Stappenplan TAG QUESTIONS=aangeplakte vragen Stappen voor zinnen met not of n’t er in: Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. Stap 2: Zet dit werkwoord zonder not of n’t achter de komma Stap 3: Kijk goed om welke persoonsvorm het gaat en eindig de zin met: I? you? she? he? it? we? you? they? Soms there? VOORBEELD: You aren’t stupid, Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. You aren’t stupid, Stap 2: Zet dit werkwoord zonder not of n’t achter de komma You aren’t stupid, are Stap 3: Kijk goed om welke persoonsvorm en eindig de zin met: I? You? She? He? It? We? You? They? there? You aren’t stupid, are you? Stappen voor zinnen zonder not of n’t er in: Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. Stap 2: Als dit een hulpwerkwoord is dan zet je het achter de komma. Ga anders verder bij stap 5. Hulpwerkwoorden: to be (am, is, are, was, were) to have (have, has, had) to do (do, does, did) shall & will should & would can & may could & might must& ought be able to (am, is, are, was, were able to) Stap 3: Zet n’t achter het werkwoord. !shall –> shan’t will->won’t Stap 4: Kijk goed om welke persoonsvorm het gaat en eindig de zin met : I? you ? she ? he ? it? we ? you ? they ? there ? Stap5 : Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd zet dan don’t of doesn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Staat het werkwoord in de verleden tijd zet dan didn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Kies uit: TT - don’t I ? - don’t you? - doesn’t she ? - doesn’t he ? - doesn’t it? - don’t we ? - don’t you ? - don’t they ? - doesn’t there ? VT - didn’t I? - didn’t you? - didn’t she? - didn’t he? - didn’t it? - didn’t we? - didn’t you? - didn’t they? - didn’t there? VOORBEELD: He can play tennis, Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. He can play tennis, Stap 2: Als dit een hulpwerkwoord is dan zet je het achter de komma. Ga anders verder bij stap 5. He can play tennis, can Stap 3: Zet n’t of ’t achter het werkwoord. He can play tennis, can’t Stap 4: Kijk goed om welke persoonsvorm het gaat en eindig de zin met : I? you ? she ? he ? it? we ? you ? they ? there ? He can play tennis, can’t he? VOORBEELD: John and Mary walk to school, Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. John and Mary walk to school, Stap 2: Als dit een hulpwerkwoord is dan zet je het achter de komma. Ga anders verder bij stap 5. Stap5 : Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd zet dan don’t of doesn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Staat het werkwoord in de verleden tijd zet dan didn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Kies uit: TT VT - don’t I ? - didn’t I? - don’t you? - didn’t you? - doesn’t she ? - didn’t she? - doesn’t he ? - didn’t he? - doesn’t it? - didn’t it? - don’t we ? - didn’t we? - don’t you ? - didn’t you? - don’t they ? - didn’t they? - doesn’t there ? - didn’t there? John and Mary walk to school, don’t they? VOORBEELD: Peter went to Spain, Stap 1: Onderstreep het 1e werkwoord in de zin. Peter went to Spain, Stap 2: Als dit een hulpwerkwoord is dan zet je het achter de komma. Ga anders verder bij stap 5. Stap5 : Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd zet dan don’t of doesn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Staat het werkwoord in de verleden tijd zet dan didn’t + de juiste persoonsvorm achter de komma. Kies uit: TT VT - don’t I ? - didn’t I? - don’t you? - didn’t you? - doesn’t she ? - didn’t she? - doesn’t he ? - didn’t he? - doesn’t it? - didn’t it? - don’t we ? - didn’t we? - don’t you ? - didn’t you? - don’t they ? - didn’t they? - doesn’t there ? - didn’t there? Peter went to Spain, didn’t he?