De Rooms-katholieke Kerk en de Joden na 1945

advertisement
De Rooms Katholieke Kerk en de Joden na 1945 – spreken over de Sjoa?
De Sjoa (= de Holocaust, de moord op de Joden door de nazi’s) die aan zes miljoen Joden het
leven had gekost, heeft een enorme impact gehad op het denken over Joden en het Jodendom.
Voor veel christenen kwam de Sjoa als een schok. Zij vroegen zich af hoe deze massamoord
in christelijk Europa had kunnen plaatsvinden. De stichting van de staat Israël, in 1948, riep
nog meer vragen op. Christenen hadden eeuwenlang verkondigd dat de verspreiding van de
Joden over vele landen een straf was. De Joden geloofden niet in Jezus, daarom waren ze uit
het Heilig Land verdreven. Hoe kon het dat ze nu een eigen staat hadden? In verschillende
kerken gingen christenen met deze vragen aan de slag.
Hoe stond de Rooms-Katholieke Kerk hierin? Veranderde daar veel in de houding tegenover
het jodendom? Het antwoord is: nee en ja. De theologie bleef onveranderd. De Kerk had de
synagoge vervangen en het christendom had de plaats van de Joodse religie ingenomen. Het
idee dat ‘de Joden’ Christus vermoord hadden (‘godsmoord’) werd nog niet bestreden. Het
leed van de Joden in de jaren 1940 tot 1945 bleef onbesproken. Tegelijkertijd waren er
stemmen binnen de Kerk die wezen op de bijzondere positie die het Jodendom had voor
christenen. Zij pleiten voor een nieuwe christelijke houding tegenover de Joden. Het was tijd
voor een andere theologie, een nieuwe visie op het Jodendom. Christenen moesten met Joden
in gesprek gaan en hen respecteren zoals zij zichzelf zien. Geen bekering, maar dialoog. Deze
geluiden klonken ook in Nederland. In 1951 en richtte een kleine groep katholieken de
Katholieke Raad voor Israël (KRI) op.
Groepen als de KRI ontwikkelden ideeën voor een nieuwe theologie, waarin de
vervangingstheologie vervangen wordt door een theologie die zegt dat het Jodendom van
blijvende betekenis is, ook voor christenen.
1
Nostra aetate
In 1958 werd een nieuwe paus gekozen: Johannes XXIII. Hij verraste iedereen doordat hij
1959 opriep tot een wereldwijde kerkvergadering: het Tweede Vaticaans Concilie. Maar voor
het zover was, liet hij al zien voor een andere houding tegenover het Jodendom te zijn. Op
Goede Vrijdag werd altijd gebeden voor ‘de ontrouwe (Latijn: ‘perfidiis’) Joden’. In 1959
schrapte paus Johannes dit woord uit het gebed. In datzelfde jaar had hij een ontmoeting met
een Franse historicus. Die toonde hem aan hoe de Kerk altijd negatief over de Joden had
gesproken (‘de catechese van verguizing’), en wat daarvan de gevolgen waren geweest. Dat
overtuigde de paus ervan dat het tijd was voor een nieuwe katholieke visie op het Jodendom.
In 1960 gaf paus Johannes XXIII opdracht tot het opstellen van een verklaring over de Joden.
Uiteindelijk werd dat een paragraaf in een langere verklaring, over de houding van de Kerk
tot de niet-christelijke godsdiensten, de Nostra aetate, die werd uitgebracht in 1965. Hierin
werd het antisemitisme van alle tijden ‘betreurd’ en werd de oude theologie waarin de Joden
werden beschuldigd van godsmoord en het Jodendom werd verworpen, afgezworen. Er werd
echter niet verwezen naar de Sjoa en ook van erkenning van de staat Israël was geen sprake.
Dat waren punten die juist voor de meeste Joden heel belangrijk waren. Toch betekende
Nostra aetate een ommekeer in de verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Joden.
In de jaren ’70 en ‘80 werd Nostra aetate uitgewerkt. Zo kwam er in de katholieke theologie
meer aandacht voor het zogeheten ‘Oude Testament’ en de Joodse achtergrond van het
zogeheten ‘Nieuwe Testament’. De relaties tussen Joodse en christelijke feestdagen werden
eveneens meer belicht. Er kwam aandacht voor de Joodse wortels van het christendom. Jezus,
Maria, de leerlingen: het waren Joden, geen christenen avant la lettre. In Rome werd een
speciale Pauselijk Commissie ingesteld, die contacten met Joden onderhield en wat in Nostra
aetate stond uitwerkte. Het was immers de bedoeling dat alle katholieken anders naar het
jodendom zouden gaan kijken. In veel landen, waaronder Nederland, werden contacten met de
Joodse gemeenschap gelegd. Bisschoppenconferenties stelden eigen verklaringen op over het
jodendom. De Sjoa en de staat Israël bleven gevoelige punten. De Heilige Stoel (= het
Vaticaan) zou in 1993 uiteindelijk de staat Israël erkennen. De Kerk veroordeelde
herhaaldelijk elke vorm van antisemitisme, maar over de Sjoa zou Rome zich pas in 1997
uitspreken. Hoe kwam dat?
2
Paus Pius XII
Over de rol van de Kerk in de Tweede Wereldoorlog was in de jaren
1950-1960 eigenlijk geen discussie. Dat veranderde in 1963 met de
opvoering van het toneelstuk Der Stellvertreter (De plaatsbekleder)
van de protestantse toneelschrijver Rolf Hochhuth. Hierin werd de
oorlogspaus, Pius XII, afgebeeld als een koele magistraat en
opportunistisch politicus die liever zweeg dan zich uit te spreken tegen
de deportatie van de Joden. Of Hochhuth met dit beeld gelijk had, is de
vraag. In ieder geval heeft dit toneelstuk veel invloed gehad. Er
ontstond een felle discussie. Pius XII kwam voor velen in een negatief
daglicht te staan. Ook vanuit Joodse kringen kwam felle kritiek op de
houding van Pius XII, die volgens velen niet had mogen zwijgen. De
Kerk en het christendom in het algemeen hadden gefaald. Tegelijkertijd namen veel mensen
het voor Pius XII op door te wijzen op de transportatie van de Joodse Katholieken in
Nederland na het protest van aartsbisschop Jan de Jong. De paus zou hebben gezwegen omdat
hij bang was voor represailles. Blijkbaar hadden hem berichten bereikt dat in Nederland
40.000 katholieke Joden waren afgevoerd, een getal dat niet klopte. De discussie over de rol
van paus Pius XII duurt tot op de dag van vandaag.
Paus Johannes Paulus II
Hoe gevoelig het onderwerp Sjoa ligt en hoe belangrijk het is, bewijzen gebeurtenissen in
Nederland. In 1985 bezocht paus Johannes Paulus II Nederland en zou hier, zoals hij in veel
andere landen had gedaan, een ontmoeting hebben met de Joodse gemeenschap. Deze eiste
echter dat de paus de staat Israël zou erkennen en de medeverantwoordelijk voor tweeduizend
jaar antisemitisme en het uitblijven van een openbare reactie tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De ontmoeting vond niet plaats, met name vanwege de tweede voorwaarde. Een kerkelijk mea
culpa bleef uit.
Paus Johannes Paulus II was in Polen opgegroeid in een gemengd katholiek-Joodse
omgeving. Een van zijn beste vrienden was Joods. Hij heeft als paus de contacten met het
Jodendom altijd sterk gestimuleerd. In 1986 was hij de eerste paus (na Petrus) die een
synagoge bezocht. Dat betekende echter niet, dat de Kerk zich duidelijk uitsprak over haar rol
in het ontstaan van het antisemitisme en de opstelling van de Kerk tijdens de Sjoa. Soms hield
men weinig rekening met de Joodse gevoelens.
3
Eind jaren ’80 werd een karmelietenklooster gebouwd aan de rand
van het Auschwitzcomplex, ter nagedachtenis aan de karmelieten
non Edith Stein. Edith Stein was Joods, maar had zich bekeerd tot
het katholicisme. Ze was in Auschwitz omgebracht omdat ze
Joods was. De reacties vanuit de Joodse gemeenschap op de bouw
van het klooster bij Auschwitz waren woedend. Zij spraken van
een ‘katholieke usurpatie van een plaats van vernietiging’. De
emotionele betekenis van Auschwitz voor de Joden was door de
initiatiefnemers schromelijk over het hoofd gezien.
Edith Stein (1891-1942)
In diezelfde tijd bezocht paus Johannes Paulus II
Auschwitz en hij noemt het ‘het Golgotha van onze
tijd’. Misschien begrijpelijk vanuit christelijk oogpunt
– Golgotha, de plaats van Jezus’ lijden en dood, is
voor christenen immers de plaats van het ultieme
lijden. Maar voor Joden was deze uitspraak pijnlijk:
hier werd een christelijk beeld gebruikt voor een
plaats van Joods lijden. Bovendien is de naam
Golgotha verbonden met het kruis, een symbool dat
voor Joden vooral associaties oproept met
onderdrukking en vervolging door christenen:
kruistochten, inquisitie, enzovoort.
Paus Johannes Paulus II bezoekt Auschwitz
Toch een katholiek mea culpa?
In de jaren 1980 en 1990 publiceerden bisschoppenconferenties in verschillende landen
teksten over kerk en Jodendom. Daarbij kwam ook de Sjoa ter spraken. De Nederlandse
bisschoppen schrijven in 1995 bijvoorbeeld:
“Een traditie van theologisch en kerkelijk anti-judaïsme heeft bijgedragen tot het ontstaan
van een klimaat waarin de 'shoah' kon plaatsvinden. Een zogenaamde 'catechese van de
verguizing' leerde dat het jodendom na de dood van Christus als volk verworpen zou zijn.
Mede door zulke tradities stonden ook in ons land katholieken soms gereserveerd tegenover
joden, soms zelfs onverschillig of afkerig. Direct na de oorlog was dit nog merkbaar bij de
terugkeer van onderduikers en overlevenden uit de vernietigingskampen.”
4
In 1997 publiceerde de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met het
Jodendom haar langverwachte verklaring, getiteld ‘Wij herinneren ons’. Hierin erkende de
Kerk haar rol in ‘het anti-judaïsme en de vervolging van de joden voor en tijdens de Shoah’.
De Kerk betreurde het, sprak haar smart uit en riep op tot berouw. Ze erkende dat veel
katholieken onverschillig hadden gestaan tegenover het Joodse lijden of zelfs een rol hadden
gespeeld in de Jodenvervolging. Maar de Kerk als geheel was daaraan niet schuldig. Evenmin
werd gerept over de houding van paus Pius XII. ‘Rome’ ging dus niet zo ver als de
Nederlandse of Franse bisschoppen. Er werd daarom vanuit Joodse kring teleurgesteld
gereageerd.
In 2000 riep de paus een Jubeljaar uit. Tijdens de viering hiervan in Rome sprak hij
een gebed uit, waarin de Kerk schuld beleed voor fouten uit het verleden. Dat werd door velen
gezien als een daadwerkelijk mea culpa. Dat werd nog versterkt door de reis van paus
Johannes Paulus II aan het Heilige Land in 2001. In het Sjoa-monument Jadvasjem in
Jeruzalem ontmoette de paus overlevenden van de Sjoa. Ook bezocht hij de zogeheten
‘Klaagmuur’. De beelden van de broze paus die een gebed om vergeving in de ‘Klaagmuur’
legde, gingen de hele wereld over. Dit gebaar van mea culpa en verzoening zou door zijn
opvolgers, paus Benedictus XVI en Paus Franciscus, herhaald worden.
Paus Johannes Paulus II bij de Klaagmuur in Jeruzalem,
2001
Paus Franciscus bij de Klaagmuur in Jeruzalem, 2014
5
Download