in de Cuba-crisis veroordeelde. Volgens Mao had de SU zowel de fout 148 “Whence the Differences? A Reply to Thorez and Other Comrades”, Renmin Ribao, 27 februari, 1963. In: Peking Review, No.9, 1 maart, 1963, p.10. 149 Cf. sectie 3.4.2.2. 150 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.174-6. 151 Ibid. 41 van het avonturisme als van het capituleren gemaakt. Enerzijds vond hij het niet nodig dat de SU raketten in Cuba had geplaatst, aangezien er helemaal geen nucleaire dreiging was in de Caribische zee. Anderzijds vond Mao dat eens de raketten geplaatst waren, de SU ze niet meer had mogen verwijderen. Dit was in zijn ogen immers een duidelijk teken van zwakte en angst voor de VS. Het enige wat Chroesjtsjov volgens Peking had bereikt door toe te geven aan de dreigementen van de VS, was dat het de VS had sterker gemaakt.152 De Chinese regering had in elk geval duidelijke conclusies getrokken uit de houding van de SU tijdens het conflict met India en de Cuba-crisis. China besefte dat de SU vanaf nu alleen maar op zoek zou gaan naar een detente met het Westen en dat van druk op het imperialisme geen sprake meer zou zijn. Het feit dat de SU niet tussenbeide kwam om haar bondgenoten te helpen, terwijl ze daar wel de militaire middelen toe had, bewees volgens Mao dat Chroesjtsjov de strijd tegen het imperialisme minder belangrijk vond dat vreedzame co-existentie met het Westen. Mao opperde vervolgens dat de Chinese versie van het marxisme-leninisme de enige juiste versie was en hoopte zo een beter alternatief te bieden voor de internationale communistische beweging.153 3.5. Het conflict met pen en papier. Op 16 april 1960 publiceerde de CCP het artikel “Liening Zhuyi wansui 列宁主义万岁 (“Long live Leninism”)”154 in hun partijkrant Hongqi. Dit Chinese artikel luidde een periode van openlijke wederzijdse kritiek tussen China en de Sovjet-Unie in. Beide landen publiceerden vanaf dat moment lange artikels waarin ze hun eigen ideologische opvattingen verdedigden en die van de andere partij tegenspraken. De artikels en speeches werden doorheen de eerste helft van 1960 steeds heviger en de kritiek op de andere partij werd steeds minder subtiel naar voren gebracht. Zowel China als de SU hoopten dat het afbreken van de opvattingen van de andere hen veel steun voor hun eigen ideeën zou opleveren.155 152 “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on September 1, 1963: A Comment on the Soviet Government’s Statement of August, 21”, Renmin Ribao, 1 september, 1963. In: Peking Review, No.36, 6 september, 1963, pp.7-16. 153 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.159-71. 154 Editoriale afdeling van Hongqi, “Liening zhuyi wansui 列宁主义万岁(“Long Live Leninism!”)”, Hongqi, 16 april, 1960. In: Peking Review, No.17, 26 april, 1960. 155 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.299-301. 42 De artikels concentreerden zich vooral op de ideologische verschillen tussen China en de USSR. China bleef de revolutionaire en militante ideeën van Lenin steunen en stelde dat deze niet aangepast dienden te worden omdat er nu nucleaire wapens bestonden. De CPSU daarentegen, benadrukte dat Lenin in de eerste plaats naar vrede streefde. Uit de wederzijdse publicaties bleek al gauw dat beide partijen zorgvuldig hun citaten van Lenin selecteerden zodat die bij hun ideeën aansloten. De werken en geschriften van Lenin waren immers zo uitgebreid dat zowel China als de USSR er stellingen die hun eigen opvattingen staafden konden in terug vinden. Bovendien was het mogelijk om hetzelfde citaat op verschillende manieren te interpreteren. Zowel China als de SU vonden het belangrijk te tonen dat hun ideeën verder bouwden op Lenins theorie. Op deze manier werd volgens hen immers bewezen dat hun opvattingen de enige juiste waren.156 Het artikel “Long live Leninism” werd geschreven naar aanleiding van de 90ste verjaardag van de geboorte van Lenin. De publicatie uitte in de eerste plaats kritiek op het imperialisme en het revisionisme. Vooral Yoegoslavië, onder leiding van Josip Broz Tito, werd het middelpunt van de kritiek. Het artikel stelde dat: The modern revisionists assert that in their “new epoch”, because of the progress of scientific technology, the “old conceptions” of Marx and Lenin are no longer applicable. *…+ The U.S. imperialists and their partners use weapons like atom bombs to threaten war and blackmail the whole world. They declare that anyone who does not submit to the domination of U.S. imperialism will be destroyed. The Tito clique echoes this line.”157 Het artikel stelde duidelijk dat men altijd alert diende te blijven voor het imperialistische en revisionistische gevaar. Bovendien stelde de CCP dat men inderdaad was aangekomen in een nieuw tijdperk, met onder andere nucleaire wapens, maar dit betekende volgens hen niet dat de stellingen van het marxisme-leninisme niet langer geldig waren. 158 Het belangrijkste element van het artikel was dat China voor het eerst publiekelijk de stellingen van het 20ste partijcongres van de CPSU weerlegde. Door middel van hun kritiek op het nieuwe beleid van Chroesjtsjov onthulden ze voor een groot publiek hun onenigheid met de SU. Enkele jaren later verweet de SU de CCP dat zij voor het eerst de verschillen 156 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95. Uit: Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.10-11. 158 Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.6-23. 157 43 tussen beide landen had bekend gemaakt.159 Waarschijnlijk speelde deze publicatie tevens een rol in het beëindigen van de Sovjet economische hulp aan China160.161 Volgens het artikel was het imperialisme, in tegenstelling tot wat de revisionisten beweerden, nog steeds niet veranderd en bleef het even agressief. De stelling van Chroesjtsjov dat oorlog in het vervolg te vermijden viel, klopte bijgevolg niet. Het artikel stelde dat: So long as capitalist imperialism exists in the world, the sources and possibility of war will remain. The proletariat should guide the masses of people understanding of the sources of war and to struggle for peace and against imperialism.162 In de ogen van de CCP was het noodzakelijk om ten aller tijde voorbereid te blijven op een oorlog, aangezien de kans dat het imperialisme een oorlog begon nog steeds even groot was. Ook Chroesjtsjovs theorie dat een vreedzame transitie van het kapitalisme naar het socialisme mogelijk was, werd tegengesproken. Het artikel verwees terug naar Lenin en stelde dat de vreedzame ontwikkeling van de revolutie slechts in zeer zeldzame gevallen mogelijk was. Het artikel toonde bijgevolg duidelijk aan dat China het niet eens was met het beleid van de SU en dat het er nu ook openlijk durfde voor uit komen. 163 159 De CCP vond echter dat de TASS-verklaring die de SU in september 1959 publiceerde in verband met de Chinees-Indische grensgeschillen, het conflict voor de eerste maal openbaar had gemaakt. Cf. sectie 3.4.2.1. 160 Cf. hoofdstuk 4. 161 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.299-301. 162 Uit: Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, p.6. 163 Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.6-23. 44 4. De economische relatie tussen China en de Sovjet-Unie. 4.1. Economische hulp voor de breuk. Na een burgeroorlog en de uiteindelijke oprichting van de Volksrepubliek, had China dringend nood aan een economische heropbouw. 164 Daarom kondigde de CCP in 1953 haar eerste vijfjarenplan165 aan. Dit plan was gebaseerd op het economisch model van de SovjetUnie en legde een grote nadruk op de snelle ontwikkeling van de zware industrie. Om de slaagkansen van het plan te optimaliseren, moest China volledig steunen op de hulp van de SU, zowel op financieel, materieel als technologisch vlak. Hoewel het plan een succes werd voor de Chinese economie, was China nu volledig economisch afhankelijk geworden van de SU.166 De financiële hulp van de SU aan China bestond hoofdzakelijk uit leningen, waarvan China een groot deel gebruikte voor militaire aangelegenheden. De terugbetaling van deze leningen gebeurde voornamelijk door Chinese export naar de SU. Dit maakt het complexer om een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen de handel tussen beide landen en de hulp van de SU aan China. Aangezien de officiële verklaringen van de USSR stelden dat de leningen uit 1956 en 1957 voortvloeiden uit vorige akkoorden, waren er in feite sinds 1955 geen nieuwe leningen tussen Peking en Moskou meer overeen gekomen. Waarschijnlijk kwam dit voort uit een combinatie van China’s drang naar meer onafhankelijkheid en de weigering van de SU om de leningen uit te breiden. De SU had het geld op dat moment 164 De Japanse invasie en de Chinese burgeroorlog hadden de Chinese economie negatief beïnvloed. Het volume van de industriële productie lag in 1949 50% lager dan het hoogste punt voor de oprichting van de Volksrepubliek China. De daling was het meest merkbaar in de zware industrie, aangezien een groot deel van de fabrieken tijdens de oorlogsperiode verwoest waren. Ook de landbouwproductie bevond zich op een laag peil, onder andere door de verwoeste irrigatiesystemen. Cf. M. I. Sladkovskii, History of Economic Relations between Russia and China, Jerusalem, Kiryat Moshe, 1966, p.243. 165 Het eerste vijfjarenplan liep van 1953 tot 1957. Het plan schonk voornamelijk aandacht aan het opbouwen van industrie in het binnenland, aangezien de vroegere industriële ontwikkeling onder buitenlandse invloed zich vooral op de kustprovincies had gericht. Op industrieel vlak voorzag het plan de opbouw van 694 projecten, waarvan er 156 uitgevoerd zouden worden met steun van de SU. Op deze manier hoopte de CCP hun industriële productie tussen 1952 en 1957 met 98,3% te verhogen. Cf. M.I. Sladkovskii, History of Economic Relations between Russia and China, pp.250-4. 166 Peter Mayer, Sino-Soviet Relations since the Death of Stalin, Hong Kong, Union Research Institute, 1962, pp.122-31. 45 immers zelf nodig voor de eigen economische expansie en om te investeren in de derdewereldlanden.167 Op materieel vlak, sloten beide partijen tussen 1950 en 1956 verschillende contracten waarin de SU beloofde om in totaal 211 industriële projecten in China te steunen. Dit hield in dat de SU advies gaf omtrent het kiezen van de plaats, het ontwerp en de uitrusting van de volledige fabriek.168 Over de vraag hoeveel het totale bedrag was dat de SU in China geïnvesteerd heeft, heerst grote onenigheid. Wat wel zeker is, is dat de hulp niet gratis was. Net als bij de leningen, verwachtte Moskou een Chinese terugbetaling in de vorm van exportgoederen. Ondanks dat de materiële hulp van de SU van enorme waarde was voor China, werd het soms toch nog te overdreven benadrukt door de SU. Indien men de hulp per hoofd bekijkt, dan was China erg benadeeld in vergelijking met de andere communistische landen.169 De hulp aan China was immers slechts 1/8ste van de totale hulp van de USSR aan de leden van het communistische blok.170 Het was gepland dat de projecten die reeds voor 1956 geregeld waren, in 1958 in werking zouden treden. Op het einde van 1957, was er echter slechts minder dan 1/3 van de geplande projecten operatief en werd de einddatum doorgeschoven naar 1962.171 Op technologisch vlak, rekende China tevens op de hulp van de Sovjet-Unie. In de eerste helft van de jaren 1950, alhoewel China en de SU toen nog geen akkoorden over een eventuele wetenschappelijke en technische samenwerking hadden gesloten, zond de SU toch al verschillende specialisten naar China. Deze moesten China helpen bij de economische heropbouw en de Chinese arbeiders opleiden en begeleiden in hun job. In oktober 1954 kwam het uiteindelijk tot een akkoord voor wetenschappelijke en technische samenwerking tussen Chroesjtsjov en Mao. Hierin legden beide partijen hun intentie om voortaan belangrijke technische informatie en materialen uit te wisselen zonder dat de 167 Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42. In 1950 besliste de SU om 50 industriële ondernemingen in China te helpen opbouwen. In mei 1953 besloten ze om hulp te geven aan nog eens 91 bijkomende projecten. Dit akkoord werd ondertekend in september 1953, wanneer een Chinese delegatie aanwezig was in Moskou. Vervolgens besloot de SU in oktober 1954 om nog eens 15 Chinese projecten te steunen. Tenslotte kwamen daar in april 1956 nog 55 projecten bij, wat het totaal op 211 bracht. Cf. Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, 19491957, Hong Kong, Union Research Institute, 1961, pp.23-32. 169 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.129-43. 170 Onderzoekers zijn het niet eens over de som van de totale hulp van de SU aan China, maar waarschijnlijk schommelt die rond de 800 miljoen dollar. Indien men bedenkt dat dit slechts 0.02% van het BNP van de SU was, kan het totale bedrag van de Sovjet-Russische hulp aan China gerelativeerd worden.. Cf. Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs, Vol.40, No.4, 1964, p.648. 171 Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42. 168 46 andere partij hiervoor meer dan de eigenlijke productiekosten hoefde te betalen, vast. Verder zouden beide landen experts naar elkaar zenden die een positieve invloed hadden op de verdere economische ontwikkeling. Bovendien zou er een Sino-Sovjet-Raad voor wetenschappelijke en technische samenwerking worden opgericht. Deze raad had 7 Chinese en 7 Sovjet-Russische leden en kwam twee keer per jaar samen. De 14 leden beslisten hoeveel en welke projecten in de toekomst zouden ondernomen worden. Uit de inhoud van het akkoord bleek dat China duidelijk had gestreefd naar gelijkheid met de SU. Terwijl op papier steeds de nadruk werd gelegd op het wederzijds uitwisselen van informatie en het wederzijds zenden van specialisten, was er in de realiteit vooral sprake van eenrichtingsverkeer. Aangezien de SU zich op economisch en industrieel vlak in een veel verder stadium bevond dan China, ging het vooral om hulp van de USSR aan China en niet omgekeerd.172 Zeker in de beginjaren van de Volksrepubliek, wanneer China geïsoleerd was van de buitenwereld, was deze hulp van de experts erg welkom. Toch mag het bereik ervan niet overschat worden. Vanaf 1958 was China tevens bereid om van andere landen te leren en stelde Peking zich open voor technologische kennis die van buiten de Sovjet-Unie kwam. Desondanks bleef de SU een belangrijke functie vervullen in het opleiden van Chinese studenten en arbeiders. Een groot aantal van hen ging nog steeds naar de SU voor een langere studie of een kortere training.173 4.2. Grote sprong voorwaarts. In 1957 begon de Chinese regering zich de vraag te stellen of dit op de SU geïnspireerd economisch model wel geschikt was voor het grote, overbevolkte en agrarische China. Waar China in 1955 nog volop benadrukte dat de hulp van de SU een noodzakelijk onderdeel van hun vijfjarenplan uitmaakte, begon men daar in 1957 anders over te denken. De CCP raakte er van overtuigd dat China ook zelf, zonder massale hulp van de SU, de industrialisatie tot een goed einde kon brengen. 174 Het werd volgens hen steeds belangrijker om niet te afhankelijk te zijn van het buitenland, maar zich te baseren op hun eigen kracht. Enkel voor 172 Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, pp.32-51. Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42. 174 Deze omslag in het Chinese denken is te situeren in de algemene linkse heroriëntatie van de Chinese politiek na het mislukken van de 100 bloemen bloeien –campagne vanaf de tweede helft van 1957. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, p.353. 173 47 een paar grote ondernemingen of precisiemachines zou China voortaan de hulp van de SU nog inroepen.175 Aldus kwam de CCP in de zomer van 1958 naar buiten met een nieuw Chinees beleid voor de opbouw van het socialisme. Het tweede vijfjarenplan werd vervangen door de Grote Sprong Voorwaarts, waarin industrialiseren en collectiviseren centraal stonden. China was vastbesloten om economisch onafhankelijk te worden en wilde bijgevolg komaf maken met de grote leningen aan de SU. Om de productie te verhogen werd besloten in het vervolg te steunen op mankracht, het enige wat China in overvloed bezat.176 In het algemeen toonde de Grote Sprong Voorwaarts ontevredenheid over het tempo van de huidige revolutionaire vooruitgang en optimisme dat China het veel beter kon. Mao wou tevens gebruik maken van ideologie om de massa te mobiliseren zodat het revolutionaire enthousiasme niet zou verdwijnen. We kunnen hier dus spreken van een opstoot in de persoonscultus rond Mao. De Grote Sprong Voorwaarts focuste zich echter niet enkel op de Chinese economie, ook de veelbesproken communes177 hoorden thuis in deze nieuwe beweging. 178 Aangezien de Grote Sprong Voorwaarts meer was dan enkel een economisch model, veroorzaakte het dan ook op alle vlakken spanningen tussen China en de SU. Op economisch vlak, waren er natuurlijk enorme verschillen tussen dit nieuwe economische concept en het vijfjarenplan van de SU. Ook op ideologisch vlak werd de SU opnieuw geconfronteerd met het feit dat Mao het marxisme-leninisme aanpaste aan de specifieke noden van de Chinese maatschappij. In deze Grote Sprong Voorwaarts lag bijgevolg een onderhuidse machtsstrijd verborgen. De CCP zag in het nieuwe model van Mao de oplossing om het communisme naar de onderontwikkelde landen over te brengen. Het duurde niet lang voor de Chinese partij benadrukte dat Mao’s Grote Sprong Voorwaarts het voorbeeld van de revolutie in de onderontwikkelde landen was geworden. Indien Moskou dit zou beamen, dan kenden ze in feite het leiderschap van de revolutie in Azië, Afrika en LatijnsAmerika aan Mao toe, wat ze in elk geval wilden vermijden.179 Een verdere onenigheid 175 Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.77-84. 177 In 1958 werden de landbouwcoöperatieven op het platteland omgevormd tot 24.000 communes. Elke commune was verder ingedeeld in verschillende productie-eenheden. In het begin van de lancering van de communes, werden drastische maatregelen genomen, zo werden alle privégoederen eigendom van de commune. Cf. Chu-yuan Cheng, “The Changing Pattern of Rural Communes in Communist China”, Asian Survey, No.9, November, 1961, pp.3-4. 178 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.93-101. 179 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, p.77-84. 176 48 ontstond over de snelheid van de revolutionaire vooruitgang. China vond dat de revolutionaire weg van de SU veel te lang was, volgens hen bestond er te veel kans dat de CPSU zijn revolutionair enthousiasme onderweg verloor en zou stagneren. Met de communes uit het nieuwe Chinese plan kon het volgens Peking allemaal veel sneller gaan. Terwijl de SU niets of slechts vaag iets zei over wanneer het communisme zou bereikt worden, stelde de Chinese regering op het einde van augustus 1958 openlijk dat China er zich vlakbij bevonden. Natuurlijk voelde de SU zich beledigd wanneer de CCP suggereerde dat hun eigen maatschappij die van de SU aan het inhalen en zelfs aan het voorbijsteken was.180 Ondanks dat de SU zowel op economisch als op ideologisch vlak de Grote Sprong Voorwaart verwierp, bleken de eerste Sovjet-Russische reacties in de pers niet direct bekritiserend te zijn. Aanvankelijk prees de SU het feit dat China inspanningen leverde om het marxisme-leninisme aan te passen aan de specifieke Chinese problemen. Over de communes werd daarentegen in alle talen gezwegen. Waarschijnlijk dacht Moskou dat de extremere aspecten van de communes, die volgens hen niet door de beugel konden, uiteindelijk zouden afgevlakt worden door binnenlandse druk.181 Wanneer dit later toch niet zo bleek te zijn, volgde er hardere kritiek vanuit de SU.182 Vanaf november 1958 begon de CCP sommige uitspraken terug te trekken en te verkondigen dat het toch nog enige tijd, meer bepaald nog 10 tot 20 jaar, zou duren vooraleer China het communisme kon bereiken. Aangezien de Grote Sprong Voorwaarts en de communes niet de gewenste resultaten hadden opgeleverd, gaf de CCP toe dat het een utopisch concept was geweest en dat ze zichzelf hadden overschat. 183 Op 10 december 1958 vond de zesde plenaire vergadering van het achtste Centraal Comité van de CCP plaats. Uit de resolutie aangaande de communes, die het Centraal Comité aannam en vervolgens publiceerde, bleek opnieuw dat de extreemste ideeën omtrent de Grote Sprong Voorwaarts werden afgezwakt. Bovendien gaf men toe dat de overgang van socialisme naar 180 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77. De USSR had na de burgeroorlog ook zelf communes gesticht. Dit beleid was echter mislukt en dus vond de USSR de Chinese leiders niet verstandig omdat ze ondanks deze voorkennis, toch nog communes wilden oprichten. Nochtans waren de communes in de USSR en China erg verschillend. De Chinese communes waren grote officiële organisaties die vanuit de CCP werden gestuurd. De communes uit de USSR waren echter veel kleiner, onofficieel en werden niet volledig gesteund door Lenin en de partij van de Bolsjewieken. Cf. Robert G. Wesson, “The Soviet Communes”, Soviet Studies, No.4, april, 1962, pp.341-3. 182 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.90-98, 112-6. 183 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.125-8. 181 49 communisme een lang en moeilijk proces was. Toch zag de CCP de communes nog steeds als de beste oplossing om socialisme, en daarna communisme, te ontwikkelen in China. 184 Een eerste publieke reactie van de SU op de gebeurtenissen in China vond plaats tijdens het 21ste congres van de CPSU in 1959. Chroesjtsjov wou van deze gelegenheid gebruik maken om het ideologische leiderschap van Mao terug te winnen. Hij benadrukte dat de vooruitgang naar het communisme stap voor stap gebeurde en dat geen enkele stap, zeker niet die van het socialisme, kon worden overgeslaan. Bovendien gebeurde de overgang tussen een socialistische en communistische maatschappij volgens hem niet plots, de twee vloeiden uit elkaar voort. De weg naar het communisme was volgens Chroesjtsjov dus onvermijdelijk een lang en gradueel proces. Hij benadrukte dat de SU al een enorme vooruitgang had gemaakt op deze weg. Men mocht zeker niet rusten op deze weg, maar men mocht zich ook niet overhaasten, wat China in zijn ogen wel deed. Wat wel leek op een overwinning voor China was dat Chroesjtsjov op het partijcongres stelde dat alle landen ongeveer gelijktijdig de overgang naar het communisme zouden maken. Hiervoor moesten de meer ontwikkelde landen de minder ontwikkelde helpen op voorwaarde dat deze economisch met het communistische blok samenwerkten. Het feit dat Chroesjtsjov dit Chinese standpunt aannam tijdens het congres en dus in feite toegaf aan de Chinezen, wees er op dat hij voortaan Mao en de Chinese opinie niet meer kon negeren. Over de communes zelf bleef hij tijdens het congres heel erg vaag.185 Een eerste scherpe aanval van Chroesjtsjov op de Chinese communes gebeurde slechts op 18 juli 1959 tijdens zijn speech in Polen. Hij zei toen dat de Chinezen met hun communes totaal niet hadden begrepen hoe men het communisme kon bereiken.186 In de eerste helft van de jaren 1960, nadat het conflict tussen China en de SU aan de wereld was onthuld, begon de SU in verschillende artikels alle elementen van de Grote Sprong Voorwaarts te bekritiseren. In de ogen van de CPSU was de Grote Sprong Voorwaarts niets meer dan een utopisch experiment dat elke voeling met de realiteit had verloren en bijgevolg uitgedraaid was op een groot fiasco. Een artikel uit 1964 stelde dat 184 “Resolution on Some Questions Concerning the People’s Communes, adopted by the Eight Central Committee of the Communist Party of China at its Sixth Plenary Session on December 10, 1958”, Peking Review, No.43, 23 december, 1958, pp.10-19. 185 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77. 186 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.134-8. 50 The so-called “great leap” was announced a political-economic adventure unprecedented in both design and scale. This was a policy divorced from real, objective possibilities, built on the desire to solve grandiose tasks faster and to “teach” others the newly invented methods of building socialism and communism. […] In short, the economy of China, which was still not properly consolidated, was subjected to a hail of unfounded experiments, beyond the strength of the country’s national economy and counter to the laws of economic development.187 China was volgens de SU te radicaal geworden omdat het vaak terug verwees naar Karl Marx, Friedrich Engels en Vladimir Lenin om de Chinese versnelde poging tot het communisme te rechtvaardigen. In september en oktober 1958 verwees de CCP daarentegen geen enkele keer naar de ervaringen en het voorbeeld van de SU, omdat die volgens China het ware marxisme-leninisme hadden verlaten.188 4.3. Het einde van de Sovjet-Russische economische hulp aan China. Ten gevolge van de steeds slechter wordende relatie tussen China en de USSR, besloot de Sovjet-Unie op 16 juli 1960 unilateraal om alle 1390 experts, die op dat moment in China verbleven om de Chinezen te helpen met hun economische opbouw, terug te roepen. Deze beslissing had enorme gevolgen voor de Chinese economie en veroorzaakte grote verliezen.189 Bovendien werden hierdoor een groot aantal van de contracten en projecten die afhankelijk waren van de hulp van de SU, beëindigd met als gevolg dat heel wat fabrieken en andere projecten onafgewerkt bleven en niet tot productie konden overgaan. Over de motieven van de SU voor deze terugtrekking bestaat geen zekerheid. Het zou kunnen dat de SU haar economische hulp liever investeerde in andere derdewereldlanden, uit vrees dat hun grote buurland China zich door de hulp van de USSR te veel zou versterken en te machtig zou worden. Anderzijds had de SU het geld misschien zelf nodig om te investeren in hun eigen economie.190 Opvallend was het feit dat China de helft van het bedrag dat ze van de SU kreeg, zelf gebruikte om andere landen economisch te steunen.191 Waarschijnlijk vreesde de SU hierdoor dat deze landen bij een uiteindelijke breuk resoluut 187 Uit: L. Ilyichev, “The Revolutionary Science and the Present Day: Against the Anti-Leninist Course of the Chinese Leaders”, Kommunist, No.11, juli, 1964, pp.12-35. In: Current Digest of the Soviet Press, No. 35, 23 september, 1964, p.11. 188 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.102-5. 189 Luan Jinghe, “”Zhong su guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping”, p.42. 190 Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, pp.647-648. 191 China gaf o.a. economische steun aan Albanië. De polarisering van de communistsiche wereld wordt uitgebreid besproken in het zesde hoofdstuk van deze scriptie. 51 de Chinese kant zouden kiezen. Daarom besliste Chroesjtsjov uiteindelijk om het geld niet langer in China, maar wel in de andere derdewereldlanden te investeren.192 Ten gevolge van het stopzetten van de economische hulp aan China, bevonden China en de SU zich aan het begin van een nieuw stadium in hun economische relaties. Terwijl het handelsvolume tussen China en de SU tussen 1957 en 1959 steeg (dit wees erop dat de onenigheden tussen beide partijen toen nog geen invloed hadden op de handelsrelatie tussen beide staten), daalde het in 1960 en vooral in 1961 drastisch. 193 In 1960 kwam de helft van de Chinese import nog uit de SU, in 1961 en 1962 bedroeg dat nog respectievelijk 30 en 25%. De import vanuit andere landen van het communistische blok nam in dezelfde mate af. Opmerkelijk is dat de Chinese export naar de SU in deze jaren wel op een tamelijk hoog niveau behouden werd. 194 Dit had waarschijnlijk te maken met de Chinese vastberadenheid om hun schulden aan Moskou af te betalen. Peking wou zo vlug mogelijk economisch onafhankelijk worden van de SU.195 Ondanks de daling in de handel met de communistische wereld vanaf 1960, toonde China pas vanaf 1963 duidelijk de intentie om goederen vanuit de westerse wereld te importeren. Aangezien de Chinese graanproductie nog altijd niet de noden van de stijgende bevolking ledigde, had China trouwens geen andere keus. China besloot bijgevolg om graan in te voeren vanuit het buitenland, hoofdzakelijk vanuit Australië en Canada omwille van de grotere tarweproductie per capita in deze landen. De westerse reacties op de Chinese intentie om handel te voeren met het Westen, waren verdeeld. Sommige landen, zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en Japan, hechtten veel belang aan het inpalmen van een deel van de Chinese markt. Andere landen waren dan weer minder geïnteresseerd of terughoudender.196 Nu de strijd op papier in 1960 reeds was van start gegaan, stapelden de Chinese verwijten over de beslissingen van de SU zich op. China beschuldigde de SU er van alle economische contracten met China zomaar te hebben verbroken zonder enige voorafgaande onderhandeling met Peking. Volgens China was de SU door het stoppen van de economische hulp aan China medeverantwoordelijk voor de moeilijkheden in de Chinese 192 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.129-43. 194 Cf de tabel in bijlage 3. 195 Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, p.650. 196 Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, p.651. 193 52 economie. Tenslotte verweet China de SU dat het het zenden van specialisten louter gebruikt had als middel om China onder controle van de USSR te houden. Een brief van het Centraal Comité van de CCP aan het Centraal Comité van de CPSU, die gepubliceerd werd in Renmin Ribao, stelde dat: But in spite of our objections you turned your backs on the principles guiding international relations and unscrupulously withdrew the 1,390 Soviet experts working in China, tore up 343 contracts and supplementary contracts concerning experts, and scrapped 257 projects of scientific and technical co-operation, all within the short span of a month. *…+ Your perfidious actions disrupted China’s original national economic plan and inflicted enormous losses upon China’s socialist construction. […] Your action fully demonstrates that you violate the principle of mutual assistance between socialist countries and use the sending of experts as an instrument for exerting political pressure on fraternal countries, butting into their internal affairs and impeding and sabotaging their socialist construction.197 197 Uit: “Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central Committee of the C.P.S.U.”, p.14. 53 5. De militaire relatie tussen China en de Sovjet-Unie. 5.1. De rol van atoomwapens in het conflict. Op 26 augustus 1957 testte de Sovjet-Unie succesvol een eerste intercontinentale ballistische raket198. Zes weken later, op 4 oktober 1957, volgde de lancering van de eerste artificiële satelliet, Spoetnik. Deze twee gebeurtenissen symboliseerden het feit dat de SU, net als de Verenigde Staten, verschillende technologische ontwikkelingen had doorlopen en nu eigen nucleaire wapens bezat. Het waren tevens deze gebeurtenissen die hevige discussies deden oplaaien tussen China en de SU.199 Aangezien het er niet naar uit zag dat China in de nabije toekomst zelf nucleaire wapens zou ontwikkelen, was het ook op militair vlak sterk afhankelijk van de SU. Op aandringen van China, sloten China en de SU vervolgens op 15 oktober 1957 een nucleair akkoord.200 “Het verdrag van nieuwe technologie voor nationale defensie” (“Guofang xin jishu xieding 国防新技术协定”) stelde dat de SU technische informatie en hulp voor nucleaire wapens aan China zou verschaffen, zodat China op termijn haar eigen nucleaire wapens kon produceren. Het werd de SU echter al snel duidelijk dat beide landen met de nucleaire wapens een verschillende strategie voor ogen hielden. De internationale militaire situatie had een nieuw keerpunt bereikt, maar de houdingen van Mao Zedong en Chroesjtsjov omtrent deze nieuwe situatie, stonden ver uit elkaar.201 De Chinese pers benadrukte onmiddellijk dat het communistische kamp nu militair superieur was aan het imperialistische kamp. De ondertussen legendarisch geworden 198 Een intercontinentale ballistische raket (afgekort ICBM: intercontinental Ballistic Missile) is een raket die normaal gezien een bereik van meer dan 6000 kilometer heeft. Bovendien kan deze raket gebruikt worden om kernwapens af te vuren. Cf. P.H.C. Hayward (uitg.), Jane’s Dictionary of Military Terms, Londen, Macdonald and Jane’s, 1975, p.89. 199 Allen S. Whiting, “The Sino-Soviet Split” in Roderick MacFarquhar en John K. Fairbank (uitg.), Cambridge history of China, Vol.14: The people’s Republic, part 1: The Emergence of Revolutionary China: 1949-1965, Cambridge, Cambridge University Press, 1987, pp.481-4. 200 Het militair akkoord tussen China en de SU was oorspronkelijk geheim, en werd door China pas bekend gemaakt nadat de SU het al had opgeschort. De inhoud van het akkoord is nooit gepubliceerd maar was hoogstwaarschijnlijk heel vaag en stelde weinig concrete beloften. Cf. Raymond L. Garthoff, “Sino-Soviet Military Relations, 1945-66”, pp.89. 201 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5. 54 uitspraak “The east wind prevails over the west wind”202 van Mao, was slechts één van de vele propagandatitels aangaande de militaire dominantie van het communistische kamp. Bovendien was dit keerpunt in de machtsbalans tussen Oost en West volgens China onomkeerbaar. De VS zou in de ogen van Mao, de SU nooit meer kunnen bijbenen. Mao benadrukte dat China geen voorstander was van een nucleaire oorlog, maar indien het ooit zo ver kwam, zou hij terug vechten en zou het imperialistische kamp volgens hem onvermijdelijk vernietigd worden.203 Juist omwille van de militaire superioriteit van het communistische blok, werd het volgens Mao tijd dat Chroesjtsjov een agressievere politiek begon te volgen. De verschillende overtuigingen van beide leiders werden voor het eerst duidelijk op de Moskou-conferentie, die werd gehouden van 16 tot 19 november 1957. Tijdens zijn speech op 18 november, bracht Mao de Chinese visie op de situatie naar voren. Hij zag de zowel de atoombom als de VS als een papieren tijger, van wie de kracht niet mocht overschat worden en waardoor men zich zeker niet mocht laten afschrikken. 204 Het socialistische kamp moest zich er juist tegen verzetten en hun militaire superioriteit zorgde er volgens Mao voor dat dit het ideale moment was.205 De Sovjet-Unie daarentegen, bleef veel voorzichtiger en volgde eerder een gematigde strategie. Chroesjtsjov gaf toe dat het socialistische kamp sterker was geworden, maar benadrukte nooit een absolute dominantie. Volgens hem hadden de recente gebeurtenissen eerder een nieuw stadium van vreedzame co-existentie ingeleid. De nucleaire macht van de SU zou nu immers de VS afschrikken, waardoor beide kampen meer bereidheid zouden tonen om samen te werken. De SU onderschatte nooit de militaire kracht van het Westen en benadrukte dat ook het socialistische kamp enorme verliezen zou leiden in geval van een nucleaire oorlog. Een nucleaire oorlog zou in hun ogen de 202 Mao en de Chinese regering stelden verschillende malen dat: “It is characteristic of the situation today, I believe, that the East wind is prevailing over the West wind. That is to say, the forces of socialism are overwhelmingly superior to the forces of imperialism.” Uit: “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on September 1, 1963”, p.10. 203 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.155-60, 166-8. 204 In een interview met de Amerikaanse journaliste Anna Louise Strong in augustus 1946, vertelde Mao Zedong dat “de atoombom een papieren tijger was die de Amerikaanse reactionairen gebruikten om de mensen schrik aan te jagen. Het zag er angstaanjagend uit, maar in werkelijkheid was het niet zo. Natuurlijk was de atoombom een massavernietigingswapen, maar hetgeen wat de overwinning van een oorlog besliste, was het volk en niet één of twee nieuwe soorten wapens.” Bovendien stelde Mao dat “alle reactionairen papieren tijgers waren. Als we kijken dan is de verschijning van de reactionairen angstaanjagend, maar in werkelijkheid is hun kracht niet zo schitterend.” (eigen vertaling F.A.) Uit: Mao Zedong, Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong ben xia ce, pp.365-6. 205 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.79-81. 55 wereldwijde revolutie eerder vertragen dan versnellen.206 De Sovjet-Unie wou bijgevolg veel minder risico’s nemen dan China. Aangezien de industrie van de USSR op dat moment reeds veel verder ontwikkeld was dan die van China, had de SU ook meer te verliezen. Bovendien werd de Volksrepubliek China door veel landen of internationale organisaties nog steeds niet officieel erkend, waardoor China risico’s kon nemen die de SU zich omwille van zijn veelvuldig opgebouwde diplomatieke relaties niet kon permitteren.207 China’s agressieve en risicovolle politiek zorgde er uiteindelijk voor dat de SU in juni 1959 het nucleair akkoord tussen China en de SU beëindigde. Dit symboliseerde meteen ook het einde van de militaire samenwerking tussen beide landen. Volgens de SU was het overbodig dat China zelf nucleaire wapens zou bezitten. China kon immers rekenen op de militaire steun van de SU en het produceren van nucleaire wapens zou volgens de USSR de Chinese economische opbouw enkel vertragen. Hoogstwaarschijnlijk besefte China reeds in 1958 dat zij niet veel hoop meer moesten vestigen op enige nucleaire hulp vanuit de SU. De beslissingen die werden genomen tijdens de conferentie van het Comité voor militaire zaken van mei tot juli 1958, zijn daar het levende bewijs van. Tijdens het congres haalden de Maoïsten het van de moderniseerders, wat zich opnieuw uitte in een sterke nadruk op mankrachten en niet op wapens. De CCP besloot pas kernwapens te produceren als China daar zelf de technologie voor had. Dit hield in dat China eerst zo rap mogelijk zijn economie wou moderniseren (dit resulteerde in de Grote Sprong Voorwaarts) zodat men voldoende ontwikkeld was om zelf nucleaire wapens te produceren. Bovendien wou men in het vervolg tevens op militair vlak niet te veel op de SU, maar wel op de eigen revolutionaire ervaringen van de CCP, steunen208.209 In 1963 ontstond tussen beide landen een publieke uitwisseling van kritieken aangaande de problematiek van de nucleaire wapens. China verweet de CPSU dat die eigenlijk nooit de 206 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.155-60. Alfred D. Low, The Sino-Soviet Dispute: An Analysis of the Polemics, Madison, New Jersey, Fairleigh Dickinson University Press, 1976, pp.15-32. 208 In Zijn speech op de conferentie van het comité voor militaire zaken op 28 juni 1958 stelde Mao Zedong dat “We defeated Chiang Kai-shek, Japanese imperialism, American imperialism. We have rich experience, more than the Soviet Union. We should not regard our own experience as worthless. This is wrong. *…+ It is most important that in studying the advanced experience of the Soviet Union, we should combine it with our own independent creative achievements. The universal truth of Marxism must be combined with Chinese practice. We must not eat pre-cooked food. If we do we shall be defeated.” Uit: Stuart Schram (uitg.), Chairman Mao Talks to the People: Talks and Letters: 1956-1971, New York, Pantheon Books, 1974, pp.128-9. Uit zijn speech werd duidelijk dat China voortaan militair onafhankelijk wou zijn en op de eigen militaire kracht wou steunen. 209 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5. 207 56 intentie had gehad om hun nucleaire wapens met China te delen. Volgens de CCP, gebruikte de SU het nucleair akkoord reeds vanaf het begin als middel om China militair te controleren en te domineren. In ruil voor nucleaire hulp, wou de SU het Chinese wapenarsenaal immers zelf blijven beheersen en werd er vanuit de SU aangedrongen op een gezamenlijke SinoSovjet-vloot langs de kusten van China.210 Bovendien beschuldigde China Chroesjtsjov van het beëindigen van het nucleair akkoord met het oog op de nakende vredesgesprekken met de VS. Volgens Mao wou Chroesjtsjov vermijden dat China zelf nucleaire wapens zou maken om bij president Eisenhower op een goed blaadje te staan.211 Een volgend militair discussiepunt kristalliseerde zich rond de ontwapeningsgesprekken tussen de landen met nucleaire macht. In augustus 1962 ging de SU akkoord met het Amerikaanse voorstel dat de landen met nucleaire macht deze niet meer zouden delen met andere landen en dat de landen zonder nucleaire macht er niet meer naar op zoek zouden gaan. China verzette zich hier tegen en stelde duidelijk dat de Sovjet-Unie niet kon tussen komen in de Chinese soevereiniteit en bijgevolg niet kon bepalen dat China geen nucleaire wapens meer mocht produceren.212 Op 25 juli 1963 ondertekenden de Sovjet-Unie, GrootBrittannië en de Verenigde Staten een gedeeltelijk Kernstopverdrag, wat inhield dat deze 3 landen er zich toe verbonden om geen nucleaire tests in de atmosfeer, onder water of in de ruimte uit te voeren. China was een sterke tegenstander van dit verdrag.213 Peking zag dit verdrag immers als een poging van de 3 landen met nucleaire macht om hun nucleaire monopolie te consolideren. Aangezien het verdrag enkel het testen en niet het produceren en opslaan van de nucleaire wapens verbood, zou dit volgens Mao niet leiden tot een echte vrede, want daarvoor zouden ook alle bestaande wapens moeten vernietigd worden.214 Bovendien kwam volgens Peking oorlog niet voort uit de aanwezigheid van wapens en leidde ontwapening dus niet automatisch tot vrede. China vertrouwde het imperialistische kamp nog steeds niet, en zag in deze ontwapeningsgesprekken bijgevolg een valstrik waardoor de kans op oorlog juist nog toenam. China stond nu voor de keuze, ofwel legden ze zich neer bij het verdrag en onderwierpen ze zich op deze manier aan de SU, ofwel probeerden ze toch 210 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5. “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15, 1963: A comment on the Soviet Government’s Statement of August 3”, Peking Review, No.33, 16 augustus, 1963, pp.7-15. 212 “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15”, pp.7-15. 213 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.184-6. 214 “Statement of the Chinese Government on July 31, 1963: Advocating the Complete, Thorough, Total and Resolute Prohibition and Destruction of Nuclear Weapons, Proposing a Conference of the Government Heads of All Countries of the World.”, Peking Review, No.31, 2 augustus, 1963, pp.7-8. 211 57 zelf nucleaire wapens te ontwikkelen waardoor ze waarschijnlijk de wereldopinie tegen zich zouden krijgen.215 5.2. De tweede crisis in de straat van Taiwan. Op het einde van de conferentie van het comité voor militaire zaken van de CCP, op 23 juli 1958, startte de CCP een campagne voor de bevrijding van Taiwan. De nieuwe Chinese strijdlust alarmeerde Chroesjtsjov, die een week later, op 31 juli, reeds een ongepland bezoek bracht aan Peking. Het communiqué, dat na de bijeenkomst tussen Mao en Chroesjtsjov werd opgesteld, bleef heel vaag en vermeldde de Taiwanese kwestie niet. Midden augustus startte de CCP reeds een nieuwe propagandacampagne omtrent de bevrijding van Taiwan.216 De verschillen tussen beide landen aangaande hun buitenlandse tactiek, zouden snel naar boven komen in de nakende crisis in Taiwan. China wou haar eigen staatssoevereiniteit beschermen en weigerde zich neer te leggen bij een tweede China op Taiwan. Daarom startte China op 23 augustus 1958 bombardementen op de eilandengroep Quemoy, die een brug vormde naar Taiwan.217 Mao zag de crisis in de straat van Taiwan als een Chinese, interne aangelegenheid waarin China snel de overwinning zou behalen. Hij vond het dus niet nodig om de SU vooraf over deze kwestie te consulteren. Chroesjtsjov was zich echter bewust van de Amerikaanse militaire aanwezigheid en vreesde dat het lokale conflict zou uitgroeien tot een wereldoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De Chinese actie stond volgens hem lijnrecht op het gematigde beleid van de USSR dat trachtte de internationale gespannen situatie te ontspannen.218 Aanvankelijk publiceerde de Sovjet-Russische pers bitter weinig over het conflict in Quemoy. Een eerste reactie vanuit de SU vermeldde dat de SU de nodige morele en materiële steun zou leveren aan China, maar elke referentie naar specifieke militaire hulp bleef uit. Het is pas nadat Zhou Enlai op 6 september bereid was om te onderhandelen met de VS, dat de SU duidelijk stelde dat ze Peking zouden steunen.219 215 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.27-30. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.89-91. 217 Gan Huiyun, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi”, pp.74-75. 218 Allen S. Whiting, “The Sino-Soviet Split”, pp.486-93. 219 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.206-17. 216 58 Op 7 en 19 september 1958 zond Chroesjtsjov twee brieven naar president Eisenhower die een duidelijkere steun aan China onderschreven. In de eerste brief benadrukte Chroesjtsjov dat een aanval op China tegelijk een aanval op de SU betekende. Desondanks viel nog steeds nergens uit op te maken dat de regering van de SU bereid was om zijn nucleaire wapens in te zetten om haar Chinese bondgenoot te helpen.220 In de tweede brief verwees Chroesjtsjov wel expliciet naar het Sino-Sovjet-verdrag221 en de bijbehorende verplichtingen. Hier gebruikte hij sterkere taal wanneer hij benadrukte dat het conflict een wereldoorlog zou kunnen veroorzaken die het Amerikaanse volk de dood zou injagen.222 Het is duidelijk dat Chroesjtsjov een middenweg wou bewandelen. Enerzijds wou hij China de indruk geven dat hij hen volledig steunde, anderzijds wou hij de vriendschappelijke betrekkingen met de VS niet opgeven, waardoor hij China niet volledig vrij kon laten.223 De crisis in Quemoy was op vele gebieden een test. Voor het eerst werd duidelijk hoe ver de VS bereid was te gaan en belangrijker nog, in welke mate de SU China zou steunen. Beide partijen trokken tevens hun conclusies uit de voorafgaande gebeurtenissen. Chroesjtsjov begon stilaan te beseffen dat het delen van nucleaire wapens met Mao gevaarlijke gevolgen kon hebben. Hij vreesde dat de SU China mee zou sleuren in een verwoestende wereldoorlog. Waarschijnlijk speelden de gebeurtenissen in Quemoy een belangrijke rol in het beëindigen van het nucleair akkoord tussen China en de SU. China trok eveneens zijn conclusies uit de gebeurtenissen. De CCP begon de waarde van het Sino-Sovjet-verdrag in vraag te stellen en benadrukte vooral de eigen militaire macht, onafhankelijk van de SU.224 220 N.S. Chroesjtsjov, “Extracts from the Letter from N.S. Khrushchev to President Eisenhower Regarding the Taiwan Straits Crisis, 7 september 1958” in John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.324-6. 221 Cf. sectie 2.2. 222 John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.89-91. 223 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.206-17. 224 Ibid. 59 6. Strijd om het ideologische leiderschap van de communistische wereld. 6.1. De persoonlijke rol van Mao Zedong en Nikita Chroesjtsjov in het conflict. In elk conflict is het belangrijk om de rol en de persoonlijkheid van de leiders van de betrokken landen nader te onderzoeken. Aangezien het grootste en belangrijkste deel van het dispuut tussen China en de USSR plaats vond tijdens de regimes van Mao en Chroesjtsjov, concentreer ik me eerst en vooral op hun persoonlijke rivaliteit. Alhoewel niet elk discussiepunt van het volledige conflict kan toegeschreven worden aan een persoonlijke tegenstelling tussen Mao en Chroesjtsjov, is het toch belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat zowel China als de SU gecentraliseerde staten waren waar de leiders veel macht hadden en het politieke beleid van het land bijgevolg deels overeen kwam met de persoonlijke visie van de leiders.225 Als politici hadden Mao en Chroesjtsjov nochtans veel gelijkenissen. Beide leiders waren afkomstig van het platteland, hadden ongeveer dezelfde leeftijd en hielden van het creëren van nieuwe ideeën. Beide mannen waren echter vastberaden en niet bereid om snel toegevingen te doen aan de andere partij. Op het einde van de jaren 1950 en het begin van de jaren 1960 zou echter blijken dat er eveneens grote verschillen bestonden in de ervaringen en karakters van Mao en Chroesjtsjov. Deze verschillen uitten zich geleidelijk aan in wederzijdse kritiek en persoonlijke vijandigheid die de relatie tussen China en de SU enkel nog verder aantastte.226 Doorheen de geschiedenis van de CCP ontstonden er verschillende malen tegenstellingen tussen de internationalisten, die voorstander waren van een samenwerking met de SU en de traditionalisten, die liever een eigen onafhankelijke koers voeren. Mao had vanaf het oprichten van de Chinese Communistische Partij altijd voor een meer onafhankelijke politiek 225 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77. Wang Changpei 王昌沛, “Mao Zedong, Heluxiaofu de geren chongtu yu zhong su guanxi polie 毛泽东,赫 鲁晓夫的个人冲突与中苏关系破裂” (“Het persoonlijk conflict tussen Mao Zedong en Chrusjtsjev en de breuk in de vriendschappelijke relatie tussen China en de SU”), Yanshan daxue xuebao 燕 山 大 学 学 报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de universiteit van Yanshan”), Vol.8, No.4, 2007, 83-84. 226 60 gekozen die de Chinese belangen boven die van Moskou plaatste.227 Volgens Mao kon niemand, zeker de SU niet, beter begrijpen hoe de situatie in China in elkaar zat dan de Chinezen zelf. Reeds in 1931 vreesde Stalin dat de CCP te onafhankelijk zou worden en nam hij maatregelen om de Chinese partij onder strikte controle van de USSR te brengen. In januari 1931 stelde hij een groep studenten die in Moskou gestudeerd hadden aan als leiders van de CCP. Terwijl het wantrouwen tussen Mao en Stalin groeide, bleef Mao zich kanten tegen de Sovjet-Russisch georiënteerde factie binnen de CCP. Mao nam het Stalin kwalijk dat hij de Chinese revolutie had proberen te verhinderen en vond dat de SU te weinig steun had gegeven aan de Chinese communisten tijdens de burgeroorlog. Bovendien was Mao niet tevreden met het ongelijk verdrag dat de SU in 1950 aan China had opgedrongen.228 Ondanks de spanningen tussen Mao en Stalin en hun wederzijds wantrouwen, was er tijdens Stalins regime nog geen sprake van een breuk in de relatie tussen China en de SU. Hoogstwaarschijnlijk handelden beide landen in het begin van de jaren 1950 nog voorzichtiger, aangezien ze elkaar allebei nodig hadden. De nieuwe volksrepubliek was nog maar pas gesticht en had dringend nood aan economische hulp. Wanneer China begreep dat het die niet van het Westen zou krijgen, wendden ze zich naar de SU. Stalin van zijn kant wou China zeker niet in de richting van de VS duwen, en handelde daarom uiterst voorzichtig. Stalin oordeelde dat hij beter niet te agressief de eigen Sovjet-Russische belangen nastreefde, maar ook rekening hield met China. Bovendien had Stalin veel diplomatieke ervaring en was hij van nature uit voorzichtiger in de omgang. Ondanks zijn fouten zag de CCP Stalin als dé leider van de internationale communistische beweging die een grote invloed had uitgeoefend op de Chinese revolutie. Voor hen was Stalin de enige echte opvolger van Marx, Lenin en Engels. Mao erkende Stalin als leider, waardoor er tussen beide leiders sprake was van een vorm van wederzijds respect.229 227 In 1930 koos Mao reeds voor de revolutionaire strijd, met o.a. aanvallen op Wuhan. De SU was daar toen echter geen voorstander van omdat het vreesde dat dit een oorlog met Japan zou uitlokken. Het feit dat Mao toen al het advies van de SU negeerde toonde duidelijk dat hij de eigen Chinese belangen boven die van de SU plaatste. Cf. Donald S. Zogaria, “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, Pacific Affairs, No.2, 1974, pp.139-153. 228 Donald S. Zagoria, “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, 139-153. Voor de historische wrijvingen tussen Mao en Stalin, cf. hoofdstuk 2 van deze scriptie. 229 Pu Guoliang 蒲国良, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen 赫鲁晓夫主政开启中苏争 吵的大门” (“Het aan de macht komen van Chroesjtsjov opende de deur van het Sino-Sovjet dispuut”), Shangqiu shifan xueyuan xuebao 商丘师范学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de lerarenacademie in Shangqu”), Vol.24, No.10, 2008, pp.3-4. 61 Na de dood van Stalin in 1953, veranderde de situatie echter drastisch. Ondertussen had het nieuwe Chinese regime tijd gehad om zich te consolideren en was hun prestige gestegen na hun deelname aan de oorlog in Korea. China wou de SU duidelijk maken dat ze geen enkele tussenkomst in hun interne aangelegenheden meer zouden dulden en dat ze niet akkoord gingen met de ongelijkheden in het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR. De SU begon te vrezen dat China op lange termijn een bedreiging zou vormen en wou dit ten aller tijde vermijden. Chroesjtsjov schoot echter tekort in de terughoudendheid en diplomatieke ervaring die Stalin had in de omgang met China. Bovendien had Chroesjtsjov, zowel in de SU als in de internationale communistische beweging, veel minder autoriteit dan zijn voorganger.230 Na de dood van Stalin begon Mao, die zichzelf zag als de Aziatische Marx, zich tevens geleidelijk aan op te werpen als de nieuwe ideologische leider. Hij vond dat hijzelf de enige legitieme opvolger van Stalin was en zelf kon bepalen wie wel en wie niet een zuivere marxist-leninist was. Terwijl Mao de reputatie van theoreticus genoot, stond Chroesjtsjov binnen de communistische beweging bekend als pragmatist. Het marxismeleninisme schonk altijd al veel aandacht aan theorie, wat Mao bijgevolg een hogere status opleverde.231 Op het einde van de jaren 1950 begon de persoonlijke rivaliteit tussen Mao en Chroesjtsjov een belangrijke rol te spelen in het conflict tussen China en de USSR. Geleidelijk aan begonnen beide landen de leider van het andere land als grootste vijand te zien. China zag Chroesjtsjov als een bureaucraat die geen enkele interesse toonde in de theorie van het marxisme-leninisme. Volgens de CCP had Chroesjtsjov door het revisionistische pad in te slaan, de ware revolutie verraden. Ze vonden hem onbekwaam om de internationale communistische beweging, die hij had geërfd van Stalin, te leiden. De Sovjet-Unie ontwikkelde ook van haar kant een persoonlijke afkeer van Mao Zedong. Volgens de CPSU was Mao een fanatiekeling die enkel een zuivere marxistisch-leninistische theorie nastreefde, zelfs al was dit ten koste van het Chinese volk.232 Kortom, in de ogen van China was Chroesjtsjov een rechtse dissident, de SU zag Mao echter als een linkse dissident.233 230 Pu Guoliang, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen”, pp.3-4. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20, 106-9. 232 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-14. 233 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.152-4. 231 62 6.2. De strijd om het leiderschap van het communistische blok. Aangezien Mao zichzelf als de nieuwe Aziatische Marx zag, vond hij dat de Chinese revolutie een nieuwe modelfunctie had gekregen. Met zijn sinificatie van het marxismeleninisme, later bekend als het maoïsme, wilde Mao een voorbeeld stellen voor de revolutie in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het duurde echter niet lang voor er tussen beide leiders discussie ontstond over de strategie en de timing die moesten gehanteerd worden in de revoluties in deze gebieden. Deze discussies mondden uiteindelijk uit in een machtsstrijd tussen China en de SU voor invloed over de nieuw onafhankelijke landen uit de derde wereld. Tevens ontstond er rivaliteit voor de controle over de communistische partijen over de hele wereld.234 6.2.1. Verschillende strategieën aangaande de ontwikkelingslanden. Beide landen waren het eens dat de wereld voorbestemd was om communistisch te worden, het hoe en het wanneer zorgde echter nog voor veel discussies. Chroesjtsjov beschouwde Europa nog steeds als eerste en belangrijkste doel. Volgens hem was het belangrijk zich eerst te focussen op de revolutie in Europa, nadien zouden de ontwikkelingslanden uit zichzelf volgen. China daarentegen wou eerst en vooral de revolutie aanwakkeren in Afrika en Azië omdat ze dachten dat ze daar meer kans maakten om de revolutie te leiden. De CCP vond dit de ideale gelegenheid om op deze manier haar macht en invloed over de derde wereld te verspreiden.235 De grootste onenigheid tussen China en de SU aangaande de derde wereld concentreerde zich rond de bereidheid van beide landen om de revoluties in de onderontwikkelde landen te steunen. China vond dat de communistische beweging ten aller tijde de nationale bevrijdingsstrijd in de kolonies moest steunen en dat de SU dit te weinig deed. Volgens de CCP ging deze bevrijdingsstrijd tegen de buitenlandse dominantie vaak gepaard met een burgeroorlog tegen de binnenlandse uitbuiters, waardoor men met één oorlog de macht van 234 235 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.245-6. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20. 63 beide groepen kon vernietigen.236 Bovendien was het volgens Mao de taak van de volledige communistische beweging om alle proletariërs te helpen in hun strijd tegen het imperialisme. Hij benadrukte dat het nieuwe beleid van vreedzame co-existentie hem niet zou weerhouden van een actieve deelname in de internationale proletarische strijd. Een revolutionaire geest was de kern van het marxisme-leninisme en moest bijgevolg gecultiveerd worden onder de massa.237 De Sovjet-Unie vond echter dat onderhandelingen voordeliger waren voor de wereldrevolutie dan oorlog. Chroesjtsjov was overtuigd dat een afwachtende en neutrale houding enkel in het voordeel van de communisten kon spelen. Volgens hem was het de economische strijd met het Westen die uiteindelijk de eindoverwinning zou bepalen, waardoor het nutteloos werd om grote risico’s te nemen op militair vlak. 238 Volgens Chroesjtsjov was het Chinese idee om de revolutie te exporteren tevens onmogelijk. De proletarische revolutie mocht dan wel wereldwijd zijn, aangezien geen enkel land identiek was aan elkaar, kregen de revoluties toch in elk land hun eigen karakteristieken. Chroesjtsjov opperde dat een revolutie moest voortvloeien vanuit de contradicties binnen een land en niet gestart kon worden vanuit het buitenland. Hiermee wilde hij duidelijk maken dat hoe sterk men de revolutie in de derde wereld ook steunde en aanwakkerde, het toch de mensen zelf waren die de directe aanzet moesten geven.239 Opnieuw was Chroesjtsjov niet tevreden met de in zijn ogen overhaaste en militante ideeën van Peking. Volgens de SU zou te veel steun aan de revolutionaire bewegingen in de derde wereld de rivaliteit met het Westen versterken. Chroesjtsjov vreesde nog steeds dat een lokaal conflict in de derde wereld snel kon uitgroeien tot een oorlog tussen de twee grootmachten, de SU en de VS. Volgens China zou de communistische steun aan de revoluties in de onderontwikkelde landen, het imperialistische kamp daarentegen verzwakken en op deze manier zorgen voor meer vrede. De CCP vond bijgevolg dat de derde wereld zich moest blijven wapenen tegen de imperialisten en kolonisten en verzette zich 236 Mao verwees hier terug naar de communistische burgeroorlog tegen de Guomindang, waarvan de ideologie eigenlijk zei dat de Guomindang een instrument van de imperialisten was. Daardoor creëerde men tegelijk een burgeroorlog tegen de binnenlandse oppositie en een nationale bevrijdingsoorlog tegen de buitenlandse onderdrukkers. Cf. John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.115-9. 237 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.84-89, pp.107-10. 238 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.166-9, 252-4. 239 John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.107-10. 64 tegen de ontwapeningspolitiek van de SU.240 Bovendien vond China de beschuldigingen van de SU dat zij een wereldoorlog aan het veroorzaken waren onterecht. Volgens Mao was het gewoon onmogelijk om een revolutie in een land in crisis tegen te houden. Bovendien stelde hij dat het belangrijk was een onderscheid te maken tussen juiste en onjuiste oorlogen. De nationale bevrijdingsoorlogen behoorden tot de eerste categorie en waren bijgevolg gerechtvaardigd, wie ze ook begon. 241 Peking vond het de taak van de volledige communistische beweging om het volk in een rechtvaardige revolutionaire oorlog te steunen en de eventuele betrokkenheid van de VS bracht daar geen verandering in. Chroesjtsjov gaf in de ogen van Mao veel te weinig steun aan de revoluties in de derde wereld en stelde de belangen van de USSR boven de belangen van de wereldwijde revolutie.242 Het beste voorbeeld van de tegenstelling tussen China en de USSR aangaande de derde wereld vinden we terug in de Algerijnse kwestie. De oorlog in Algerije was een typisch voorbeeld van een koloniale oorlog waarin de Algerijnen streden voor onafhankelijkheid.243 China was vanaf het begin bereid om militaire en materiële hulp te geven en erkende reeds in 1958 de revolutionaire regering, het FLN244. De SU daarentegen, wou enerzijds de revolutie zo veel mogelijk verspreiden, maar anderzijds wou het een goede relatie met Frankrijk behouden. Terwijl China resoluut de kant van de revolutionairen koos, probeerde de SU voorzichtig een middenweg te bewandelen in de hoop dat onderhandelingen tussen Frankrijk en het FLN de oorlog tot een einde brachten. Mao wou met de Algerijnse oorlog als symbool, de SU echter overtuigen dat koloniale volkeren zich niet zonder geweld konden bevrijden.245 Naast het starten en steunen van de revoluties in de derde wereld, bestond er tevens grote onenigheid over het verloop van de revolutie. China vond dat de SU te westers was om de 240 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.68-74. Mao verwees opnieuw naar Lenin die verschillende malen gezegd had dat het socialisme zich niet zomaar tegen elk gewapend conflict kon verzetten, omdat de revolutionaire oorlogen gerechtvaardigd waren. Lenin stelde dat “Socialists cannot, without ceasing to be socialists, be opposed to all war. Firstly, socialists have never been, nor can they ever be, opposed to revolutionary wars.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Vol.1, p.740. 242 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.159-68. 243 In 1954 startte Algerije zijn revolutie voor onafhankelijkheid onder leiding van het FLN. Frankrijk, dat nog maar net Vietnam als kolonie had verloren, was echter niet bereid om Algerije zomaar op te geven. Uiteindelijk werd het FLN verslagen tijdens de slag bij Algiers. Pas in 1962, zou president De Gaulle de Algerijnse onafhankelijkheid verklaren. Cf. Wayne C. Williams en Harry Piotrowski, The world since 1945, p.137-42. 244 De revolutie in Algerije werd geleid door het FLN (Front de liberation nationale) dat gebruik maakte van wrede en terroristische methodes om zich te bevrijden van de Franse onderdrukking. Cf. Wayne C. Williams en Harry Piotrowski, The world since 1945, p.140. 245 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.270-276. 241 65 revolutie in de onderontwikkelde regio’s te leiden en verwees hierbij naar Stalins mislukking tijdens de Chinese revolutie. De CCP zag zichzelf als voorbeeld voor de revolutie in Azië en Afrika en wou daarom voornamelijk de ervaringen van hun eigen revolutie projecteren op deze gebieden. Volgens de CCP moesten de communisten in de derde wereld zich eerst landelijk organiseren, om later vanuit het platteland de steden te omcirkelen, guerrillatechnieken dienden een belangrijk onderdeel van de strijd uit te maken en boeren en arbeiders moesten de handen in elkaar slaan. 246 De SU gaf toe dat de communistische wereld waardevolle lessen had kunnen trekken uit de Chinese revolutie maar vond niet dat het daardoor een uniek model werd voor de andere onderontwikkelde landen. Verder discussieerden China en de SU over de vraag of de communisten in de derde wereld beter samenwerkten met de nationalisten of niet. Mao vond dat een tijdelijke samenwerking tussen communisten en nationalisten nuttig kon zijn voor het slagen van de revolutie, maar dat de communisten nooit volledig de macht mochten uit handen geven. Volgens hem bleef het gevaar bestaan dat de nationalisten, eens ze sterk genoeg waren, zich tegen de communisten zouden keren.247 De CCP was op dat vlak veel voorzichtiger dan de SU en dacht nog steeds terug aan hun eigen slechte ervaringen met de Guomindang. De SU vond echter dat de communisten in de derde wereld beter samenwerkten met de nationalisten, omdat ze anders geïsoleerd konden worden van de revolutie. Zeker indien de nationalisten een neutrale buitenlandse politiek volgden, kon een alliantie enkel voordelig zijn voor de communisten. Volgens de CPSU schatte Mao de nationale bourgeoisie verkeerd in en hoefden ze niet altijd slecht te zijn.248 246 De CCP wilde dus de elementen uit hun eigen revolutie overplaatsen naar de revoluties in de derde wereld. Hun theorie om zich eerst op de derde wereld te richten en dan pas op de rest van de wereld, maakte hier eigenlijk ook deel van uit. Deze theorie was te vergelijken met de theorie om vanuit de landelijke achtergelegen gebieden de ontwikkelde steden te veroveren, die ze in hun revolutie zelf hadden gebruikt. Cf. Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.56-61, pp.68-74. 247 Mao deelde deze mening al in 1939 met de Indiase communist Roy. Volgens hen mochten de communisten nooit het proces volledig uit handen geven. Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.24651. 248 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.246-54. 66 6.2.2. Polarisatie van de communistische wereld. Tot voor 1953 was er maar één bron van macht en autoriteit voor de volledige communistische beweging en die lag bij Stalin. Desondanks waren er soms discussies en konden de verschillende partijen niet altijd aanvaarden dat ze hun eigen belangen moesten onderschikken aan die van de SU. Het verzet tegen de ultieme macht van de SU en de CPSU in de internationale beweging gebeurde echter slechts sporadisch en ongeorganiseerd. Na de dood van Stalin in 1953, begon China, onder leiding van Mao, geleidelijk aan een eigen machtsbasis te vestigen en te wedijveren met de autoriteit van de SU. Beide landen opperden dat hun versie van het marxisme-leninisme de enige juiste versie was. De periode dat de communistische beweging door één enkele leider gedomineerd werd, was afgesloten.249 Reeds vanaf 1954 werden de eerste tekenen van de stijgende rivaliteit tussen China en de SU in Azië merkbaar. China was vastbesloten om vriendelijke relaties aan te gaan met de Aziatische landen en hoopte zo haar invloed in het continent te vergroten. De bezoeken tussen Mao en Nehru, de Indiase premier, en de daaropvolgende vriendschappelijke relaties waren daar een perfect voorbeeld van. Op de Bandung-conferentie250 in april 1955 werd echter voor het eerst echt duidelijk dat China een leiderspositie in Azië ambieerde. Op deze conferentie van Aziatische en Afrikaanse staten, waarin er van de SU geen sprake was, speelde Zhou Enlai een belangrijke rol. Belangrijk was dat China toonde dat het zonder een erkenning in de Verenigde Naties en zonder hulp van de SU toch iets kon betekenen op wereldvlak. De SU was bang dat China geleidelijk aan de bovenhand zou halen op het Aziatische continent en startte een tegenoffensief. Eind 1955 maakte Chroesjtsjov reeds een tocht door Azië waarbij hij met zoveel mogelijke Aziatische leiders persoonlijke banden en vriendschappelijke relaties wilde vestigen door hen onder andere economische hulp te beloven. De Sovjet-Russische pers besteedde veel aandacht aan Chroesjtsjovs reis, wat hem veel positieve publiciteit opleverde. Toch was het voor hem onmogelijk om dezelfde indruk als Mao na te laten, aangezien hij zelf geen Aziaat was. 251 249 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-3. In 1955 kwamen de leiders van verschillende landen in Azië en Afrika voor de eerste maal samen voor een Afro-Aziatische conferentie in Bandung, in Indonesië. De conferentie gaf in de eerste plaats kritiek op het kolonialisme en benadrukte de onafhankelijkheid van elk land. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, p.250. 251 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.17-31. 250 67 De rivaliteit in Azië bereikte haar hoogtepunt in 1960. Beide leiders deden hun best om zoveel mogelijk vriendschappelijke relaties met leiders in de onderontwikkelde gebieden aan te gaan en tevens lokale communistische partijen in deze gebieden te vestigen. Zowel Mao als Chroesjtsjov hoopten op deze manier zoveel mogelijk landen en partijen achter zich te scharen.252 Van 11 februari tot 5 maart 1960 reisde Chroesjtsjov opnieuw doorheen het Aziatische continent om de vriendschapsbanden met de Aziatische landen te versterken. In veel gevallen mondde dit uit in het verhogen van de economische hulp aan het betrokken land. Op dit vlak was China zeker benadeeld aangezien het de economische hulp die de SU te bieden had niet kon evenaren. Desondanks bleef China wedijveren met de SU om zoveel mogelijk vriendschappen te sluiten met landen uit de derde wereld, voornamelijk met de recent onafhankelijk geworden staten.253 De machtsstrijd tussen China en de SU reikte echter verder dan de derde wereld. Vanaf 1960 probeerden beide leiders ook in de internationale communistische beweging en zelfs daarbuiten zoveel mogelijk partijen en landen aan hun kant te krijgen. De Chinese leiders wilden van elke communistische bijeenkomst gebruik maken om hun stempel te drukken op het nieuwe internationale beleid dat de communistische landen zouden aannemen. De CCP begon vanaf 1960 in elk internationaal orgaan waar ze een stem hadden en op elke internationale bijeenkomst hun stem te laten horen en die van de CPSU tegen te spreken. 254 De SU, die zich bewust werd van de groeiende Chinese macht, wou alles doen om de eigen leiderspositie te behouden. Bijgevolg ging ook de CPSU op zoek naar steun bij andere partijen. Dit leidde uiteindelijk tot het opsplitsen van heel wat communistische partijen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. In heel wat landen was er sprake van een strijd tussen de pro-Sovjet en de pro-Chinese fracties binnen de communistische partij, zoals bijvoorbeeld in India.255 Het duurde bijgevolg niet lang eer beide partijen elkaar van fractionele activiteiten beschuldigden.256 De eerste tekenen van de polarisatie van de communistische wereld werden duidelijk op de Moskou-conferentie in november 1960. Van 11 tot 25 november kwamen de 252 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.85-100. David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95, pp.130-42. 254 Zo verliep het bijvoorbeeld op een conferentie van de raad voor wereldvrede in Stockholm in 1961. Hier probeerden zowel China als de SU zoveel mogelijk landen achter zich te krijgen. De SU benadrukte vooral de ontwapening en China de nationale bevrijding. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.193-5. 255 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.266-8. 256 De eerste maal dat de SU de CCP van fractionele activiteiten beschuldigde, was tijdens de Bucharestconferentie. Cf. David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.96-109. 253 68 vertegenwoordigers van 81 communistische partijen van over de hele wereld samen om hun beleid terug op 1 lijn te brengen. Onverwachts maakte deze conferentie duidelijk hoeveel aanhang zowel China als de SU konden genieten. Terwijl China op de steun van Azië (behalve India, dat door de vele conflicten met China resoluut de kant van de USSR koos) kon rekenen, had de SU de meeste partijen van Europa, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten achter zich. Het was en is echter nog steeds niet mogelijk om zo een eenduidige scheidingslijn te trekken. Heel wat partijen opperden dat zij noch de Chinese, noch de Sovjet-Russische kant verkozen en dat zij een eigen onafhankelijke koers volgden. Desondanks was het heel moeilijk om binnen de internationale communistische beweging volledig onafhankelijk te zijn, de meeste partijen neigden toch eerder naar één van de twee partijen. 257 Op het einde van de conferentie stelden alle partijen een gezamenlijke verklaring op. De vaagheid en ambiguïteit van het document zorgden ervoor dat de SU en China het elk verschillend konden interpreteren, waardoor er van een compromis in feite geen sprake was. Aangezien een aantal elementen uit het document duidelijk aanleunden bij de Chinese visie, was het duidelijk geworden dat de SU niet langer unilateraal de beslissingen van de volledige internationale beweging kon nemen.258 Tijdens bijna elke conferentie in de daaropvolgende jaren stapelden de verwijten tussen de aanhangers van beide partijen zich op. Omstreeks 1966 had bijna elk West-Europees land een eigen pro-Chinese communistische groep, al stelt de vraag zich hier wel of de CCP ook direct verbonden was met de oprichting van deze partijen in West-Europa. 259 De Chinese leiders vonden het ontstaan van pro-Chinese fracties over de hele wereld een logisch gevolg van het dispuut tussen China en de SU. Volgens hen was het onvermijdelijk, indien de communistische partij van een land een revisionistische lijn aannam, dat een nieuwe revolutionaire partij ontstond die de zuivere marxistisch-leninistische theorie volgde.260 De SU ging hier niet mee akkoord en beschuldigde China van het opzettelijk splitsen van alle 257 Polen, Hongarije, Italie, Zweden en GB volgden een min of meer onafhankelijk lijn. Ook Indonesië, NoordKorea en Noord-Vietnam opperden dat zij neutraal waren, maar hier was toch een lichte voorkeur voor China merkbaar. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.144-6. 258 Het document stelde bijvoorbeeld dat de vreedzame transitie in een aantal kapitalistische landen mogelijk was, wat aanleunde bij de visie van de CPSU. Verderop stelde het document echter dat men ook moest rekening houden met een kans op een niet-vreedzame transitie. Hierin kwam duidelijk de mening van China naar voren. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.144-6. 259 In België werd de pro-Chinese fractie in de communistische partij in december 1963 gesticht door Jacques Grippa. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.63-66. 260 Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The leaders of the C.P.S.U. are the Greatest Splitters of Our Times”, pp.5-21. 69 communistische partijen. Volgens de CPSU ondermijnde China op deze manier de organisatorische eenheid van de internationale communistische beweging.261 Het was duidelijk dat er in die tijd over elk issue zowel een Chinese als een Sovjet-Russische visie bestond. Desondanks zou het te simplistisch zijn om de communistische wereld op te delen in een Chinees en een Sovjet-Russisch kamp. Aangezien heel wat partijen zich ergens tussenin de twee uitersten van China en de SU bevonden, zou het beter zijn te spreken van een policentrische trend in de communistische wereld. Aangezien China het communistische land met de grootste bevolking was, kon China waarschijnlijk ook het meeste mensen achter zich scharen. Wanneer men echter het aantal steunende communistische partijen bekijkt, dan bevond China zich duidelijk in een minderheidspositie. Het was in elk geval zeker dat China zich in de komende jaren van het conflict geen zorgen moest maken om in een geïsoleerde positie terecht te komen.262 6.2.3. Yoegoslavië en Albanië. Het ontstaan van een pro-Sovjet-Russische en een pro-Chinese fractie binnen de internationale communistische beweging werd het best geïllustreerd met de positie van Yoegoslavië en later ook van Albanië. Vanaf het einde van de jaren 1950 verbeterde Josip Broz Tito, de Yoegoslavische leider, zijn relaties met de SU, terwijl zijn relatie met China steeds meer spanningen kende. Albanië daarentegen, kende een steeds betere relatie met China, terwijl de relatie met Chroesjtsjov enkel afkoelde. De onenigheden tussen China en de SU omtrent de positie en houding van Yoegoslavië gingen echter reeds verder terug in de tijd. De eerste spanningen tussen de SU en Yoegoslavië waren ontstaan ten tijde van Stalin. De onafhankelijke weg die Tito wilde bewandelen leidde tot de verbanning van de Yoegoslavische partij uit de Cominforn263. Eens Chroesjtsjov aan de macht was gekomen, vreesde hij echter dat de onafhankelijke Yoegoslavische weg te veel andere Oost-Europese landen zou aantrekken. Hij wou bijgevolg de spanningen uit Stalins tijd wegwerken en de 261 “Against Splitters, for Unity of the Communist Movement”, Partiinaya Zhizn, No.11, juni, pp.8-20. In: Current Digest of the Soviet Press, No.22, 24 juni, 1964, pp.3-8. 262 Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.171-6. 263 De Cominform (communistisch informatiebureau) werd in september 1947 opgericht en in 1956 reeds ontmanteld. Deze internationale communistische organisatie wou de internationale communistische solidariteit bevorderen. In 1948 werd de Yoegoslavische communistische partij uit de Cominform gebannen. Cf. Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/127612/Cominform, geraadpleegd op 21 mei 2009. 70 relatie met Tito normaliseren. In mei 1955 bezocht Chroesjtsjov Belgrado met het oog op een mogelijke verzoening met Tito. De resultaten van de gesprekken tussen beide leiders waren matig. Tito steunde de meeste elementen in het buitenlands beleid van de SU, maar hij behield tevens een grote onafhankelijkheid aangaande de Yoegoslavische binnenlandse politiek.264 Na 1955 was de relatie tussen de SU en Yoegoslavië onderhevig aan regelmatige veranderingen. Terwijl hun relatie in de zomer van 1956 afkoelde, begon ze vanaf de zomer van 1957 opnieuw te verbeteren. Chroesjtsjov hoopte dat hij Tito zou kunnen overtuigen om opnieuw toe te treden tot het communistische kamp, aangezien dit een groot succes zou betekenen voor zijn eigen diplomatieke kunsten. Tito maakte echter al snel duidelijk dat hij niet van plan was om zich te laten domineren door de SU en weigerde aanwezig te zijn op de Moskou-conferentie in november 1957. 265 Nadat de conferentie het revisionisme resoluut had veroordeeld, had Chroesjtsjov geen andere keus dan zich tevens te verzetten tegen het revisionisme. In het begin vermeed hij nog de openlijke vermelding van Yoegoslavië, aangezien hij graag een tweede breuk wou vermijden. De kritiek van de SU op het Yoegoslavische revisionisme bleef in elk geval milder dan die van China. China gaf direct hevige kritiek op Tito’s programma. Volgens Mao was de basis van zijn beleid correct en moest elk land inderdaad de mogelijkheid krijgen om nationale variaties op het model van de SU aan te brengen. Tito ging in de ogen van Mao echter te ver en bracht de eenheid van het communistische kamp in gevaar. Hoe gematigd de kritiek van de SU bleef, hoe sterker die van China werd. De Chinese pers beschreef Tito als een verrader van het marxismeleninisme en verweet hem dat hij Yoegoslavië in de handen van het imperialisme had gedreven. Op het einde van 1957 was de trend reeds gezet, Chroesjtsjov raakte steeds meer bevriend met Tito, Mao werd er steeds meer vijand van.266 Bovendien uitte China ook kritiek op de SU omdat ze een te zachte positie innamen ten opzichte van Yoegoslavië. Het feit dat Chroesjtsjov het Yoegoslavische revisionisme verwierp terwijl hij Tito nog steeds als 264 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.17-31. De verklaring van de Moskou-conferentie stelde dat revisionisme een groot gevaar was en dat een neutrale positie tussen het imperialisme en communisme in, onmogelijk was. Tito kon deze stellingen moeilijk aanvaarden en weigerde daarom de Moskou-conferentie bij te wonen of de verklaring te ondertekenen. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.85-86. 266 Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.58-61, pp.176-84. 265 71 kameraad aansprak, was volgens Mao het bewijs dat de SU hoopte dat de relatie met Tito terug zou verbeteren.267 In het begin van de jaren 1960 werden de vriendschappelijke betrekkingen tussen de SU en Tito steeds verder uitgebouwd. Chroesjtsjov erkende Yoegoslavië terug als socialistisch land wat er voor zorgde dat de discussie tussen China en de SU aangaande Yoegoslavië opnieuw oplaaide. China bleef verwijzen naar de Moskou-verklaringen van 1957 en 1960 waarin Yoegoslavië veroordeeld werd voor revisionisme. Volgens Mao ging de SU in tegen de geldende regels uit de verklaring indien Yoegoslavië terug als socialistische staat werd gezien. Bovendien vond China het onterecht dat de SU exclusief kon beslissen of een land socialistisch was of niet. Chroesjtsjov benadrukte echter dat Tito en de communistische partij van Yoegoslavië veranderd waren en hun fouten hadden ingezien. Daardoor was het in zijn ogen normaal dat ze terug werden toegelaten tot de internationale beweging.268 Ondertussen kende de relatie tussen de SU en Albanië steeds meer spanningen. Tijdens de Bucharest-conferentie in juni 1960 steunden de Albanese vertegenwoordigers voor het eerst openlijk de Chinese zijde269 en tijdens de Moskou-conferentie in november 1960 verliet de Albanese leider, Enver Hoxha 270 , zelfs woedend de zaal. Sinds maart 1960 begon Chroesjtsjov de economische druk op Albanië te verhogen.271 Dit zorgde ervoor dat tegen de zomer van 1961 elke Russische aanwezigheid uit Albanië verdwenen was. De relaties buiten de economische sfeer koelden tevens drastisch af. Voor het einde van november 1961 haalde Chroesjtsjov de Sovjet-Russische ambassadeur uit Albanië weg en hij verwachtte dat Albanië hetzelfde deed. Het was in deze situatie dat Albanië in China een nieuwe bondgenoot vond. Nu de Albanese relaties met de SU, maar ook met de overige Oost-Europese landen, op een laag pitje stonden, was Hoxha genoodzaakt om ergens anders 267 Whiting, Allen S., “The Sino-Soviet Split”, pp.468-93. David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.153-90. 269 Op de Bucharest-conferentie uitten de Albanese vertegenwoordigers nog geen scherpe aanval op de SU, maar het werd duidelijk dat ze op een aantal punten de Chinese visie steunden. Vooral aangaande de strijd tegen het imperialisme en het Yoegoslavische revisionisme volgde Albanië de Chinese, hardere lijn. De Albanese vertegenwoordigers uitten immers net als de Chinese, sterke kritiek op het revisionisme van Tito. Cf. William E. Griffith, Albania and the Sino-Soviet Rift, Cambridge, Massachusetts, M.I.T. Press, 1963, pp.41-45. 270 Enver Hoxha (1908-1985) was de eerste communistische leider van Albanië. Zijn brutaal regime bracht heel wat revolutionaire veranderingen, zoals de collectivisatie van de landbouw, te weeg. Cf. Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/273593/Enver-Hoxha, geraadpleegd op 21 mei 2009. 271 Albanië vroeg de SU om hulp na een periode van droogte in 1960. Volgens Albanië werd hun verzoek afgewezen door Chroesjtsjov. Andere bronnen stellen echter dat Chroesjtsjov 45 dagen wachtte, en erna 10.000 ton graan aan Albanië wou leveren in ruil voor goud. Wat wel zeker is, is dat de SU niet onmiddellijk hulp bood. Cf. Rober Owen Freedman, Economic Warfare in the Communist Bloc: A Study of Soviet Economic Pressure against Yugoslavia, Albania, and Communist China, New York, Praeger Publishers, 1970, pp.72-73. 268 72 steun te zoeken. Die steun, in de vorm van geld en graan, vond hij bij Mao.272 Reeds in september 1960, zond Albanië een delegatie naar China. Het officiële bezoek leidde tot het formaliseren van hun wederzijdse steun en het tekenen van verschillende economische akkoorden. Hoe meer Chroesjtsjov zijn druk op de Albanese economie begon te verhogen, hoe sterker de alliantie tussen China en Albanië werd.273 Vanaf het begin van de jaren 1960 werd duidelijk dat China en de SU respectievelijk Yoegoslavië en Albanië gebruikten om onrechtstreeks hun kritiek op de andere partij te uiten. Beide partijen probeerden op deze manier hun rechtstreekse confrontatie uit te stellen. China uitte uitgebreid kritiek op het revisionisme van Yoegoslavië, maar doelde hiermee indirect ook op Chroesjtsjovs revisionisme. Maar ook in de andere richting begon Chroesjtsjov steeds meer openlijk het dogmatisme van Albanië, en dus ook van China, te bekritiseren. Ook op de verschillende internationale congressen werd duidelijk dat China en de SU in respectievelijk Albanië en Yoegoslavië een bondgenoot hadden gevonden.274 272 David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.130-52. Rober Owen Freedman, Economic Warfare in the Communist Bloc, pp.74-76. 274 Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.11-13. 273 73 7. Besluit.275 In de eerste plaats kan ik uit mijn onderzoek besluiten dat de breuk tussen China en de USSR een complex proces was dat vele verschillende oorzaken kende. Bovendien waren er veel factoren die, eens het conflict tussen beide landen aan de wereld was bekend gemaakt, tevens een belangrijke rol speelden in het verergeren van het conflict en China en de USSR steeds verder uit elkaar dreven. Ondanks de rol die de historische factoren speelden, sluit ik mij toch aan bij de meerderheid van de academici die stellen dat het begin van het dispuut tussen China en de USSR kan gesitueerd worden ten tijde van het 20ste partijcongres van de CPSU. Ik erken stellig dat de Chinees-Russische voorgeschiedenis onvermijdelijk een invloed had op de latere ontwikkelingen, maar veel van deze historische verschillen werden pas na het 20ste partijcongres geopenbaard. Indien de verschillende meningen van China en de USSR na dit congres waren uitgebleven, dan zouden deze historische factoren waarschijnlijk nooit tot een breuk geleid hebben. Anderzijds was het zo dat eens de basis van het dispuut gelegd was, de historische factoren deze trend alleen maar versterkten. Vervolgens wil ik tevens de grote verscheidenheid aan oorzaken na het 20 ste partijcongres benadrukken. Het is echter niet gemakkelijk om een positie in te nemen in de huidige academische discussies over welke oorzaak precies doorslaggevend was voor de breuk. Hoe verder het conflict zich ontwikkelde, hoe meer de verschillen zich over verschillende domeinen uitspreidden en hoe dieper de breuk werd. Volgens mij, waren de verschillen op economisch, militair, persoonlijk,… vlak allemaal even belangrijk en droegen ze allemaal bij tot de desintegratie van de alliantie tussen China en de USSR. Na het voeren van dit onderzoek, heb ik echter wel de conclusie getrokken dat de organisatorische onenigheden en de verschillende nationale belangen tussen China en de USSR zwaarder doorwogen dan de ideologische verschillen. Hiermee beweer ik zeker niet dat de verschillen op ideologisch vlak geen rol speelden in het conflict. Vaak bevond de echte basis van de ideologische onenigheden zich echter op het organisatorische vlak of in de verschillende nationale belangen tussen beide landen. Een voorbeeld daarvan was de ideologische onenigheid die ontstond over de vraag of een oorlog al dan niet te vermijden was. Mao Zedong vond dat 275 In het besluit heb ik mijn onderzoeksconclusies neergepend aan de hand van de voltallige bibliografie die ik voor deze scriptie gebruikte. 74 Chroesjtsjov door te stellen dat oorlogen in de toekomst vermijdbaar zouden zijn, afweek van de zuivere marxistisch-leninistische theorie. Lenin had immers altijd benadrukt dat oorlog zou blijven bestaan, zolang het imperialisme bestond. Maar waarschijnlijk had Mao tevens een andere reden om zich te verzetten tegen Chroesjtsjovs stelling. Deze stelling zou immers betekenen dat de USSR voortaan een detente met het westen nastreefde en daardoor veel minder risico’s wou nemen. China vreesde bijgevolg dat de USSR minder bereid zou zijn om China militair te steunen bij bijvoorbeeld de verovering van Taiwan. Op deze manier concludeer ik dat veel onenigheden op het eerste vlak misschien ideologisch lijken, maar na een dieper onderzoek toch ook een onderliggende oorzaak van tegenstrijdige nationale belangen blijken te hebben. Tenslotte wil ik nog benadrukken dat het onderzoek naar de relatie tussen China en de USSR reeds een hele evolutie heeft doorlopen en dat deze trend zich in de toekomst waarschijnlijk verder zal doorzetten. Tegelijk met de openstelling van verschillende archieven met documenten met betrekking tot de breuk tussen China en de USSR, voeren steeds meer academici een onderzoek uit naar de oorzaken van deze breuk. Het is dus zeker mogelijk dat binnen enkele jaren een nieuwe oorzaak of een nieuwe kijk op de verschillende oorzaken wordt bevestigd. Verschillende onderzoekers zullen in de toekomst verschillende oorzaken benadrukken als dé belangrijkste oorzaak. Ze zullen in elk geval wel de verscheidenheid van oorzaken die geleid hebben tot de breuk in de relatie tussen China en de USSR blijven bevestigen. 75 8. Bibliografie. “Against Splitters, for Unity of the Communist Movement”, Partiinaya Zhizn, No.11, juni, pp.8-20. In: Current Digest of the Soviet Press, No.22, 24 juni, 1964, pp.3-8. Barnett, Doak, “The Sino-Soviet Alliance”, in Franz Schurmann en Orville Schell (uitg.), Communist China: Revolutionary Reconstruction and International Confrontation: 1949 to the Present, New York, Random House, 1967, pp.259-63. Biao, Lin, “Long Live the Victory of People’s War!, Renmin Ribao, 2 september, 1965. In: Peking Review, No.36, 3 september, 1965, pp.9-30. Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, 1949-1957, Hong Kong, Union Research Institute, 1961. Chroesjtsjov, N.S., Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 19591965: Report to the Special 21st Congress of the Communist Party of the Soviet Union, January 27, 1959 and Reply to Discussion, London, Soviet Booklet, 1959. Chu-yuan Cheng, “The Changing Pattern of Rural Communes in Communist China”, Asian Survey, No.9, November, 1961, pp.3-9. Daniels, Robert V., “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, World Politics, Vol.13, No.2, 1961, pp.210-30. Editoriale afdeling van Hongqi, “Liening zhuyi wansui 列宁主义万岁(“Long Live Leninism!”)”, Hongqi, 16 april, 1960. In: Peking Review, No.17, 26 april, 1960, pp.6-23. Editoriale afdeling van Renmin Ribao en Hongqi, “Two Different Lines on the Question of War and Peace: Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (5)”, Renmin Ribao, 19 november, 1963. In: Peking Review, No.47, 22 november, 1963, p.6-16. Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The leaders of the C.P.S.U. are the Greatest Splitters of Our Times: Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (7)”, Renmin Ribao, 4 februari, 1964. In: Peking Review, No. 6, 7 februari, 1964, pp.5-21. Floyd, David, Mao against Khrushchev: A Short History of the Sino-Soviet Conflict, New York, Frederick A. Praeger, 1964. Freedman, Robert Owen, Economic Warfare in the Communist Bloc: A Study of Soviet Economic Pressure against Yugoslavia, Albania, and Communist China, New York, Praeger Publishers, 1970. 76 Gan Huiyun 甘恢运, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi 五十年代中苏 关系变化诸因素分析” (“Een analyse van alle factoren aangaande de verandering van de relatie tussen China en de SU in de jaren 1950”), Guangzhou shehuizhuyi xueyuan xuebao 广 州社会主义学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van het instituut voor socialisme in Guangzhou”), No.3, 2008, pp.73-76. Garthoff, Raymond L., “Sino-Soviet Military Relations, 1945-66”, in Raymond L. Garthoff (uitg.), Sino-Soviet Military Relations, New York, Frederick A. Praeger, 1966. George, T. Yu, “The 1911 Revolution: Past, present and future.”, Asian Survey, No.10, oktober, 1991, pp.895-904. Gittings, John, Survey of the Sino-Soviet Dispute: A Commentary and Extracts from the Recent Polemics: 1963-1967, London, Oxford University Press, 1968. Granville, Johanna, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”, in Kevin McDermott en Matthew Stibbe (uitg.), Revolution and Resistance in Eastern Europe: Challenges to Communist Rule, Oxford, Berg, 2006, pp.57-77. Gray, Jack, Short Oxford History of the Modern World: Rebellions and Revolutions: China from the 1800s to 2000, Oxford, Oxford University Press, [1990] 2002. Gregory, Paul R., Terror by Quota: State Security from Lenin to Stalin (An Archival Study), New Haven, Yale University Press, 2009. Griffith, William E., Albania and the Sino-Soviet Rift, Cambridge, Massachusetts, M.I.T. Press, 1963. Gu Man 谷曼, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian 苏共二十大与中苏关系的 演变” (“Het twintigste congres van de CPSU en de evolutie van de relatie tussen China en de SU”), Tianzhong xuekan 天中学刊 (“Wetenschappelijk tijdschrift van Tianzhong”), Vol.22, No.6, 2007, pp.29-32. Harrison, Selig S., “One Korea?”, Foreign Policy, No.17, 1974-1975, pp.35-62. Hayward, P.H.C. (uitg.), Jane’s Dictionary of Military Terms, Londen, Macdonald and Jane’s, 1975. Hinton, Harold C., Communist China in World Politics, Boston, Houghton Mifflin Company, 1966. Ilyichev, L., “The Revolutionary Science and the Present Day: Against the Anti-Leninist Course of the Chinese Leaders”, Kommunist, No.11, juli, 1964, pp.12-35. In: Current Digest of the Soviet Press, No. 35, 23 september, 1964, p.8-18. 77 Ivanov, B., “Internationalism is Source of Victory in the Revolutionary Struggle: 16 th Anniversary of the C.P.R.”, Pravda, 1 oktober, 1965, p.4. In: Current Digest of the Soviet Press, No.39, 20 oktober, 1965, p.25-26. Lendvai, Paul, One Day that Shook the Communist World: The 1956 Hungarian Uprising and its Legacy, New Jersey, Princeton University Press, [2006] 2008. Lenin, V. I., The State and Revolution, Moskou, Progress Publishers, [1949] 1965. Lenin, V. I., Selected Works in Three Volumes, Moskou, 3 vols. Progress Publishers, [1963] 1977. “Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central Committee of the C.P.S.U.”, Peking Review, No.19, 8 mei, 1964, pp.12-18. Low, Alfred D., The Sino-Soviet Dispute: An Analysis of the Polemics, Madison, New Jersey, Fairleigh Dickinson University Press, 1976. Luan Jinghe 栾景河, “”Zhong su guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping “中苏关系破裂原因” 研究述评” (“Een overzicht van het onderzoek naar de oorzaken van de breuk in de vriendelijke relaties tussen China en de SU”), Dangdai zhongguo shi yanjiu 当代中国史研究 (“Historisch onderzoek van het hedendaagse China”), Vol.14, No.6, pp.33-44. Lüthi, Lorenz M., The Sino-Soviet Split: Cold War in the Communist World, Princeton, Princeton University Press, 2008. MacGregor, Douglas A., “Uncertain Allies? East-European Forces in the Warsaw Pact.”, Soviet Studies, No.2, april, 1986, pp.227-47. Mao Zedong 毛泽东, Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong ben xia ce 毛泽东著作选读 甲 种本 下册 (“Geselecteerde geschriften van Mao Zedong, tweede volume), Beijing, Renmin chubanshe, 1965. Maxwell, Neville, India’s China War, New York, Pantheon Books, 1970. Mayer, Peter, Sino-Soviet Relations since the Death of Stalin, Hong Kong, Union Research Institute, 1962. McWilliams, Wayne C. en Piotrowski, Harry, The World since 1945: A History of International Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005. Molnar, Miklos en Nagy, Laszlo, Imre Nagy: Réformateur ou Révolutionnaire?, Parijs, Publications de L’institut Universitaire de Hautes études internationales, 1959. Nakajima, Mineo, “The Sino-Soviet Confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, The Australian Journal of Chinese Affairs, No.1, 1979, pp.19-47. 78 North, Robert C., “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, Far Eastern Survey, No.13, 12 juli, 1950, pp.125-30. Oppenheim, Samuel A., “Rehabilitation in the Post-Stalinist Soviet-Union”, The Western Political Quarterly, No.1, maart, 1967, pp.97-115. Polaris, Jean, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs, Vol.40, No.4, 1964. Pu Guoliang 蒲国良, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen 赫鲁晓夫 主政开启中苏争吵的大门” (“Het aan de macht komen van Chroesjtsjov opende de deur van het Sino-Sovjet dispuut”), Shangqiu shifan xueyuan xuebao 商丘师范学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de lerarenacademie in Shangqu”), Vol.24, No.10, 2008, pp.1-4. “Resolution on Some Questions Concerning the People’s Communes, adopted by the Eight Central Committee of the Communist Party of China at its Sixth Plenary Session on December 10, 1958”, Peking Review, No.43, 23 december, 1958, pp.10-19. Scalapino, Robert A., “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol.351, 1964, pp.1-14. Schram, Stuart(uitg.), Chairman Mao Talks to the People: Talks and Letters: 1956-1971, New York, Pantheon Books, 1974. Seton-Watson, Hugh, “The Russian and Chinese Revolutions”, The China Quarterly, No.2, 1960, pp.43-46. Shen Zhihua 沈志华, “Zhong su tongmeng polie de yuanyin he jieguo 中苏同盟破裂的原因 和 结 果 ” (“De oorzaken en gevolgen van de breuk in de Sino-Sovjet-alliantie”), zhonggongdang shi yanjiu 中共党史研究, No.2, 2007, pp.29-42. Sladkovskii, M.I., History of Economic Relations between Russia and China, Israel, Kiryat Moshe, 1966. (Vertaling door M. Roublev van Ocherki Ekonomicheskikh Othosnenii SSSR c Kitaem, Moskva, Vneshtorgizdat, 1957.) “Statement of the Chinese Government on July 31, 1963: Advocating the Complete, Thorough, Total and Resolute Prohibition and Destruction of Nuclear Weapons, Proposing a Conference of the Government Heads of All Countries of the World.”, Peking Review, No.31, 2 augustus, 1963, pp.7-8. “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15, 1963: A comment on the Soviet Government’s Statement of August 3”, Peking Review, No.33, 16 augustus, 1963, pp.7-15. 79 “Statement by the Spokesman of the Chinese Government on September 1, 1963: A Comment on the Soviet Government’s Statement of August, 21”, Renmin Ribao, 1 september, 1963. In: Peking Review, No.36, 6 september, 1963, pp.7-16. Stevenson, Richard W., The Rise and Fall of Détente: Relaxations of Tension in US-Soviet Relations: 1953-84, Urbana, University of Illinois Press, 1985. Wang Changpei 王昌沛, “Mao Zedong, Heluxiaofu de geren chongtu yu zhong su guanxi polie 毛泽东,赫鲁晓夫的个人冲突与中苏关系破裂” (“Het persoonlijk conflict tussen Mao Zedong en Chroesjtsjov en de breuk in de vriendschappelijke relatie tussen China en de SU”), Yanshan daxue xuebao 燕 山 大 学 学 报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de universiteit van Yanshan”), Vol.8, No.4, 2007, 83-86. Wei, Henry, China and Soviet Russia, Princeton, New Jersey, D. Van Nostrand Company, 1956. Werblan, Andrzej, “Wladyslaw Gomulka and the Dilemma of Polish Communism”, International Politic Science Review, No.2, april, 1988, pp.143-158. Wesson, Robert G., “The Soviet Communes”, Soviet Studies, No.4, april, 1962, pp.341-61. Weyl, Nathaniel (inleiding), The Anatomy of Terror, Westport, Greenwood Press Publishers, [1956] 1979. “Whence the Differences? A Reply to Thorez and Other Comrades”, Renmin Ribao, 27 februari, 1963. In: Peking Review, No.9, 1 maart, 1963, pp.7-16. Whiting, Allen S., “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, Journal of Politics, Vol.20, No.1, 1958, pp.127-61. Whiting, Allen S., China Crosses the Yalu: The Decision to Enter the Korean War, California, Stanford University Press, 1960. Whiting, Allen S., “The Sino-Soviet Split” in Roderick MacFarquhar en John K. Fairbank (uitg.), Cambridge history of China, Vol.14: The people’s Republic, part 1: The Emergence of Revolutionary China: 1949-1965, Cambridge, Cambridge University Press, 1987, pp.478-538. Yin, John, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971. Yu Chaoli, “Excellent Situation for The Struggle for Peace”, Hongqi, No.1, 1960. In: Peking Review, No.1, 5 januari, 1960, p.15-19. Zagoria, Donald S., The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961: The Widening Breach between the Russian and Chinese Communists, New York, Atheneum, [1962] 1967. Zagoria, Donald S., “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, Pacific Affairs, No.2, 1974, pp.139-153. 80 Department of the Navy – Naval Historical Center, http://www.history.navy.mil/photos/pers-us/uspers-m/macarthr.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009. Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/127612/Cominform, geraadpleegd op 21 mei 2009. Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/273593/Enver-Hoxha, geraadpleegd op 21 mei 2009. The White House, http://www.whitehouse.gov/about/presidents/DwightDEisenhower/, geraadpleegd op 24 mei 2009. U.S. Department of State, http://www.state.gov/r/pa/ho/po/1682.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009. 81 9. Bijlages Bijlage 1: De Korea-oorlog. Uit: Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The world since 1945: A History of International Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, p.66. 82 Bijlage 2: De Chinees-Indische grensgeschillen. Uit: Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The world since 1945: A History of International Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, p.382. 83 Bijlage 3: Het Chinese handelsvolume tussen 1960 en 1962. Uit: Jean Polaris, “The Sino-Soviet Dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs, No.4, oktober, 1964, p.650. 84