Het Rode Schisma:

advertisement
Universiteit Gent
Academiejaar 2008-2009
Het Rode Schisma:
Naar een historisch-kritische analyse van oorsprong en betekenis
van de Sino-Sovjet-tweespalt.
Promotor: dr. Mathieu Torck
Verhandeling voorgelegd aan de
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte,
tot het verkrijgen van de graad van Master
in de Oosterse talen en culturen door Fien Amez.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave .................................................................................................................................... 1
Woord Vooraf ...................................................................................................................................... 3
1. Inleiding. ............................................................................................................................................. 4
1.1. Probleemstelling en onderzoeksmethode. ................................................................................. 4
1.2. Stand van het huidige onderzoek. ............................................................................................... 6
2. Voorgeschiedenis. .............................................................................................................................. 8
2.1. De Chinese versus de Sovjet-Russische revolutie. ...................................................................... 8
2.2. Het vriendschapsverdrag van 1950. .......................................................................................... 12
2.3. De Korea-oorlog......................................................................................................................... 14
3. Verschillen in de globale revolutionaire strategie. ........................................................................... 20
3.1. Het 20ste partijcongres van de CPSU. ......................................................................................... 20
3.1.1. Vreedzame co-existentie. ................................................................................................... 21
3.1.2. De mogelijkheid om oorlog te vermijden. .......................................................................... 22
3.1.3. Vreedzame transitie naar het socialisme. .......................................................................... 24
3.2. Destalinisatie. ............................................................................................................................ 26
3.2.1. Opstanden in Polen en Hongarije. ...................................................................................... 29
3.3. De onderlinge relaties in het communistische blok. ................................................................. 33
3.4. De Verenigde Staten: Papieren tijger of bondgenoot? ............................................................. 37
3.4.1. Detente tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. ................................................... 37
3.4.2. Conflicten met Cuba en India. ............................................................................................ 39
3.4.2.1. India. ............................................................................................................................ 39
3.4.2.2. Cuba ............................................................................................................................. 41
3.5. Het conflict met pen en papier.................................................................................................. 42
4. De economische relatie tussen China en de Sovjet-Unie. ................................................................ 45
4.1. Economische hulp voor de breuk. ............................................................................................. 45
4.2. Grote sprong voorwaarts. ......................................................................................................... 47
4.3. Het einde van de Sovjet-Russische economische hulp aan China............................................. 51
5. De militaire relatie tussen China en de Sovjet-Unie. ........................................................................ 54
5.1. De rol van atoomwapens in het conflict. .................................................................................. 54
5.2. De tweede crisis in de straat van Taiwan. ................................................................................. 58
6. Strijd om het ideologische leiderschap van de communistische wereld. ........................................ 60
6.1. De persoonlijke rol van Mao Zedong en Nikita Chroesjtsjov in het conflict. ............................ 60
6.2. De strijd om het leiderschap van het communistische blok. .................................................... 63
1
6.2.1. Verschillende strategieën aangaande de ontwikkelingslanden. ........................................ 63
6.2.2. Polarisatie van de communistische wereld. ....................................................................... 67
6.2.3. Yoegoslavië en Albanië. ...................................................................................................... 70
7. Besluit. .............................................................................................................................................. 74
8. Bibliografie........................................................................................................................................ 76
9. Bijlages .............................................................................................................................................. 82
Bijlage 1: De Korea-oorlog. ................................................................................................................ 82
Bijlage 2: De Chinees-Indische grensgeschillen. ................................................................................ 83
Bijlage 3: Het Chinese handelsvolume tussen 1960 en 1962. ........................................................... 84
2
Woord Vooraf
Ik zou graag een woord van dank uitspreken aan iedereen die mij heeft geholpen om deze
masterscriptie tot stand te brengen. In de eerste plaats wil ik mijn promotor, dr. Mathieu
Torck bedanken voor zijn inbreng en advies. Dankzij zijn toewijding evolueerde de kwaliteit
van mijn thesis in stijgende lijn. Een dankwoord gaat tevens uit naar mijn vriend Sanne voor
het nalezen en corrigeren van mijn thesis. Bovendien kon ik bij hem steeds terecht met al
mijn computer- en andere technische problemen. Als laatste rest mij enkel nog mijn familie
en vrienden te bedanken voor alle steun en geduld tijdens het schrijven van deze
masterscriptie. In het bijzonder spreek ik mijn dank uit aan mijn ouders voor hun eindeloze
vertrouwen, steun en bezorgdheid tijdens deze vierjarige opleiding.
3
1. Inleiding.
1.1. Probleemstelling en onderzoeksmethode.
Vanuit de combinatie van mijn opleiding Oosterse talen en culturen met mijn minor
Politieke wetenschappen, groeide mijn interesse voor de Chinese politiek, voornamelijk op
internationaal vlak. Mijn voorkeur ging uit naar de periode van de Koude Oorlog en zo kwam
ik terecht bij de relatie tussen China en de Sovjet-Unie1. De relatie tussen deze twee landen
was tussen 1949 en 1991 aan enorme veranderingen onderhevig. De alliantie tussen China
en de SU van 1950 ontwikkelde zich geleidelijk aan tot een breuk tussen beide landen, met
de gewapende grensconflicten in 1969 als hoogtepunt. Op het einde van de jaren 1980
begon de relatie tussen China en de USSR zich opnieuw te normaliseren.2 Aangezien de
breuk in hun relatie zich afspeelde over een lange periode en zich over vele discussiepunten
uitbreidde, werd ik genoodzaakt om mijn onderwerp nog beter af te bakenen. Op deze
manier kwam ik uiteindelijk tot mijn huidige probleemstelling en besloot ik de oorzaken van
de breuk tussen China en de USSR te onderwerpen aan een diepgaand onderzoek.
In mijn masterscriptie ga ik bijgevolg na welke verschillende oorzaken aan de basis lagen
van de tweespalt tussen China en de SU. Eerst en vooral wil ik mijn keuze van de afbakening
in de tijd verantwoorden. In het tweede hoofdstuk van deze scriptie geef ik een korte
analyse van enkele historische factoren uit de eerste helft van de 20ste eeuw die
meespeelden in het conflict. Desondanks zijn de oorzaken die ik in het vervolg van de
scriptie aanhaal, praktisch allemaal te situeren tussen 1956 en 1962. Aangezien bijna alle
academici het 20ste partijcongres van de communistische partij van de SU3 als het begin van
de aanloop naar de breuk tussen China en de USSR zagen, ben ik mijn analyse ook bij dit
congres gestart.4 Dit wil niet zeggen dat de historische factoren geen belangrijke rol kunnen
1
De Sovjet-Unie wordt hierna ook SU (Sovjet-Unie) of USSR (Unie van Socialistische Sovjetrepublieken)
genoemd.
2
Shen Zhihua 沈志华, “Zhong su tongmeng polie de yuanyin he jieguo 中苏同盟破裂的原因和结果” (“De
oorzaken en gevolgen van de breuk in de Sino-Sovjet-alliantie”), zhonggongdang shi yanjiu 中共党史研究,
No.2, 2007, p.29.
3
De communistische partij van de Sovjet-Unie wordt hierna ook CPSU genoemd.
4
Dit standpunt werd o.a. ingenomen door de wetenschappelijke schrijver Donald S. Zagoria, die tussen 1951 en
1961 werkte als analyst van de politiek van het communistische blok voor de regering van de Verenigde Staten.
Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961: The Widening Breach between the Russian and
Chinese Communists, New York, Atheneum, [1962] 1967.
4
spelen in het conflict, maar deze kwamen pas na het 20 ste congres van de CPSU terug naar
boven. Aangezien mijn onderzoekstijd beperkt was, was het tevens noodzakelijk dat ik een
einddatum voor de oorzaken van het conflict vastlegde. Daarom heb ik besloten om mij in
de eerste plaats te concentreren op de factoren die bijgedragen hebben tot de breuk tussen
1956 en 1962 5 .
Opnieuw sluit dit niet uit dat elementen van na 1962 nog kunnen
bijgedragen hebben tot de breuk tussen China en de USSR, maar ik beschouw deze factoren
eerder als gevolgen van de voorgaande factoren en minder als de basisoorzaken van de
breuk.
Vervolgens wil ik kort mijn onderzoeksmethode toelichten. Tijdens mijn onderzoek heb ik
geprobeerd om zoveel mogelijk de Chinese en Russische kijk op elk vlak te vergelijken. Dit
deed ik onder andere door de geschiedenis, revoluties, politieke ontwikkelingen, enz. van
beide landen diepgaand te bestuderen. Aangezien ik mij bij het onderzoeken van de
ideologische verschillen tussen China en de SU niet kon baseren op cijfermateriaal, haalde ik
veel informatie uit hun politieke correspondentie. Zowel China als de USSR publiceerden
artikels en brieven waarin ze hun eigen politieke en ideologische standpunten benadrukten
en die van de andere partij verwierpen. Aan de hand hiervan kon ik geleidelijk aan een
duidelijk beeld vormen van de groeiende onenigheid in het communistische kamp.
Bovendien trachtte ik steeds het verband te leggen met de overige communistische landen
of de westerse wereld.
Tenslotte wil ik benadrukken dat ik er in deze scriptie bewust voor heb gekozen om de
oorzaken thematisch en niet chronologisch op te delen. In elk hoofdstuk onderzoek ik
bijgevolg alle mogelijke oorzaken vanuit een bepaalde invalshoek. Na deze korte inleiding,
komen in het tweede hoofdstuk de historische oorzaken aan bod. Ik ga na op welke vlakken
er reeds vroeger spanningen waren ontstaan tussen China en de USSR en op welke manier
deze spanningen een rol spelen in de uiteindelijke breuk tussen beide landen. Het derde
hoofdstuk behandelt de ideologische verschillen tussen China en de SU, wat direct het
grootste en belangrijkste deel van deze scriptie uitmaakt. Ik vertrek van enkele basisthema’s
zoals de opbouw van het socialisme en communisme, de communistische houding tegenover
het Westen, de houding ten opzichte van Stalin, enz. Van hieruit onderzoek ik welke
verschillende visies China en de SU met betrekking tot deze thema’s hadden, hoe deze
5
In sommige delen van deze scriptie haal ik evenwel factoren van na 1962 aan, omdat die in direct verband
stonden met oorzaken van voor 1962.
5
verschillende visies ontstaan zijn en welke invloed ze hadden op de relatie tussen beide
landen en beide partijen. In het vierde en vijfde hoofdstuk onderzoek ik de belangrijkste
Chinese en Russische gebeurtenissen op respectievelijk economisch en militair vlak.
Opnieuw analyseer ik hoe een economische of militaire gebeurtenis kan leiden tot ver
uiteenlopende standpunten en op deze manier mede verantwoordelijk is voor de breuk. In
het zesde hoofdstuk bestudeer ik de persoonlijke rol van de leiders van beide landen, Mao
Zedong 毛泽东 en Nikita Chroesjtsjov6 in het conflict. Ik ga na in hoeverre de persoonlijkheid van
twee leiders het verloop van een relatie kan bepalen en welke invloed de stijgende rivaliteit tussen
de twee leiders heeft. Tenslotte probeer ik alle verschillende oorzaken samen te brengen tot één
geheel. In het besluit formuleer ik bijgevolg een laatste samenhangende conclusie van al mijn
bevindingen.
Ik wil nog even benadrukken dat deze thematische opdeling van de oorzaken een
praktische noodzakelijkheid was voor het schrijven van mijn scriptie.
Ik besef dat de
verschillende gebeurtenissen in werkelijkheid niet altijd zomaar kunnen opgedeeld worden
in deze 5 categorieën en dat er vaak overlappingen bestaan. Daarom heb ik geprobeerd om
de oorzaken onder het hoofdstuk waar ze het best thuis hoorden te plaatsen, maar door
middel van voetnoten maak ik op verschillende plaatsen duidelijk dat ze vaak gerelateerd
zijn met andere oorzaken uit andere hoofdstukken.
1.2. Stand van het huidige onderzoek.
Sinds de jaren 1960 is er veel materiaal aangaande breuk tussen China en de USSR
verschenen. Het dient echter wel gezegd te worden dat veel van deze werken dateren uit de
jaren 1960 zelf, wanneer het conflict nog volop in ontwikkeling was. Alhoewel deze werken
heel duidelijk de verschillende gebeurtenissen op het einde van de jaren 1950 analyseerden,
misten zij omwille van hun vroege publicatie toch het overzicht over het volledige conflict.
In deze vroegste periode van publicaties bestonden er twee verschillende visies over een
mogelijke breuk tussen China en de SU. Aangezien de definitieve breuk tussen beide landen
toen nog niet had plaatsgevonden, waren er in die tijd nog aanhangers van de visie dat de
breuk verwaarloosbaar was. Volgens de aanhangers van deze visie waren er inderdaad
verschillen tussen China en de SU, maar waren deze ondergeschikt aan hun
6
Aangezien ik geen originele Russische bronnen gebruik en om de leesbaarheid van mijn werk te verhogen heb
ik in deze masterscriptie geopteerd om de Nederlandse transcriptie van de Russische namen te gebruiken.
6
gemeenschappelijk doel, namelijk de niet-communistische wereld overwinnen. Een andere
groep uit de academische wereld zag de breuk echter als onvermijdelijk. Volgens hen waren
de verschillen tussen China en de USSR zodanig groot dat dit enkel in een breuk kon
resulteren.7
Sinds de jaren 1980, werden de Chinese archieven geleidelijk aan geopend waardoor
onderzoekers gemakkelijker beroep konden doen op de documenten aangaande de breuk
tussen China en de SU. Ook de desintegratie van de Sovjet-Unie in 1991 zorgde ervoor dat
archieven in Rusland en Oost-Europa geopend werden. Geleidelijk aan werden er op deze
manier verschillende werken gepubliceerd die de breuk tussen China en de USSR in zijn
geheel bestudeerden. Desondanks bestaan er nog steeds grote discussies over welke factor
de belangrijkste oorzaak van het conflict is. Enerzijds zijn er onderzoekers die veel belang
hechten aan de ideologische oorzaken van de breuk8, anderzijds zijn er academici die stellen
dat de persoonlijkheid van beide leiders het verloop van de breuk volledig heeft bepaald.9
Hedendaagse onderzoekers zijn het er in elk geval over eens dat heel wat verschillende
factoren hebben bijgedragen tot het conflict en dat elk van deze factoren apart nooit een
breuk kon veroorzaakt hebben.
7
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.3-10.
Lorenz M. Lüthi is een aanhanger van deze visie. Volgens hem zijn er heel wat factoren die hebben
bijgedragen tot de breuk tussen China en de SU, maar maken de ideologische elementen daar het belangrijkste
deel van uit. Cf. Lorenz M. Lüthi, The Sino-Soviet Split: Cold War in the Communist World, Princeton, Princeton
University Press, 2008, pp.1-18.
9
Li Danhui 李丹慧, een Chinese onderzoeker, legt een sterke nadruk op de rol van de persoonlijkheid van Mao
Zedong en Chroesjtsjov in het conflict. Hij stelde dat in de politieke systemen van zowel China als de SU, beide
leiders een belangrijke functie uitoefenden. Beide leiders namen belangrijke politieke beslissingen en namen
tevens een groot deel van de diplomatieke contacten voor hun rekening. Cf. Luan Jinghe 栾景河, “”Zhong su
guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping “中苏关系破裂原因” 研究述评” (“Een overzicht van het onderzoek naar
de oorzaken van de breuk in de vriendelijke relaties tussen China en de SU”), Dangdai zhongguo shi yanjiu 当
代中国史研究 (“Historisch onderzoek van het hedendaagse China”), Vol.14, No.6, p.37.
8
7
2. Voorgeschiedenis.
Zowel voor, tijdens als na de revoluties in China en de Sovjet-Unie, bevonden beide landen
zich in totaal verschillende omstandigheden. De verschillen in de politieke, economische en
revolutionaire situatie tussen beide landen, speelden een belangrijke rol in de latere breuk
tussen China en de USSR. Een groot deel van deze verschillen gaat terug op de verschillende
revolutionaire ervaringen van de Chinese communistische partij10 en de CPSU.11
2.1. De Chinese12 versus de Sovjet-Russische revolutie.
Alhoewel de revoluties in de SU en China, respectievelijk in 1917 en 1949, allebei leidden
tot een communistisch regime, kwamen de CCP en de CPSU toch op een totaal verschillende
manier aan de macht. Deze verschillende revolutionaire ervaringen zijn belangrijk aangezien
ze de opvattingen van China en de SU over hoe de revolutie in andere landen moet worden
voltrokken, beïnvloedden. Een eerste belangrijk verschil lag in de plaats van het centrum
van de revolutie. In de SU namen de revolutionairen eerst de grote steden in. Pas wanneer
ze daar voldoende stabiliteit hadden verworven, breidden ze hun macht uit naar het
platteland. De Chinese communisten daarentegen, vormden eerst communistische basissen
op het platteland, om van daaruit de steden te omcirkelen. Met deze tactiek gingen tevens
guerrillatechnieken gepaard.13 Nadat Mao zich in de jaren 1930 begon te focussen op het
platteland, verloren de Chinese communisten elk contact met de steden. Als gevolg hiervan
oriënteerde de revolutionaire beweging zich toen naar de boeren en minder naar de
stadsarbeiders. Aangezien de stadsarbeiders slechts een heel kleine rol speelden in de
10
De Chinese communistische partij wordt hierna ook CCP genoemd.
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
12
ste
In feite gaat China’s moderne revolutionaire geschiedenis terug tot het begin van de 20 eeuw. De revolutie
van 1911 maakte een einde aan de Chinese Qing-dynastie en vestigde op 1 januari 1912 een nieuw,
republikeins regime. Deze gebeurtenis wordt nog steeds gezien als de aanloop naar het Chinese revolutionaire
ste
pad uit de eerste helft van de 20 eeuw. Wanneer ik in dit deel van mijn masterscriptie de Chinese revolutie
vergelijk met die van de SU, beperk ik mij echter voornamelijk tot de revolutionaire periode na het ontstaan
van de CCP in 1921. Cf. T. Yu George, “The 1911 Revolution: Past, present and future.”, Asian Survey, No.10,
oktober, 1991, pp.895-6.
13
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
11
8
Chinese communistische beweging, kunnen we in strikte zin niet spreken van een
proletarische revolutie. 14
De USSR, waar de arbeidersklasse wel een belangrijke rol speelde in de revolutie, verweet
de Chinese communisten dat ze de rol van de boeren te veel benadrukten. Ze verwezen
naar Vladimir Lenin die altijd de dictatuur van het proletariaat als doel had gesteld.15
Volgens hem was een alliantie tussen de boeren en de arbeiders mogelijk, zolang de boeren
niet het middelpunt van de revolutie werden.
Aangezien boerenopstanden meestal
chaotisch en ongestructureerd waren, waren het volgens de CPSU enkel de arbeiders die
echt een revolutie konden initiëren.16 De CCP bleef echter benadrukken dat gezien de
Chinese omstandigheden, de centrale rol van de boeren noodzakelijk was. Aangezien 80%
van de Chinese bevolking van toen boer was, was dit volgens hen de enige manier om de
strijd te winnen.17
Ook in het tijdsverloop van beide revoluties zijn grote verschillen terug te vinden. Terwijl
de CPSU reeds in het begin van de revolutie aan de macht kwam, moest de CCP eerst een
jarenlange strijd leveren. Dit hield tevens in dat de CPSU, na haar overwinning, nog veel
veranderde en verder ontwikkelde. De Chinese communisten echter, hadden reeds een lang
ontwikkelingsproces achter de rug en kenden bijgevolg nog weinig verandering, eens ze aan
de macht waren. Indien we de situatie van de SU in 1917 en die van China in 1949
vergelijken, dan zien we dat China politiek meer, maar economisch minder ontwikkeld was.
Ondanks dat China zich op technisch en industrieel vlak ver achter de SU bevond, was het op
politiek vlak veel beter georganiseerd. Dankzij de jarenlange ervaring die de CCP tussen
14
Robert V. Daniels, “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, World Politics, Vol.13, No.2, 1961,
pp.213-8.
15
Vladimir Lenin benadrukte in zijn boek “De staat en de revolutie” verschillende malen de dictatuur van het
proletariaat: “The transition from capitailst society – which is developing towards communism – to communist
society is impossible without a “political transition period”, and the state in this period can only be the
revolutionary dictatorship of the proletariat.” Uit: V. I. Lenin, The State and Revolution, Moskou, Progress
Publishers, [1949] 1965, p.78.
16
Hugh Seton-Watson, “The Russian and Chinese Revolutions”, The China Quarterly, No.2, 1960, pp.43-46.
17
Lin Biao, één van de grootste militaire commandanten uit de Chinese geschiedenis, benadrukte het belang
van de boeren in de Chinese revolutie Volgens hem was het logisch en noodzakelijk dat China steunde op zijn
grote landbouwersbevolking. In een artikel, gepubliceerd in Renmin Ribao stelde hij dat: “The peasantry
constituted more than 80 per cent of the entire population of semi-colonial and semi-feudal China. They were
subjected to threefold oppression and exploitation by imperialism, feudalism and bureaucrat-capitalism, and
they were eager for resistance against Japan and for revolution. It was essential to rely mainly on the peasants
if the people’s war was to be won. But at the outset not all comrades in our party saw this point. *…+ To rely on
the peasants, build rural base areas and use the countryside to encircle and finally capture the cities – such was
the way to victory in the Chinese revolution.” Uit: Lin Biao, “Long Live the Victory of People’s War!”, Renmin
Ribao, 2 september, 1965. In: Peking Review, No.36, 3 september, 1965, pp.14-15.
9
1921 en 1949 had opgedaan, kende de partij reeds een effectieve en gedisciplineerde
organisatie.18
De mislukking van Stalins opzet in 1927 speelde tevens mee in het latere conflict tussen
China en de USSR. Na de oprichting van de CCP in 1921, stond Stalin er immers op dat de
CCP tijdelijk samenwerkte met de Guomindang 国民党 (“de nationale volkspartij”) omdat hij
er van overtuigd was dat ze samen sterker zouden staan.
De SU hoopte dat de
communistische steun aan de Chinese nationalistische regering zou zorgen dat de Chinese
eenmaking sneller een feit was. In september 1923 zond de SU een veertigtal experts naar
China om de Chinezen te helpen bij deze eenmaking.
De reden waarom Stalin een
samenwerking tussen de nationalisten en communisten wou, was omdat, volgens hem,
China nog niet genoeg ontwikkeld was voor het communisme. De kapitalistische fase moest
eerst nog worden doorlopen.19 Stalin verkoos in China immers een sterke nationalistische
regering die bereid was om vriendschappelijke betrekkingen met de USSR aan te gaan. Een
zwak communistisch China zou alleen maar machtige buitenstanders aantrekken. In de
praktijk kon hij zo een sterke nationalistische regering krijgen door de Guomindang te
steunen. Stalin vreesde tevens dat in het geval dat hij te hevig een communistische
revolutie zou promoten, het Westen tussenbeide zou komen.20 Stalins plan verliep echter
niet zoals gewenst, wanneer de Guomindang zich in 1927 tegen de CCP keerde en een
vervolgingsstrijd tegen hen begon.21 De Chinese Communisten hadden geen andere keus
dan onderduiken. Wanneer Mao later, na de lange mars in 1934, China wou veroveren,
negeerde hij Stalins advies.22 Hij wou voortaan onafhankelijker van de SU handelen. Dit
18
Robert V. Daniels, “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, pp.213-20.
Henry Wei, China and Soviet Russia, Princeton, New Jersey, D. Van Nostrand Company, 1956, pp.40-43.
20
David Floyd, Mao against Khrushchev: A Short History of the Sino-Soviet Conflict, New York, Frederick A.
Praeger, 1964, pp.5-9.
21
Schattingen melden dat nadat Chiang Kai-Shek en de Guomindang in april 1927 de Chinese communisten en
hun aanhangers begonnen te onderdrukken, het aantal leden van de CCP daalde van 58.000 naar 10.000. Cf.
Jack Gray, Short Oxford History of the Modern World: Rebellions and Revolutions: China from the 1800s to 2000,
Oxford, Oxford University Press, [1990] 2002, p.251.
22
Mao besloot om geen tweede verenigd front met de Guomindang aan te gaan zonder op voorhand de
voorwaarden te bespreken. De onderhandelingen tussen de nationalistische en communistische partij van
China duurden 9 maanden. Het was duidelijk dat Mao besefte dat dit de enige oplossing was, maar hij wou
toch elk mogelijk voordeel (zoals de uitbreiding van het communistische gebied, het einde van het
machtsmonopolie van de Guomindang,…) uit de situatie halen. Cf. Jack Gray, Short Oxford History of the
Modern World: Rebellions and Revolutions: China from the 1800s to 2000, p.271-2.
19
10
zorgde voor een eerste misnoegen in de USSR, aangezien de Russen vonden dat Mao zich
moest onderschikken aan de dominante Sovjet-Russische leiderspositie.23
In de jaren ’50 kwam dit voorval opnieuw aan de oppervlakte. Mao vreesde dat de SU
opnieuw dezelfde fout zou maken in de derde wereld en de lokale communistische partijen
zou opofferen in functie van de Sovjet-Russische belangen. China en de SU raakten het niet
eens of de communisten al dan niet moesten samenwerken met de nationalistische partijen.
Volgens de SU was deze samenwerking tijdelijk nodig om de westerse invloed uit deze
gebieden te verdrijven. China was echter niet tevreden met deze verklaring en was zelf
bereid om een stap verder te gaan. Voor China was het uitschakelen van de westerse
invloed niet genoeg, zij wilden dat de derdewereldlanden ook effectief geleid werden door
een communistische regering.24
De steun van de USSR aan de Chinese nationalistische regering tot vlak voor het oprichten
van de Volksrepubliek China viel eveneens niet in goede aarde bij de Chinese communisten.
Wanneer de Sovjet-Unie op het einde van augustus 1945 samen met de Verenigde Staten en
Groot-Brittannië onderhandelingen tussen Mao en Chiang Kai-shek, de leider van de
Guomindang, op touw wou zetten, reageerde de CCP niet erg enthousiast. Volgens hen was
het juist de taak van de SU om de revolutie in elk land aan te wakkeren en zeker een
samenwerking met niet-communistische partijen te vermijden. Mao verweet de CPSU dat ze
de kracht van de vijand overschatten en dat ook de Chinese communisten voor een herenigd
China konden zorgen.25
Nadat het conflict tussen China en de SU in de jaren ’60 aan de wereldbevolking was
onthuld, werd het duidelijk dat China in veel mindere mate dan de SU zelf de rol van de
Oktoberrevolutie en de SU als voorbeeld en model voor de Chinese revolutie benadrukte.
De USSR zag de Oktoberrevolutie echter nog steeds als het grote voorbeeld voor alle andere
proletarische revoluties in de rest van de wereld.
Het Russische tijdschrift Pravda
benadrukte verschillende malen hoe belangrijk de Sovjet-Unie en de Oktoberrevolutie waren
geweest voor het slagen van de Chinese revolutie. Een artikel uit Pravda stelde dat:
23
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.10-13.
25
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute: A Commentary and Extracts from the Recent Polemics: 19631967, London, Oxford University Press, 1968, pp.11-14.
24
11
The revolutionary movement in China, which led tot the creation of a people’s
republic, arose under the direct influence of the October revolution in Russia, which
laid the decisive pre-conditions for its successful development, showed the Chinese
workers the way to transform their homeland and brought the national-liberation
struggle of the Chinese people into the worldwide revolutionary mainstream. 26
De Chinezen daarentegen bleven benadrukken dat ze vooral zelf verantwoordelijk waren
voor het succes van hun revolutie. Ze ontkenden niet dat ze hulp van buitenaf hadden
gekregen, maar stelden dat een revolutie nooit kon slagen indien men te afhankelijk was van
een andere partij of staat.
Bovendien zag Peking zijn eigen revolutie als het unieke
voorbeeld voor alle landen uit de derde wereld.27 In een artikel in Renmin Ribao 人民日报
stelde Lin Biao dat:
The Chinese people enjoyed the support of other peoples in winning both the War of
Resistance Against Japan and the People’s Liberation War, and yet victory was mainly
the result of the Chinese people’s own efforts. […] Comrade Mao Tse-tung has said
that our fundamental policy should rest on the foundation of our own strength. Only
by relying on our own efforts can we in all circumstances remain invincible.28
2.2. Het vriendschapsverdrag van 1950.
Ondanks de onderhuidse spanningen die er tussen Mao Zedong en Stalin tijdens de eerste
helft van de 20ste eeuw waren ontstaan, werd de Volksrepubliek China, nadat hij op 1
oktober 1949 door Mao was gevestigd, toch onmiddellijk erkend door de SU. Bovendien
begonnen China en de SU onmiddellijk daarna over een mogelijke samenwerking te
onderhandelen. Waarschijnlijk beseften beide partijen dat een akkoord voor beide staten
voordelig kon zijn. Op deze manier kon China immers de hulp en bescherming genieten van
een bondgenoot en kon de USSR in zekere mate de controle over China behouden In
december ging Mao reeds op bezoek in Moskou om een vriendschapsverdrag te sluiten. De
lange duur van de onderhandelingen –Mao verbleef 9 weken in Moskou- toonde aan dat
men niet gemakkelijk tot een akkoord kwam. Beide partijen hielden er op vele punten een
andere mening op na en dat bemoeilijkte en vertraagde de onderhandelingen29. Uiteindelijk
26
th
Uit: B. Ivanov, “Internationalism is Source of Victory in the Revolutionary Struggle: 16 Anniversary of the
C.P.R.”, Pravda, 1 oktober, 1965, p.4. In: Current Digest of the Soviet Press, No.39, 20 oktober, 1965, p.25-26.
27
Op de strijd tussen China en de USSR aangaande het geschikte revolutiemodel voor de derde wereld wordt
dieper opgegaan in het zesde hoofdstuk van deze scriptie.
28
Lin Biao, “Long Live the Victory of People’s War!, p.22.
29
Er werden o.a. lange discussies gehouden over hoeveel de totale hulp van de USSR aan China zou bedragen
en over het lot van de Chinese havens van Port Arthur (Yase gang 亚瑟港)en Dairen (nu gekend als Dalian 大
12
bereikten ze in februari 1950 toch een akkoord en ondertekenden beide partijen het dertig
jaar durende “verdrag van vriendschap, alliantie en wederzijdse hulp” (“Zhong su youhao
tongmeng huzhu tiaoyue 中苏友好同盟互助条约”). Het belangrijkste punt van dit verdrag
was dat indien één van beide werd aangevallen door Japan of een Japanse bondgenoot, de
andere partner, in de mate van het mogelijke, onmiddellijk militaire en andere noodzakelijke
hulp zou verstrekken. In diezelfde periode werden nog verschillende andere akkoorden
tussen China en de SU afgesloten waarvan de belangrijkste de overeenkomst was dat de SU
300 miljoen dollar krediet zou geven voor de heropbouw van de Chinese economie.30
Ondanks de Sovjet-Russiche belofte om China te helpen bij de wederopbouw, speelden
vele elementen uit het vriendschapsverdrag tussen China en de SU in het nadeel van China.
Volgens Mao was een alliantie met de SU echt noodzakelijk en was het de enige kans om
China te helpen. De pas gevestigde Volksrepubliek was nog kwetsbaar en had nood aan een
economische heropbouw.
In ruil voor hulp van de SU was Mao bereid om enkele
toegevingen te doen in het vriendschapsverdrag. 31
Zo benadrukte het verdrag de
Mongoolse onafhankelijkheid van de Volksrepubliek China. Bovendien stelde het verdrag
dat de USSR, in ruil voor hun hulp aan China, Russische experts mocht aanstellen in de
verschillende domeinen van het Chinese bestuur, zoals het leger, de politie, de
administratie,…32
连). Cf. Robert C. North, “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, Far Eastern Survey, No.13, 12 juli, 1950,
pp.125-6.
30
Doak Barnett, “The Sino-Soviet Alliance”, in Franz Schurmann en Orville Schell (uitg.), Communist China:
Revolutionary Reconstruction and International Confrontation: 1949 to the Present, New York, Random House,
1967, pp.259-63.
31
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.14-17.
32
Robert C. North, “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, pp.125-6.
13
2.3. De Korea-oorlog.33
Het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR kwam echter reeds snel onder druk te
staan. De aanleiding voor de spanningen was de Korea-oorlog. Op 25 juni 1950 viel NoordKorea Zuid-Korea aan, het eerste strijdtoneel van de Koude Oorlog was ontstaan. De vragen
aangaande wie de oorlog begon en of China of de Sovjet-Unie medeplichtig waren, blijven
echter nog steeds grotendeels onopgelost. Noord-Korea had een communistisch regime,
waardoor het invloed en steun ontving van de SU. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat de
SU niet op de hoogte was van de Noord-Koreaanse plannen.
Dit hield echter niet
automatisch in dat Stalin de Koreaanse oorlog ook volledig had gestuurd. Hij was namelijk
altijd erg voorzichtig in het voeren van oorlogen die een imperialistische tegenreactie
konden te weeg brengen. Bovendien had Stalin zich na Wereldoorlog II volledig op Europa
gericht.34 De veronderstelling dat Stalin en Mao op voorhand de oorlog in Korea planden en
uitstippelden is tevens hoogst onwaarschijnlijk. In hun bijeenkomsten tussen december
1949 en februari 1950 discussieerden ze immers lange tijd over het opstellen van hun
vriendschapsverdrag. 35 Aangezien de sfeer op deze bijeenkomsten bitter was en de
onderhandelingen slechts heel moeizaam vorderden, was het zo goed als onmogelijk dat
beide direct tot een akkoord kwamen met betrekking tot het starten van een oorlog in
Korea.36 De meest aannemelijke hypothese is dat Kim Il Sung, de Noord-Koreaanse leider37,
tijdens zijn bezoeken aan Moskou in maart 1949 en maart 1950, informeerde naar Stalins
mening over een aanval op Zuid-Korea en de mogelijke steun die hij hierbij kon krijgen van
33
De oorsprong van de Korea-oorlog gaat terug tot net na Wereldoorlog II. In juli 1945 gingen de VS en de SU
ste
in Potsdam akkoord met de verdeling van Korea langs de 38 breedtegraad. De SU beheerste Noord-Korea, en
de VS, Zuid-Korea. Deze tijdelijke oplossing zou slechts duren tot er een eengemaakte regering kwam. Dat
bleek echter onmogelijk. Korea bestond voortaan uit 2 rivaliserende regimes die beiden meenden dat ze het
recht hadden te heersen over het volledige Korea. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World
since 1945: A History of International Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, pp.60-73.
Zie bijlage 1.
34
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, Boston, Houghton Mifflin Company, 1966, pp.205-9.
35
Het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR was het “verdrag van vriendschap, alliantie en wederzijdse
hulp” (“Zhong su youhao tongmeng huzhu tiaoyue 中苏友好同盟互助条约”). Cf. de vorige sectie in dit
hoofdstuk.
36
Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean
War”, The Australian Journal of Chinese Affairs, No.1, 1979, pp.27-29.
37
Kim Il Sung had in zijn jonge jaren reeds meegestreden in de guerrillastrijd van de CCP tegen de Japanse
aanwezigheid en vocht later tevens in het leger van de SU. De SU zag in hem een goede leider voor NoordKorea en Kim Il Sung kon bijgevolg in September 1948 de Democratische Volksrepubliek Korea uitroepen.
Tijdens zijn leiderschap benadrukte hij voortdurend dat de Koreaanse eenmaking noodzakelijk was en dat
Noord-Korea het recht had om over het volledige Koreaanse grondgebied te regeren. Cf. Selig S. Harrison,
“One Korea?”, Foreign Policy, No.17, 1974-1975, pp.35-41.
14
de SU. Het is echter onbekend wat Stalin hier zou op geantwoord hebben. Het feit dat de
Noord-Koreaanse leider in mei 1950 Peking bezocht, kan er op wijzen dat hij steun zocht bij
China na een afwijzing van de SU. Hier bestaan echter nog geen bewijzen voor. 38
Bij de eerste aanval op 25 juni 1950, was Noord-Korea overtuigd dat de VS niet tussen
beide zou komen. Op 12 januari van hetzelfde jaar nog, had de Amerikaanse staatssecretaris
Dean Acheson39 immers aangekondigd dat Zuid-Korea niet in het gebied lag dat de VS zou
verdedigen en dat die verantwoordelijkheid bijgevolg werd doorgegeven aan de VN.40
Desondanks vreesde de VS na deze eerste aanval dat Korea sneller dan gedacht volledig
communistisch zou worden. In Amerikaanse ogen was de Noord-Koreaanse aanval duidelijk
een agressieve daad die werd gedirigeerd vanuit de Sovjet-Unie. Dezelfde dag nog legde de
VS de agressie van Noord-Korea voor op een speciale bijeenkomst van de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties. Opmerkelijk is dat de SU afwezig was op deze sessie omwille van
een boycot die ze hielden om de Volksrepubliek China toe te laten tot de VN. Op 25 juni
veroordeelde de Veiligheidsraad de invasie en eiste dat Noord-Korea zich zou terugtrekken.
Twee dagen later besliste de VN dat hun legers zouden tussenkomen om de NoordKoreaanse aanval terug te dringen. Alhoewel zestien verschillende staten deelnamen aan
deze missie, bleef het voornamelijk een Amerikaanse actie. Het was immers de VS die het
overgrote deel van de financiële en materiële hulp leverde en die de leiding van de militaire
actie op zich nam.41
Na de eerste aanval, bevond Noord-Korea zich in de betere situatie en al snel werd ZuidKorea tot het uiterste Zuiden van het land teruggedrongen. Wanneer de VS in september
1950 echter een verrassingsaanval onder leiding van generaal Douglas MacArthur 42
lanceerde in Inchon, keerde de situatie nu in het voordeel van de VS. Noord-Korea moest
zich opnieuw terug trekken tot boven de 38ste breedtegraad. Nu moest de belangrijke
38
Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73.
Dean G. Acheson was staatssecretaris in de VS van 19 januari 1949 tot 20 januari 1953. Cf. U.S. Department
of State, http://www.state.gov/r/pa/ho/po/1682.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009.
40
Acheson verkondigde dat de Amerikaanse defensieve grens in het Pacifisch gebied door Japan, de Riukiueilanden, en de Filippijnen liep. Alles dat ten westen van deze lijn lag (alsook Zuid-Korea en Taiwan) lag niet
meer in het gebied dat de VS wou beschermen en zou bijgevolg onder de verantwoordelijkheid van de
Verenigde Naties vallen. Cf. Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.205-9.
41
Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73.
42
Generaal Douglas MacArthur (1880-1964) werd, na een lange militaire carrière, in 1950 aangesteld om de
troepen van de VN te leiden in hun strijd tegen Noord-Korea. In de lente van 1951 kon de Truman-regering zijn
uitgesproken standpunten echter niet meer accepteren en werd hij terug geroepen naar de VS. Cf.
Department of the Navy – Naval Historical Center, http://www.history.navy.mil/photos/pers-us/uspersm/macarthr.htm, geraadpleegd op 23 mei 2009.
39
15
beslissing genomen worden of ze verder naar het noorden zouden oprukken of niet.
MacArthur en Syngman Rhee43, de leider van Zuid-Korea, wilden Noord-Korea veroveren en
waren er van overtuigd dat ze in een korte tijd Korea konden herenigen. Toch heerste er bij
de Amerikaanse regering twijfel of deze noordelijke verovering wel wenselijk was. Dit zou
het doel van de missie veranderen, aangezien de VN zich enkel had uitgesproken over het
tegengaan van de noordelijke agressie, niet over het herenigen van Korea. Bovendien
hadden verschillende leiders, waaronder Zhou Enlai 周恩来 zelf, al meerdere malen
gewaarschuwd dat China het niet zou tolereren dat de VS een agressieve strijd voerde aan
hun landgrens. Ondanks dat de Chinese regering dreigde met een interventie indien de
troepen nog verder noordelijker zouden oprukken, bleef MacArthur toch overtuigd van de
goede afloop van de zaak.44
Nadat MacArthur de verschillende waarschuwingen had genegeerd en dus verder
noordelijk oprukte, bleef een Chinese interventie niet lang meer uit.
Na een korte
verrassingsaanval op 25 oktober 1950, trokken de Chinezen zich strategisch terug en
kwamen een maand later met een veel groter aantal terug. Op 26 november stonden
300.000 Chinese soldaten klaar voor een groots tegenoffensief.45 De Chinese regering
benadrukte wel dat de Chinese soldaten vrijwilligers waren, waarmee ze de kritiek van een
officiële Chinese interventie hoopte af te wenden.
MacArthurs verwachtingen in, groots en effectief.
De Chinese opkomst was, tegen
Het duurde niet lang vooraleer de
Amerikaanse generaal terug onder de 38ste breedtegraad werd gedreven. Hij wou het echter
niet opgeven en was zelfs bereid zo ver te gaan als het bombarderen van Mantsoerije en het
inzetten van soldaten uit Taiwan. De Amerikaanse president en zijn regering begonnen te
vrezen dat, indien ze dit toelieten, er hen een derde Wereldoorlog stond op te wachten.
Wanneer MacArthur in maart 1951 een stap te ver ging door publiekelijk te dreigen dat hij
China zou vernietigen indien de Chinezen zich niet onmiddellijk terugtrokken uit Korea,
betekende dit zijn ontslag.
vredesonderhandelingen.
Vervolgens begonnen in het voorjaar van 1951 de
Twee belangrijke discussiepunten zorgden echter dat de
43
In mei 1948 werden er in Zuid-Korea vrije verkiezingen gehouden onder toezicht van de VN. Na de
overwinning van zijn liberale partij, riep Syngman Rhee in augustus de Republiek Korea uit en werd hij zelf de
eerste president. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.60-62.
44
Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean
War”, pp.25-27.
45
Nochtans had MacArthur op 24 november zijn “home by Christmas – offensief” aangekondigd. Nog altijd
bleef hij dus geloven dat zijn leger met gemak de Chinezen kon overwinnen. Cf. Mineo Nakajima, “The SinoSoviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean War”, pp.25-27.
16
onderhandelingen niet echt vlot verliepen en de oorlog stagneerde. Beide partijen raakten
het niet eens over de definitieve locatie van de scheidingslijn tussen Noord- en Zuid-Korea
en over het uitwisselen van de gevangenen. De VS vond immers dat de Chinese en NoordKoreaanse gevangenen die na de oorlog niet meer wilden terug keren naar hun vaderland,
hier niet toe verplicht konden worden. Uiteindelijk ondertekenden beide kanten pas op 23
juli 1953 een vredesverdrag.46 Desondanks bleven de spanningen tussen Noord- en ZuidKorea verder bestaan.47
De Chinese deelname in de Korea-Oorlog liet in China zijn sporen na. Enerzijds, steeg het
prestige van China, vooral op militair vlak. Amper 6 maanden na het ontstaan van de nieuwe
Volksrepubliek China, vond Mao dat hij reeds getoond had tot wat China in staat was. Tegen
elke verwachting in, hadden ze effectief het militair superieure Westen verslagen. Dit was
bovendien de ideale gelegenheid voor Mao Zedong om zijn theorie dat mensen superieur
zijn aan wapens terug te benadrukken. Volgens hem waren het de mensen en niet het
materiaal dat hen naar een overwinning had geholpen. De hypothese dat China de VS
effectief had verslagen, dient echter wel genuanceerd te worden. China had tijdens de
Korea-oorlog ook veel verliezen geleden maar benadrukte vooral de Chinese triomf over het
Westen. Anderzijds bracht de oorlog in Korea ook een negatief beeld van China voort,
voornamelijk in het Westen. China werd door de VN en de westerse naties al snel als
agressief bestempeld. Bovendien moest China door haar deelname aan de oorlog andere
doelen, zoals het veroveren van Taiwan, voorlopig of definitief uitstellen.48
De Korea-oorlog zorgde tevens voor barsten in het vriendschapsverdrag tussen China en de
Sovjet-Unie. China was allesbehalve tevreden met de houding en de positie die de SU innam
tijdens de oorlog. Vanaf juli 1957 begon China hierover kritiek te uiten. De Chinezen vonden
het onredelijk dat China alleen de kosten van de oorlog in Korea moest dragen. In november
1963 publiceerde de Chinese regering in Renmin Ribao voor de eerste maal een officieel
46
In het verdrag kwamen beide partijen overeen dat de strijdlijn van toen als definitieve scheidingslijn werd
aanvaard. Dit leverde Zuid-Korea en de VS een klein voordeel op. Na veel discussie over het lot van de
gevangenen, werd besloten dat de vrijgelaten gevangenen zelf konden kiezen of zij terug wilden keren naar
hun vaderland of niet. De betrokken staten kregen echter wel de kans om de gevangenen te overtuigen om
terug te keren. Wanneer toch bleek dat heel wat Chinese gevangen in Zuid-Korea na hun vrijlating niet naar
China wilden terugkeren, veroorzaakte dit een grote Chinese schaamte. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry
Piotrowski, The World since 1945, pp.60-73.
47
Ibid.
48
Allen S. Whiting, China Crosses the Yalu: The Decision to Enter the Korean War, California, Stanford University
Press, 1960, pp.166-8.
17
artikel met hun mening aangaande de positie van de SU in de Koreaanse oorlog. 49 Het
artikel stelde dat:
We ourselves preferred to shoulder the heavy sacrifices necessary and stood in the
first line of defence of the socialist camp so that the Soviet Union might stay in the
second line.50
China voelde zich bedrogen door de Sovjet-Unie, die zich tijdens de oorlog altijd op de
achtergrond wist te houden. Het feit dat de SU hoofdzakelijk China de oorlog liet voeren,
zodat ze zelf buiten schot bleven, zorgde voor ongenoegen aan de Chinese kant. De grootste
ergernissen ontstonden echter over de militaire hulp die de SU tijdens de oorlog aan China
gaf. De Chinese deelname aan de oorlog gebeurde namelijk voor een groot deel met
wapens uit de SU. Deze wapens kreeg China echter niet gratis, ze maakten deel uit van de
leningen die de SU in 1950 ter beschikking stelde aan China.51 In 1964 deed China zijn beklag
over de houding van de SU met betrekking tot de oorlog in Korea:
As for the soviet loans to China, it must be pointed out that China used them mostly
for the purchase of war materiel from the Soviet-Union, the greater part of which
was used up in the war to resist U.S. aggression and aid Korea. […] Thus even the
war materiel supplied to China in the war to resist U.S. aggression and aid Korea has
not been given gratis.52
China vond het onredelijk dat het alle militaire hulp van de SU terug moest betalen, terwijl
China zelf de grootste verliezen had geleden (zowel op vlak van mensenlevens als op
materieel vlak).53 Peking bleef benadrukken dat een groot deel van hun afbetalingen aan de
SU te wijten waren aan de Korea-oorlog. Deze afbetalingen betekenen uiteraard ook een
grotere Chinese economische afhankelijkheid van de SU. De SU hield echter vol dat de
49
Mineo Nakajima, “The Sino-Soviet confrontation: Its Roots in the International Background of the Korean
War”, pp.32-37.
50
Uit: Editoriale afdeling van Renmin Ribao en Hongqi, “Two Different Lines on the Question of War and Peace:
Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (5)”, Renmin Ribao, 19 november, 1963.
In: Peking Review, No.47, 22 november, 1963, p.13.
51
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, p.55.
52
Uit: “Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central Committee of the
C.P.S.U.”, Peking Review, No.19, 8 mei, 1964, p.14.
53
In 1957 klaagde Lung Yun, die toen lid was van het militaire comité van de CCP en vice-voorzitter was van het
comité voor nationale verdediging, dat het niet eerlijk was dat China alle uitgaven van de Korea-oorlog moest
terug betalen. Hij verwees hierbij expliciet naar de VS die na WO I en WO II de schulden van hun geallieerden
kwijt scholden, terwijl de SU dit niet deed. Uiteindelijk zou China er in 1965 in slagen om hun volledige schuld
aan de SU af te lossen. Cf. Raymond L. Garthoff, “Sino-Soviet Military Relations, 1945-66”, in Raymond L.
Garthoff (uitg.), Sino-Soviet Military Relations, New York, Frederick A. Praeger, 1966, pp.85-86.
18
kosten van de wapens tijdens de Korea-oorlog slechts één vierde van de totale Chinese
leningen uitmaakten.54
Ondanks de verschillen en twistpunten die vanaf de oprichting van de communistische
partij van China tussen de CCP en CPSU zichtbaar werden, behielden beide partijen steeds
een goede relatie tot de dood van Stalin in 1953. Stalins conservatieve politiek was gericht
op het consolideren van wat men reeds bezat.55 Stalin zag de communistische partijen in
niet-communistische landen immers niet als een springplank om de revolutie te exporteren
naar het Westen, maar wel als een middel om eventuele aanvallen op de SU te vermijden.
Hij sloot geen allianties met het Westen, maar viel het ook niet aan buiten zijn eigen
invloedssfeer. Het was deze defensieve politiek van Stalin die ervoor zorgde dat de Chinese
en Sovjet-Russiche belangen naast elkaar konden bestaan. Het was voornamelijk na de dood
van Stalin dat de SU zich begon te gedragen als een wereldmacht. Dit uitte zich uiteindelijk
in de offensieve en actievere politiek van Chroesjtsjov en leidde tot meer conflicten tussen
China en de SU.56
54
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, p.55.
Indien Stalin iets wou veroveren, dan waren dat landen die toch al in het communistische gebied lagen, zoals
Korea. Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
56
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
55
19
3. Verschillen in de globale
revolutionaire strategie.
Veel van de verschillen in strategie tussen China en de Sovjet-Unie situeerden zich in het
ideologische domein. Aangezien ideologie de communistische wereld kon verenigen of
verdelen, ga ik in het volgende hoofdstuk op zoek naar de ideologische punten waarover
China en de SU het niet eens waren. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat indien
er enkel sprake zou zijn van ideologische verschillen, er hoogstwaarschijnlijk geen breuk zou
geweest zijn. Vele andere factoren, op economisch, militair en persoonlijk vlak, speelden
tevens een belangrijke rol. Aangezien bij het bewijzen van ideologische onenigheden niet
kan terug gevallen worden op cijfermateriaal, heb ik mij in dit hoofdstuk voornamelijk
gebaseerd op de diplomatieke correspondentie tussen beide landen waarin ze hun eigen
politieke opvattingen uiteenzetten .57
3.1. Het 20ste partijcongres van de CPSU.
Zoals ik reeds in het vorige hoofdstuk heb besproken, speelden voor 1956 reeds
verschillende factoren mee in de aanloop naar het conflict. Nochtans wordt het begin van
de Sino-Sovjet-tweespalt, in de hedendaagse wetenschappelijke benadering zowel aan
Chinese als aan westerse kant, in het 20ste partijcongres van de CPSU gesitueerd. Ondanks
de historische twistpunten behielden beide landen toch een goede relatie tot 1956. Het
20ste CPSU-congres was daarom een belangrijk kantelmoment in de relatie tussen China en
de USSR en gaf een eerste aanleiding tot de breuk tussen beide landen.58
Het 20ste congres van de communistische partij van de SU werd gehouden van 14 tot 25
februari 1956. Het was de eerste communistische bijeenkomst na de dood van Stalin en
meteen
een
nieuwe
gelegenheid
waarop
de
communistische
leiders
hun
57
Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, The Journal of Politics, Vol.20, No.1, 1958,
pp.142-143.
58
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.20-22.
20
langetermijnpolitiek konden wijzigen.59 Tijdens het congres legde Nikita Chroesjtsjov het
toekomstige Sovjet-Russische beleid dat enkele drastische wijzingen had ondergaan, voor.
Er waren drie cruciale punten waarrond de verschillen tussen China en de SU zich
kristalliseerden. In eerste instantie ijverde Chroesjtsjov voor vreedzame co-existentie, de
manier waarop het communisme zich volgens hem moest gedragen ten opzichte van het
westen. Vervolgens wou hij het dogma dat oorlog onvermijdelijk was, aanpassen. Ten slotte,
benadrukte de leider van de USSR de mogelijkheid tot een geweldloze transitie van
kapitalisme naar socialisme.60
3.1.1. Vreedzame co-existentie.
Op het 20ste partijcongres van de CPSU kondigde Chroesjtsjov aan dat vreedzame coexistentie altijd een fundamenteel principe van het Sovjet-Russische beleid aangaande
buitenlandse politiek geweest was en dat ook altijd zou blijven. Dit axioma was gebaseerd
op de overtuiging dat het communisme zeker zou overwinnen in een vreedzame competitie
aangezien het imperialisme danig verzwakt was.61 Ten gevolge van de slechte economie was
het volgens Chroesjtsjov voor de kapitalistische landen zo goed als onmogelijk om een
oorlog tegen het socialisme te beginnen. Bovendien opperde hij dat er in deze landen een
erg lage moraal was aangezien de koloniale slavernij en de imperialistische agressie niet
hoog aangeschreven stonden bij het westerse volk.
Daardoor ondervonden de
kapitalistische landen steeds meer verzet van het volk tegen elke gewapende strijd.
Chroesjtsjov vond het dus niet nodig om door middel van oorlog extra schade te berokkenen,
als het socialisme ook op een vredevolle manier de overwinning kon bereiken.62 Bovendien
stelde hij dat er geen andere keuze was. In het nieuwe, nucleaire tijdperk was het ofwel
vreedzaam samenleven en –werken, ofwel een allesvernietigende derde wereldoorlog. Een
derde weg was onmogelijk. Aangezien een moderne oorlog zowel het communisme als het
59
Gu Man 谷曼, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian 苏共二十大与中苏关系的演变” (“Het
twintigste congres van de CPSU en de evolutie van de relatie tussen China en de SU”), Tianzhong xuekan 天中
学刊 (“Wetenschappelijk tijdschrift van Tianzhong”), Vol.22, No.6, 2007, pp.30-31.
60
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, Annals of the American Academy of Political
and Social Science, Vol. 351, 1964, pp.1-14.
61
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.40-42.
62
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971, p.68.
21
kapitalisme zou vernietigen, verkoos Chroesjtsjov de vreedzame co-existentie.63 China vond
echter dat twee wereldsystemen niet vredig naast elkaar op dezelfde wereld konden leven
en was er van overtuigd dat het imperialisme niet uit zichzelf zou vernietigd worden. Een
strijd was volgens de CCP dus nodig om te zien wie van de twee de sterkste was en wie zou
overwinnen.64
3.1.2. De mogelijkheid om oorlog te vermijden.
Het traditionele marxistisch-leninistische dogma stelde dat zolang imperialisme bestond,
oorlog onvermijdelijk was.65 In de tijd dat Lenin dit verklaarde bevond het imperialisme zich
in een dominante positie ten opzichte van het communisme en waren de verschillende
organisaties die naar vrede streefden nog te zwak om enige inbreng te hebben. Chroesjtsjov
bevestigde Lenins perceptie en stelde dat deze in zijn tijd zeker correct was, maar volgens
hem was het noodzakelijk het dogma nu te herzien en aan te passen aan de enorme
veranderingen van de voorbijgaande jaren. Het socialisme in de tijd van Chroesjtsjov was
immers ook gegroeid en de krachten binnen beide kampen, die streefden naar vrede,
hadden nu ook de morele en materiële middelen daarvoor. Chroesjtsjov stelde dat het
leninistische principe dat er van uit ging dat zolang er imperialisme bestond, er een
economische basis voor oorlog zou zijn, bleef bestaan. Maar voor hem was oorlog niet
langer een fatalistische onvermijdelijkheid. Aangezien het imperialisme duidelijk verzwakt
was, kregen ze volgens de leider van de USSR nu niet alleen van het socialistische kamp maar
ook van segmenten van de eigen bevolking tegenkanting. De imperialisten werden in zijn
ogen dus zo goed als gedwongen om hun beleid te heroriënteren. Mochten ze dan toch een
oorlog veroorzaken, dan meende Chroesjtsjov dat er genoeg sociale en politiek krachten
waren om terug te slaan.66 Ook over de oorlogen tussen de imperialistische landen zelf
63
ste
“Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao
against Khrushchev, pp.228-30.
64
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.22-23.
65
Lenin benadrukte dat oorlog niet kon vermeden worden en stelde dat “one of the main features of
imperialism is that it accelerates capitalist development in the most backward countries, and thereby extends
and intensifies the struggle against national oppression. That is a fact, and from it inevitably follows that
imperialism must often give rise to national wars. *…+ Only after we have overthrown, finally vanquished and
expropriated the bourgeoisie of the whole world, and not merely of one country, will wars become impossible.”
Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou, Progress Publishers, [1963] 1977, Vol.1, p.741-2.
66
ste
“Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao
against Khrushchev, pp.228-30.
22
dacht Chroesjtsjov dat ze in de toekomst veel minder zouden voortkomen.
Door de
groeiende macht van de communisten zouden de verschillende imperialistische landen
immers meer geneigd zijn om samen te werken uit vrees om anders van elkaar gescheiden
en vernietigd te worden. Bovendien bleef hij benadrukken dat de imperialistische staten
heel wat basisconcepten deelden, wat de kans op een oorlog aanzienlijk verkleinde.67
De uitspraken van Chroesjtsjov brachten de Chinezen in een moeilijke positie. Indien ze
vasthielden aan de theorie dat oorlog onvermijdelijk was, toonden ze een groot gebrek aan
vertrouwen in de macht van het communistische blok om te vermijden dat de vijand een
oorlog begon. Als ze langs de andere kant aanvaardden dat oorlog te vermijden viel, was dat
in strijd met hun basisstandpunt over de natuur van het imperialisme. China benadrukte
immers altijd dat oorlog inherent was aan het imperialisme en dat deze aard nooit zou
veranderen. De imperialisten zouden volgens Peking nooit en door niemand afgeschrikt
kunnen worden.68 China bleef uiteindelijk vasthouden aan de onvermijdelijkheid van oorlog
en was er van overtuigd dat zij die oorlog zouden winnen.
De CCP vond dat de
veranderingen van de voorbijgaande jaren niet zo groot waren en dat ze zich nog steeds in
het tijdperk van het imperialisme bevonden.69 Bijgevolg bleef Mao Lenins gedachtegoed
verderzetten en zag hij oorlog nog steeds als de kern van het imperialisme. De enige manier
om imperialistische oorlogen te stoppen was het imperialisme een halt toe te roepen. Mao
stelde dat vooraleer dit gebeurd was, er altijd oorlogen zouden blijven bestaan, waarmee hij
niet bedoelde dat die ook altijd wenselijk waren.70 Ondanks Mao’s vastberadenheid dat
oorlogen onvermijdelijk waren, ondertekende China in december 1960 wel de Moskouverklaring die stelde dat oorlogen tussen het imperialistische en het socialistische blok in de
toekomst te vermijden zouden zijn. Toch bleef China altijd voorzichtiger en wantrouwiger
met vredesvoorstellen van het westen dan de SU.7172
Terwijl de SU dus vooral het verwoestende karakter van elke oorlog bleef benadrukken en
stelde dat oorlog ook vaak de transitie naar het communisme verhinderde, gaf China eerder
aandacht aan de voordelen van een oorlog. Peking zag oorlog als een mogelijkheid voor de
67
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.65-68.
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.63-65.
69
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.47-50.
70
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.16-22.
71
De verschillende standpunten van China en de USSR aangaande verschillende vredes- en
ontwapeningsgesprekken worden besproken in het vijfde hoofdstuk van deze scriptie.
72
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.59-63.
68
23
groei naar een verder stadium in de socialistische beschaving en verwees hierbij naar de
resultaten van de vorige 2 wereldoorlogen. Na de eerste en tweede wereldoorlog waren
immers de grootse socialistische staat in respectievelijk het westen en het oosten ontstaan.
Volgens Mao kon de wereldrevolutie enkel door geweren geleid worden, en was het geweld
een noodzakelijk kwaad in functie van de overwinning van het proletariaat.73
3.1.3. Vreedzame transitie naar het socialisme.
Door de gewijzigde omstandigheden in de wereld74, waren, volgens de SU, voor elk land
verschillende methodes voor de opbouw van het socialisme mogelijk.
Een speciale
verwijzing maakte Chroesjtsjov naar China, omdat dit land bezig was aan een socialistische
opbouw rekening houdend met de eigen bijzonderheden van het land. Deze constructie,
waarin men rekening hield met de unieke karakteristieken van elk land, noemde
Chroesjtsjov het creatief marxisme. Hij benadrukte dat een revolutionaire transformatie
nodig was om over te gaan van een kapitalistische naar een socialistische maatschappij.
Deze revolutionaire ervaring kon echter variëren en het was volgens Chroesjtsjov duidelijk
dat deze nu ook andere vormen dan een burgeroorlog kon aannemen. De SU wou er alles
aan doen om oorlog te vermijden, maar stelde op geen enkel moment dat deze vreedzame
manier in alle gevallen mogelijk was. De huidige situatie zorgde er volgens de leider van de
USSR enkel voor dat in sommige kapitalistische landen via een parlementaire weg het
socialisme kon gerealiseerd worden.75
Chroesjtsjov stelde dat de arbeiders in de niet-socialistische staten eerst op een wettelijke
manier dienden te proberen om hun revolutionaire doel te bereiken.
Indien ze een
meerderheid in het parlement behaalden, konden ze ook op deze manier aan de macht
komen. Naar het einde van de jaren 1950 toe, zou Chroesjtsjov de parlementaire weg
steeds sterker en openlijker benadrukken. Terwijl hij in 1956 zei dat het niet altijd nodig was
om bloed te laten vloeien voor een dictatuur van het proletariaat, uitte hij in 1961 klaar en
duidelijk dat het proletariaat het parlement moest gebruiken om de regering te bereiken.
Toch benadrukte hij dat als deze manier geen uitweg bood, gewapende strijd het enige
73
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.52-56.
Chroesjtsjov doelde hiermee op de veranderingen in de machtsbalans tussen het imperialistische en
socialistische kamp en het groeiende belang van de vredesbewegingen. Cf. de vorige sectie in dit hoofdstuk.
75
ste
“Verklaring van Khrushchev tijdens het 20 partijcongres van de CPSU”, geciteerd in: David Floyd, Mao
against Khrushchev, pp.228-30.
74
24
alternatief was. Zelfs als men de revolutie via het parlement uitvoerde, dan nog was deze
ver van vredig. Bovendien waarschuwde Chroesjtsjov nog dat men moest gebruiken maken
van de parlementaire vorm als hulpmiddel en niet van het parlement zelf dat gedomineerd
werd door de uitbuiters van het volk. Hier vinden we duidelijk een erfenis van Lenin in terug
die altijd tegen het parlementair instituut gekant was en het slechts zag als een instrument
van uitbuiting.76
China zag vanaf 1956 al weinig goeds in de ophemeling van deze zachtere vorm van
revolutie. Mao had nooit geloofd in het parlementarisme en zou Chroesjtsjov daarin ook
niet volgen. Aangezien Mao besefte dat de overwinning van de CCP te danken was aan een
langdurige revolutionaire strijd, was geweld volgens hem noodzakelijk voor een politieke
transformatie. 77 Als de arbeiders en de boeren moesten wachten tot de regering zichzelf
vrijwillig zou overgeven aan het proletariaat, dan was de revolutie volgens Mao op voorhand
al gedoemd om te mislukken. Bovendien was het niet zeker dat indien de revolutionairen
geen geweld gebruikten, de uitbuiters dit automatisch ook niet zouden doen. Opnieuw
leunde de visie van China dichter aan bij Lenin dan die van de SU. Lenin had immers steeds
een gewelddadige revolutie gepropageerd.78 Zowel Lenin als Mao volgden de lijn dat het
geweld een noodzakelijk onderdeel van de revolutie uitmaakte.79
Ondanks dat Peking er op deze 3 punten een andere visie op na hield dan Moskou, gaf
Peking direct na het 20ste CPSU-congres toch een grotendeels goedkeurende publieke reactie.
Beide landen bleven immers hun vriendschappelijke relatie consolideren in verschillende
krantenartikels. Pas vanaf de tweede helft van 1957 (na de linkse ommekeer in de Chinese
76
Lenin was vanaf het begin een tegenstander van het gebruiken van het parlement om bepaalde
revolutionaire doelen te bekomen. Hij stelde dat “to decide once every few years which member of the ruling
class is to repress and crush the people through parliament – this is the real essence of bourgeois
parliamentarism, not only in parliamentary-constitutional monarchies, but also in the most democratic
republics.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou,Vol.2, p.270.
77
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.89-94.
78
Lenin stelde immers dat “civil war is just as much a war as any other. He who accepts the class struggle
cannot fail to accept civil wars, which in every class society are the natural, and under certain conditions
inevitable, continuation , development and intensification of the class struggle. That has been confirmed by
every great revolution. To repudiate civil war, or to forget about it, is to fall into extreme opportunism and
renounce the socialist revolution.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three Volumes, Moskou,Vol.1, p.741.
79
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.94-97.
25
politiek80) begonnen de Chinezen geleidelijk aan hun kritiek op de nieuwe ideologische weg
van Chroesjtsjov te uiten. Bovendien bevestigde China tevens pas enkele jaren later dat het
20ste partijcongres de basis van het werkelijke conflict was geweest.81 De kritiek die beide
landen op elkaar gaven leidde soms tot verkeerde westerse interpretaties. In tegenstelling
tot wat de SU liet uitschijnen, was het helemaal niet zo dat China kost wat kost een oorlog
wou. Indien mogelijk, verkozen ook zij vrede boven oorlog, maar ze benadrukten dat dit in
sommige gevallen noch mogelijk noch wenselijk was. Anderzijds kwam het Chinese verwijt
dat de SU het wereldcommunisme niet meer als doel stelde, ook niet overeen met de
waarheid. Men kan concluderen dat beide landen hetzelfde doel nastreefden. China was
echter revolutionairder en had een aanpak die veel verder ging, terwijl de SU juist vond dat
een tactiek van vreedzame co-existentie de voorkeur moest genieten en een meer
afwachtende politiek verkoos.82
3.2. Destalinisatie.
Na het 20ste partijcongres van de CPSU, meer bepaald in de nacht van 24 op 25 februari
1956, hield Chroesjtsjov een geheime meeting waar enkel afgevaardigden van de SovjetUnie zelf op aanwezig waren. In zijn ondertussen bekend geworden “secret speech”,
plaatste Chroesjtsjov, onder het mom van de strijd tegen de persoonlijkheidscultus, Stalin in
een negatief daglicht. 83 Tijdens zijn speech opperde hij:
“Comrades: The cult of the individual acquired such monstrous size chiefly because
Stalin himself, using all conceivable methods, supported the glorification of his own
person.”84
De volledige speech was een pleidooi voor het verwerpen van de persoonlijkheidscultus en
de terugkeer naar het originele leninistische principe van collectief leiderschap. Lenin
benadrukte immers altijd de rol van de massa die de geschiedenis bepaalde. Alhoewel het
marxisme-leninisme tevens een grote rol toevertrouwde aan de leiders van de massa,
80
Vanaf de tweede helft van 1957 was er een algemene linkse heroriëntatie van de Chinese politiek merkbaar.
Dit gebeurde na het mislukken van de rechtse 100 bloemen bloeien –campagne. Cf. Wayne C. McWilliams en
Harry Piotrowski, The World since 1945, p.353.
81
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.59-61.
82
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.1-10.
83
Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p30-31.
84
Nikita S. Chroesjtsjov, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the
Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956” geciteerd in:
Nathaniel Weyl (inleiding), The Anatomy of Terror, Westport, Greenwood Press Publishers, [1956] 1979, p.60.
26
verzette het zich toch tegen elke poging om de leiders boven de massa op te hemelen. Het
was voor de marxisten-leninisten erg belangrijk dat de leiders hun band met het volk
behielden. Het was op dit punt dat Stalin volgens Chroesjtsjov in de fout was gegaan en zijn
macht had misbruikt.85 Bovendien schakelde Stalin, wanneer zijn ideologische invloed geen
effect meer had, over op methodes van geweld en onderdrukking. Velen werden door hem
onterecht beschuldigd en veroordeeld. 86
Chroesjtsjov benadrukte verder dat het
noodzakelijk was dat het Centraal Comité van de CPSU terug een centrale rol kreeg in de
politiek van de Sovjet-Unie. Tijdens zijn regeerperiode nam Stalin immers vaak belangrijke
beslissingen zonder daarvoor de leden van het Centraal Comité te raadplegen waardoor van
collectief leiderschap geen sprake was. 87
Zelfs op persoonlijk vlak bleef Stalin in
Chroesjtsjovs speech niet gespaard. Chroesjtsjov stelde dat de nervositeit en hysterie van
Stalin verantwoordelijk waren voor een deel van zijn fouten. Voornamelijk Stalins enorme
achterdocht werd bekritiseerd. Stalin had het moeilijk om iemand te vertrouwen, maar
verdacht iedereen onmiddellijk van vijandige bedoelingen.88
Niet iedereen was het echter eens met de uitgebreide kritiek op Stalin. De CCP verzette
zich tegen deze destalinisatie en uitte haar kritiek hierop, in tegenstelling met de kritiek op
de rest van de inhoud van het 20ste CPSU-congres, onmiddellijk openbaar. Op 5 april
publiceerde Renmin Ribao een eerste reactie van de CCP in het artikel “Guanyu wuchan jieji
85
Volgens Chroesjtsjov stond Stalin boven de mensen en er niet tussen en heerste hij zonder dat hij zich
bewust was van de realiteit. Chroesjtsjov verweet Stalin dat hij het platteland enkel vanuit de films kende,
waar het allemaal veel mooier dan in realiteit was afgebeeld. Lenin daarentegen bezocht wel dorpen, praatte
met boeren en stond volgens Chroesjtsjov dus dichter bij het volk. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the
Speech Delivered by Nikita S. Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s
Twentieth Congress on February 24 and 25, 1956”, pp.19-73.
86
Onder Stalins leiderschap werden er gemiddeld 23 000 mensen per jaar terechtgesteld. Dit cijfer lag ver
boven de 14 000 mensen die gemiddeld per jaar onder het tsaristisch regime gedood werden. Tussen 1917 en
1953 werden in de USSR constant nieuwe wetten uitgegeven die leidden tot vele deportaties, ballingschappen
en doodstraffen. Dit toonde aan dat er in deze periode een permanente onderdrukking heerste. Cf. Paul R.
Gregory, Terror by Quota: State Security from Lenin to Stalin (An Archival Study), New Haven, Yale University
Press, 2009, pp.28-32.
87
Terwijl Lenin geregeld congressen en conferenties hield en andere leiders of adviseurs consulteerde, was dat
de
de
onder Stalin veel minder het geval. Tussen het 18 en 19 partijcongres van de CPSU in respectievelijk 1939
en 1952 verstreken er meer dan 13 jaar. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S.
Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on
February 24 and 25, 1956”, pp.19-73.
88
Chroesjtsjov verweet Stalin bijvoorbeeld zijn vijandige relatie met Tito. Volgens Chroesjtsjov had Yoegoslavië
inderdaad fouten gemaakt, maar had Stalin deze te veel uitvergroot. Indien Stalin er over gepraat had, kon hij
een breuk met Tito vermeden hebben. De relatie tussen de USSR en Yoegoslavië wordt uitvoeriger besproken
in het zesde hoofdstuk van deze scriptie. Cf. Nikita S. Khrushchev, “The Text of the Speech Delivered by Nikita S.
Khrushchev, First Secretary of the Communist Party of Sviet Russia, at the Party’s Twentieth Congress on
February 24 and 25, 1956”, pp.19-73.
27
zhuanzheng de lishi jingyan 关于无产阶级专政的历史经验” (“On the historical experience
of the dictatorship of the proletariat”).89 Het artikel stelde dat:
Some people consider that Stalin was wrong in everything; this is a grave
misconception. Stalin was a great Marxist-Leninist, yet at the same time a MarxistLeninist who committed several gross errors without realizing that they were
errors.90
Zoals blijkt uit het citaat, stelden de Chinese leiders in dit artikel dat Stalin, ondanks zijn
fouten, toch een goede marxist-leninist was. Ze gaven toe dat Stalin in de tweede helft van
zijn leven fouten had gemaakt. Het succes was hem naar het hoofd gestegen en doordat hij
zich boven de partij en het volk had geplaatst, had hij een kloof tussen zichzelf en de massa
gecreëerd. De Chinese leiders vonden het echter belangrijk dat deze gebeurtenissen in een
context werden geplaatst. Het was volgens de CCP dan ook noodzakelijk om Stalins fouten
af te wegen tegen zijn verdiensten91, met als resultaat een veel gematigder beoordeling van
Stalin. Door het combineren van de goede aspecten uit Stalins politiek en het behouden van
het contact met de massa probeerde Peking een middenweg tussen Stalin en Chroesjtsjov in
te zoeken.92
Er waren verschillende redenen waarom de CCP onmiddellijk kritiek uitte op deze
destalinisatie. Waarschijnlijk voelde de CCP de nood om het eigen stalinisme met Chinese
kenmerken te verdedigen en wou ze vermijden dat de aanval op Stalin zich zou uitbreiden
tot een soortgelijke aanval op Mao. De Chinese communisten vreesden dat deze speech
enkel maar zou leiden tot chaos en oponthoud in de revolutionaire ervaringen. Bovendien
was China het ook niet eens met de manier waarop Chroesjtsjov zijn nieuwe beleid bekend
maakte.
Hij had zijn nieuwe politiek immers voorgesteld zonder op voorhand de
communistische partij van China of van een ander land daarover te informeren of te
89
Gan Huiyun 甘恢运, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi 五十年代中苏关系变化诸因
素分析” (“Een analyse van alle factoren aangaande de verandering van de relatie tussen China en de SU in de
jaren 1950”), Guangzhou shehuizhuyi xueyuan xuebao 广州社会主义学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift
van het instituut voor socialisme in Guangzhou”), No.3, 2008, pp.73-74.
90
Uit: “Guanyu wuchan jieji zhuanzheng de lishi jingyan 关于无产阶级专政的历史经验(“On the Historical
Experience of the Dictatorship of the Proletariat”)”, Renmin Ribao , 5 april, 1956, geciteerd in David Floyd, Mao
against Khrushchev, pp.232-4.
91
De CCP was er van overtuigd dat Stalins politiek ook positieve resultaten had voortgebracht. Stalin had
bijvoorbeeld het leninisme beschermd tegen aanvallen van o.a. Trotski. Midden de jaren 1920 was het
politbureau van de CPSU opgedeeld in twee fracties. Stalin begon zich te verzetten tegen de fractie van de
oppositie met o.a. Trotski, Kamenev and Zinoniev, die een links programma wilden volgen. Uiteindelijk zouden
ze allemaal uit het politbureau en zelfs uit de partij gezet worden. Trotski werd daarna verbannen. Cf. Paul R.
Gregory, Terror by Quota, pp.145-7.
92
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.42-46.
28
raadplegen. Deze unilaterale beslissing viel bijgevolg niet in goede aarde bij de andere
partijen.93
Chroesjtsjovs speech veroorzaakte een enorme invloed, niet enkel op de relatie tussen
China en de SU, maar ook op de volledige communistische beweging. Door de destalinisatie
werden immers niet alleen Stalin, maar ook zijn politiek en de instellingen die hij had
opgericht in vraag gesteld. Ook buiten de communistische wereld was de invloed van de
destalinisatie voelbaar. Op 4 juni 1956 publiceerde de New York Times de volledige tekst
van Chroesjtsjovs speech. Aangezien de Sovjet-Unie in deze speech openlijk uitkwam voor
Stalins misdaden, veroorzaakte het artikel een antisovjet en anticommunistische trend in de
westerse wereld.94 De meningen in de Verenigde Staten bleven echter verdeeld over de
vraag of de destalinisatie positieve of negatieve gevolgen zou dragen.
Het was
onmiskenbaar dat er grote veranderingen aan het gebeuren waren in de Sovjet-Unie. Het
was nog maar de vraag of deze veranderingen ook hoopvol waren. Tegenstanders bleven
immers het dictatoriale karakter van de USSR benadrukken. Volgens hen was er in feite
niets veranderd, behalve dan dat de macht aan Chroesjtsjov was doorgegeven.95
3.2.1. Opstanden in Polen en Hongarije.
De destalinisatie en vele rehabilitaties96 veroorzaakten een golf van oproer in Oost-Europa
en verstoorde de eenheid in het communistische blok grondig. Gesterkt door het feit dat de
SU nu zelf Stalins misdaden aanklaagde, streefden de verschillende Oost-Europese naties er
naar het tijdperk van de stalinistische dictatuur achter zich te laten. Één voor één eisten ze
politieke democratisering en wilden ze zichzelf bevrijden van de controle van de SU. Vaak
wilden de Oost-Europese hervormers echter drastischer en verder weggaan van het
stalinisme dan hun Sovjet-Russische collega’s.
De Sovjet-Unie maakte hen echter
onmiddellijk duidelijk dat ze niet zomaar de grenzen konden overschrijden. De meest
93
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47.
Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p.31.
95
Nathaniel Weyl (inleiding), The Anatomy of Terror, pp.2-5.
96
ste
Na de dood van Stalin was er reeds een eerste golf van rehabilitatie ontstaan. Na het 20 CPSU-congres
begon een tweede golf van rehabilitaties. Een groot deel van Stalins slachtoffers werden op deze manier, vaak
na hun dood, terug in ere hersteld. Cf. Samuel A. Oppenheim, “Rehabilitation in the Post-Stalinist SovietUnion”, The Western Political Quarterly, No.1, maart, 1967, pp.99-101.
94
29
relevante gebeurtenissen voor het bestuderen van de breuk tussen China en de SU, zijn de
opstanden die uitbraken in Polen en in Hongarije.97
Reeds na de dood van Stalin in 1953, begon de Poolse regering een gematigder koers te
varen. Dit uitte zich onder andere in het vrijlaten van de nationalist Wladyslaw Gomulka98 in
december 1954. Polen streefde vooral naar volledige onafhankelijkheid van de SU. Ze
verwachtten dat de Sovjet-Unie voortaan niet meer zou tussenkomen in hun interne
aangelegenheden. Chroesjtsjovs speech over de destalinisatie zorgde ervoor dat alles in een
stroomversnelling terecht kwam. De Poolse regering redeneerde dat als de SU afrekende
met Stalins misstappen, zij hetzelfde konden doen. Daarop kondigden ze hun eigen ‘Poolse
weg naar het socialisme’99 aan, die vooral de vreedzame transformatie van de maatschappij
benadrukte.100
Ondertussen ontstonden in de zomer van 1956 hevige opstanden in Polen. De Poolse
arbeiders stelden verschillende eisen, waaronder het verhogen van hun loon. Wanneer ze
op 28 juni echter nog steeds geen antwoord op hun eisen hadden ontvangen van de regering,
veroorzaakten ze oproer in Poznan.
De oorspronkelijk economisch getinte opstand
ontaardde in een rebellie tegen de regering en verspreidde zich tevens naar de andere
Poolse steden. Toch besloot de Poolse regering om de opstanden zelf neer te slaan, zonder
hulp van de SU. Nadat Gomulka in augustus terug tot de partij was toegelaten, kwam de
Poolse communistische partij op 19 oktober samen om hem te verkiezen tot secretarisgeneraal.
Na zijn verkiezing, benadrukte Gomulka opnieuw dat Polen een eigen,
socialistische weg, onafhankelijk van Moskou, zou volgen. De Polen waren tevreden met zijn
verkiezing en verwelkomden Gomulka en zijn gematigde weg met open armen.101
97
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47.
Wladyslaw Gomulka (1905-1982) bezette een groot deel van de jaren tussen WO I en WO II een leidende
positie in de Poolse regering. Hij werd vooral bekend omwille van zijn “Poolse weg naar het socialisme”. Zijn
Poolse weg was een gradueel model voor de opbouw van het socialisme zonder de dominantie van het SovjetRussische model. Hij wou dat Polen een partner werd van de USSR, maar zijn eigen onafhankelijkheid behield.
In 1948 werd hij beschuldigd van een rechts-nationalistische tendens en verloor hij zijn functie van secretarisgeneraal. Drie jaar later, werd hij gevangen genomen. In 1954 werd hij terug vrijgelaten, en na Chroesjtsjovs
speech over destalinisatie, kreeg hij opnieuw macht. Cf. Andrzej Werblan, “Wladyslaw Gomulka and the
Dilemma of Polish Communism”, International Politic Science Review, No.2, april, 1988, pp.143-153.
99
Cf. voetnoot 98.
100
Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.186-8.
101
Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”, in
Kevin McDermott en Matthew Stibbe (uitg.), Revolution and Resistance in Eastern Europe: Challenges to
Communist Rule, Oxford, Berg, 2006, pp.58-60, pp.65-66.
98
30
De regering van de Sovjet-Unie bekeek de situatie eerder argwanend en vreesde dat deze
gebeurtenissen uiteindelijk uit de hand zouden lopen. Ze wilde er alles aan doen om Polen
niet te verliezen aan het imperialistische kamp. Daarom bracht in oktober een SovjetRussische delegatie, onder leiding van Chroesjtsjov zelf, een officieel bezoek aan Warschau.
Polen bleef een tussenkomst van de SU weigeren, en verzekerde de delegatie dat Polen in
het socialistische kamp zou blijven.102 Bovendien kreeg de Poolse regering in hun vraag naar
autonomie en een eigen weg naar het socialisme ook steun van China. De Chinezen
benadrukten nog maar eens dat elk land binnen het communistische kamp autonoom en
gelijkwaardig moest zijn. China was tevens zelf een enorme voorstander van ‘de eigen weg
naar het socialisme’ aangepast aan de omstandigheden van het eigen land.
China
benadrukte nog eens dat Polen niet van plan was om het socialistische kamp te verlaten en
adviseerde de SU bijgevolg om militair niet tussen te komen in Polen. Uiteindelijk besliste de
regering van de SU om zich buiten de Poolse interne aangelegenheden te houden, waarmee
ze in feite stilzwijgend toeliet dat er meerdere wegen naar het socialisme mogelijk waren.103
In tegenstelling tot in Polen, ging de Hongaarse opstand er veel gewelddadiger aan toe.
Hoopvol door de doorbraak van de Poolse hervormers, wilden de Hongaren ook
hervormingen in eigen land. Op 23 oktober 1956 kwamen bijgevolg meer dan 10.000
studenten in Budapest en andere Hongaarse steden op straat. Waar de Poolse arbeiders
voornamelijk economische eisen stelden, waren die van de Hongaarse studenten veel harder
en politieker georiënteerd. De Hongaarse studentenbetoging werd algauw een enorme
protestbeweging tegen het Hongaarse stalinistische regime en tegen de dominantie van de
Sovjet-Unie. 104 Enkele van de belangrijkste eisen van de protestbeweging waren het
terugtrekken van de troepen van de SU en de terugkeer van Imre Nagy105, die nog maar 10
102
Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.186-8.
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47.
104
De woede van het volk uitte zich bijgevolg eerst in het vernielen van de symbolen van de stalinistische
dictatuur en buitenlandse overheersing, zoals bijvoorbeeld het slopen van het standbeeld van Stalin. Cf. Paul
Lendvai, One Day that Shook the Communist World: The 1956 Hungarian Uprising and its Legacy, New Jersey,
Princeton University Press, [2006] 2008, pp.14-15.
105
Imre Nagy (1896-1958) leefde na verschillende veroordelingen vanwege zijn illegale activiteiten in de
ondergrondse Hongaarse communistische partij, 15 jaar in de USSR. In 1944 werd hij minister van landbouw in
een tijdelijke Hongaarse nationale regering en voerde hij heel wat landbouwhervormingen door. Na een
staatsgreep van Mátyás Rákosi werd Nagy in 1947 parlementsvoorzitter. Hij verzette zich echter tegen de
gedwongen landbouwcollectivisaties die de Hongaarse regering wou doorvoeren en werd in 1949 reeds
ontslagen en uit het politbureau gezet. In februari 1951 werd hij terug toegelaten tot het politbureau en op 15
november 1952 werd hij vice-president onder Rákosi. Na een volledige rehabilitatie na de dood van Stalin,
103
31
dagen ervoor, opnieuw tot de partij was toegelaten, als premier. Reeds de dag erna, op 24
oktober, werd Nagy de nieuwe eerste minister.106
Al vanaf de eerste dag van de opstand riep de Hongaarse regering de hulp van de SovjetUnie in. Een eerste interventie van de SU op 24 oktober wakkerde de strijd tegen de
buitenlandse dominantie alleen maar verder aan. In tegenstelling tot Gomulka, kon Nagy de
opstand helemaal niet in de hand houden. De eisen van het volk gingen steeds verder en
Nagy slaagde er niet in de opstand effectief neer te slaan. Op 1 november kondigde hij aan
dat Hongarije nu officieel een onafhankelijk en neutraal land was. Bovendien zou Hongarije
voortaan een meerpartijenstaat zijn en zich terugtrekken uit het Warschaupact107.108 Op dit
moment achtte Chroesjtsjov het noodzakelijk om definitief komaf te maken met de
hervormende pogingen in Hongarije. Door het vormen van een meerpartijenstaat zouden
immers vrije verkiezingen ontstaan en hij vreesde dan ook dat deze Hongarije uit het
communistische kamp zouden doen verdwijnen. Ook de Hongaarse neutraliteitsverklaring
baarde Chroesjtsjov zorgen. De opstanden waren nu niet enkel meer tegen de SU, maar ook
tegen het volledige communisme gericht. Bijgevolg viel de SU op 4 november Hongarije
binnen. Na een week van bloedige gevechten, kon de regering van de USSR haar controle
over Hongarije opnieuw vestigen en stelde ze János Kádár109, een gematigd hervormer, aan
als nieuwe secretaris-generaal van de Hongaarse communistische partij.110
In tegenstelling tot de Poolse opstand, waren de Chinezen wel een voorstander van een
militaire tussenkomst van de Sovjets in Hongarije. Ook al waren de Chinezen een aanhanger
van de eigen weg naar het socialisme, toch bleef het bewaren van de eenheid van het
werd hij in 1953 premier. In april 1955 werd hij echter terug afgezet en enkele maanden later zelfs uit de partij
gezet. Waarschijnlijk had dit te maken met de groeiende macht van Chroesjtsjov die een voorstander van
Rákosi was. Het volk zag hem echter als een symbool van vrijheid en eiste zijn terugkeer. Cf. Miklos Molnar en
Laszlo Nagy, Imre Nagy: Réformateur ou Révolutionnaire?, Parijs, Publications de L’institut Universitaire de
Hautes études internationales, 1959, pp.16-34.
106
Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”,
pp.60-63.
107
Het verdrag van het Warschaupact werd ondertekend op 14 mei 1955 door de USSR en de meeste OostEuropese landen, behalve Yoegoslavië. Waarschijnlijk probeerde de USSR op deze manier de nationale
soevereiniteit van de Oost-Europese naties te beperken. Het Warschaupact voorzag een gezamenlijk militair
commandosysteem en politiek consulterend comité. Cf. Douglas A. MacGregor, “Uncertain Allies? EastEuropean Forces in the Warsaw Pact.”, Soviet Studies, No.2, april, 1986, pp.228-9.
108
Johanna Granville, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival Findings”,
pp.66-68.
109
János Kádár volgde na 1956 een gematigd programma dat voorzichtig wou vernieuwen. Geleidelijk aan
verwijderde Hongarije zich op deze manier van het Sovjet-Russische model. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry
Piotrowski, The World since 1945, pp.1489-91.
110
Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.188-90.
32
communistische blok altijd een prioriteit. Aangezien China de economische en militaire hulp
van het volledige communistische blok op dat moment goed kon gebruiken, wou het er alles
aan doen om breuken in dit blok te voorkomen. Hongarije ging veel verder dan Polen en
door het verklaren van de neutraliteit werd het een gevaar voor de eenheid in het
communistische blok. Bijgevolg was China dan ook volledig akkoord met de tussenkomst
van de SU.111
Het werd al gauw duidelijk dat na deze gebeurtenissen, het prestige van China in de
internationale communistische beweging sterk was gestegen. Alhoewel de SU op materieel
en economisch vlak nog altijd superieur was aan China, had de kloof zich reeds verkleind.
Bovendien waren de Chinese leiders overtuigd dat dit slechts een tijdelijke situatie was.
Vooral op ideologisch vlak was de machtskloof tussen de twee landen duidelijk veel kleiner
geworden na het optreden van China in de voorbije incidenten. China had immers voor de
eerste maal getoond dat het ook iets te zeggen had over Oost-Europa. De beslissing van de
SU om niet tussen te komen in de Poolse opstanden, was voor een groot deel te danken aan
China. Bovendien liet de bemiddelende rol van China, in Oost-Europa tijdens en kort na de
opstanden een grote indruk na.112
3.3. De onderlinge relaties in het communistische blok.
Het basisprincipe van de internationale communistische beweging was dat elke
communistische partij onafhankelijk en gelijkwaardig was en daar gingen zowel China als de
Sovjet-Unie mee akkoord. Desondanks werd vanaf de tweede helft van de jaren 1950
duidelijk dat beide landen een andere mening hadden aangaande de organisatie van de
communistische beweging. China vond dat elke communistische partij gelijke rechten had
en bijgevolg even veel te zeggen had over het communistische internationale beleid.
Aangezien volgens Mao enkel de beleidslijnen die gezamenlijk vastgelegd waren op een
internationale conferentie bindend waren voor alle communistische partijen, moest elke
partij een gelijke stem hebben.
In zijn ogen kon elke internationale communistische
beslissing pas genomen worden indien alle partijen unaniem instemden. Met dit vetorecht
hoopte hij zijn eigen minderheidspositie te kunnen veilig stellen. Peking opperde dat het
111
112
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.32-47.
Gu Man, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian”, p.31.
33
normaal was dat er discussies tussen de verschillende partijen zouden ontstaan, maar die
konden door middel van consultaties tussen de betrokken partijen en eventuele
aanpassingen aan het discussiepunt opgelost worden. 113
De SU benadrukte tevens verschillende malen de gelijkwaardigheid en onafhankelijkheid
van elke partij. De twee internationale communistische conferenties in Moskou in 1957 en
1960 waren daar volgens Chroesjtsjov het bewijs van. Op deze bijeenkomsten had elke
communistische partij, en zelfs sommige niet-communistische marxistische partijen, de kans
gekregen om zich te vertegenwoordigen. Toch was Chroesjtsjov een voorstander van het
meerderheidsprincipe.
Volgens hem moest de minderheid van de internationale
communistische beweging zich neerleggen bij de beslissingen van de meerderheid.
Aangezien hij wist dat het nog een tijd zou duren eer de Chinese aanhang de meerderheid
zou halen, probeerde hij op deze manier hun macht in te tomen. Bovendien benadrukte hij
veel meer dan Mao de eigen verantwoordelijkheid van elke partij. Op het 21ste congres van
de CPSU in januari 1959 stelde Chrusjtsjev dat:
“There are no “superior” and “subordinate” parties in the Communist movement. All
the Communist and Workers’ Parties are equal and independent. All of them bear
responsibility for the destiny of the Communist movement, for its failures and its
successes. And each Communist and Workers’ Party bears responsibility to the
working class, to the working people of its country, to the international workers’ and
Communist movement.”114
De grote nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van elke partij was waarschijnlijk te
wijten aan het feit dat Chroesjtsjov niet langer verantwoordelijk wou zijn voor de Chinese
activiteiten. De Chinese militante acties, zoals het bombardement op Quemoy115, leverden
hem immers geen voordelen op tijdens vredesgesprekken met de westerse wereld.
Chroesjtsjov wou het Westen duidelijk maken dat hij zich distantieerde van Mao’s
revolutionaire strategie.116
Ondanks dat China en de SU het beide op papier eens waren dat elke partij gelijkwaardig
en onafhankelijk was, bleven ze elkaar toch beschuldigen van het negeren van deze
basisprincipes. Zowel China als de USSR vonden dat het andere land unilaterale acties had
113
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7.
Uit: N.S. Chroesjtsjov, Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 1959-1965: Report
st
to the Special 21 Congress of the Communist Party of the Soviet Union, January 27, 1959 and Reply to
Discussion, London, Soviet Booklet, 1959, p.69.
115
De spanningen tussen de Volksrepubliek China en Taiwan worden uitgebreid besproken in het vijfde
hoofdstuk van deze scriptie.
116
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7.
114
34
ondernomen waarbij men niet op voorhand de andere partijen had geconsulteerd.
Bovendien schaadden veel van deze acties volgens beide leiders de soevereine rechten van
hun land, of ze gingen in tegen het internationale communistische beleid zoals het
vastgelegd was in de Moskou-verklaringen van 1957 en 1960. De Chinese kritiek op de
unilaterale acties van Chroesjtsjov concentreerde zich voornamelijk rond Chroesjtsjovs
speech over de destalinisatie 117 , de grote moeite om Yoegoslavië terug in het
communistische kamp te brengen en de verschillende publieke aanvallen op Albanië van de
CPSU118. Chroesjtsjov was tevens niet mals voor de unilaterale acties die Mao volgens hem
ondernomen had. Chroesjtsjovs kritiek was hoofdzakelijk gericht op de Chinese publicatie
van “Long live Leninism”119, de onverwachte aanval op India en de verwijten naar de
houding van de SU tijdens de Cuba-crisis120.121
De meningen over het mogelijke leiderschap van de SU over de internationale
communistische beweging kenden nogal wat verschuivingen in de loop van het conflict. In
1956 vond China reeds dat afwijkingen van het bestaande communistische Sovjet-Russiche
model niet noodzakelijk schadelijk waren voor de internationale beweging. De Chinese
steun aan Polen122, dat zijn eigen weg naar het socialisme zocht, was daar het beste
voorbeeld van.
China erkende het leiderschap van de SU, maar dit mocht nooit de
onafhankelijkheid van een land schaden. In november 1957 paste China haar visie op het
leiderschap van de SU echter drastisch aan.
Op de novemberconferentie in Moskou
benadrukt Mao dat het nodig was de eenheid van het communistische kamp te versterken
en dat een leider hiervoor noodzakelijk was. Hij vond dat de USSR zijn rol als leider van de
communistische wereld dringend moest opnemen en Polen verloor al snel alle Chinese steun.
Het was pas na aandringen van de Chinese leiders, dat een stukje over het leiderschap van
de SU in de Moskou-verklaring werd opgenomen. De reden voor deze Chinese ommezwaai
was te zoeken in het nieuwe Chinese beleid. China wou meer militaire en politieke druk
uitoefenen op het Westen en bereidde zich tevens voor op de Grote Sprong Voorwaarts. De
Chinese regering besefte dat het hiervoor zo veel mogelijk hulp van het communistische blok
kon gebruiken en deze hulp zou enkel mogelijk zijn als er eenheid was. China kon zich dus
117
Cf. sectie 3.2.
Cf. sectie 6.2.3.
119
Cf. sectie 3.5.
120
Cf. sectie 3.4.2.1. en 3.4.2.2.
121
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-7.
122
Cf. sectie 3.2.1.
118
35
niet langer veroorloven dat elke Oost-Europese leider zijn eigen weg ging, aangezien dit de
eenheid van het communistische kamp grondig kon verstoren.123
Vanaf 1959 verzette Chroesjtsjov zich tegen het benadrukken van de leidersrol van de SU.
Hij stond er zelfs op dat elke passage die inhield dat de CPSU over de andere partijen
regeerde, verwijderd werd uit alle voorgaande akkoorden. Tijdens het 21ste partijcongres
van de CPSU stelde Chroesjtsjov dat de USSR onvermijdelijk een exclusieve rol had omdat
het het machtigste land in de communistische wereld en het eerste land dat de weg naar het
communisme had genomen, was. Hij benadrukte echter dat deze rol zich niet noodzakelijk
diende te uiten in het controleren en domineren van de andere communistische staten.124
Vanaf 1963, wanneer het dispuut tussen China en de USSR aan de wereld bekend was
gemaakt, werd de dominante rol van de SU echter het middelpunt van de Chinese kritiek.
Mao opperde dat hij tijdens de Moskou-conferentie in november 1957 inderdaad het
leiderschap van de SU had benadrukt, maar dat dit nog niet betekende dat de SU deze rol
moest misbruiken om de eigen macht te vergroten. In Mao’s ogen diende de leidersrol van
de SU zich te uiten in een grotere verantwoordelijkheid en een grotere hoeveelheid hulp aan
de andere leden van het communistische kamp.125
Aangezien de enige autoriteit voor de internationale communistische beweging lag in de
documenten van de bijeenkomsten in Moskou in 1957 en 1960, was China in het begin van
de jaren 1960 voorstander van het houden van een nieuwe internationale conferentie.
Chroesjtsjov vreesde echter dat een nieuwe conferentie de Chinese macht enkel zou doen
groeien. Bovendien opperde hij dat deze nieuwe bijeenkomst de problemen tussen China en
de SU niet zou oplossen, in tegendeel, het zou enkel een diepere breuk veroorzaken.
Volgens hem kon de Chinese regering de relatie met de Sovjet-Unie slechts verbeteren
indien ze inzagen dat hun inzichten fout waren. Mao ging hier niet mee akkoord, maar
123
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.62-64, pp.145-51.
Chroesjtsjov benadrukte dat de SU zijn leiderspositie niet wou misbruiken en tijdens het 21ste partijcongres
van de CPSU zei hij: “As for the Soviet Union, its role, of course, consists, not in controlling other countries, but
in having been the first to blaze the trail to Socialism for mankind, in being the most powerful country in the
world Socialist sytem and the first to have entered the period of the comprehensive building of Communism.”
Cf. N.S. Chroesjtsjov, Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 1959-1965, p.69.
125
Een artikel uit 1964 uitte de Chinese kritiek op de dominante leiderspositie van de SU: “We hold that the
existence of the position of head does not contradict the principle of equality among fraternal Parties. It does
not mean that the C.P.S.U. has any right to control other Parties; what it means is that the C.P.S.U. carries
greater responsibility and duties on its shoulders.” Uit: Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The
leaders of the C.P.S.U. are the Greatest Splitters of Our Times: Comment on the Open Letter of the Central
Committee of the C.P.S.U. (7)”, Renmin Ribao, 4 februari, 1964. In: Peking Review, No. 6, 7 februari, 1964, p.14.
124
36
moest zich neerleggen bij het feit dat er niet direct sprake zou zijn van een nieuwe
internationale communistische bijeenkomst.126
3.4. De Verenigde Staten: Papieren tijger of bondgenoot?
3.4.1. Detente tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten.127
Chroesjtsjovs benadrukking van vreedzame co-existentie op het 20ste partijcongres van de
CPSU128 leidde een proces van moeizame relaxatie van de internationale spanningen in.
Volgens de SU was de macht van het communistische kamp danig gegroeid dat geweld
overbodig was geworden. Het was immers ook mogelijk om op een economische manier te
wedijveren met het Westen, wat volgens Chroesjtsjov uiteindelijk zou leiden tot een
superieure communistische economie.
Bovendien geloofde hij dat het imperialisme
veranderd was en dat het Westen zelf elk gewapend conflict wou vermijden.
Het
communistische kamp had er bijgevolg volgens de SU alle belang bij om goede relaties met
het Westen, in de eerste plaats met de Verenigde Staten, op te bouwen en zo de kans op elk
mogelijk conflict te minimaliseren en de economische vooruitgang te stimuleren.129
China heeft zich gedurende het ganse dispuut steeds verzet tegen een mogelijke detente
met het Westen en zeker met de Verenigde Staten. Mao begreep dat oorlog kon vermeden
worden door middel van diplomatieke contacten, maar volgens hem was het onmogelijk een
bekwame westerse leider te vinden om diplomatieke contacten mee aan te gaan. Hij
geloofde helemaal niet dat het imperialisme veranderd was en bereid was om toegevingen
te maken.130 Bovendien vreesde Mao dat Chroesjtsjov door het nastreven van een detente
met het Westen, nog minder bereid zou zijn om risico’s te nemen in regio’s die niet
belangrijk waren voor de SU, bijvoorbeeld in Taiwan. Mao verweet de SU dat ze bang waren
van de VS. Volgens hem was de VS niets meer dan een papieren tijger. 131 De tijger leek
126
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp167-90.
De ontwapeningsgesprekken maakten een belangrijk deel uit van de detente met het Westen. In dit deel
van de scriptie ga ik hier echter niet dieper op in. De ontwapeningspolitiek wordt uitgebreid beschreven in het
vijfde hoofdstuk over de militaire relatie tussen China en de SU.
128
Cf. sectie 3.1.1.
129
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.110-29.
130
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.30-33.
131
In een interview met de Amerikaanse journaliste Anna Louise Strong in augustus 1946, vertelde Mao Zedong
dat “alle reactionairen papieren tijgers waren. Als we kijken dan is de verschijning van de reactionairen
angstaanjagend, maar in werkelijkheid is hun kracht niet zo schitterend.” (eigen vertaling F.A.) Uit: Mao
127
37
gevaarlijk, maar in essentie was hij van papier en was er bijgevolg geen enkele reden om
hem te vrezen. Volgens China gebruikte de VS de dreiging van een mogelijke oorlog alleen
maar als afschrikmiddel om op deze manier de rest van de wereld in te palmen.132
Ondanks eerdere toenaderingen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten133, bleef
hun onderlinge relatie tot 1959 extreem gespannen. Daar kwam in augustus 1959 echter
verandering in toen Chroesjtsjov instemde op een uitnodiging van president Eisenhower134
om een bezoek te brengen aan de Verenigde Staten. Nadat beide wereldleiders op 3
augustus 1959 hun bezoek publiekelijk hadden aangekondigd, waren de meningen van de
Amerikaanse en Sovjet-Russische pers erg verdeeld.
De Amerikaanse pers bleef erg
voorzichtig en opperde dat het om een informele meeting tussen de twee leiders ging. De
pers in de USSR daarentegen had enorm hoge verwachtingen van dit bezoek en beschreef
het als een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van de SU en de wereld. De Chinese pers
versterkte na deze aankondiging onmiddellijk zijn kritiek op het imperialisme en de
Verenigde Staten. Chroesjtsjovs moeite om ontmoetingen met westerse leiders aan te gaan,
werd hem door China duidelijk niet in dank afgenomen.135
Van 15 tot 28 september reisde Chroesjtsjov doorheen de Verenigde Staten.
Het
hoogtepunt van zijn reis waren de drie dagen dat hij gesprekken had met president
Eisenhower in Camp David. De resultaten van hun gesprekken waren matig. De twee leiders
verbonden zich eraan in het vervolg conflicten altijd eerst op een vredevolle manier
proberen op te lossen, maar concrete akkoorden of oplossingen bleven uit. Desondanks was
de reis een groot succes voor het imago van Chroesjtsjov. Op deze manier toonde hij dat hij
de macht en de persoonlijkheid had om internationale geschillen te helpen oplossen.136 De
reacties van de Amerikaanse en Sovjet-Russische pers waren opnieuw erg uiteenlopend. De
Amerikaanse pers bleef voor de tweede maal erg voorzichtig en meldde enkel dat het
Zedong 毛 泽 东 , Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong ben xia ce 毛 泽 东 著 作选 读 甲 种 本 下 册
(“Geselecteerde geschriften van Mao Zedong, tweede volume”), Beijing, Renmin chubanshe, 1965, pp.365-6.
132
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.217-21.
133
Op de Geneva-conferentie in 1955 werden reeds eerdere pogingen tot een detente tussen de USSR en de VS
ondernomen. Cf. Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente: Relaxations of Tension in US-Soviet
Relations: 1953-84, Urbana, University of Illinois Press, 1985, pp.84-91.
134
President Dwight D. Eisenhower (1890-1969) was president van de Verenigde Staten van 1953 tot 1961. Cf.
The White House, http://www.whitehouse.gov/about/presidents/DwightDEisenhower/, geraadpleegd op 24
mei 2009.
135
Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente”, pp.84-91.
136
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77.
38
bezoek vriendschappelijk verlopen was. In de USSR reageerde de pers daarentegen erg
uitbundig. Volgens hen was dit bezoek een belangrijke stap in het detenteproces.137
Na zijn Amerikaans bezoek, was Chroesjtsjov van 30 september tot 4 oktober 1959
aanwezig op de vieringen voor de tiende verjaardag van de Volksrepubliek China. Reeds
tijdens zijn verblijf in de VS waren er verschillende Chinese artikels met kritiek op het
Amerikaanse imperialisme verschenen. China vreesde dat de Sovjet-Russische detente met
het Westen enkel ten koste van China kon plaats vinden. De CCP besefte dat de Chinese
alliantie met de SU zijn waarde aan het verliezen was. Na Chroesjtsjovs vertrek uit China,
werd de Chinese kritiek steeds harder.138 De openlijke veroordeling van Chroesjtsjov werd
nog steeds vermeden, maar zowel Renmin Ribao als Hongqi 红旗 publiceerden verschillende
artikels die het concept van de vreedzame co-existentie verworpen en een mogelijke
toenadering met het Westen als schadelijk zagen.139
3.4.2. Conflicten met Cuba en India.
3.4.2.1. India.
Vanaf het midden van de jaren 1950 begon China India te zien als een kapitalistisch land.
Volgens hen leunde India aan bij de imperialistische en niet de communistische kant. De
Sovjet-Unie daarentegen, zag India als een neutrale staat. Chroesjtsjov hoopte dat hij door
het geven van hulp, India uit de handen van de imperialisten kon houden en misschien zelfs
tot het communistische blok kon laten toetreden. 140 In maart 1959 sloeg de Chinese
regering een opstand van het Tibetaanse volk tegen de Chinese dominantie gewelddadig
neer waardoor de Dalai Lama, de spirituele leider van Tibet, naar India moest vluchten. Deze
gebeurtenis leidde tot een afkoeling in de relatie tussen China en India. China verdacht India
van actieve steun aan het Tibetaanse verzet. India daarentegen werd getroffen door een
golf van verontwaardiging en maakte zich bovendien zorgen om de Chinese agressieve
137
Richard W.Stevenson, The Rise and Fall of Détente, pp.84-91.
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.116-8.
139
Verschillende artikels uit Renmin Ribao en Hongqi gaven kritiek op de VS en stelden dat: “Even President
Eisenhower did not forget to carry on the “cold war”. *…+ People can see that behind Eisenhower’s
smokescreen of “peace” lurks the coldest “cold war” conducted by American imperialism, namely, military and
war threats aimed at the socialist camp and suppression of the national and democratic movement.” Uit: Yu
Chaoli, “Excellent Situation for The Struggle for Peace”, Hongqi, No.1, 1960. In: Peking Review, No.1, 5 januari,
1960, p.18.
140
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2.
138
39
houding. President Jawaharlal Nehru141 stelde dat hij de vriendschap tussen China en India
koesterde, maar dat hij tegelijkertijd zijn sympathie voor het Tibetaanse volk niet kon
verbergen.142 Ondertussen probeerde de SU al sinds Chroesjtsjovs reis door Azië in 1955
hun relaties met India te verbeteren. Daarom zweeg de Sovjet-Russische pers over deze
kwestie en stelde ze enkel dat de situatie in Tibet een Chinese aangelegenheid was, waar de
SU niets over te zeggen had.143
In de zomer en de herfst van 1959 ontstonden er verschillende geschillen rond de ChineesInidsche grens.
China probeerde twee regio’s, waarvan India beweerde dat ze hen
toebehoorden, te bezetten.144 Bovendien verweten beide landen elkaar dat de andere partij
het conflict gestart had. De SU, die liever niet in het conflict betrokken raakte, publiceerde
op 9 september een TASS-verklaring145 die stelde dat de SU spijt toonde over deze zaak. De
verklaring benadrukte de neutrale positie van de SU en drukte de hoop uit dat beide landen
zelf hun problemen konden oplossen. Chroesjtsjovs neutraliteitsverklaring en het feit dat hij
zich distantieerde van de Chinese acties hadden hoogstwaarschijnlijk te maken met zijn
nakende bezoek aan de Verenigde Staten. Hij zou het immers moeilijk hebben om de
westerse leiders te overtuigen om disputen op een diplomatieke manier op te lossen, indien
hij de militante acties van bondgenoot China bleef goedkeuren.146
China hechtte enorm veel belang aan de neutraliteitsverklaring van Chroesjtsjov. Mao
verweet de leider van de USSR dat hij de Chinese belangen opofferde om de kans op
samenwerking met het Westen te vergroten.
Volgens Mao was de Sovjet-Russische
neutraliteit in een dispuut tussen een geallieerde bondgenoot en een neutraal land, het
ultieme bewijs dat de SU zijn revolutionaire geest aan het verliezen was. Voor Mao was het
nu duidelijk dat de SU het pad van het ware marxisme-leninisme had verlaten.147 Bovendien
publiceerde de Chinese regering in 1963 een artikel waarin ze de TASS-verklaring van 9
september 1959 zagen als de eerste openbaring van de verschillen tussen China en de SU
141
Jawaharlal Nehru was een Indiase nationalist die een belangrijke rol speelde tijdens de Indiase
onafhankelijkheidstrijd. Nadat India op 15 augustus 1947 onafhankelijk was geworden, werd Nehru de eerste
Indiase premier. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, pp.114-9.
142
Neville Maxwell, India’s China War, New York, Pantheon Books, 1970, pp.262-3.
143
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2.
144
Zie bijlage 2.
145
Het TASS-agentschap was tot 1992 het officiele nieuwsagentschap van de SU. In 1992 vloeide het samen
met het Russische telegrafisch informatie agentschap. Cf. Gan Huiyun, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua
zhu yinsu fenxi”, p.75.
146
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77.
147
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.110-2.
40
aan de buitenwereld. De CCP verweet Chroesjtsjov bijgevolg dat hij de eerste was die het
dispuut aan de volledige wereld had bekend gemaakt.148
In de lente van 1962 ontstonden er opnieuw spanningen aan de grens tussen China en India.
Beide landen versterkten hun grenstroepen en in juli volgden nieuwe gewapende conflicten.
India wou echter geen onderhandelingen vooraleer China zich had teruggetrokken uit de
gebieden die India opeiste. China daarentegen, wou voor eens en voor altijd duidelijk
maken dat India de grens tussen beide landen niet kon veranderen door middel van militaire
kracht. Daarop viel China op 20 oktober 1962 India binnen. Enerzijds was de Chinese actie
erg succesvol, anderzijds verloor China hierdoor elke sympathie in de wereld. De volledige
westerse wereld veroordeelde China voor de roekeloze agressie die het gebruikte. Met het
oog op een mogelijk verzoening tussen China en de USSR, week Chroesjtsjov eventjes af van
zijn neutrale positie en erkende hij het nieuwe Chinese voorstel voor de grens tussen China
en India. De steun van de SU aan China was echter slechts van korte duur. Van zodra China
begon kritiek te uiten op de positie van de SU in Cuba in december 1962 149, benadrukte
Chroesjtsjov terug de Sovjet-Russische neutraliteit. Vervolgens verontschuldigde hij zich bij
de Indiase president Nehru voor de foutieve interpretatie die hij had gegeven in zijn
oorspronkelijke verklaring. Bovendien bleef de SU militaire hulp geven aan India. Hieruit
bleek dat de positie van de SU in het Chinees-Indische grengeschil waarschijnlijk nooit
helemaal neutraal was geweest.150
3.4.2.2. Cuba
De zomer van 1962 betekende tevens het begin van de Cuba-crisis tussen de Sovjet-Unie en
de Verenigde Staten. Wanneer de VS ontdekt had dat de SU kernraketten had geïnstalleerd
in Cuba, eiste president Kennedy op 22 oktober 1962 dat de SU al zijn raketbases
ontmantelde. Op 25 oktober verklaarde China dat het de positie van de USSR in de Cubacrisis steunde. Wanneer Chroesjtsjov echter op 28 oktober bekend maakte dat hij zou
toegeven aan de eisen van de VS, wijzigde de Chinese opinie drastisch.151 Een jaar later, op 1
september 1963 publiceerde Renmin Ribao een artikel waarin de Chinese regering openlijk
de houding van de SU in de Cuba-crisis veroordeelde. Volgens Mao had de SU zowel de fout
148
“Whence the Differences? A Reply to Thorez and Other Comrades”, Renmin Ribao, 27 februari, 1963. In:
Peking Review, No.9, 1 maart, 1963, p.10.
149
Cf. sectie 3.4.2.2.
150
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.174-6.
151
Ibid.
41
van het avonturisme als van het capituleren gemaakt. Enerzijds vond hij het niet nodig dat
de SU raketten in Cuba had geplaatst, aangezien er helemaal geen nucleaire dreiging was in
de Caribische zee. Anderzijds vond Mao dat eens de raketten geplaatst waren, de SU ze niet
meer had mogen verwijderen. Dit was in zijn ogen immers een duidelijk teken van zwakte
en angst voor de VS. Het enige wat Chroesjtsjov volgens Peking had bereikt door toe te
geven aan de dreigementen van de VS, was dat het de VS had sterker gemaakt.152
De Chinese regering had in elk geval duidelijke conclusies getrokken uit de houding van de
SU tijdens het conflict met India en de Cuba-crisis. China besefte dat de SU vanaf nu alleen
maar op zoek zou gaan naar een detente met het Westen en dat van druk op het
imperialisme geen sprake meer zou zijn. Het feit dat de SU niet tussenbeide kwam om haar
bondgenoten te helpen, terwijl ze daar wel de militaire middelen toe had, bewees volgens
Mao dat Chroesjtsjov de strijd tegen het imperialisme minder belangrijk vond dat vreedzame
co-existentie met het Westen. Mao opperde vervolgens dat de Chinese versie van het
marxisme-leninisme de enige juiste versie was en hoopte zo een beter alternatief te bieden
voor de internationale communistische beweging.153
3.5. Het conflict met pen en papier.
Op 16 april 1960 publiceerde de CCP het artikel “Liening Zhuyi wansui 列宁主义万岁
(“Long live Leninism”)”154 in hun partijkrant Hongqi. Dit Chinese artikel luidde een periode
van openlijke wederzijdse kritiek tussen China en de Sovjet-Unie in.
Beide landen
publiceerden vanaf dat moment lange artikels waarin ze hun eigen ideologische opvattingen
verdedigden en die van de andere partij tegenspraken. De artikels en speeches werden
doorheen de eerste helft van 1960 steeds heviger en de kritiek op de andere partij werd
steeds minder subtiel naar voren gebracht. Zowel China als de SU hoopten dat het afbreken
van de opvattingen van de andere hen veel steun voor hun eigen ideeën zou opleveren.155
152
“Statement by the Spokesman of the Chinese Government on September 1, 1963: A Comment on the Soviet
Government’s Statement of August, 21”, Renmin Ribao, 1 september, 1963. In: Peking Review, No.36, 6
september, 1963, pp.7-16.
153
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.159-71.
154
Editoriale afdeling van Hongqi, “Liening zhuyi wansui 列宁主义万岁(“Long Live Leninism!”)”, Hongqi, 16
april, 1960. In: Peking Review, No.17, 26 april, 1960.
155
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.299-301.
42
De artikels concentreerden zich vooral op de ideologische verschillen tussen China en de
USSR. China bleef de revolutionaire en militante ideeën van Lenin steunen en stelde dat
deze niet aangepast dienden te worden omdat er nu nucleaire wapens bestonden. De CPSU
daarentegen, benadrukte dat Lenin in de eerste plaats naar vrede streefde.
Uit de
wederzijdse publicaties bleek al gauw dat beide partijen zorgvuldig hun citaten van Lenin
selecteerden zodat die bij hun ideeën aansloten. De werken en geschriften van Lenin waren
immers zo uitgebreid dat zowel China als de USSR er stellingen die hun eigen opvattingen
staafden konden in terug vinden. Bovendien was het mogelijk om hetzelfde citaat op
verschillende manieren te interpreteren. Zowel China als de SU vonden het belangrijk te
tonen dat hun ideeën verder bouwden op Lenins theorie. Op deze manier werd volgens hen
immers bewezen dat hun opvattingen de enige juiste waren.156
Het artikel “Long live Leninism” werd geschreven naar aanleiding van de 90ste verjaardag
van de geboorte van Lenin. De publicatie uitte in de eerste plaats kritiek op het imperialisme
en het revisionisme.
Vooral Yoegoslavië, onder leiding van Josip Broz Tito, werd het
middelpunt van de kritiek. Het artikel stelde dat:
The modern revisionists assert that in their “new epoch”, because of the progress of
scientific technology, the “old conceptions” of Marx and Lenin are no longer
applicable. *…+ The U.S. imperialists and their partners use weapons like atom bombs
to threaten war and blackmail the whole world. They declare that anyone who does
not submit to the domination of U.S. imperialism will be destroyed. The Tito clique
echoes this line.”157
Het artikel stelde duidelijk dat men altijd alert diende te blijven voor het imperialistische en
revisionistische gevaar. Bovendien stelde de CCP dat men inderdaad was aangekomen in
een nieuw tijdperk, met onder andere nucleaire wapens, maar dit betekende volgens hen
niet dat de stellingen van het marxisme-leninisme niet langer geldig waren. 158
Het belangrijkste element van het artikel was dat China voor het eerst publiekelijk de
stellingen van het 20ste partijcongres van de CPSU weerlegde. Door middel van hun kritiek
op het nieuwe beleid van Chroesjtsjov onthulden ze voor een groot publiek hun onenigheid
met de SU. Enkele jaren later verweet de SU de CCP dat zij voor het eerst de verschillen
156
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95.
Uit: Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.10-11.
158
Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.6-23.
157
43
tussen beide landen had bekend gemaakt.159 Waarschijnlijk speelde deze publicatie tevens
een rol in het beëindigen van de Sovjet economische hulp aan China160.161 Volgens het
artikel was het imperialisme, in tegenstelling tot wat de revisionisten beweerden, nog steeds
niet veranderd en bleef het even agressief. De stelling van Chroesjtsjov dat oorlog in het
vervolg te vermijden viel, klopte bijgevolg niet. Het artikel stelde dat:
So long as capitalist imperialism exists in the world, the sources and possibility of war
will remain. The proletariat should guide the masses of people understanding of the
sources of war and to struggle for peace and against imperialism.162
In de ogen van de CCP was het noodzakelijk om ten aller tijde voorbereid te blijven op een
oorlog, aangezien de kans dat het imperialisme een oorlog begon nog steeds even groot was.
Ook Chroesjtsjovs theorie dat een vreedzame transitie van het kapitalisme naar het
socialisme mogelijk was, werd tegengesproken. Het artikel verwees terug naar Lenin en
stelde dat de vreedzame ontwikkeling van de revolutie slechts in zeer zeldzame gevallen
mogelijk was. Het artikel toonde bijgevolg duidelijk aan dat China het niet eens was met het
beleid van de SU en dat het er nu ook openlijk durfde voor uit komen. 163
159
De CCP vond echter dat de TASS-verklaring die de SU in september 1959 publiceerde in verband met de
Chinees-Indische grensgeschillen, het conflict voor de eerste maal openbaar had gemaakt. Cf. sectie 3.4.2.1.
160
Cf. hoofdstuk 4.
161
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.299-301.
162
Uit: Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, p.6.
163
Editoriale afdeling van Hongqi, “Long Live Leninism!”, pp.6-23.
44
4. De economische relatie tussen China
en de Sovjet-Unie.
4.1. Economische hulp voor de breuk.
Na een burgeroorlog en de uiteindelijke oprichting van de Volksrepubliek, had China
dringend nood aan een economische heropbouw. 164 Daarom kondigde de CCP in 1953 haar
eerste vijfjarenplan165 aan. Dit plan was gebaseerd op het economisch model van de SovjetUnie en legde een grote nadruk op de snelle ontwikkeling van de zware industrie. Om de
slaagkansen van het plan te optimaliseren, moest China volledig steunen op de hulp van de
SU, zowel op financieel, materieel als technologisch vlak. Hoewel het plan een succes werd
voor de Chinese economie, was China nu volledig economisch afhankelijk geworden van de
SU.166
De financiële hulp van de SU aan China bestond hoofdzakelijk uit leningen, waarvan China
een groot deel gebruikte voor militaire aangelegenheden.
De terugbetaling van deze
leningen gebeurde voornamelijk door Chinese export naar de SU. Dit maakt het complexer
om een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen de handel tussen beide landen en de hulp
van de SU aan China. Aangezien de officiële verklaringen van de USSR stelden dat de
leningen uit 1956 en 1957 voortvloeiden uit vorige akkoorden, waren er in feite sinds 1955
geen nieuwe leningen tussen Peking en Moskou meer overeen gekomen. Waarschijnlijk
kwam dit voort uit een combinatie van China’s drang naar meer onafhankelijkheid en de
weigering van de SU om de leningen uit te breiden. De SU had het geld op dat moment
164
De Japanse invasie en de Chinese burgeroorlog hadden de Chinese economie negatief beïnvloed. Het
volume van de industriële productie lag in 1949 50% lager dan het hoogste punt voor de oprichting van de
Volksrepubliek China. De daling was het meest merkbaar in de zware industrie, aangezien een groot deel van
de fabrieken tijdens de oorlogsperiode verwoest waren. Ook de landbouwproductie bevond zich op een laag
peil, onder andere door de verwoeste irrigatiesystemen. Cf. M. I. Sladkovskii, History of Economic Relations
between Russia and China, Jerusalem, Kiryat Moshe, 1966, p.243.
165
Het eerste vijfjarenplan liep van 1953 tot 1957. Het plan schonk voornamelijk aandacht aan het opbouwen
van industrie in het binnenland, aangezien de vroegere industriële ontwikkeling onder buitenlandse invloed
zich vooral op de kustprovincies had gericht. Op industrieel vlak voorzag het plan de opbouw van 694
projecten, waarvan er 156 uitgevoerd zouden worden met steun van de SU. Op deze manier hoopte de CCP
hun industriële productie tussen 1952 en 1957 met 98,3% te verhogen. Cf. M.I. Sladkovskii, History of
Economic Relations between Russia and China, pp.250-4.
166
Peter Mayer, Sino-Soviet Relations since the Death of Stalin, Hong Kong, Union Research Institute, 1962,
pp.122-31.
45
immers zelf nodig voor de eigen economische expansie en om te investeren in de
derdewereldlanden.167
Op materieel vlak, sloten beide partijen tussen 1950 en 1956 verschillende contracten
waarin de SU beloofde om in totaal 211 industriële projecten in China te steunen. Dit hield
in dat de SU advies gaf omtrent het kiezen van de plaats, het ontwerp en de uitrusting van
de volledige fabriek.168 Over de vraag hoeveel het totale bedrag was dat de SU in China
geïnvesteerd heeft, heerst grote onenigheid. Wat wel zeker is, is dat de hulp niet gratis was.
Net als bij de leningen, verwachtte Moskou een Chinese terugbetaling in de vorm van
exportgoederen. Ondanks dat de materiële hulp van de SU van enorme waarde was voor
China, werd het soms toch nog te overdreven benadrukt door de SU. Indien men de hulp
per hoofd bekijkt, dan was China erg benadeeld in vergelijking met de andere
communistische landen.169 De hulp aan China was immers slechts 1/8ste van de totale hulp
van de USSR aan de leden van het communistische blok.170 Het was gepland dat de
projecten die reeds voor 1956 geregeld waren, in 1958 in werking zouden treden. Op het
einde van 1957, was er echter slechts minder dan 1/3 van de geplande projecten operatief
en werd de einddatum doorgeschoven naar 1962.171
Op technologisch vlak, rekende China tevens op de hulp van de Sovjet-Unie. In de eerste
helft van de jaren 1950, alhoewel China en de SU toen nog geen akkoorden over een
eventuele wetenschappelijke en technische samenwerking hadden gesloten, zond de SU
toch al verschillende specialisten naar China.
Deze moesten China helpen bij de
economische heropbouw en de Chinese arbeiders opleiden en begeleiden in hun job. In
oktober 1954 kwam het uiteindelijk tot een akkoord voor wetenschappelijke en technische
samenwerking tussen Chroesjtsjov en Mao. Hierin legden beide partijen hun intentie om
voortaan belangrijke technische informatie en materialen uit te wisselen zonder dat de
167
Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42.
In 1950 besliste de SU om 50 industriële ondernemingen in China te helpen opbouwen. In mei 1953
besloten ze om hulp te geven aan nog eens 91 bijkomende projecten. Dit akkoord werd ondertekend in
september 1953, wanneer een Chinese delegatie aanwezig was in Moskou. Vervolgens besloot de SU in
oktober 1954 om nog eens 15 Chinese projecten te steunen. Tenslotte kwamen daar in april 1956 nog 55
projecten bij, wat het totaal op 211 bracht. Cf. Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, 19491957, Hong Kong, Union Research Institute, 1961, pp.23-32.
169
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.129-43.
170
Onderzoekers zijn het niet eens over de som van de totale hulp van de SU aan China, maar waarschijnlijk
schommelt die rond de 800 miljoen dollar. Indien men bedenkt dat dit slechts 0.02% van het BNP van de SU
was, kan het totale bedrag van de Sovjet-Russische hulp aan China gerelativeerd worden.. Cf. Jean Polaris,
“The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs, Vol.40, No.4, 1964, p.648.
171
Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42.
168
46
andere partij hiervoor meer dan de eigenlijke productiekosten hoefde te betalen, vast.
Verder zouden beide landen experts naar elkaar zenden die een positieve invloed hadden op
de verdere economische ontwikkeling.
Bovendien zou er een Sino-Sovjet-Raad voor
wetenschappelijke en technische samenwerking worden opgericht. Deze raad had 7 Chinese
en 7 Sovjet-Russische leden en kwam twee keer per jaar samen. De 14 leden beslisten
hoeveel en welke projecten in de toekomst zouden ondernomen worden. Uit de inhoud van
het akkoord bleek dat China duidelijk had gestreefd naar gelijkheid met de SU. Terwijl op
papier steeds de nadruk werd gelegd op het wederzijds uitwisselen van informatie en het
wederzijds zenden van specialisten, was er in de realiteit vooral sprake van
eenrichtingsverkeer. Aangezien de SU zich op economisch en industrieel vlak in een veel
verder stadium bevond dan China, ging het vooral om hulp van de USSR aan China en niet
omgekeerd.172
Zeker in de beginjaren van de Volksrepubliek, wanneer China geïsoleerd was van de
buitenwereld, was deze hulp van de experts erg welkom. Toch mag het bereik ervan niet
overschat worden. Vanaf 1958 was China tevens bereid om van andere landen te leren en
stelde Peking zich open voor technologische kennis die van buiten de Sovjet-Unie kwam.
Desondanks bleef de SU een belangrijke functie vervullen in het opleiden van Chinese
studenten en arbeiders. Een groot aantal van hen ging nog steeds naar de SU voor een
langere studie of een kortere training.173
4.2. Grote sprong voorwaarts.
In 1957 begon de Chinese regering zich de vraag te stellen of dit op de SU geïnspireerd
economisch model wel geschikt was voor het grote, overbevolkte en agrarische China. Waar
China in 1955 nog volop benadrukte dat de hulp van de SU een noodzakelijk onderdeel van
hun vijfjarenplan uitmaakte, begon men daar in 1957 anders over te denken. De CCP raakte
er van overtuigd dat China ook zelf, zonder massale hulp van de SU, de industrialisatie tot
een goed einde kon brengen. 174 Het werd volgens hen steeds belangrijker om niet te
afhankelijk te zijn van het buitenland, maar zich te baseren op hun eigen kracht. Enkel voor
172
Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, pp.32-51.
Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42.
174
Deze omslag in het Chinese denken is te situeren in de algemene linkse heroriëntatie van de Chinese politiek
na het mislukken van de 100 bloemen bloeien –campagne vanaf de tweede helft van 1957. Cf. Wayne C.
McWilliams en Harry Piotrowski, The World since 1945, p.353.
173
47
een paar grote ondernemingen of precisiemachines zou China voortaan de hulp van de SU
nog inroepen.175
Aldus kwam de CCP in de zomer van 1958 naar buiten met een nieuw Chinees beleid voor
de opbouw van het socialisme. Het tweede vijfjarenplan werd vervangen door de Grote
Sprong Voorwaarts, waarin industrialiseren en collectiviseren centraal stonden. China was
vastbesloten om economisch onafhankelijk te worden en wilde bijgevolg komaf maken met
de grote leningen aan de SU. Om de productie te verhogen werd besloten in het vervolg te
steunen op mankracht, het enige wat China in overvloed bezat.176 In het algemeen toonde
de Grote Sprong Voorwaarts ontevredenheid over het tempo van de huidige revolutionaire
vooruitgang en optimisme dat China het veel beter kon. Mao wou tevens gebruik maken
van ideologie om de massa te mobiliseren zodat het revolutionaire enthousiasme niet zou
verdwijnen. We kunnen hier dus spreken van een opstoot in de persoonscultus rond Mao.
De Grote Sprong Voorwaarts focuste zich echter niet enkel op de Chinese economie, ook de
veelbesproken communes177 hoorden thuis in deze nieuwe beweging.
178
Aangezien de Grote Sprong Voorwaarts meer was dan enkel een economisch model,
veroorzaakte het dan ook op alle vlakken spanningen tussen China en de SU.
Op
economisch vlak, waren er natuurlijk enorme verschillen tussen dit nieuwe economische
concept en het vijfjarenplan van de SU. Ook op ideologisch vlak werd de SU opnieuw
geconfronteerd met het feit dat Mao het marxisme-leninisme aanpaste aan de specifieke
noden van de Chinese maatschappij. In deze Grote Sprong Voorwaarts lag bijgevolg een
onderhuidse machtsstrijd verborgen. De CCP zag in het nieuwe model van Mao de oplossing
om het communisme naar de onderontwikkelde landen over te brengen. Het duurde niet
lang voor de Chinese partij benadrukte dat Mao’s Grote Sprong Voorwaarts het voorbeeld
van de revolutie in de onderontwikkelde landen was geworden. Indien Moskou dit zou
beamen, dan kenden ze in feite het leiderschap van de revolutie in Azië, Afrika en LatijnsAmerika aan Mao toe, wat ze in elk geval wilden vermijden.179 Een verdere onenigheid
175
Allen S. Whiting, “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, pp.132-42.
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.77-84.
177
In 1958 werden de landbouwcoöperatieven op het platteland omgevormd tot 24.000 communes. Elke
commune was verder ingedeeld in verschillende productie-eenheden. In het begin van de lancering van de
communes, werden drastische maatregelen genomen, zo werden alle privégoederen eigendom van de
commune. Cf. Chu-yuan Cheng, “The Changing Pattern of Rural Communes in Communist China”, Asian Survey,
No.9, November, 1961, pp.3-4.
178
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.93-101.
179
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, p.77-84.
176
48
ontstond over de snelheid van de revolutionaire vooruitgang.
China vond dat de
revolutionaire weg van de SU veel te lang was, volgens hen bestond er te veel kans dat de
CPSU zijn revolutionair enthousiasme onderweg verloor en zou stagneren.
Met de
communes uit het nieuwe Chinese plan kon het volgens Peking allemaal veel sneller gaan.
Terwijl de SU niets of slechts vaag iets zei over wanneer het communisme zou bereikt
worden, stelde de Chinese regering op het einde van augustus 1958 openlijk dat China er
zich vlakbij bevonden. Natuurlijk voelde de SU zich beledigd wanneer de CCP suggereerde
dat hun eigen maatschappij die van de SU aan het inhalen en zelfs aan het voorbijsteken
was.180
Ondanks dat de SU zowel op economisch als op ideologisch vlak de Grote Sprong
Voorwaart verwierp, bleken de eerste Sovjet-Russische reacties in de pers niet direct
bekritiserend te zijn. Aanvankelijk prees de SU het feit dat China inspanningen leverde om
het marxisme-leninisme aan te passen aan de specifieke Chinese problemen. Over de
communes werd daarentegen in alle talen gezwegen. Waarschijnlijk dacht Moskou dat de
extremere aspecten van de communes, die volgens hen niet door de beugel konden,
uiteindelijk zouden afgevlakt worden door binnenlandse druk.181 Wanneer dit later toch niet
zo bleek te zijn, volgde er hardere kritiek vanuit de SU.182
Vanaf november 1958 begon de CCP sommige uitspraken terug te trekken en te
verkondigen dat het toch nog enige tijd, meer bepaald nog 10 tot 20 jaar, zou duren
vooraleer China het communisme kon bereiken. Aangezien de Grote Sprong Voorwaarts en
de communes niet de gewenste resultaten hadden opgeleverd, gaf de CCP toe dat het een
utopisch concept was geweest en dat ze zichzelf hadden overschat. 183 Op 10 december
1958 vond de zesde plenaire vergadering van het achtste Centraal Comité van de CCP plaats.
Uit de resolutie aangaande de communes, die het Centraal Comité aannam en vervolgens
publiceerde, bleek opnieuw dat de extreemste ideeën omtrent de Grote Sprong Voorwaarts
werden afgezwakt.
Bovendien gaf men toe dat de overgang van socialisme naar
180
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77.
De USSR had na de burgeroorlog ook zelf communes gesticht. Dit beleid was echter mislukt en dus vond de
USSR de Chinese leiders niet verstandig omdat ze ondanks deze voorkennis, toch nog communes wilden
oprichten. Nochtans waren de communes in de USSR en China erg verschillend. De Chinese communes waren
grote officiële organisaties die vanuit de CCP werden gestuurd. De communes uit de USSR waren echter veel
kleiner, onofficieel en werden niet volledig gesteund door Lenin en de partij van de Bolsjewieken. Cf. Robert G.
Wesson, “The Soviet Communes”, Soviet Studies, No.4, april, 1962, pp.341-3.
182
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.90-98, 112-6.
183
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.125-8.
181
49
communisme een lang en moeilijk proces was. Toch zag de CCP de communes nog steeds
als de beste oplossing om socialisme, en daarna communisme, te ontwikkelen in China.
184
Een eerste publieke reactie van de SU op de gebeurtenissen in China vond plaats tijdens
het 21ste congres van de CPSU in 1959. Chroesjtsjov wou van deze gelegenheid gebruik
maken om het ideologische leiderschap van Mao terug te winnen. Hij benadrukte dat de
vooruitgang naar het communisme stap voor stap gebeurde en dat geen enkele stap, zeker
niet die van het socialisme, kon worden overgeslaan. Bovendien gebeurde de overgang
tussen een socialistische en communistische maatschappij volgens hem niet plots, de twee
vloeiden uit elkaar voort. De weg naar het communisme was volgens Chroesjtsjov dus
onvermijdelijk een lang en gradueel proces. Hij benadrukte dat de SU al een enorme
vooruitgang had gemaakt op deze weg. Men mocht zeker niet rusten op deze weg, maar
men mocht zich ook niet overhaasten, wat China in zijn ogen wel deed. Wat wel leek op een
overwinning voor China was dat Chroesjtsjov op het partijcongres stelde dat alle landen
ongeveer gelijktijdig de overgang naar het communisme zouden maken. Hiervoor moesten
de meer ontwikkelde landen de minder ontwikkelde helpen op voorwaarde dat deze
economisch met het communistische blok samenwerkten. Het feit dat Chroesjtsjov dit
Chinese standpunt aannam tijdens het congres en dus in feite toegaf aan de Chinezen, wees
er op dat hij voortaan Mao en de Chinese opinie niet meer kon negeren. Over de communes
zelf bleef hij tijdens het congres heel erg vaag.185 Een eerste scherpe aanval van Chroesjtsjov
op de Chinese communes gebeurde slechts op 18 juli 1959 tijdens zijn speech in Polen. Hij
zei toen dat de Chinezen met hun communes totaal niet hadden begrepen hoe men het
communisme kon bereiken.186
In de eerste helft van de jaren 1960, nadat het conflict tussen China en de SU aan de
wereld was onthuld, begon de SU in verschillende artikels alle elementen van de Grote
Sprong Voorwaarts te bekritiseren.
In de ogen van de CPSU was de Grote Sprong
Voorwaarts niets meer dan een utopisch experiment dat elke voeling met de realiteit had
verloren en bijgevolg uitgedraaid was op een groot fiasco. Een artikel uit 1964 stelde dat
184
“Resolution on Some Questions Concerning the People’s Communes, adopted by the Eight Central
Committee of the Communist Party of China at its Sixth Plenary Session on December 10, 1958”, Peking Review,
No.43, 23 december, 1958, pp.10-19.
185
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77.
186
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.134-8.
50
The so-called “great leap” was announced a political-economic adventure
unprecedented in both design and scale. This was a policy divorced from real,
objective possibilities, built on the desire to solve grandiose tasks faster and to “teach”
others the newly invented methods of building socialism and communism. […] In
short, the economy of China, which was still not properly consolidated, was subjected
to a hail of unfounded experiments, beyond the strength of the country’s national
economy and counter to the laws of economic development.187
China was volgens de SU te radicaal geworden omdat het vaak terug verwees naar Karl
Marx, Friedrich Engels en Vladimir Lenin om de Chinese versnelde poging tot het
communisme te rechtvaardigen.
In september en oktober 1958 verwees de CCP
daarentegen geen enkele keer naar de ervaringen en het voorbeeld van de SU, omdat die
volgens China het ware marxisme-leninisme hadden verlaten.188
4.3. Het einde van de Sovjet-Russische economische hulp aan China.
Ten gevolge van de steeds slechter wordende relatie tussen China en de USSR, besloot de
Sovjet-Unie op 16 juli 1960 unilateraal om alle 1390 experts, die op dat moment in China
verbleven om de Chinezen te helpen met hun economische opbouw, terug te roepen. Deze
beslissing had enorme gevolgen voor de Chinese economie en veroorzaakte grote
verliezen.189 Bovendien werden hierdoor een groot aantal van de contracten en projecten
die afhankelijk waren van de hulp van de SU, beëindigd met als gevolg dat heel wat
fabrieken en andere projecten onafgewerkt bleven en niet tot productie konden overgaan.
Over de motieven van de SU voor deze terugtrekking bestaat geen zekerheid. Het zou
kunnen dat de SU haar economische hulp liever investeerde in andere derdewereldlanden,
uit vrees dat hun grote buurland China zich door de hulp van de USSR te veel zou versterken
en te machtig zou worden. Anderzijds had de SU het geld misschien zelf nodig om te
investeren in hun eigen economie.190 Opvallend was het feit dat China de helft van het
bedrag dat ze van de SU kreeg, zelf gebruikte om andere landen economisch te steunen.191
Waarschijnlijk vreesde de SU hierdoor dat deze landen bij een uiteindelijke breuk resoluut
187
Uit: L. Ilyichev, “The Revolutionary Science and the Present Day: Against the Anti-Leninist Course of the
Chinese Leaders”, Kommunist, No.11, juli, 1964, pp.12-35. In: Current Digest of the Soviet Press, No. 35, 23
september, 1964, p.11.
188
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.102-5.
189
Luan Jinghe, “”Zhong su guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping”, p.42.
190
Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, pp.647-648.
191
China gaf o.a. economische steun aan Albanië. De polarisering van de communistsiche wereld wordt
uitgebreid besproken in het zesde hoofdstuk van deze scriptie.
51
de Chinese kant zouden kiezen. Daarom besliste Chroesjtsjov uiteindelijk om het geld niet
langer in China, maar wel in de andere derdewereldlanden te investeren.192
Ten gevolge van het stopzetten van de economische hulp aan China, bevonden China en de
SU zich aan het begin van een nieuw stadium in hun economische relaties. Terwijl het
handelsvolume tussen China en de SU tussen 1957 en 1959 steeg (dit wees erop dat de
onenigheden tussen beide partijen toen nog geen invloed hadden op de handelsrelatie
tussen beide staten), daalde het in 1960 en vooral in 1961 drastisch. 193 In 1960 kwam de
helft van de Chinese import nog uit de SU, in 1961 en 1962 bedroeg dat nog respectievelijk
30 en 25%. De import vanuit andere landen van het communistische blok nam in dezelfde
mate af. Opmerkelijk is dat de Chinese export naar de SU in deze jaren wel op een tamelijk
hoog niveau behouden werd. 194
Dit had waarschijnlijk te maken met de Chinese
vastberadenheid om hun schulden aan Moskou af te betalen. Peking wou zo vlug mogelijk
economisch onafhankelijk worden van de SU.195
Ondanks de daling in de handel met de communistische wereld vanaf 1960, toonde China
pas vanaf 1963 duidelijk de intentie om goederen vanuit de westerse wereld te importeren.
Aangezien de Chinese graanproductie nog altijd niet de noden van de stijgende bevolking
ledigde, had China trouwens geen andere keus. China besloot bijgevolg om graan in te
voeren vanuit het buitenland, hoofdzakelijk vanuit Australië en Canada omwille van de
grotere tarweproductie per capita in deze landen. De westerse reacties op de Chinese
intentie om handel te voeren met het Westen, waren verdeeld. Sommige landen, zoals
Groot-Brittannië, Frankrijk en Japan, hechtten veel belang aan het inpalmen van een deel
van de Chinese markt.
Andere landen waren dan weer minder geïnteresseerd of
terughoudender.196
Nu de strijd op papier in 1960 reeds was van start gegaan, stapelden de Chinese verwijten
over de beslissingen van de SU zich op. China beschuldigde de SU er van alle economische
contracten met China zomaar te hebben verbroken zonder enige voorafgaande
onderhandeling met Peking.
Volgens China was de SU door het stoppen van de
economische hulp aan China medeverantwoordelijk voor de moeilijkheden in de Chinese
192
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95.
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.129-43.
194
Cf de tabel in bijlage 3.
195
Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, p.650.
196
Jean Polaris, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, p.651.
193
52
economie. Tenslotte verweet China de SU dat het het zenden van specialisten louter
gebruikt had als middel om China onder controle van de USSR te houden. Een brief van het
Centraal Comité van de CCP aan het Centraal Comité van de CPSU, die gepubliceerd werd in
Renmin Ribao, stelde dat:
But in spite of our objections you turned your backs on the principles guiding
international relations and unscrupulously withdrew the 1,390 Soviet experts
working in China, tore up 343 contracts and supplementary contracts concerning
experts, and scrapped 257 projects of scientific and technical co-operation, all within
the short span of a month. *…+ Your perfidious actions disrupted China’s original
national economic plan and inflicted enormous losses upon China’s socialist
construction. […] Your action fully demonstrates that you violate the principle of
mutual assistance between socialist countries and use the sending of experts as an
instrument for exerting political pressure on fraternal countries, butting into their
internal affairs and impeding and sabotaging their socialist construction.197
197
Uit: “Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central Committee of the
C.P.S.U.”, p.14.
53
5. De militaire relatie tussen China en
de Sovjet-Unie.
5.1. De rol van atoomwapens in het conflict.
Op 26 augustus 1957 testte de Sovjet-Unie succesvol een eerste intercontinentale
ballistische raket198. Zes weken later, op 4 oktober 1957, volgde de lancering van de eerste
artificiële satelliet, Spoetnik. Deze twee gebeurtenissen symboliseerden het feit dat de SU,
net als de Verenigde Staten, verschillende technologische ontwikkelingen had doorlopen en
nu eigen nucleaire wapens bezat.
Het waren tevens deze gebeurtenissen die hevige
discussies deden oplaaien tussen China en de SU.199 Aangezien het er niet naar uit zag dat
China in de nabije toekomst zelf nucleaire wapens zou ontwikkelen, was het ook op militair
vlak sterk afhankelijk van de SU. Op aandringen van China, sloten China en de SU vervolgens
op 15 oktober 1957 een nucleair akkoord.200 “Het verdrag van nieuwe technologie voor
nationale defensie” (“Guofang xin jishu xieding 国防新技术协定”) stelde dat de SU
technische informatie en hulp voor nucleaire wapens aan China zou verschaffen, zodat China
op termijn haar eigen nucleaire wapens kon produceren. Het werd de SU echter al snel
duidelijk dat beide landen met de nucleaire wapens een verschillende strategie voor ogen
hielden. De internationale militaire situatie had een nieuw keerpunt bereikt, maar de
houdingen van Mao Zedong en Chroesjtsjov omtrent deze nieuwe situatie, stonden ver uit
elkaar.201
De Chinese pers benadrukte onmiddellijk dat het communistische kamp nu militair
superieur was aan het imperialistische kamp.
De ondertussen legendarisch geworden
198
Een intercontinentale ballistische raket (afgekort ICBM: intercontinental Ballistic Missile) is een raket die
normaal gezien een bereik van meer dan 6000 kilometer heeft. Bovendien kan deze raket gebruikt worden om
kernwapens af te vuren. Cf. P.H.C. Hayward (uitg.), Jane’s Dictionary of Military Terms, Londen, Macdonald and
Jane’s, 1975, p.89.
199
Allen S. Whiting, “The Sino-Soviet Split” in Roderick MacFarquhar en John K. Fairbank (uitg.), Cambridge
history of China, Vol.14: The people’s Republic, part 1: The Emergence of Revolutionary China: 1949-1965,
Cambridge, Cambridge University Press, 1987, pp.481-4.
200
Het militair akkoord tussen China en de SU was oorspronkelijk geheim, en werd door China pas bekend
gemaakt nadat de SU het al had opgeschort. De inhoud van het akkoord is nooit gepubliceerd maar was
hoogstwaarschijnlijk heel vaag en stelde weinig concrete beloften. Cf. Raymond L. Garthoff, “Sino-Soviet
Military Relations, 1945-66”, pp.89.
201
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5.
54
uitspraak “The east wind prevails over the west wind”202 van Mao, was slechts één van de
vele propagandatitels aangaande de militaire dominantie van het communistische kamp.
Bovendien was dit keerpunt in de machtsbalans tussen Oost en West volgens China
onomkeerbaar. De VS zou in de ogen van Mao, de SU nooit meer kunnen bijbenen. Mao
benadrukte dat China geen voorstander was van een nucleaire oorlog, maar indien het ooit
zo ver kwam, zou hij terug vechten en zou het imperialistische kamp volgens hem
onvermijdelijk vernietigd worden.203 Juist omwille van de militaire superioriteit van het
communistische blok, werd het volgens Mao tijd dat Chroesjtsjov een agressievere politiek
begon te volgen. De verschillende overtuigingen van beide leiders werden voor het eerst
duidelijk op de Moskou-conferentie, die werd gehouden van 16 tot 19 november 1957.
Tijdens zijn speech op 18 november, bracht Mao de Chinese visie op de situatie naar voren.
Hij zag de zowel de atoombom als de VS als een papieren tijger, van wie de kracht niet
mocht overschat worden en waardoor men zich zeker niet mocht laten afschrikken. 204 Het
socialistische kamp moest zich er juist tegen verzetten en hun militaire superioriteit zorgde
er volgens Mao voor dat dit het ideale moment was.205
De Sovjet-Unie daarentegen, bleef veel voorzichtiger en volgde eerder een gematigde
strategie. Chroesjtsjov gaf toe dat het socialistische kamp sterker was geworden, maar
benadrukte nooit een absolute dominantie.
Volgens hem hadden de recente
gebeurtenissen eerder een nieuw stadium van vreedzame co-existentie ingeleid.
De
nucleaire macht van de SU zou nu immers de VS afschrikken, waardoor beide kampen meer
bereidheid zouden tonen om samen te werken. De SU onderschatte nooit de militaire
kracht van het Westen en benadrukte dat ook het socialistische kamp enorme verliezen zou
leiden in geval van een nucleaire oorlog.
Een nucleaire oorlog zou in hun ogen de
202
Mao en de Chinese regering stelden verschillende malen dat: “It is characteristic of the situation today, I
believe, that the East wind is prevailing over the West wind. That is to say, the forces of socialism are
overwhelmingly superior to the forces of imperialism.” Uit: “Statement by the Spokesman of the Chinese
Government on September 1, 1963”, p.10.
203
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.155-60, 166-8.
204
In een interview met de Amerikaanse journaliste Anna Louise Strong in augustus 1946, vertelde Mao Zedong
dat “de atoombom een papieren tijger was die de Amerikaanse reactionairen gebruikten om de mensen schrik
aan te jagen. Het zag er angstaanjagend uit, maar in werkelijkheid was het niet zo. Natuurlijk was de
atoombom een massavernietigingswapen, maar hetgeen wat de overwinning van een oorlog besliste, was het
volk en niet één of twee nieuwe soorten wapens.” Bovendien stelde Mao dat “alle reactionairen papieren
tijgers waren. Als we kijken dan is de verschijning van de reactionairen angstaanjagend, maar in werkelijkheid
is hun kracht niet zo schitterend.” (eigen vertaling F.A.) Uit: Mao Zedong, Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong
ben xia ce, pp.365-6.
205
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.79-81.
55
wereldwijde revolutie eerder vertragen dan versnellen.206 De Sovjet-Unie wou bijgevolg veel
minder risico’s nemen dan China. Aangezien de industrie van de USSR op dat moment reeds
veel verder ontwikkeld was dan die van China, had de SU ook meer te verliezen. Bovendien
werd de Volksrepubliek China door veel landen of internationale organisaties nog steeds niet
officieel erkend, waardoor China risico’s kon nemen die de SU zich omwille van zijn
veelvuldig opgebouwde diplomatieke relaties niet kon permitteren.207
China’s agressieve en risicovolle politiek zorgde er uiteindelijk voor dat de SU in juni 1959
het nucleair akkoord tussen China en de SU beëindigde. Dit symboliseerde meteen ook het
einde van de militaire samenwerking tussen beide landen. Volgens de SU was het overbodig
dat China zelf nucleaire wapens zou bezitten. China kon immers rekenen op de militaire
steun van de SU en het produceren van nucleaire wapens zou volgens de USSR de Chinese
economische opbouw enkel vertragen. Hoogstwaarschijnlijk besefte China reeds in 1958 dat
zij niet veel hoop meer moesten vestigen op enige nucleaire hulp vanuit de SU.
De
beslissingen die werden genomen tijdens de conferentie van het Comité voor militaire zaken
van mei tot juli 1958, zijn daar het levende bewijs van. Tijdens het congres haalden de
Maoïsten het van de moderniseerders, wat zich opnieuw uitte in een sterke nadruk op
mankrachten en niet op wapens. De CCP besloot pas kernwapens te produceren als China
daar zelf de technologie voor had. Dit hield in dat China eerst zo rap mogelijk zijn economie
wou moderniseren (dit resulteerde in de Grote Sprong Voorwaarts) zodat men voldoende
ontwikkeld was om zelf nucleaire wapens te produceren. Bovendien wou men in het vervolg
tevens op militair vlak niet te veel op de SU, maar wel op de eigen revolutionaire ervaringen
van de CCP, steunen208.209
In 1963 ontstond tussen beide landen een publieke uitwisseling van kritieken aangaande
de problematiek van de nucleaire wapens. China verweet de CPSU dat die eigenlijk nooit de
206
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.155-60.
Alfred D. Low, The Sino-Soviet Dispute: An Analysis of the Polemics, Madison, New Jersey, Fairleigh Dickinson
University Press, 1976, pp.15-32.
208
In Zijn speech op de conferentie van het comité voor militaire zaken op 28 juni 1958 stelde Mao Zedong dat
“We defeated Chiang Kai-shek, Japanese imperialism, American imperialism. We have rich experience, more
than the Soviet Union. We should not regard our own experience as worthless. This is wrong. *…+ It is most
important that in studying the advanced experience of the Soviet Union, we should combine it with our own
independent creative achievements. The universal truth of Marxism must be combined with Chinese practice.
We must not eat pre-cooked food. If we do we shall be defeated.” Uit: Stuart Schram (uitg.), Chairman Mao
Talks to the People: Talks and Letters: 1956-1971, New York, Pantheon Books, 1974, pp.128-9. Uit zijn speech
werd duidelijk dat China voortaan militair onafhankelijk wou zijn en op de eigen militaire kracht wou steunen.
209
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5.
207
56
intentie had gehad om hun nucleaire wapens met China te delen. Volgens de CCP, gebruikte
de SU het nucleair akkoord reeds vanaf het begin als middel om China militair te controleren
en te domineren. In ruil voor nucleaire hulp, wou de SU het Chinese wapenarsenaal immers
zelf blijven beheersen en werd er vanuit de SU aangedrongen op een gezamenlijke SinoSovjet-vloot langs de kusten van China.210 Bovendien beschuldigde China Chroesjtsjov van
het beëindigen van het nucleair akkoord met het oog op de nakende vredesgesprekken met
de VS. Volgens Mao wou Chroesjtsjov vermijden dat China zelf nucleaire wapens zou maken
om bij president Eisenhower op een goed blaadje te staan.211
Een volgend militair discussiepunt kristalliseerde zich rond de ontwapeningsgesprekken
tussen de landen met nucleaire macht. In augustus 1962 ging de SU akkoord met het
Amerikaanse voorstel dat de landen met nucleaire macht deze niet meer zouden delen met
andere landen en dat de landen zonder nucleaire macht er niet meer naar op zoek zouden
gaan. China verzette zich hier tegen en stelde duidelijk dat de Sovjet-Unie niet kon tussen
komen in de Chinese soevereiniteit en bijgevolg niet kon bepalen dat China geen nucleaire
wapens meer mocht produceren.212 Op 25 juli 1963 ondertekenden de Sovjet-Unie, GrootBrittannië en de Verenigde Staten een gedeeltelijk Kernstopverdrag, wat inhield dat deze 3
landen er zich toe verbonden om geen nucleaire tests in de atmosfeer, onder water of in de
ruimte uit te voeren. China was een sterke tegenstander van dit verdrag.213 Peking zag dit
verdrag immers als een poging van de 3 landen met nucleaire macht om hun nucleaire
monopolie te consolideren. Aangezien het verdrag enkel het testen en niet het produceren
en opslaan van de nucleaire wapens verbood, zou dit volgens Mao niet leiden tot een echte
vrede, want daarvoor zouden ook alle bestaande wapens moeten vernietigd worden.214
Bovendien kwam volgens Peking oorlog niet voort uit de aanwezigheid van wapens en leidde
ontwapening dus niet automatisch tot vrede. China vertrouwde het imperialistische kamp
nog steeds niet, en zag in deze ontwapeningsgesprekken bijgevolg een valstrik waardoor de
kans op oorlog juist nog toenam. China stond nu voor de keuze, ofwel legden ze zich neer bij
het verdrag en onderwierpen ze zich op deze manier aan de SU, ofwel probeerden ze toch
210
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.102-5.
“Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15, 1963: A comment on the Soviet
Government’s Statement of August 3”, Peking Review, No.33, 16 augustus, 1963, pp.7-15.
212
“Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15”, pp.7-15.
213
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.184-6.
214
“Statement of the Chinese Government on July 31, 1963: Advocating the Complete, Thorough, Total and
Resolute Prohibition and Destruction of Nuclear Weapons, Proposing a Conference of the Government Heads
of All Countries of the World.”, Peking Review, No.31, 2 augustus, 1963, pp.7-8.
211
57
zelf nucleaire wapens te ontwikkelen waardoor ze waarschijnlijk de wereldopinie tegen zich
zouden krijgen.215
5.2. De tweede crisis in de straat van Taiwan.
Op het einde van de conferentie van het comité voor militaire zaken van de CCP, op 23 juli
1958, startte de CCP een campagne voor de bevrijding van Taiwan. De nieuwe Chinese
strijdlust alarmeerde Chroesjtsjov, die een week later, op 31 juli, reeds een ongepland
bezoek bracht aan Peking.
Het communiqué, dat na de bijeenkomst tussen Mao en
Chroesjtsjov werd opgesteld, bleef heel vaag en vermeldde de Taiwanese kwestie niet.
Midden augustus startte de CCP reeds een nieuwe propagandacampagne omtrent de
bevrijding van Taiwan.216 De verschillen tussen beide landen aangaande hun buitenlandse
tactiek, zouden snel naar boven komen in de nakende crisis in Taiwan. China wou haar eigen
staatssoevereiniteit beschermen en weigerde zich neer te leggen bij een tweede China op
Taiwan. Daarom startte China op 23 augustus 1958 bombardementen op de eilandengroep
Quemoy, die een brug vormde naar Taiwan.217
Mao zag de crisis in de straat van Taiwan als een Chinese, interne aangelegenheid waarin
China snel de overwinning zou behalen. Hij vond het dus niet nodig om de SU vooraf over
deze kwestie te consulteren. Chroesjtsjov was zich echter bewust van de Amerikaanse
militaire aanwezigheid en vreesde dat het lokale conflict zou uitgroeien tot een wereldoorlog
tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De Chinese actie stond volgens hem lijnrecht
op het gematigde beleid van de USSR dat trachtte de internationale gespannen situatie te
ontspannen.218 Aanvankelijk publiceerde de Sovjet-Russische pers bitter weinig over het
conflict in Quemoy. Een eerste reactie vanuit de SU vermeldde dat de SU de nodige morele
en materiële steun zou leveren aan China, maar elke referentie naar specifieke militaire hulp
bleef uit. Het is pas nadat Zhou Enlai op 6 september bereid was om te onderhandelen met
de VS, dat de SU duidelijk stelde dat ze Peking zouden steunen.219
215
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.27-30.
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.89-91.
217
Gan Huiyun, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi”, pp.74-75.
218
Allen S. Whiting, “The Sino-Soviet Split”, pp.486-93.
219
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.206-17.
216
58
Op 7 en 19 september 1958 zond Chroesjtsjov twee brieven naar president Eisenhower die
een duidelijkere steun aan China onderschreven. In de eerste brief benadrukte Chroesjtsjov
dat een aanval op China tegelijk een aanval op de SU betekende. Desondanks viel nog
steeds nergens uit op te maken dat de regering van de SU bereid was om zijn nucleaire
wapens in te zetten om haar Chinese bondgenoot te helpen.220 In de tweede brief verwees
Chroesjtsjov wel expliciet naar het Sino-Sovjet-verdrag221 en de bijbehorende verplichtingen.
Hier gebruikte hij sterkere taal wanneer hij benadrukte dat het conflict een wereldoorlog
zou kunnen veroorzaken die het Amerikaanse volk de dood zou injagen.222 Het is duidelijk
dat Chroesjtsjov een middenweg wou bewandelen. Enerzijds wou hij China de indruk geven
dat hij hen volledig steunde, anderzijds wou hij de vriendschappelijke betrekkingen met de
VS niet opgeven, waardoor hij China niet volledig vrij kon laten.223
De crisis in Quemoy was op vele gebieden een test. Voor het eerst werd duidelijk hoe ver
de VS bereid was te gaan en belangrijker nog, in welke mate de SU China zou steunen. Beide
partijen trokken tevens hun conclusies uit de voorafgaande gebeurtenissen. Chroesjtsjov
begon stilaan te beseffen dat het delen van nucleaire wapens met Mao gevaarlijke gevolgen
kon hebben.
Hij vreesde dat de SU China mee zou sleuren in een verwoestende
wereldoorlog. Waarschijnlijk speelden de gebeurtenissen in Quemoy een belangrijke rol in
het beëindigen van het nucleair akkoord tussen China en de SU. China trok eveneens zijn
conclusies uit de gebeurtenissen. De CCP begon de waarde van het Sino-Sovjet-verdrag in
vraag te stellen en benadrukte vooral de eigen militaire macht, onafhankelijk van de SU.224
220
N.S. Chroesjtsjov, “Extracts from the Letter from N.S. Khrushchev to President Eisenhower Regarding the
Taiwan Straits Crisis, 7 september 1958” in John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.324-6.
221
Cf. sectie 2.2.
222
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.89-91.
223
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.206-17.
224
Ibid.
59
6. Strijd om het ideologische
leiderschap van de communistische
wereld.
6.1. De persoonlijke rol van Mao Zedong en Nikita Chroesjtsjov in het
conflict.
In elk conflict is het belangrijk om de rol en de persoonlijkheid van de leiders van de
betrokken landen nader te onderzoeken. Aangezien het grootste en belangrijkste deel van
het dispuut tussen China en de USSR plaats vond tijdens de regimes van Mao en Chroesjtsjov,
concentreer ik me eerst en vooral op hun persoonlijke rivaliteit.
Alhoewel niet elk
discussiepunt van het volledige conflict kan toegeschreven worden aan een persoonlijke
tegenstelling tussen Mao en Chroesjtsjov, is het toch belangrijk om niet uit het oog te
verliezen dat zowel China als de SU gecentraliseerde staten waren waar de leiders veel
macht hadden en het politieke beleid van het land bijgevolg deels overeen kwam met de
persoonlijke visie van de leiders.225 Als politici hadden Mao en Chroesjtsjov nochtans veel
gelijkenissen. Beide leiders waren afkomstig van het platteland, hadden ongeveer dezelfde
leeftijd en hielden van het creëren van nieuwe ideeën.
Beide mannen waren echter
vastberaden en niet bereid om snel toegevingen te doen aan de andere partij. Op het einde
van de jaren 1950 en het begin van de jaren 1960 zou echter blijken dat er eveneens grote
verschillen bestonden in de ervaringen en karakters van Mao en Chroesjtsjov.
Deze
verschillen uitten zich geleidelijk aan in wederzijdse kritiek en persoonlijke vijandigheid die
de relatie tussen China en de SU enkel nog verder aantastte.226
Doorheen de geschiedenis van de CCP ontstonden er verschillende malen tegenstellingen
tussen de internationalisten, die voorstander waren van een samenwerking met de SU en de
traditionalisten, die liever een eigen onafhankelijke koers voeren. Mao had vanaf het
oprichten van de Chinese Communistische Partij altijd voor een meer onafhankelijke politiek
225
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.61-77.
Wang Changpei 王昌沛, “Mao Zedong, Heluxiaofu de geren chongtu yu zhong su guanxi polie 毛泽东,赫
鲁晓夫的个人冲突与中苏关系破裂” (“Het persoonlijk conflict tussen Mao Zedong en Chrusjtsjev en de breuk
in de vriendschappelijke relatie tussen China en de SU”), Yanshan daxue xuebao 燕 山 大 学 学 报
(“Wetenschappelijk tijdschrift van de universiteit van Yanshan”), Vol.8, No.4, 2007, 83-84.
226
60
gekozen die de Chinese belangen boven die van Moskou plaatste.227 Volgens Mao kon
niemand, zeker de SU niet, beter begrijpen hoe de situatie in China in elkaar zat dan de
Chinezen zelf. Reeds in 1931 vreesde Stalin dat de CCP te onafhankelijk zou worden en nam
hij maatregelen om de Chinese partij onder strikte controle van de USSR te brengen. In
januari 1931 stelde hij een groep studenten die in Moskou gestudeerd hadden aan als
leiders van de CCP. Terwijl het wantrouwen tussen Mao en Stalin groeide, bleef Mao zich
kanten tegen de Sovjet-Russisch georiënteerde factie binnen de CCP. Mao nam het Stalin
kwalijk dat hij de Chinese revolutie had proberen te verhinderen en vond dat de SU te weinig
steun had gegeven aan de Chinese communisten tijdens de burgeroorlog. Bovendien was
Mao niet tevreden met het ongelijk verdrag dat de SU in 1950 aan China had
opgedrongen.228
Ondanks de spanningen tussen Mao en Stalin en hun wederzijds wantrouwen, was er
tijdens Stalins regime nog geen sprake van een breuk in de relatie tussen China en de SU.
Hoogstwaarschijnlijk handelden beide landen in het begin van de jaren 1950 nog
voorzichtiger, aangezien ze elkaar allebei nodig hadden. De nieuwe volksrepubliek was nog
maar pas gesticht en had dringend nood aan economische hulp. Wanneer China begreep
dat het die niet van het Westen zou krijgen, wendden ze zich naar de SU. Stalin van zijn kant
wou China zeker niet in de richting van de VS duwen, en handelde daarom uiterst voorzichtig.
Stalin oordeelde dat hij beter niet te agressief de eigen Sovjet-Russische belangen
nastreefde, maar ook rekening hield met China. Bovendien had Stalin veel diplomatieke
ervaring en was hij van nature uit voorzichtiger in de omgang. Ondanks zijn fouten zag de
CCP Stalin als dé leider van de internationale communistische beweging die een grote
invloed had uitgeoefend op de Chinese revolutie. Voor hen was Stalin de enige echte
opvolger van Marx, Lenin en Engels. Mao erkende Stalin als leider, waardoor er tussen beide
leiders sprake was van een vorm van wederzijds respect.229
227
In 1930 koos Mao reeds voor de revolutionaire strijd, met o.a. aanvallen op Wuhan. De SU was daar toen
echter geen voorstander van omdat het vreesde dat dit een oorlog met Japan zou uitlokken. Het feit dat Mao
toen al het advies van de SU negeerde toonde duidelijk dat hij de eigen Chinese belangen boven die van de SU
plaatste. Cf. Donald S. Zogaria, “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, Pacific Affairs, No.2, 1974, pp.139-153.
228
Donald S. Zagoria, “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, 139-153. Voor de historische wrijvingen tussen
Mao en Stalin, cf. hoofdstuk 2 van deze scriptie.
229
Pu Guoliang 蒲国良, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen 赫鲁晓夫主政开启中苏争
吵的大门” (“Het aan de macht komen van Chroesjtsjov opende de deur van het Sino-Sovjet dispuut”),
Shangqiu shifan xueyuan xuebao 商丘师范学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de lerarenacademie in
Shangqu”), Vol.24, No.10, 2008, pp.3-4.
61
Na de dood van Stalin in 1953, veranderde de situatie echter drastisch. Ondertussen had
het nieuwe Chinese regime tijd gehad om zich te consolideren en was hun prestige gestegen
na hun deelname aan de oorlog in Korea. China wou de SU duidelijk maken dat ze geen
enkele tussenkomst in hun interne aangelegenheden meer zouden dulden en dat ze niet
akkoord gingen met de ongelijkheden in het vriendschapsverdrag tussen China en de USSR.
De SU begon te vrezen dat China op lange termijn een bedreiging zou vormen en wou dit ten
aller tijde vermijden.
Chroesjtsjov schoot echter tekort in de terughoudendheid en
diplomatieke ervaring die Stalin had in de omgang met China. Bovendien had Chroesjtsjov,
zowel in de SU als in de internationale communistische beweging, veel minder autoriteit dan
zijn voorganger.230 Na de dood van Stalin begon Mao, die zichzelf zag als de Aziatische Marx,
zich tevens geleidelijk aan op te werpen als de nieuwe ideologische leider. Hij vond dat
hijzelf de enige legitieme opvolger van Stalin was en zelf kon bepalen wie wel en wie niet
een zuivere marxist-leninist was. Terwijl Mao de reputatie van theoreticus genoot, stond
Chroesjtsjov binnen de communistische beweging bekend als pragmatist. Het marxismeleninisme schonk altijd al veel aandacht aan theorie, wat Mao bijgevolg een hogere status
opleverde.231
Op het einde van de jaren 1950 begon de persoonlijke rivaliteit tussen Mao en Chroesjtsjov
een belangrijke rol te spelen in het conflict tussen China en de USSR. Geleidelijk aan
begonnen beide landen de leider van het andere land als grootste vijand te zien. China zag
Chroesjtsjov als een bureaucraat die geen enkele interesse toonde in de theorie van het
marxisme-leninisme. Volgens de CCP had Chroesjtsjov door het revisionistische pad in te
slaan, de ware revolutie verraden. Ze vonden hem onbekwaam om de internationale
communistische beweging, die hij had geërfd van Stalin, te leiden.
De Sovjet-Unie
ontwikkelde ook van haar kant een persoonlijke afkeer van Mao Zedong. Volgens de CPSU
was Mao een fanatiekeling die enkel een zuivere marxistisch-leninistische theorie nastreefde,
zelfs al was dit ten koste van het Chinese volk.232 Kortom, in de ogen van China was
Chroesjtsjov een rechtse dissident, de SU zag Mao echter als een linkse dissident.233
230
Pu Guoliang, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen”, pp.3-4.
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20, 106-9.
232
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-14.
233
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.152-4.
231
62
6.2. De strijd om het leiderschap van het communistische blok.
Aangezien Mao zichzelf als de nieuwe Aziatische Marx zag, vond hij dat de Chinese
revolutie een nieuwe modelfunctie had gekregen. Met zijn sinificatie van het marxismeleninisme, later bekend als het maoïsme, wilde Mao een voorbeeld stellen voor de revolutie
in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het duurde echter niet lang voor er tussen beide leiders
discussie ontstond over de strategie en de timing die moesten gehanteerd worden in de
revoluties in deze gebieden. Deze discussies mondden uiteindelijk uit in een machtsstrijd
tussen China en de SU voor invloed over de nieuw onafhankelijke landen uit de derde wereld.
Tevens ontstond er rivaliteit voor de controle over de communistische partijen over de hele
wereld.234
6.2.1. Verschillende strategieën aangaande de ontwikkelingslanden.
Beide landen waren het eens dat de wereld voorbestemd was om communistisch te
worden, het hoe en het wanneer zorgde echter nog voor veel discussies. Chroesjtsjov
beschouwde Europa nog steeds als eerste en belangrijkste doel. Volgens hem was het
belangrijk zich eerst te focussen op de revolutie in Europa, nadien zouden de
ontwikkelingslanden uit zichzelf volgen. China daarentegen wou eerst en vooral de revolutie
aanwakkeren in Afrika en Azië omdat ze dachten dat ze daar meer kans maakten om de
revolutie te leiden. De CCP vond dit de ideale gelegenheid om op deze manier haar macht
en invloed over de derde wereld te verspreiden.235
De grootste onenigheid tussen China en de SU aangaande de derde wereld concentreerde
zich rond de bereidheid van beide landen om de revoluties in de onderontwikkelde landen te
steunen.
China vond dat de communistische beweging ten aller tijde de nationale
bevrijdingsstrijd in de kolonies moest steunen en dat de SU dit te weinig deed. Volgens de
CCP ging deze bevrijdingsstrijd tegen de buitenlandse dominantie vaak gepaard met een
burgeroorlog tegen de binnenlandse uitbuiters, waardoor men met één oorlog de macht van
234
235
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.245-6.
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.13-20.
63
beide groepen kon vernietigen.236 Bovendien was het volgens Mao de taak van de volledige
communistische beweging om alle proletariërs te helpen in hun strijd tegen het imperialisme.
Hij benadrukte dat het nieuwe beleid van vreedzame co-existentie hem niet zou
weerhouden van een actieve deelname in de internationale proletarische strijd.
Een
revolutionaire geest was de kern van het marxisme-leninisme en moest bijgevolg
gecultiveerd worden onder de massa.237
De Sovjet-Unie vond echter dat onderhandelingen voordeliger waren voor de
wereldrevolutie dan oorlog. Chroesjtsjov was overtuigd dat een afwachtende en neutrale
houding enkel in het voordeel van de communisten kon spelen. Volgens hem was het de
economische strijd met het Westen die uiteindelijk de eindoverwinning zou bepalen,
waardoor het nutteloos werd om grote risico’s te nemen op militair vlak. 238 Volgens
Chroesjtsjov was het Chinese idee om de revolutie te exporteren tevens onmogelijk. De
proletarische revolutie mocht dan wel wereldwijd zijn, aangezien geen enkel land identiek
was aan elkaar, kregen de revoluties toch in elk land hun eigen karakteristieken.
Chroesjtsjov opperde dat een revolutie moest voortvloeien vanuit de contradicties binnen
een land en niet gestart kon worden vanuit het buitenland. Hiermee wilde hij duidelijk
maken dat hoe sterk men de revolutie in de derde wereld ook steunde en aanwakkerde, het
toch de mensen zelf waren die de directe aanzet moesten geven.239
Opnieuw was Chroesjtsjov niet tevreden met de in zijn ogen overhaaste en militante
ideeën van Peking. Volgens de SU zou te veel steun aan de revolutionaire bewegingen in de
derde wereld de rivaliteit met het Westen versterken. Chroesjtsjov vreesde nog steeds dat
een lokaal conflict in de derde wereld snel kon uitgroeien tot een oorlog tussen de twee
grootmachten, de SU en de VS. Volgens China zou de communistische steun aan de
revoluties in de onderontwikkelde landen, het imperialistische kamp daarentegen
verzwakken en op deze manier zorgen voor meer vrede. De CCP vond bijgevolg dat de derde
wereld zich moest blijven wapenen tegen de imperialisten en kolonisten en verzette zich
236
Mao verwees hier terug naar de communistische burgeroorlog tegen de Guomindang, waarvan de ideologie
eigenlijk zei dat de Guomindang een instrument van de imperialisten was. Daardoor creëerde men tegelijk een
burgeroorlog tegen de binnenlandse oppositie en een nationale bevrijdingsoorlog tegen de buitenlandse
onderdrukkers. Cf. John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.115-9.
237
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.84-89, pp.107-10.
238
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.166-9, 252-4.
239
John Yin, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, pp.107-10.
64
tegen de ontwapeningspolitiek van de SU.240 Bovendien vond China de beschuldigingen van
de SU dat zij een wereldoorlog aan het veroorzaken waren onterecht. Volgens Mao was het
gewoon onmogelijk om een revolutie in een land in crisis tegen te houden. Bovendien stelde
hij dat het belangrijk was een onderscheid te maken tussen juiste en onjuiste oorlogen. De
nationale bevrijdingsoorlogen behoorden tot de eerste categorie en waren bijgevolg
gerechtvaardigd, wie ze ook begon. 241
Peking vond het de taak van de volledige
communistische beweging om het volk in een rechtvaardige revolutionaire oorlog te steunen
en de eventuele betrokkenheid van de VS bracht daar geen verandering in. Chroesjtsjov gaf
in de ogen van Mao veel te weinig steun aan de revoluties in de derde wereld en stelde de
belangen van de USSR boven de belangen van de wereldwijde revolutie.242
Het beste voorbeeld van de tegenstelling tussen China en de USSR aangaande de derde
wereld vinden we terug in de Algerijnse kwestie. De oorlog in Algerije was een typisch
voorbeeld van een koloniale oorlog waarin de Algerijnen streden voor onafhankelijkheid.243
China was vanaf het begin bereid om militaire en materiële hulp te geven en erkende reeds
in 1958 de revolutionaire regering, het FLN244. De SU daarentegen, wou enerzijds de
revolutie zo veel mogelijk verspreiden, maar anderzijds wou het een goede relatie met
Frankrijk behouden. Terwijl China resoluut de kant van de revolutionairen koos, probeerde
de SU voorzichtig een middenweg te bewandelen in de hoop dat onderhandelingen tussen
Frankrijk en het FLN de oorlog tot een einde brachten. Mao wou met de Algerijnse oorlog
als symbool, de SU echter overtuigen dat koloniale volkeren zich niet zonder geweld konden
bevrijden.245
Naast het starten en steunen van de revoluties in de derde wereld, bestond er tevens grote
onenigheid over het verloop van de revolutie. China vond dat de SU te westers was om de
240
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.68-74.
Mao verwees opnieuw naar Lenin die verschillende malen gezegd had dat het socialisme zich niet zomaar
tegen elk gewapend conflict kon verzetten, omdat de revolutionaire oorlogen gerechtvaardigd waren. Lenin
stelde dat “Socialists cannot, without ceasing to be socialists, be opposed to all war. Firstly, socialists have
never been, nor can they ever be, opposed to revolutionary wars.” Uit: V. I. Lenin, Selected Works in Three
Volumes, Vol.1, p.740.
242
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.159-68.
243
In 1954 startte Algerije zijn revolutie voor onafhankelijkheid onder leiding van het FLN. Frankrijk, dat nog
maar net Vietnam als kolonie had verloren, was echter niet bereid om Algerije zomaar op te geven. Uiteindelijk
werd het FLN verslagen tijdens de slag bij Algiers. Pas in 1962, zou president De Gaulle de Algerijnse
onafhankelijkheid verklaren. Cf. Wayne C. Williams en Harry Piotrowski, The world since 1945, p.137-42.
244
De revolutie in Algerije werd geleid door het FLN (Front de liberation nationale) dat gebruik maakte van
wrede en terroristische methodes om zich te bevrijden van de Franse onderdrukking. Cf. Wayne C. Williams en
Harry Piotrowski, The world since 1945, p.140.
245
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.270-276.
241
65
revolutie in de onderontwikkelde regio’s te leiden en verwees hierbij naar Stalins mislukking
tijdens de Chinese revolutie. De CCP zag zichzelf als voorbeeld voor de revolutie in Azië en
Afrika en wou daarom voornamelijk de ervaringen van hun eigen revolutie projecteren op
deze gebieden. Volgens de CCP moesten de communisten in de derde wereld zich eerst
landelijk organiseren, om later vanuit het platteland de steden te omcirkelen,
guerrillatechnieken dienden een belangrijk onderdeel van de strijd uit te maken en boeren
en arbeiders moesten de handen in elkaar slaan. 246 De SU gaf toe dat de communistische
wereld waardevolle lessen had kunnen trekken uit de Chinese revolutie maar vond niet dat
het daardoor een uniek model werd voor de andere onderontwikkelde landen. Verder
discussieerden China en de SU over de vraag of de communisten in de derde wereld beter
samenwerkten met de nationalisten of niet. Mao vond dat een tijdelijke samenwerking
tussen communisten en nationalisten nuttig kon zijn voor het slagen van de revolutie, maar
dat de communisten nooit volledig de macht mochten uit handen geven. Volgens hem bleef
het gevaar bestaan dat de nationalisten, eens ze sterk genoeg waren, zich tegen de
communisten zouden keren.247 De CCP was op dat vlak veel voorzichtiger dan de SU en
dacht nog steeds terug aan hun eigen slechte ervaringen met de Guomindang. De SU vond
echter dat de communisten in de derde wereld beter samenwerkten met de nationalisten,
omdat ze anders geïsoleerd konden worden van de revolutie. Zeker indien de nationalisten
een neutrale buitenlandse politiek volgden, kon een alliantie enkel voordelig zijn voor de
communisten. Volgens de CPSU schatte Mao de nationale bourgeoisie verkeerd in en
hoefden ze niet altijd slecht te zijn.248
246
De CCP wilde dus de elementen uit hun eigen revolutie overplaatsen naar de revoluties in de derde wereld.
Hun theorie om zich eerst op de derde wereld te richten en dan pas op de rest van de wereld, maakte hier
eigenlijk ook deel van uit. Deze theorie was te vergelijken met de theorie om vanuit de landelijke
achtergelegen gebieden de ontwikkelde steden te veroveren, die ze in hun revolutie zelf hadden gebruikt. Cf.
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.56-61, pp.68-74.
247
Mao deelde deze mening al in 1939 met de Indiase communist Roy. Volgens hen mochten de communisten
nooit het proces volledig uit handen geven. Cf. Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.24651.
248
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.246-54.
66
6.2.2. Polarisatie van de communistische wereld.
Tot voor 1953 was er maar één bron van macht en autoriteit voor de volledige
communistische beweging en die lag bij Stalin. Desondanks waren er soms discussies en
konden de verschillende partijen niet altijd aanvaarden dat ze hun eigen belangen moesten
onderschikken aan die van de SU. Het verzet tegen de ultieme macht van de SU en de CPSU
in de internationale beweging gebeurde echter slechts sporadisch en ongeorganiseerd. Na
de dood van Stalin in 1953, begon China, onder leiding van Mao, geleidelijk aan een eigen
machtsbasis te vestigen en te wedijveren met de autoriteit van de SU.
Beide landen
opperden dat hun versie van het marxisme-leninisme de enige juiste versie was. De periode
dat de communistische beweging door één enkele leider gedomineerd werd, was
afgesloten.249
Reeds vanaf 1954 werden de eerste tekenen van de stijgende rivaliteit tussen China en de
SU in Azië merkbaar. China was vastbesloten om vriendelijke relaties aan te gaan met de
Aziatische landen en hoopte zo haar invloed in het continent te vergroten. De bezoeken
tussen Mao en Nehru, de Indiase premier, en de daaropvolgende vriendschappelijke relaties
waren daar een perfect voorbeeld van. Op de Bandung-conferentie250 in april 1955 werd
echter voor het eerst echt duidelijk dat China een leiderspositie in Azië ambieerde. Op deze
conferentie van Aziatische en Afrikaanse staten, waarin er van de SU geen sprake was,
speelde Zhou Enlai een belangrijke rol. Belangrijk was dat China toonde dat het zonder een
erkenning in de Verenigde Naties en zonder hulp van de SU toch iets kon betekenen op
wereldvlak. De SU was bang dat China geleidelijk aan de bovenhand zou halen op het
Aziatische continent en startte een tegenoffensief. Eind 1955 maakte Chroesjtsjov reeds een
tocht door Azië waarbij hij met zoveel mogelijke Aziatische leiders persoonlijke banden en
vriendschappelijke relaties wilde vestigen door hen onder andere economische hulp te
beloven. De Sovjet-Russische pers besteedde veel aandacht aan Chroesjtsjovs reis, wat hem
veel positieve publiciteit opleverde. Toch was het voor hem onmogelijk om dezelfde indruk
als Mao na te laten, aangezien hij zelf geen Aziaat was. 251
249
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.1-3.
In 1955 kwamen de leiders van verschillende landen in Azië en Afrika voor de eerste maal samen voor een
Afro-Aziatische conferentie in Bandung, in Indonesië. De conferentie gaf in de eerste plaats kritiek op het
kolonialisme en benadrukte de onafhankelijkheid van elk land. Cf. Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski,
The World since 1945, p.250.
251
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.17-31.
250
67
De rivaliteit in Azië bereikte haar hoogtepunt in 1960. Beide leiders deden hun best om
zoveel mogelijk vriendschappelijke relaties met leiders in de onderontwikkelde gebieden aan
te gaan en tevens lokale communistische partijen in deze gebieden te vestigen. Zowel Mao
als Chroesjtsjov hoopten op deze manier zoveel mogelijk landen en partijen achter zich te
scharen.252 Van 11 februari tot 5 maart 1960 reisde Chroesjtsjov opnieuw doorheen het
Aziatische continent om de vriendschapsbanden met de Aziatische landen te versterken. In
veel gevallen mondde dit uit in het verhogen van de economische hulp aan het betrokken
land. Op dit vlak was China zeker benadeeld aangezien het de economische hulp die de SU
te bieden had niet kon evenaren. Desondanks bleef China wedijveren met de SU om zoveel
mogelijk vriendschappen te sluiten met landen uit de derde wereld, voornamelijk met de
recent onafhankelijk geworden staten.253
De machtsstrijd tussen China en de SU reikte echter verder dan de derde wereld. Vanaf
1960 probeerden beide leiders ook in de internationale communistische beweging en zelfs
daarbuiten zoveel mogelijk partijen en landen aan hun kant te krijgen. De Chinese leiders
wilden van elke communistische bijeenkomst gebruik maken om hun stempel te drukken op
het nieuwe internationale beleid dat de communistische landen zouden aannemen. De CCP
begon vanaf 1960 in elk internationaal orgaan waar ze een stem hadden en op elke
internationale bijeenkomst hun stem te laten horen en die van de CPSU tegen te spreken. 254
De SU, die zich bewust werd van de groeiende Chinese macht, wou alles doen om de eigen
leiderspositie te behouden. Bijgevolg ging ook de CPSU op zoek naar steun bij andere
partijen. Dit leidde uiteindelijk tot het opsplitsen van heel wat communistische partijen in
Azië, Afrika en Latijns-Amerika. In heel wat landen was er sprake van een strijd tussen de
pro-Sovjet en de pro-Chinese fracties binnen de communistische partij, zoals bijvoorbeeld in
India.255 Het duurde bijgevolg niet lang eer beide partijen elkaar van fractionele activiteiten
beschuldigden.256
De eerste tekenen van de polarisatie van de communistische wereld werden duidelijk op
de Moskou-conferentie in november 1960.
Van 11 tot 25 november kwamen de
252
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.85-100.
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.78-95, pp.130-42.
254
Zo verliep het bijvoorbeeld op een conferentie van de raad voor wereldvrede in Stockholm in 1961. Hier
probeerden zowel China als de SU zoveel mogelijk landen achter zich te krijgen. De SU benadrukte vooral de
ontwapening en China de nationale bevrijding. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.193-5.
255
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.266-8.
256
De eerste maal dat de SU de CCP van fractionele activiteiten beschuldigde, was tijdens de Bucharestconferentie. Cf. David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.96-109.
253
68
vertegenwoordigers van 81 communistische partijen van over de hele wereld samen om hun
beleid terug op 1 lijn te brengen. Onverwachts maakte deze conferentie duidelijk hoeveel
aanhang zowel China als de SU konden genieten. Terwijl China op de steun van Azië
(behalve India, dat door de vele conflicten met China resoluut de kant van de USSR koos) kon
rekenen, had de SU de meeste partijen van Europa, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten
achter zich.
Het was en is echter nog steeds niet mogelijk om zo een eenduidige
scheidingslijn te trekken. Heel wat partijen opperden dat zij noch de Chinese, noch de
Sovjet-Russische kant verkozen en dat zij een eigen onafhankelijke koers volgden.
Desondanks was het heel moeilijk om binnen de internationale communistische beweging
volledig onafhankelijk te zijn, de meeste partijen neigden toch eerder naar één van de twee
partijen. 257 Op het einde van de conferentie stelden alle partijen een gezamenlijke
verklaring op. De vaagheid en ambiguïteit van het document zorgden ervoor dat de SU en
China het elk verschillend konden interpreteren, waardoor er van een compromis in feite
geen sprake was. Aangezien een aantal elementen uit het document duidelijk aanleunden
bij de Chinese visie, was het duidelijk geworden dat de SU niet langer unilateraal de
beslissingen van de volledige internationale beweging kon nemen.258
Tijdens bijna elke conferentie in de daaropvolgende jaren stapelden de verwijten tussen de
aanhangers van beide partijen zich op. Omstreeks 1966 had bijna elk West-Europees land
een eigen pro-Chinese communistische groep, al stelt de vraag zich hier wel of de CCP ook
direct verbonden was met de oprichting van deze partijen in West-Europa. 259 De Chinese
leiders vonden het ontstaan van pro-Chinese fracties over de hele wereld een logisch gevolg
van het dispuut tussen China en de SU. Volgens hen was het onvermijdelijk, indien de
communistische partij van een land een revisionistische lijn aannam, dat een nieuwe
revolutionaire partij ontstond die de zuivere marxistisch-leninistische theorie volgde.260 De
SU ging hier niet mee akkoord en beschuldigde China van het opzettelijk splitsen van alle
257
Polen, Hongarije, Italie, Zweden en GB volgden een min of meer onafhankelijk lijn. Ook Indonesië, NoordKorea en Noord-Vietnam opperden dat zij neutraal waren, maar hier was toch een lichte voorkeur voor China
merkbaar. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.144-6.
258
Het document stelde bijvoorbeeld dat de vreedzame transitie in een aantal kapitalistische landen mogelijk
was, wat aanleunde bij de visie van de CPSU. Verderop stelde het document echter dat men ook moest
rekening houden met een kans op een niet-vreedzame transitie. Hierin kwam duidelijk de mening van China
naar voren. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.144-6.
259
In België werd de pro-Chinese fractie in de communistische partij in december 1963 gesticht door Jacques
Grippa. Cf. John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.63-66.
260
Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The leaders of the C.P.S.U. are the Greatest Splitters of
Our Times”, pp.5-21.
69
communistische partijen.
Volgens de CPSU ondermijnde China op deze manier de
organisatorische eenheid van de internationale communistische beweging.261
Het was duidelijk dat er in die tijd over elk issue zowel een Chinese als een Sovjet-Russische
visie bestond. Desondanks zou het te simplistisch zijn om de communistische wereld op te
delen in een Chinees en een Sovjet-Russisch kamp. Aangezien heel wat partijen zich ergens
tussenin de twee uitersten van China en de SU bevonden, zou het beter zijn te spreken van
een policentrische trend in de communistische wereld.
Aangezien China het
communistische land met de grootste bevolking was, kon China waarschijnlijk ook het
meeste mensen achter zich scharen.
Wanneer men echter het aantal steunende
communistische partijen bekijkt, dan bevond China zich duidelijk in een minderheidspositie.
Het was in elk geval zeker dat China zich in de komende jaren van het conflict geen zorgen
moest maken om in een geïsoleerde positie terecht te komen.262
6.2.3. Yoegoslavië en Albanië.
Het ontstaan van een pro-Sovjet-Russische en een pro-Chinese fractie binnen de
internationale communistische beweging werd het best geïllustreerd met de positie van
Yoegoslavië en later ook van Albanië. Vanaf het einde van de jaren 1950 verbeterde Josip
Broz Tito, de Yoegoslavische leider, zijn relaties met de SU, terwijl zijn relatie met China
steeds meer spanningen kende. Albanië daarentegen, kende een steeds betere relatie met
China, terwijl de relatie met Chroesjtsjov enkel afkoelde. De onenigheden tussen China en
de SU omtrent de positie en houding van Yoegoslavië gingen echter reeds verder terug in de
tijd. De eerste spanningen tussen de SU en Yoegoslavië waren ontstaan ten tijde van Stalin.
De onafhankelijke weg die Tito wilde bewandelen leidde tot de verbanning van de
Yoegoslavische partij uit de Cominforn263. Eens Chroesjtsjov aan de macht was gekomen,
vreesde hij echter dat de onafhankelijke Yoegoslavische weg te veel andere Oost-Europese
landen zou aantrekken. Hij wou bijgevolg de spanningen uit Stalins tijd wegwerken en de
261
“Against Splitters, for Unity of the Communist Movement”, Partiinaya Zhizn, No.11, juni, pp.8-20. In:
Current Digest of the Soviet Press, No.22, 24 juni, 1964, pp.3-8.
262
Harold C. Hinton, Communist China in World Politics, pp.171-6.
263
De Cominform (communistisch informatiebureau) werd in september 1947 opgericht en in 1956 reeds
ontmanteld. Deze internationale communistische organisatie wou de internationale communistische
solidariteit bevorderen. In 1948 werd de Yoegoslavische communistische partij uit de Cominform gebannen.
Cf. Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/127612/Cominform, geraadpleegd
op 21 mei 2009.
70
relatie met Tito normaliseren. In mei 1955 bezocht Chroesjtsjov Belgrado met het oog op
een mogelijke verzoening met Tito. De resultaten van de gesprekken tussen beide leiders
waren matig. Tito steunde de meeste elementen in het buitenlands beleid van de SU, maar
hij behield tevens een grote onafhankelijkheid aangaande de Yoegoslavische binnenlandse
politiek.264
Na 1955 was de relatie tussen de SU en Yoegoslavië onderhevig aan regelmatige
veranderingen. Terwijl hun relatie in de zomer van 1956 afkoelde, begon ze vanaf de zomer
van 1957 opnieuw te verbeteren. Chroesjtsjov hoopte dat hij Tito zou kunnen overtuigen
om opnieuw toe te treden tot het communistische kamp, aangezien dit een groot succes zou
betekenen voor zijn eigen diplomatieke kunsten. Tito maakte echter al snel duidelijk dat hij
niet van plan was om zich te laten domineren door de SU en weigerde aanwezig te zijn op de
Moskou-conferentie in november 1957. 265 Nadat de conferentie het revisionisme resoluut
had veroordeeld, had Chroesjtsjov geen andere keus dan zich tevens te verzetten tegen het
revisionisme.
In het begin vermeed hij nog de openlijke vermelding van Yoegoslavië,
aangezien hij graag een tweede breuk wou vermijden.
De kritiek van de SU op het
Yoegoslavische revisionisme bleef in elk geval milder dan die van China. China gaf direct
hevige kritiek op Tito’s programma. Volgens Mao was de basis van zijn beleid correct en
moest elk land inderdaad de mogelijkheid krijgen om nationale variaties op het model van
de SU aan te brengen. Tito ging in de ogen van Mao echter te ver en bracht de eenheid van
het communistische kamp in gevaar. Hoe gematigd de kritiek van de SU bleef, hoe sterker
die van China werd. De Chinese pers beschreef Tito als een verrader van het marxismeleninisme en verweet hem dat hij Yoegoslavië in de handen van het imperialisme had
gedreven. Op het einde van 1957 was de trend reeds gezet, Chroesjtsjov raakte steeds meer
bevriend met Tito, Mao werd er steeds meer vijand van.266 Bovendien uitte China ook kritiek
op de SU omdat ze een te zachte positie innamen ten opzichte van Yoegoslavië. Het feit dat
Chroesjtsjov het Yoegoslavische revisionisme verwierp terwijl hij Tito nog steeds als
264
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.17-31.
De verklaring van de Moskou-conferentie stelde dat revisionisme een groot gevaar was en dat een neutrale
positie tussen het imperialisme en communisme in, onmogelijk was. Tito kon deze stellingen moeilijk
aanvaarden en weigerde daarom de Moskou-conferentie bij te wonen of de verklaring te ondertekenen. Cf.
John Gittings, Survey of the Sino-Soviet Dispute, pp.85-86.
266
Donald S. Zagoria, The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961, pp.58-61, pp.176-84.
265
71
kameraad aansprak, was volgens Mao het bewijs dat de SU hoopte dat de relatie met Tito
terug zou verbeteren.267
In het begin van de jaren 1960 werden de vriendschappelijke betrekkingen tussen de SU en
Tito steeds verder uitgebouwd. Chroesjtsjov erkende Yoegoslavië terug als socialistisch land
wat er voor zorgde dat de discussie tussen China en de SU aangaande Yoegoslavië opnieuw
oplaaide. China bleef verwijzen naar de Moskou-verklaringen van 1957 en 1960 waarin
Yoegoslavië veroordeeld werd voor revisionisme. Volgens Mao ging de SU in tegen de
geldende regels uit de verklaring indien Yoegoslavië terug als socialistische staat werd gezien.
Bovendien vond China het onterecht dat de SU exclusief kon beslissen of een land
socialistisch was of niet. Chroesjtsjov benadrukte echter dat Tito en de communistische
partij van Yoegoslavië veranderd waren en hun fouten hadden ingezien. Daardoor was het
in zijn ogen normaal dat ze terug werden toegelaten tot de internationale beweging.268
Ondertussen kende de relatie tussen de SU en Albanië steeds meer spanningen. Tijdens de
Bucharest-conferentie in juni 1960 steunden de Albanese vertegenwoordigers voor het eerst
openlijk de Chinese zijde269 en tijdens de Moskou-conferentie in november 1960 verliet de
Albanese leider, Enver Hoxha 270 , zelfs woedend de zaal.
Sinds maart 1960 begon
Chroesjtsjov de economische druk op Albanië te verhogen.271 Dit zorgde ervoor dat tegen
de zomer van 1961 elke Russische aanwezigheid uit Albanië verdwenen was. De relaties
buiten de economische sfeer koelden tevens drastisch af. Voor het einde van november
1961 haalde Chroesjtsjov de Sovjet-Russische ambassadeur uit Albanië weg en hij
verwachtte dat Albanië hetzelfde deed. Het was in deze situatie dat Albanië in China een
nieuwe bondgenoot vond. Nu de Albanese relaties met de SU, maar ook met de overige
Oost-Europese landen, op een laag pitje stonden, was Hoxha genoodzaakt om ergens anders
267
Whiting, Allen S., “The Sino-Soviet Split”, pp.468-93.
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.153-90.
269
Op de Bucharest-conferentie uitten de Albanese vertegenwoordigers nog geen scherpe aanval op de SU,
maar het werd duidelijk dat ze op een aantal punten de Chinese visie steunden. Vooral aangaande de strijd
tegen het imperialisme en het Yoegoslavische revisionisme volgde Albanië de Chinese, hardere lijn. De
Albanese vertegenwoordigers uitten immers net als de Chinese, sterke kritiek op het revisionisme van Tito. Cf.
William E. Griffith, Albania and the Sino-Soviet Rift, Cambridge, Massachusetts, M.I.T. Press, 1963, pp.41-45.
270
Enver Hoxha (1908-1985) was de eerste communistische leider van Albanië. Zijn brutaal regime bracht heel
wat revolutionaire veranderingen, zoals de collectivisatie van de landbouw, te weeg. Cf. Encyclopedia
Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/273593/Enver-Hoxha, geraadpleegd op 21 mei 2009.
271
Albanië vroeg de SU om hulp na een periode van droogte in 1960. Volgens Albanië werd hun verzoek
afgewezen door Chroesjtsjov. Andere bronnen stellen echter dat Chroesjtsjov 45 dagen wachtte, en erna
10.000 ton graan aan Albanië wou leveren in ruil voor goud. Wat wel zeker is, is dat de SU niet onmiddellijk
hulp bood. Cf. Rober Owen Freedman, Economic Warfare in the Communist Bloc: A Study of Soviet Economic
Pressure against Yugoslavia, Albania, and Communist China, New York, Praeger Publishers, 1970, pp.72-73.
268
72
steun te zoeken. Die steun, in de vorm van geld en graan, vond hij bij Mao.272 Reeds in
september 1960, zond Albanië een delegatie naar China. Het officiële bezoek leidde tot het
formaliseren van hun wederzijdse steun en het tekenen van verschillende economische
akkoorden. Hoe meer Chroesjtsjov zijn druk op de Albanese economie begon te verhogen,
hoe sterker de alliantie tussen China en Albanië werd.273
Vanaf het begin van de jaren 1960 werd duidelijk dat China en de SU respectievelijk
Yoegoslavië en Albanië gebruikten om onrechtstreeks hun kritiek op de andere partij te
uiten. Beide partijen probeerden op deze manier hun rechtstreekse confrontatie uit te
stellen. China uitte uitgebreid kritiek op het revisionisme van Yoegoslavië, maar doelde
hiermee indirect ook op Chroesjtsjovs revisionisme. Maar ook in de andere richting begon
Chroesjtsjov steeds meer openlijk het dogmatisme van Albanië, en dus ook van China, te
bekritiseren. Ook op de verschillende internationale congressen werd duidelijk dat China en
de SU in respectievelijk Albanië en Yoegoslavië een bondgenoot hadden gevonden.274
272
David Floyd, Mao against Khrushchev, pp.130-52.
Rober Owen Freedman, Economic Warfare in the Communist Bloc, pp.74-76.
274
Robert A. Scalapino, “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, pp.11-13.
273
73
7. Besluit.275
In de eerste plaats kan ik uit mijn onderzoek besluiten dat de breuk tussen China en de
USSR een complex proces was dat vele verschillende oorzaken kende. Bovendien waren er
veel factoren die, eens het conflict tussen beide landen aan de wereld was bekend gemaakt,
tevens een belangrijke rol speelden in het verergeren van het conflict en China en de USSR
steeds verder uit elkaar dreven. Ondanks de rol die de historische factoren speelden, sluit ik
mij toch aan bij de meerderheid van de academici die stellen dat het begin van het dispuut
tussen China en de USSR kan gesitueerd worden ten tijde van het 20ste partijcongres van de
CPSU. Ik erken stellig dat de Chinees-Russische voorgeschiedenis onvermijdelijk een invloed
had op de latere ontwikkelingen, maar veel van deze historische verschillen werden pas na
het 20ste partijcongres geopenbaard. Indien de verschillende meningen van China en de
USSR na dit congres waren uitgebleven, dan zouden deze historische factoren waarschijnlijk
nooit tot een breuk geleid hebben. Anderzijds was het zo dat eens de basis van het dispuut
gelegd was, de historische factoren deze trend alleen maar versterkten.
Vervolgens wil ik tevens de grote verscheidenheid aan oorzaken na het 20 ste partijcongres
benadrukken. Het is echter niet gemakkelijk om een positie in te nemen in de huidige
academische discussies over welke oorzaak precies doorslaggevend was voor de breuk. Hoe
verder het conflict zich ontwikkelde, hoe meer de verschillen zich over verschillende
domeinen uitspreidden en hoe dieper de breuk werd. Volgens mij, waren de verschillen op
economisch, militair, persoonlijk,… vlak allemaal even belangrijk en droegen ze allemaal bij
tot de desintegratie van de alliantie tussen China en de USSR. Na het voeren van dit
onderzoek, heb ik echter wel de conclusie getrokken dat de organisatorische onenigheden
en de verschillende nationale belangen tussen China en de USSR zwaarder doorwogen dan
de ideologische verschillen. Hiermee beweer ik zeker niet dat de verschillen op ideologisch
vlak geen rol speelden in het conflict. Vaak bevond de echte basis van de ideologische
onenigheden zich echter op het organisatorische vlak of in de verschillende nationale
belangen tussen beide landen. Een voorbeeld daarvan was de ideologische onenigheid die
ontstond over de vraag of een oorlog al dan niet te vermijden was. Mao Zedong vond dat
275
In het besluit heb ik mijn onderzoeksconclusies neergepend aan de hand van de voltallige bibliografie die ik
voor deze scriptie gebruikte.
74
Chroesjtsjov door te stellen dat oorlogen in de toekomst vermijdbaar zouden zijn, afweek
van de zuivere marxistisch-leninistische theorie. Lenin had immers altijd benadrukt dat
oorlog zou blijven bestaan, zolang het imperialisme bestond. Maar waarschijnlijk had Mao
tevens een andere reden om zich te verzetten tegen Chroesjtsjovs stelling. Deze stelling zou
immers betekenen dat de USSR voortaan een detente met het westen nastreefde en
daardoor veel minder risico’s wou nemen. China vreesde bijgevolg dat de USSR minder
bereid zou zijn om China militair te steunen bij bijvoorbeeld de verovering van Taiwan. Op
deze manier concludeer ik dat veel onenigheden op het eerste vlak misschien ideologisch
lijken, maar na een dieper onderzoek toch ook een onderliggende oorzaak van tegenstrijdige
nationale belangen blijken te hebben.
Tenslotte wil ik nog benadrukken dat het onderzoek naar de relatie tussen China en de
USSR reeds een hele evolutie heeft doorlopen en dat deze trend zich in de toekomst
waarschijnlijk verder zal doorzetten.
Tegelijk met de openstelling van verschillende
archieven met documenten met betrekking tot de breuk tussen China en de USSR, voeren
steeds meer academici een onderzoek uit naar de oorzaken van deze breuk. Het is dus zeker
mogelijk dat binnen enkele jaren een nieuwe oorzaak of een nieuwe kijk op de verschillende
oorzaken wordt bevestigd. Verschillende onderzoekers zullen in de toekomst verschillende
oorzaken benadrukken als dé belangrijkste oorzaak.
Ze zullen in elk geval wel de
verscheidenheid van oorzaken die geleid hebben tot de breuk in de relatie tussen China en
de USSR blijven bevestigen.
75
8. Bibliografie.
“Against Splitters, for Unity of the Communist Movement”, Partiinaya Zhizn, No.11, juni,
pp.8-20. In: Current Digest of the Soviet Press, No.22, 24 juni, 1964, pp.3-8.
Barnett, Doak, “The Sino-Soviet Alliance”, in Franz Schurmann en Orville Schell (uitg.),
Communist China: Revolutionary Reconstruction and International Confrontation: 1949 to
the Present, New York, Random House, 1967, pp.259-63.
Biao, Lin, “Long Live the Victory of People’s War!, Renmin Ribao, 2 september, 1965. In:
Peking Review, No.36, 3 september, 1965, pp.9-30.
Chin Szu-K’ai, Communist China’s Relations with the SU, 1949-1957, Hong Kong, Union
Research Institute, 1961.
Chroesjtsjov, N.S., Target Figures for the Economic Development of the Soviet Union: 19591965: Report to the Special 21st Congress of the Communist Party of the Soviet Union,
January 27, 1959 and Reply to Discussion, London, Soviet Booklet, 1959.
Chu-yuan Cheng, “The Changing Pattern of Rural Communes in Communist China”, Asian
Survey, No.9, November, 1961, pp.3-9.
Daniels, Robert V., “The Chinese Revolution in Russian Perspective”, World Politics, Vol.13,
No.2, 1961, pp.210-30.
Editoriale afdeling van Hongqi, “Liening zhuyi wansui 列宁主义万岁(“Long Live Leninism!”)”,
Hongqi, 16 april, 1960. In: Peking Review, No.17, 26 april, 1960, pp.6-23.
Editoriale afdeling van Renmin Ribao en Hongqi, “Two Different Lines on the Question of
War and Peace: Comment on the Open Letter of the Central Committee of the C.P.S.U. (5)”,
Renmin Ribao, 19 november, 1963. In: Peking Review, No.47, 22 november, 1963, p.6-16.
Editoriale afdelingen van Renmin Ribao en Hongqi, “The leaders of the C.P.S.U. are the
Greatest Splitters of Our Times: Comment on the Open Letter of the Central Committee of
the C.P.S.U. (7)”, Renmin Ribao, 4 februari, 1964. In: Peking Review, No. 6, 7 februari, 1964,
pp.5-21.
Floyd, David, Mao against Khrushchev: A Short History of the Sino-Soviet Conflict, New York,
Frederick A. Praeger, 1964.
Freedman, Robert Owen, Economic Warfare in the Communist Bloc: A Study of Soviet
Economic Pressure against Yugoslavia, Albania, and Communist China, New York, Praeger
Publishers, 1970.
76
Gan Huiyun 甘恢运, “Wushi niandai zhong su guanxi bianhua zhu yinsu fenxi 五十年代中苏
关系变化诸因素分析” (“Een analyse van alle factoren aangaande de verandering van de
relatie tussen China en de SU in de jaren 1950”), Guangzhou shehuizhuyi xueyuan xuebao 广
州社会主义学院学报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van het instituut voor socialisme in
Guangzhou”), No.3, 2008, pp.73-76.
Garthoff, Raymond L., “Sino-Soviet Military Relations, 1945-66”, in Raymond L. Garthoff
(uitg.), Sino-Soviet Military Relations, New York, Frederick A. Praeger, 1966.
George, T. Yu, “The 1911 Revolution: Past, present and future.”, Asian Survey, No.10,
oktober, 1991, pp.895-904.
Gittings, John, Survey of the Sino-Soviet Dispute: A Commentary and Extracts from the Recent
Polemics: 1963-1967, London, Oxford University Press, 1968.
Granville, Johanna, “Poland and Hungary, 1956: A Comparative Essay Based on New Archival
Findings”, in Kevin McDermott en Matthew Stibbe (uitg.), Revolution and Resistance in
Eastern Europe: Challenges to Communist Rule, Oxford, Berg, 2006, pp.57-77.
Gray, Jack, Short Oxford History of the Modern World: Rebellions and Revolutions: China
from the 1800s to 2000, Oxford, Oxford University Press, [1990] 2002.
Gregory, Paul R., Terror by Quota: State Security from Lenin to Stalin (An Archival Study),
New Haven, Yale University Press, 2009.
Griffith, William E., Albania and the Sino-Soviet Rift, Cambridge, Massachusetts, M.I.T. Press,
1963.
Gu Man 谷曼, “Sugong ershi da yu zhong su guanxi de yanbian 苏共二十大与中苏关系的
演变” (“Het twintigste congres van de CPSU en de evolutie van de relatie tussen China en de
SU”), Tianzhong xuekan 天中学刊 (“Wetenschappelijk tijdschrift van Tianzhong”), Vol.22,
No.6, 2007, pp.29-32.
Harrison, Selig S., “One Korea?”, Foreign Policy, No.17, 1974-1975, pp.35-62.
Hayward, P.H.C. (uitg.), Jane’s Dictionary of Military Terms, Londen, Macdonald and Jane’s,
1975.
Hinton, Harold C., Communist China in World Politics, Boston, Houghton Mifflin Company,
1966.
Ilyichev, L., “The Revolutionary Science and the Present Day: Against the Anti-Leninist Course
of the Chinese Leaders”, Kommunist, No.11, juli, 1964, pp.12-35. In: Current Digest of the
Soviet Press, No. 35, 23 september, 1964, p.8-18.
77
Ivanov, B., “Internationalism is Source of Victory in the Revolutionary Struggle: 16 th
Anniversary of the C.P.R.”, Pravda, 1 oktober, 1965, p.4. In: Current Digest of the Soviet
Press, No.39, 20 oktober, 1965, p.25-26.
Lendvai, Paul, One Day that Shook the Communist World: The 1956 Hungarian Uprising and
its Legacy, New Jersey, Princeton University Press, [2006] 2008.
Lenin, V. I., The State and Revolution, Moskou, Progress Publishers, [1949] 1965.
Lenin, V. I., Selected Works in Three Volumes, Moskou, 3 vols. Progress Publishers, [1963]
1977.
“Letter of the Central Committee of the C.P.C. of February 29, 1964, to the Central
Committee of the C.P.S.U.”, Peking Review, No.19, 8 mei, 1964, pp.12-18.
Low, Alfred D., The Sino-Soviet Dispute: An Analysis of the Polemics, Madison, New Jersey,
Fairleigh Dickinson University Press, 1976.
Luan Jinghe 栾景河, “”Zhong su guanxi polie yuanyin” yanjiu shuping “中苏关系破裂原因”
研究述评” (“Een overzicht van het onderzoek naar de oorzaken van de breuk in de
vriendelijke relaties tussen China en de SU”), Dangdai zhongguo shi yanjiu 当代中国史研究
(“Historisch onderzoek van het hedendaagse China”), Vol.14, No.6, pp.33-44.
Lüthi, Lorenz M., The Sino-Soviet Split: Cold War in the Communist World, Princeton,
Princeton University Press, 2008.
MacGregor, Douglas A., “Uncertain Allies? East-European Forces in the Warsaw Pact.”, Soviet
Studies, No.2, april, 1986, pp.227-47.
Mao Zedong 毛泽东, Mao Zedong zhuzuo xuandu jia zhong ben xia ce 毛泽东著作选读 甲
种本 下册 (“Geselecteerde geschriften van Mao Zedong, tweede volume), Beijing, Renmin
chubanshe, 1965.
Maxwell, Neville, India’s China War, New York, Pantheon Books, 1970.
Mayer, Peter, Sino-Soviet Relations since the Death of Stalin, Hong Kong, Union Research
Institute, 1962.
McWilliams, Wayne C. en Piotrowski, Harry, The World since 1945: A History of International
Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005.
Molnar, Miklos en Nagy, Laszlo, Imre Nagy: Réformateur ou Révolutionnaire?, Parijs,
Publications de L’institut Universitaire de Hautes études internationales, 1959.
Nakajima, Mineo, “The Sino-Soviet Confrontation: Its Roots in the International Background
of the Korean War”, The Australian Journal of Chinese Affairs, No.1, 1979, pp.19-47.
78
North, Robert C., “The Sino-Soviet Agreements of 1950”, Far Eastern Survey, No.13, 12 juli,
1950, pp.125-30.
Oppenheim, Samuel A., “Rehabilitation in the Post-Stalinist Soviet-Union”, The Western
Political Quarterly, No.1, maart, 1967, pp.97-115.
Polaris, Jean, “The Sino-Soviet dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs,
Vol.40, No.4, 1964.
Pu Guoliang 蒲国良, “Heluxiaofu zhuzheng kaiqi zhong su zhengchao de damen 赫鲁晓夫
主政开启中苏争吵的大门” (“Het aan de macht komen van Chroesjtsjov opende de deur
van het Sino-Sovjet dispuut”), Shangqiu shifan xueyuan xuebao 商丘师范学院学报
(“Wetenschappelijk tijdschrift van de lerarenacademie in Shangqu”), Vol.24, No.10, 2008,
pp.1-4.
“Resolution on Some Questions Concerning the People’s Communes, adopted by the Eight
Central Committee of the Communist Party of China at its Sixth Plenary Session on
December 10, 1958”, Peking Review, No.43, 23 december, 1958, pp.10-19.
Scalapino, Robert A., “The Sino-Soviet Conflict in Perspective”, Annals of the American
Academy of Political and Social Science, Vol.351, 1964, pp.1-14.
Schram, Stuart(uitg.), Chairman Mao Talks to the People: Talks and Letters: 1956-1971, New
York, Pantheon Books, 1974.
Seton-Watson, Hugh, “The Russian and Chinese Revolutions”, The China Quarterly, No.2,
1960, pp.43-46.
Shen Zhihua 沈志华, “Zhong su tongmeng polie de yuanyin he jieguo 中苏同盟破裂的原因
和 结 果 ” (“De oorzaken en gevolgen van de breuk in de Sino-Sovjet-alliantie”),
zhonggongdang shi yanjiu 中共党史研究, No.2, 2007, pp.29-42.
Sladkovskii, M.I., History of Economic Relations between Russia and China, Israel, Kiryat
Moshe, 1966. (Vertaling door M. Roublev van Ocherki Ekonomicheskikh Othosnenii SSSR c
Kitaem, Moskva, Vneshtorgizdat, 1957.)
“Statement of the Chinese Government on July 31, 1963: Advocating the Complete,
Thorough, Total and Resolute Prohibition and Destruction of Nuclear Weapons, Proposing a
Conference of the Government Heads of All Countries of the World.”, Peking Review, No.31,
2 augustus, 1963, pp.7-8.
“Statement by the Spokesman of the Chinese Government on August 15, 1963: A comment
on the Soviet Government’s Statement of August 3”, Peking Review, No.33, 16 augustus,
1963, pp.7-15.
79
“Statement by the Spokesman of the Chinese Government on September 1, 1963: A
Comment on the Soviet Government’s Statement of August, 21”, Renmin Ribao, 1
september, 1963. In: Peking Review, No.36, 6 september, 1963, pp.7-16.
Stevenson, Richard W., The Rise and Fall of Détente: Relaxations of Tension in US-Soviet
Relations: 1953-84, Urbana, University of Illinois Press, 1985.
Wang Changpei 王昌沛, “Mao Zedong, Heluxiaofu de geren chongtu yu zhong su guanxi
polie 毛泽东,赫鲁晓夫的个人冲突与中苏关系破裂” (“Het persoonlijk conflict tussen
Mao Zedong en Chroesjtsjov en de breuk in de vriendschappelijke relatie tussen China en de
SU”), Yanshan daxue xuebao 燕 山 大 学 学 报 (“Wetenschappelijk tijdschrift van de
universiteit van Yanshan”), Vol.8, No.4, 2007, 83-86.
Wei, Henry, China and Soviet Russia, Princeton, New Jersey, D. Van Nostrand Company, 1956.
Werblan, Andrzej, “Wladyslaw Gomulka and the Dilemma of Polish Communism”,
International Politic Science Review, No.2, april, 1988, pp.143-158.
Wesson, Robert G., “The Soviet Communes”, Soviet Studies, No.4, april, 1962, pp.341-61.
Weyl, Nathaniel (inleiding), The Anatomy of Terror, Westport, Greenwood Press Publishers,
[1956] 1979.
“Whence the Differences? A Reply to Thorez and Other Comrades”, Renmin Ribao, 27
februari, 1963. In: Peking Review, No.9, 1 maart, 1963, pp.7-16.
Whiting, Allen S., “Contradictions in the Moscow-Peking Axis”, Journal of Politics, Vol.20,
No.1, 1958, pp.127-61.
Whiting, Allen S., China Crosses the Yalu: The Decision to Enter the Korean War, California,
Stanford University Press, 1960.
Whiting, Allen S., “The Sino-Soviet Split” in Roderick MacFarquhar en John K. Fairbank (uitg.),
Cambridge history of China, Vol.14: The people’s Republic, part 1: The Emergence of
Revolutionary China: 1949-1965, Cambridge, Cambridge University Press, 1987, pp.478-538.
Yin, John, Sino-Soviet Dialogue on the Problem of War, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971.
Yu Chaoli, “Excellent Situation for The Struggle for Peace”, Hongqi, No.1, 1960. In: Peking
Review, No.1, 5 januari, 1960, p.15-19.
Zagoria, Donald S., The Sino-Soviet Conflict: 1956-1961: The Widening Breach between the
Russian and Chinese Communists, New York, Atheneum, [1962] 1967.
Zagoria, Donald S., “Mao’s Role in the Sino-Soviet Conflict”, Pacific Affairs, No.2, 1974,
pp.139-153.
80
Department
of
the
Navy
–
Naval
Historical
Center,
http://www.history.navy.mil/photos/pers-us/uspers-m/macarthr.htm, geraadpleegd op 23
mei 2009.
Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/127612/Cominform,
geraadpleegd op 21 mei 2009.
Encyclopedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/273593/Enver-Hoxha,
geraadpleegd op 21 mei 2009.
The White House, http://www.whitehouse.gov/about/presidents/DwightDEisenhower/,
geraadpleegd op 24 mei 2009.
U.S. Department of State, http://www.state.gov/r/pa/ho/po/1682.htm, geraadpleegd op 23
mei 2009.
81
9. Bijlages
Bijlage 1: De Korea-oorlog.
Uit: Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The world since 1945: A History of International
Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, p.66.
82
Bijlage 2: De Chinees-Indische grensgeschillen.
Uit: Wayne C. McWilliams en Harry Piotrowski, The world since 1945: A History of International
Relations, Colorado, Lynne Rienner Publishers, 2005, p.382.
83
Bijlage 3: Het Chinese handelsvolume tussen 1960 en 1962.
Uit: Jean Polaris, “The Sino-Soviet Dispute: Its Economic Impact on China”, International Affairs, No.4,
oktober, 1964, p.650.
84
Download