O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N Tumorcelvaccinatie met leukemische dendritische cellen: vertaling naar de kliniek? A u t e u rs I. Houtenbos, T.M. Westers, G.J. Ossenkoppele en A.A. van de Loosdrecht Tre f w o o rd e n leukemie, dendritische cellen, immuuntherapie, vaccinatie Samenvatting Dendritische cellen zijn antigeenpresenterende cellen die op unieke wijze in staat zijn naïeve Tcellen te activeren. Door dendritische cellen te ‘laden’ met tumorantigenen kan een tumorspecifieke T-celrespons worden geïnduceerd, waardoor de mogelijkheid wordt geboden patiënten met maligniteiten te behandelen met actieve specifieke immuuntherapie. Leukemiecellen zijn in staat te differentiëren tot leukemische dendritische cellen. Daarmee behouden deze cellen een leukemiespecifiek antigenen- repertoire en ontwikkelen ze de capaciteit om deze antigenen te presenteren aan het immuunsysteem. Het is bewezen dat leukemische dendritische cellen een leukemiespecifieke T-celrespons zowel in vitro als in vivo kunnen induceren. Vaccinatie met leukemische dendritische cellen kan een interessante nieuwe strategie zijn voor patiënten met acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie, die een minimale ziekteactiviteit vertonen. Inleiding gieën geëxploreerd, met als doel leukemiespecifieke T-celresponsen te induceren.2,3 Ondanks intensieve chemotherapiebehandeling, al dan niet gevolgd door stamceltransplantatie, geneest slechts 30-40% van alle patiënten met acute myeloïde leukemie (AML). Hoewel het merendeel van de patiënten een complete remissie (CR) bereikt, komen recidieven door het overleven en uitgroeien van ‘minimal residual disease’ (MRD)-cellen zeer frequent voor. Immuuntherapie die gericht is op de inductie van leukemiespecifieke T-celresponsen kan een nieuwe therapeutische benadering zijn om MRD te elimineren. In de jaren zeventig van de vorige eeuw toonden Powles et al. aan dat een combinatie van chemotherapie en immuuntherapie, bestaande uit vaccinatie met bestraalde AML-blasten, leidde tot een verhoogde overleving ten opzichte van behandeling met alleen chemotherapie.1 Recente data suggereren dat immuuntherapie een potentiële bijdrage kan leveren aan de eradicatie van MRD-cellen bij zowel patiënten met acute myeloïde leukemie (AML) als met chronische myeloïde leukemie (CML). Hiertoe worden diverse vaccinatiestrate- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R (Ned Tijdschr Hematol 2005;2(3):93-100) Dendritische cellen Dendritische cellen (DC’s) worden beschouwd als het zenuwcentrum van het immuunsysteem, omdat deze cellen in staat zijn naïeve T-cellen op efficiënte wijze te activeren. T-cellen hebben ten minste twee signalen nodig om een geactiveerde staat te bereiken (zie Figuur 1 op pagina 94). Het eerste signaal wordt geleverd door interactie van het ‘major histocompatibility complex’ (MHC) met de T-celreceptoren (TCR’s) op de T-cel, waarbij antigeenherkenning plaatsvindt. Het MHC kent twee klassen, MHC-klasse-I en -klasse-II. Intracellulaire antigenen worden gepresenteerd door MHC-klasseI-moleculen. Deze antigenen worden herkend door CD8+-cytotoxische T-cellen (CTL’s) en kunnen hun doelwit direct doden door uitstoting van granzymeB of perforine. Extracellulaire antigenen worden gepresenteerd door MHC-klasse-II aan CD4+-Thelper (Th)-cellen. In aanwezigheid van IL-12 ont- H E M A T O L O G I E VOL.2 NR.3 - 2005 93 O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N Figuur 1. Interactie tussen een dendritische cel (DC) en een T-cel. Signaal 1 is het signaal waarbij antigeenpresentatie via het MHC-complex aan de T-celreceptor (TCR) optreedt. Signaal 2 wordt veroorzaakt door de interactie van de costimulerende moleculen CD80 en CD86 op de DC met CD28 op de T-cel. Na activering van de T-cel worden overige costimulerende paden actief waaronder CTLA-4 en 4-1BB. Signaal 3 vindt plaats door cytokinenproductie van de DC, waarbij met name IL-12 van belang lijkt te zijn voor het type Th-respons dat ontstaat. staan IFN-γ-producerende Th1-cellen die activering van CTL’s stimuleren. Th-2-cellen ontstaan in aanwezigheid van IL-4, waarbij IL-4 en IL-10 gesecreteerd worden en B-cellen gestimuleerd worden tot antilichaamproductie (zie Figuur 2). Regulerende Tcellen ontstaan in aanwezigheid van IL-10 en ‘transforming growth factor β’ en induceren tolerantie door productie van inhiberende cytokinen. Het tweede signaal wordt geleverd door de interactie tussen de costimulerende moleculen op DC’s en Tcellen. Dit signaal is onontbeerlijk voor de activering van T-cellen. Afwezigheid ervan leidt tot T-celanergie. CD28 op naïeve T-cellen bindt aan de costimulerende moleculen CD80 en CD86 op DC’s. Dit leidt tot activering en proliferatie maar ook tot opregulatie van andere costimulerende moleculen zoals CTLA-4 en 4-1BB. Deze moleculen hebben respectievelijk een inhiberende en stimulerende functie. Het type T-celrespons wordt bepaald door de delicate balans van door DC’s geproduceerde cytokinen en wordt het derde signaal genoemd. DC’s kennen verschillende ontwikkelingsstadia. Immature DC’s verblijven in het perifere weefsel waar antigeenopname en -verwerking plaatsvindt. Zodra deze cellen signalen ontvangen van onder andere inflammatoire stimuli, microbiële componenten of T-cellen, starten zij het complexe proces 94 VOL.2 NR.3 - 2005 dat maturatie wordt genoemd. Hierbij treden morfologische, immuunfenotypische en functionele veranderingen op die DC’s in staat stellen T-cellen te activeren (zie Figuur 3 op pagina 96). Immature DC’s zijn in afwezigheid van costimulerende moleculen niet in staat T-cellen te activeren en geven aanleiding tot tolerantie voor het antigeen. Dendritische cellen en immuuntherapie Aangezien DC’s een sleutelrol in de immuunrespons vervullen, is het gebruik van DC’s voor immuuntherapeutische benaderingen de focus van veel onderzoekers. DC’s kunnen gekweekt worden uit monocyten (MoDC’s) en CD34+-voorlopercellen uit het beenmerg. Deze DC’s kunnen ‘pulsed’, gefuseerd of getransformeerd worden met tumorantigenen waarvan bekend is dat ze herkend worden door T-cellen. Leukemiecellen hebben daarentegen de eigenschap te kunnen differentiëren tot leukemische DC’s, waarbij zij hun leukemiespecifieke antigenenrepertoire behouden en een antigeenpresenterende capaciteit ontwikkelen. Vaccinatie met leukemische DC’s zou om deze reden een interessante aanvullende strategie kunnen zijn voor de behandeling van MRD bij AML en CML. In dit artikel worden de methoden voor ontwikkeling van leukemische DC’s besproken. Tevens komen de manieren waarop opbrengst en functie van leukemi- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R H E M A T O L O G I E Figuur 2. Inductie van T-celresponsen als gevolg van interactie met dendritische cellen. Een Th1-respons ontstaat in aanwezigheid van IL-12 en IFN-γ en leidt tot activering van CD8+-T-cellen. Th2-responsen treden op in aanwezigheid van IL-4 en leiden tot B-celactivering. Activering van regulerende T-cellen die aanleiding geven tot tolerantie voor het antigeen ontstaan in aanwezigheid van IL-10 en TGFβ. DC = dendritische cel. sche DC’s geoptimaliseerd kunnen worden aan bod. Daarnaast worden in dit artikel de belangrijke aspecten betreffende de ontwikkeling van klinische vaccinatieprotocollen benadrukt. Ontwikkeling van leukemische dendritische cellen voor klinische vaccinatie Met de komst van recombinante cytokinen en de vooruitgang in kweektechnieken, ontstond de mogelijkheid om grote aantallen DC’s in vitro te kweken. Het kweken van CD34+-voorlopers en CD14+-monocyten in aanwezigheid van GM-CSF en IL-4, resulteert in differentiatie tot immature DC’s in 5-7 dagen.4 Verscheidene stimuli kunnen DC-maturatie induceren zoals de cytokinen TNF-α en CD40L, de microbiële producten lipopolysaccharide (LPS) en CpG-oligonucleotiden en inflammatoire agentia zoals PGE2.5 De gekweekte DC’s kunnen vervolgens ‘beladen’ worden met tumorantigenen. Van enkele typen leu- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R kemie is bekend dat tumorantigenen zoals BCRABL, WT1, PML-RARα of PRAME tot expressie komen. Deze antigenen komen echter niet bij elk type leukemie voor.6 Daarom biedt de eigenschap van de leukemische blasten om te differentiëren tot leukemische DC’s, de unieke mogelijkheid om antigeenpresenteerde cellen (APC’s) te ontwikkelen die het geheel aan potentiële, nog ongeïdentificeerde tumorantigenen tot expressie kunnen brengen. Productie van leukemische dendritische cellen Kweken van leukemische blasten gedurende 14 dagen, in aanwezigheid van diverse cytokinen zoals GM-CSF, TNF-α, SCF, FLT3-L, IL-3 en IL-4, resulteert in ontwikkeling van immuunfenotypische en functioneel mature AML-DC’s (zie Figuur 4 op pagina 97).2,3,7,8 Daarnaast is het mogelijk om zowel CML- als AML-cellen in aanwezigheid van calciumionoforen (CI’s), tot DC’s te differentiëren in een tweedaags kweeksysteem.2 De CI-gebaseerde kweek- H E M A T O L O G I E VOL.2 NR.3 - 2005 95 O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N Figuur 3. Tijdens de transitie van een immature naar een mature staat, veranderen de morfologie, het immuunfenotype en de functie van dendritische cellen (DC’s). Gedurende deze ontwikkeling verliezen DC’s hun eigenschap om door middel van endocytose antigenen op te nemen en te verwerken. Daarnaast ontwikkelen DC’s de capaciteit om naar T-celgebieden te migreren, op die plaats antigenen te presenteren aan T-cellen, en deze vervolgens te activeren. methode omzeilt receptorgemedieerde signaaltransductie en representeert een snellere methode voor het genereren van leukemische DC’s.2 Leukemische DC’s migreren in vitro naar het chemokine MIP3β, wat impliceert dat deze DC’s in staat zijn om naar Tcelgebieden in lymfklieren te migreren. T-cellen die gestimuleerd en geactiveerd zijn door leukemische DC’s zijn in staat om leukemische blasten te doden.2 Aantal leukemische dendritische cellen Hoewel nog onbekend is hoeveel leukemische DC’s nodig zijn om in vivo een effectieve, tumorspecifieke immuunrespons te induceren, is uit de eerste DCvaccinatiestudie bij CML-patiënten duidelijk naar voren gekomen dat een aantal van ten minste 10x106 DC’s/vaccin noodzakelijk is.9 In een studie waarbij patiënten werden gevaccineerd met CML-DC’s bleek het mogelijk om voor elk van de 4 vaccins een aantal van 10x106 CML-DC’s te kweken.10 Voor vaccinatie met AML-DC’s zijn bij diagnose ongeveer 4x108 vitale AML-cellen nodig voor 4 vaccins die bestaan uit 10x106 AML-DC’s. Hierbij wordt aangenomen dat de gemiddelde AML-DC-opbrengst na de kweek 25% is. Bij 70% van de patiënten is het mogelijk om deze hoeveelheid cellen op het moment van de diagnose te isoleren.2 96 VOL.2 NR.3 - 2005 ‘Good clinical practise’ Voor klinische vaccinatiedoeleinden onder ‘good clinical practise’ (GCP)-condities, is het een vereiste om DC’s in serumvrij medium te kweken. Het gebruik van serumvrije kweekmethoden resulteert in AMLDC’s die fenotypisch en functioneel vergelijkbaar zijn met serumrijk gekweekte AML-DC’s.7 Deze studies tonen de mogelijkheid om voldoende functioneel actieve leukemische DC’s te genereren die geschikt zijn voor klinische vaccinatieprogramma’s (vaccinbereidingsschema, zie Figuur 5 op pagina 98). Optimaliseren van vaccinaties Kweekmethoden Belangrijk voor een optimale opbrengst van leukemische DC’s voor vaccinatie is de keuze van de optimale kweekmethode voor elke afzonderlijke patiënt op het moment van diagnose. Expressie van markers op leukemische blasten kan voorspellend zijn voor de differentiatiemogelijkheid tot leukemische DC’s.11-14 Hoge TNFα-receptor-1-expressie op AML-blasten is van voorspellende waarde voor de DC-differentiatiecapaciteit van deze blasten in een cytokinenkweek. Tevens is beschreven dat CD14+-leukemische blasten in staat zijn te differentiëren tot DC’s terwijl CD14-blasten dat niet kunnen.13 CD14--blasten kunnen N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R H E M A T O L O G I E A B C Figuur 4. A. Morfologie van acute myeloïde (AML)-blasten. B. AML-DC gekweekt in aanwezigheid van cytokinen. C. AML-DC gekweekt in aanwezigheid van calciumionoforen. Tijdens de AML-DC-kweek ontwikkelt de cel cytoplasmatische uitlopers en ligt de kern eccentrisch. echter wel differentiëren tot leukemische DC’s wanneer zij TNFα-receptor-1 tot expressie brengen.12 Het gebruik van deze selectieparameters maakt de identificatie van optimale AML-DC-kweekmethoden voor elke individuele patiënt mogelijk. Adjuvantia De effectiviteit van leukemische-DC-vaccinaties kan worden vergroot door het gebruik van adjuvantia die het immuunsysteem kunnen stimuleren zoals ‘Bacillus Calmette-Guérin’ (BCG) en ‘keyhole limpet hemocyanine’ (KLH). Moleculaire technieken maken het mogelijk bacteriële adjuvantia te vervangen door verfijnde manieren om de immunogeniciteit te vergroten. In muizen met leukemie induceert vaccinatie met AML-cellen, getransduceerd met genen die coderen voor antigeenmodulerende cytokinen zoals IL-12 of GM-CSF, genezing.15,16 Analoog hieraan kan de DC-transductie met genen die coderen voor IL-12 of GM-CSF een manier zijn om T-celresponsen te vergroten. ‘Toll-like receptors’ DC’s bezitten ‘toll-like receptors’ (TLR’s) die microbiële componenten, zoals LPS en CpG, herkennen. Stimulering van TLR’s op DC’s leidt tot maturatie en activering van DC’s, waarbij costimulerende moleculen tot expressie komen en IL-12-productie optreedt. TLR’s lijken voornamelijk de Th1-respons te controleren. Muizen die het adaptiemolecuul MyD88 missen, een molecuul dat nodig is voor intracellulaire signaaltransductie van TLR, kunnen namelijk geen Th1-respons ontwikkelen. Om deze redenen wordt stimulering van TLR’s door het klinisch toepasbare CpG momenteel als adjuvante therapie in klinische vaccinatietrials gebruikt. N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R Costimulatie Het resultaat van de interactie tussen T-cellen en DC’s is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van costimulerende moleculen zoals CD80 en CD86. Deze moleculen maken het tweede activeringssignaal mogelijk waardoor er een effectieve T-celactivering optreedt (zie Figuur 1 op pagina 94). Bij een AMLpatiënt waarbij genetisch gemodificeerde CD80+blasten samen met autologe IL-2-producerende stromale cellen subcutaan werden gevaccineerd, nam na vijf injecties de CTL-activiteit die gericht was tegen leukemische blasten enorm toe.17 Zodra de T-cellen geactiveerd zijn door de interactie van CD80 en CD86 met CD28 worden andere costimulerende paden belangrijk voor zowel het onderhouden als de uiteindelijke demping van de immuunrespons. CTLA-4 is de belangrijkste remmer van de immuunrespons en komt enkele dagen na de T-celactivering tot expressie. Blokkade van CTLA-4 in vivo leidt tot afstoting van immunogene getransplanteerde tumorcellijnen in muizen, waaronder coloncarcinomen, niercelcarcinomen en lymfomen.18 Zwakke immuunresponsen opgewekt door immunogene tumoren kunnen dus versterkt worden wanneer het remmende effect van CTLA-4 wordt opgeheven. CTLA-4-blokkade zou als adjuvante therapie bij leukemische-DC-vaccinatie een waardevolle rol kunnen vervullen. Het costimulerende molecuul 4-1BB is belangrijk voor de ontwikkeling van CTL’s.19 Het ligand voor 41BB komt tot expressie op APC’s. Naast expansie van antigeenspecifieke T-cellen, voorkomt 4-1BB-stimulatie ook activeringsgeïnduceerde celdood van CD8+T-cellen. Recent werd aangetoond dat ligatie van 41BB T-celanergie voorkomt en zelfs kan herstellen.20 De gecombineerde benadering waarbij T-cellen in H E M A T O L O G I E VOL.2 NR.3 - 2005 97 O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N aanwezigheid van 4-1BBL gestimuleerd worden met AML-DC’s, leidt tot een verhoogde proliferatie van IFN-γ-producerende CD8+-T-cellen (manuscript in voorbereiding). Daarmee kan 4-1BBL een potentiële adjuvante behandelingsmogelijkheid bieden voor de leukemische-DC-vaccinatie strategie. Vaccinatie De afgelopen jaren zijn talrijke klinische studies gestart waarin DC-vaccins worden gebruikt om een immuunrespons op te wekken tegen maligne tumoren. In een fase-I-studie waarbij CML-patiënten in de late fase van de ziekte werden gevaccineerd met CML-DC’s, werden sterke ‘delayed type hypersensitivity’ (DTH)-responsen geobserveerd als uiting van een CML-reactieve T-celrespons.10 Fujii et al. rapporteerden een CML-patiënt die behandeld werd met CML-DC-vaccinatie, waarbij het aantal BCR-ABL+-cellen in het perifere bloed en het beenmerg daalde.21 Bovendien leidde CMLDC-vaccinatie tot het ontstaan van T-celklonen die dezelfde T-celreceptor tot expressie brachten als een cytotoxische T-cellijn. Dit suggereerde dat het T-celrepertoire, tumorreactieve T-cellen bevatte. In een andere studie met intradermaal geïnjecteerde BCR-ABL-‘pulsed’ MoDC’s werden peptidespecifieke responsen gedetecteerd.22 Geen van deze studies rapporteerden ernstige inductie van auto-immuunfenomenen. Tot op heden zijn er echter nog geen studies gepubliceerd over toegepaste klinische AMLDC-vaccinatieprotocollen. Standaardisatie en optimalisatie van protocollen Het is essentieel standaardisatie na te streven van vaccinatie- en immuunmonitoringstechnieken om vergelijking van protocollen mogelijk te maken. Figdor et al. hebben een voorstel gedaan voor minimale kwaliteitseisen waaraan een DC-vaccin moet voldoen.23 Een belangrijke eis is dat DC’s in een mature staat verkeren. In vitro en in vivo studies laten zien dat T-celstimulatie met immature DC’s kan leiden tot T-celanergie door het uitblijven van een effectief costimulerend signaal. Tevens kan stimulatie met immature DC’s leiden tot expansie van regulatoire T-cellen, met als gevolg het opwekken van een ‘tolerogenic’ respons. In een vergelijkende studie tussen vaccinatie met mature en immature MoDC’s, werd een immunologische respons alleen gedetecteerd na vaccinatie met mature DC’s.24 De afwezigheid van een T-celrespons werd deels verklaard door de observatie dat immature MoDC’s niet kunnen migreren naar T-celgebieden in lymf- 98 VOL.2 NR.3 - 2005 Figuur 5. Schema van vaccinbereiding. Na isolatie van de mononucleaire celfractie uit bloed of beenmerg wordt deze gekweekt in aanwezigheid van een cytokinenmix of calciumionofoor. Het doel hiervan is dat de cellen differentiëren tot leukemische dendritische cellen (DC’s). Deze DC’s kunnen na kwaliteitscontrole van morfologische, immuunfenotypische en functionele criteria als vaccin aan de patiënt worden toegediend. klieren. Maturatie van DC’s is een complex proces dat geleidelijk plaatsvindt. Het is nog niet bekend welke fase van het maturatieproces van de leukemische DC’s preferentieel is voor een optimale immuunrespons. Ook is nog niet bekend of leukemische DC’s in staat zijn in vivo een volledig mature staat te bereiken na vaccinatie. Standaardisatie van immuunmonitoringtechnieken is wenselijk, waarbij het met name gaat om technieken die de aanwezigheid van antigeenspecifieke T-cellen detecteren. Effector-T-cellen kunnen geïsoleerd worden uit het perifere bloed, lymfklieren of uit huidbiopten ter plaatse van DTH-reacties. Verscheidene klinische studies rapporteerden T-celresponsen in het perifere bloed, maar vaak trad dit op bij een minderheid van de patiënten of ontstond deze respons na enkele malen antigene restimulatie in vitro.25 De recent ontwikkelde tetrameertechnologie maakt een gevoelige detectie van antigeenspecifieke T-cellen mogelijk. Ook voor AML zijn leukemiegeassocieerde antigenen geïdentificeerd waarvoor tetrameren kunnen worden ontwikkeld. Voor de meeste typen leukemie zijn leukemiegeassocieerde antigenen echter onbekend en moet T-celspecificiteit op meer indirecte wijze worden aangetoond. De klassieke manier om cytotoxische activiteit te detecteren is het meten van lytische activiteit die gericht is tegen 51Cr-gelabelde doelwitcellen. Recent is echter ook een meer gevoelige flowcytometrische techniek ontwikkeld.26 Overige immuunmonitoringsmetho- N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R H E M A T O L O G I E Aanwijzingen voor de praktijk 1. Het immuunsysteem speelt een belangrijke rol bij de controle en behandeling van leukemie. 2. Dendritische cellen vervullen een sleutelrol bij het initiëren van een immuunrespons. 3. Leukemiecellen bezitten de unieke eigenschap om in aanwezigheid van cytokinen of calciumionoforen tot leukemische dendritische cellen te differentiëren. 4. Leukemische dendritische cellen zijn in staat om in vitro en in vivo effectieve immuunresponsen te induceren. 5. Op dit moment worden klinische vaccinatieprotocollen ontwikkeld voor patiënten met acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie met ‘minimal residual disease’. den zijn gebaseerd op detectie van cytokinen die worden uitgescheiden door CTL’s. Conclusie en toekomstperspectief De rol van immuuntherapie, in de breedste zin van het woord, voor de behandeling van hematologische maligniteiten neemt toe. Met name antilichaamtherapieën, bijvoorbeeld met anti-CD33, lijken succesvol te zijn. Wat betreft vaccinatiestrategieën zijn diverse mogelijkheden denkbaar met elk hun beperkingen. Voor het multipele myeloom en laaggradige lymfomen zijn idiotypevaccins de best bestudeerde vaccinformules. Hierbij zijn moleculaire remissies beschreven. Peptidevaccins kunnen gebruikt worden in situaties waarbij het tumorantigeen bekend is, zoals het BCRABL-fusie-eiwit bij CML. Het nadeel van peptidevaccinaties is dat er slechts immuniteit wordt opgewekt tegen een beperkt aantal antigenen. Daarom lijkt de benadering waarbij tumorcellen zelf als bron van antigenen gebruikt worden zoals vaccinatie met leukemische DC’s, ideaal. T-celtherapie waarbij tumorspecifieke T-cellen in vitro worden gegenereerd, bijvoorbeeld door ze te stimuleren met leukemische DC’s, is een andere vaccinatiestrategie. Deze therapie heeft als beperking dat grote aantallen T-cellen nodig zijn om een tumorspecifieke respons te induceren. Een nieuwe benadering kan zijn om donor-T-cellen, die gebruikt worden als donorlymfocyteninfusie, in vitro te stimuleren met autologe leukemische DC’s. Hiermee kan het ‘graftversus-leukemia’ (GVL)-effect versterkt worden. De komende jaren kan vooruitgang worden geboekt op diverse fronten zoals inzicht in hindernissen die N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R een effectieve immuunrespons van een patiënt verhinderen, immunogeniciteit van vaccins, toedieningsroutes van vaccins en immuunmonitoringstechnieken. Hierna zal de plaats van immuuntherapie al dan niet gecombineerd met andere therapieën wellicht duidelijk worden. Referenties 1. Powles RL, Crowther D, Bateman CJ, Beard ME, McElwain TJ, Russell J, et al. Immunotherapy for acute myelogenous leukaemia. Br J Cancer 1973;28:365-76. 2. Westers TM, Stam AM, Scheper RJ, Regelink JC, Nieuwint AM, Schuurhuis GJ, et al. Rapid generation of antigen-presenting cells from leukaemic blasts in acute myeloid leukaemia. Cancer Immunol Immunother 2003;52:17-27. 3. Woiciechowsky A, Regn S, Kolb HJ, Roskrow M. Leukemic dendritic cells generated in the presence of FLT3 ligand have the capacity to stimulate an autologous leukemia-specific cytotoxic T cell response from patients with acute myeloid leukemia. Leukemia 2001;15:246-55. 4. Sallusto F, Lanzavecchia A. Efficient presentation of soluble antigen by cultured human dendritic cells is maintained by granulocyte/macrophage colony-stimulating factor plus interleukin 4 and downregulated by tumor necrosis factor alpha. J Exp Med 1994;179:1109-18. 5. Dauer M, Obermaier B, Herten J, Haerle C, Pohl K, Rothenfusser S, et al. Mature dendritic cells derived from human monocytes within 48 hours: a novel strategy for dendritic cell differentiation from blood precursors. J Immunol 2003;170:4069-76. 6. Renkvist N, Castelli C, Robbins PF, Parmiani G. A listing of human tumor antigens recognized by T cells. Cancer Immunol Immunother 2001;50:3-15. 7. Houtenbos I, Westers TM, Stam AG, De Gruijl TD, Scheper H E M A T O L O G I E VOL.2 NR.3 - 2005 99 O V E R Z I C H T S A R T I K E L E N RJ, Ossenkoppele GJ, et al. Serum-free generation of antigen presenting cells from acute myeloid leukaemic blasts for active specific immunisation. Cancer Immunol Immunother 2003;52:455-62. 8. Choudhury A, Gajewski JL, Liang JC, Popat U, Claxton DF, Kliche KO, et al. Use of leukemic dendritic cells for the generation of antileukemic cellular cytotoxicity against Philadelphia chromosome-positive chronic myelogenous leukemia. Blood 1997;89:1133-42. 9. Westermann J, Kopp J, Korner I, Richter G, Qin Z, Blankenstein T, et al. Bcr/abl+ autologous dendritic cells for vaccination in chronic myeloid leukemia. Bone Marrow Transplant 2000;25:S46-9. 10. Ossenkoppele GJ, Stam AG, Westers TM, De Gruijl TD, Janssen JJ, Van de Loosdrecht AA, et al. Vaccination of chronic myeloid leukemia patients with autologous in vitro cultured leukemic dendritic cells. Leukemia 2003;17:1424-6. 11. Houtenbos I, Westers TM, De Gruijl TD, Scheper RJ, Ossenkoppele GJ, Van de Loosdrecht AA. TNF-alpha receptor 1 expression on acute myeloid leukemic blasts predicts differentiation into leukemic dendritic cells. Leukemia 2004;18:1149-53. 12. Houtenbos I, Westers TM, Ossenkoppele GJ, Van de Loosdrecht AA. Identification of CD14 as a predictor for leukemic dendritic cell differentiation in acute myeloid leukemia. Leukemia 2003;17:1683-4. 13. Mohty M, Isnardon D, Blaise D, Mozziconacci MJ, LafagePochitaloff M, Briere F, et al. Identification of precursors of leukemic dendritic cells differentiated from patients with acute myeloid leukemia. Leukemia 2002;16:2267-74. 14. Re F, Arpinati M, Testoni N, Ricci P, Terragna C, Preda P, et al. Expression of CD86 in acute myelogenous leukemia is a marker of dendritic/monocytic lineage. Exp Hematol 2002;30:126-34. 15. Dunussi-Joannopoulos K, Runyon K, Erickson J, Schaub RG, Hawley RG, Leonard JP. Vaccines with interleukin-12transduced acute myeloid leukemia cells elicit very potent therapeutic and long-lasting protective immunity. Blood 1999;94:4263-73. 16. Koya RC, Kasahara N, Pullarkat V, Levine AM, Stripecke R. Transduction of acute myeloid leukemia cells with third generation self-inactivating lentiviral vectors expressing CD80 and GM-CSF: effects on proliferation, differentiation, and stimulation of allogeneic and autologous anti-leukemia immune responses. Leukemia 2002;16:1645-54. 17. Hicks C, Cheung C, Lindeman R. Restimulation of tumorspecific immunity in a patient with AML following injection with B7-1 positive autologous blasts. Leuk Res 2003;27:1051-61. 18. Leach DR, Krummel MF, Allison JP. Enhancement of antitumor immunity by CTLA-4 blockade. Science 1996;271:1734-6. 19. Hellstrom KE, Hellstrom I. Therapeutic vaccination with tumor cells that engage CD137. J Mol Med 2003;81:71-86. 20. Wilcox RA, Tamada K, Flies DB, Zhu G, Chapoval AI, Blazar 100 VOL.2 NR.3 - 2005 BR, et al. Ligation of CD137 receptor prevents and reverses established anergy of CD8+ cytolytic T lymphocytes in vivo. Blood 2004;103:177-84. 21. Fujii S, Shimizu K, Fujimoto K, Kiyokawa T, Shimomura T, Kinoshita M, et al. Analysis of a chronic myelogenous leukemia patient vaccinated with leukemic dendritic cells following autologous peripheral blood stem cell transplantation. Jpn J Cancer Res 1999;90:1117-29. 22. Takahashi C, Mittler RS, Vella AT. Cutting edge: 4-1BB is a bona fide CD8 T cell survival signal. J Immunol 1999;162:5037-40. 23. Figdor CG, De Vries IJ, Lesterhuis WJ, Melief CJ. Dendritic cell immunotherapy: mapping the way. Nat Med 2004;10:475-80. 24. De Vries IJ, Lesterhuis WJ, Scharenborg NM, Engelen LP, Ruiter DJ, Gerritsen MJ, et al. Maturation of dendritic cells is a prerequisite for inducing immune responses in advanced melanoma patients. Clin Cancer Res 2003;9:5091-100. 25. Coulie PG, Karanikas V, Colau D, Lurquin C, Landry C, Marchand M, et al. A monoclonal cytolytic T-lymphocyte response observed in a melanoma patient vaccinated with a tumor-specific antigenic peptide encoded by gene MAGE-3. Proc Natl Acad Sci USA 2001;98:10290-5. 26. Westers TM, Houtenbos I, Schuurhuis GJ, Ossenkoppele GJ, Van de Loosdrecht AA. Quantification of T cell-mediated apoptosis in heterogeneous leukemia populations using four color multi-parameter flow-cytometry. Cytometry 2005; in press. Ontvangen 14 januari 2005, geaccepteerd 7 april 2005. Correspondentieadres Mw. drs. I. Houtenbos, arts-onderzoeker Mw. Ing. T.M. Westers, onderzoeker Prof. dr. G.J. Ossenkoppele, internisthematoloog Dr. A.A. van de Loosdrecht, internisthematoloog VU medisch centrum Afdeling Hematologie De Boelelaan 1117 1081 HV Amsterdam Tel.: 020 444 26 04 E-mail: [email protected] Correspondentie graag richten aan de laatste auteur. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R H E M A T O L O G I E