Checklist Gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie Inhoud

advertisement
Checklist Gezinsgericht werkplekleren
in de Sociale Economie
Joris Dewispelaere
Inhoud
Inleiding
3
Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie
4
Theoretisch kader
 Definitie van werkplekleren
 Kwaliteitszorg
 Werkplekleren in de sociale economie
 Focus op gezinsgericht werken
7
7
7
9
13
Checklist Gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
20
Relevante websites en literatuur
37
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
1
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
2
Inleiding
Heb je interesse in het opzetten van een traject werkplekleren in sociale economie met
bijzondere aandacht voor de gezinscontext van de doelgroepmedewerkers, dan biedt deze
leidraad de nodige handvaten.
In het bijzondere kader van meerwaarden die sociale economie voor werknemers en
maatschappij biedt, zoomt de ‘Checklist Gezinsgericht Werkplekleren in de Sociale
Economie’ in op de wisselwerking tussen werkplek en gezin van de werknemers.
De Checklist biedt een overzicht van de stappen voor het organiseren van een jaartraject
werkplekleren in het hoger onderwijs (bijvoorbeeld professionele bachelors
Gezinswetenschappen, Maatschappelijk werk, Pedagogie van het jonge kind en
Orthopedagogie ) en hoe deze stappen te evalueren.
-
Hoe zet je een samenwerking op met ondernemingen?
Hoe bereidt je de studenten voor op het werkveld van sociale economie?
Wat zijn de specifieke meerwaarden en kenmerken van verrekenen van de gezinscontext
van doelgroepmedewerkers?
Hoe coach je studenten om van medewerker op de werkvloer begeleider van
doelgroepmedewerkers te worden?
Wie evalueert wat wanneer?
Op al deze vragen wordt een concreet antwoord geboden. De ontwikkeling van de‘Checklist
Gezinsgericht Werkplekleren in de Sociale Economie’ kadert binnen de projectoproep van
het departement Onderwijs voor het ontwerpen van contextspecifieke leidraden voor
werkplekleren (april 2011).
Voor algemenere handleidingen van werkplekleren ontwikkeld vanuit projectoproepen van
het departement onderwijs in Vlaanderen: verwijzen we naar de ‘Leidraad voor
Werkplekleren’ (http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/leidraad/) en de ‘Gids voor
Werkplekleren’ (http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/GIDS/default.htm).
Aandachtspunten met betrekking tot de regelgeving zijn opgenomen in de ‘Nota
Werkplekleren voor het Hoger Onderwijs’
(http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/regelgeving/ho.htm)
Voor een overzicht van de ontwikkeling van de leidraad verwijzen we naar het Rapport
Checklist Gezinsgericht Werkplekleren in de sociale economie. De leidraad werd ontwikkeld
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
3
in partnership met de koepelorganisatie VOSEC 1, Ateljee (Gent)2, CDJ Services (Asse)3,
Opnieuw en co (Mortsel)4, en het RTC Vlaams-Brabant5.
Ter situering van de stappen en verwijzingen in de Checklist bespreken we eerst de keuze voor gezinsgericht werkplekleren in
de sociale economie en schetsen het theoretisch kader en de doelgroepen.
1.
Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie
Sociale economie zet in op het creëren van duurzame meerwaarde voor kwetsbare
personen, voor organisaties en voor de maatschappij in bredere zin. Met ondersteuning aan
het werk kunnen is empowerend, geeft mensen terug een plaats in de maatschappij. De
werknemer wordt opgenomen in een participatieve organisatiestructuur van een
onderneming die inzet op een duurzame economie en samenleving. De invloed van gezin op
motivatie tot werken en omgekeerd van werken op de identiteit van een gezin is groot.
Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie betekent dan ook:
- werkplekleren in een waarden-georiënteerd kader waar ondersteuning aan de
werknemers een expliciete doelstelling is
- als student kunnen groeien van mee opnemen van taken op de werkvloer naar coachen
van de doelgroepmedewerkers
- via de aandacht voor de wisselwerking tussen gezin en werk mensen kunnen
ondersteunen zowel met betrekking tot welzijn als arbeid
Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie geeft studenten de mogelijkheid tal van
complexe sociale (gezins-)situaties te leren kennen en de competenties te
ontwikkelen die nodig zijn om deze mensen te begeleiden. Enerzijds kennen jonge studenten
de complexiteit van de samenleving nog niet, anderzijds zullen ze in hun later werk
vaak met mensen en hun gezin moeten werken die extra begeleiding en ondersteuning
nodig hebben om zich in de werkomgeving en breder in de maatschappij te integreren of
staande te houden.
Voorbeelden van context van gezinnen die belangrijk zijn in sociale economie zijn: mensen in
(kans)armoede en mensen met een andere culturele achtergrond, migranten. Het ‘Vlaams
Aktieplan Armoede’ (http://www4wvg.vlaanderen.be/wvg/armoede/vlaamsactieplan) kent
in dat opzicht meerwaarde toe aan sociale Economie en talrijke voorbeelden uit het rapport
‘Culturele diversiteit op de werkvloer’ (www.diversiteitopdewerkvloer.be) zijn er van
toepassing.
1
www.vosec.be
2
http://www.ateljee.info
3
www.cdjs.be
4
www.opnieuwenco.be
5
http://www.rtcvlaamsbrabant.be
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
4
Doelgroepmedewerkers in sociale economie werken in verschillende statuten en
structuren (zie: http://www.werk.be)
-
Sociale werkplaats
Sociale Werkplaatsen zijn erkende initiatieven die een bedrijfsactiviteit ontwikkelen met
werkgelegenheid voor zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden in een beschermde
werkomgeving.
Zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden zijn:
o werkzoekenden die minstens 5 jaar inactief zijn, en
o geen diploma hoger secundair onderwijs gehaald hebben en
o door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren geen
arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden, maar
o die onder begeleiding tot het verrichten van arbeid in staat zijn.
-
Beschutte werkplaats
Een beschutte werkplaats is een werkkader aangepast aan de noden van personen met
een arbeidshandicap die niet in staat zijn om in het normaal economisch circuit (NEC) te
werken.
Het ondersteunend werken en de werkplaats op maat laat deze personen toe een
beroepsactiviteit uit te oefenen in overeenstemming met hun capaciteiten. Zij kunnen
zich ook vervolmaken op professioneel vlak.
Een beschutte werkplaats is in de eerste plaats een tewerkstellingsplaats voor alle
werkwillige personen met een arbeidshandicap die tijdelijk of definitief niet in het
normaal economisch circuit terecht kunnen, waarbij personen met een handicap de
prioritaire doelgroep vormen. Doel van de beschutte werkplaats is de tewerkstelling van
personen met een arbeidshandicap met het oog op hunverbeterde integratie in de
maatschappij.
-
Artikel 60
Deze maatregel is bedoeld voor wie leefloontrekker is bij het OCMW en wil (en kan)
werken.
Indien het OCMW akkoord is om iemand aan te werven in art. 60 en een sociale
economie onderneming gaat in op de sollicitatie, dan kan men een werkervaringstraject
volgen van één, anderhalf of twee jaar, tot men opnieuw in regel is met de sociale
zekerheid. Binnen deze tijdsspanne wordt samen met de werknemer actief uitgekeken
naar een job die bij hem/haar past (en worden oplossingen gezocht voor de
belemmerende factoren uit zijn persoonlijk en gezinsleven waardoor tewerkstelling
bemoeilijkt wordt).
-
Arbeidszorg
De begeleide onbezoldigde tewerkstelling op maat voor personen die niet meer of nog
niet in het betaalde economische of beschermde tewerkstellingscircuit terecht kunnen.
Erkende sociale werkplaatsen kunnen aanspraak maken op subsidies voor de
omkadering van arbeidszorgmedewerkers.
Arbeidszorgmedewerkers zijn personen die omwille van persoonsgebonden redenen niet
of niet meer kunnen werken onder een arbeidscontract in het reguliere of beschermd
arbeidscircuit en die binnen de sociale werkplaats arbeidsmatige activiteiten uitvoeren
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
5
die reële kansen bieden tot sociale interactie en participatie in de samenleving.
Op dit ogenblik lopen in het kader van de uitvoering van het meerbanenplan ook
experimenten ‘arbeidszorg’ in een aantal beschutte werkplaatsen en wordt nu ook
arbeidszorg aangeboden door samenwerkingsverbanden tussen beschutte werkplaatsen,
sociale werkplaatsen en andere arbeidszorginitiatieven.
-
Invoegbedrijven
Invoegbedrijven zijn ondernemingen die bereid zijn kansengroepen een duurzame
tewerkstelling te garanderen met aandacht voor opleiding en begeleiding in een
arbeidsomgeving waar maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staat.
Meer en meer blijkt dat ondernemen meer is dan enkel het nastreven van economische
doelstellingen. Werkgevers gaan de dialoog aan met iedereen die invloed uitoefent of
ondervindt van de onderneming (stakeholders) om zo tot een goed evenwicht te komen
tussen sociale, maatschappelijke, economische en ecologische doelstellingen. Dit
evenwicht blijkt op lange termijn immers voordelig zowel voor de onderneming zelf als
voor haar werknemers, de maatschappij en het milieu.
De Vlaamse regering wil deze ontwikkeling stimuleren door het verlenen van subsidies
aan invoegbedrijven.
Het Vlaamse Gewest ondersteunt de invoegbedrijven met een loonsubsidie voor de
tewerkgestelde personen.
-
Lokale diensteneconomie
Lokale Diensteneconomie beoogt een koppeling van de invulling van lokale noden aan de
lokale werkgelegenheid voor mensen die moeilijk hun weg vinden naar de arbeidsmarkt.
Door diverse demografische en socio-economische ontwikkelingen, ontstaan er talrijke
behoeften waaraan momenteel niet of onvoldoende wordt tegemoetgekomen. Dankzij
lokale diensteneconomie worden er diensten aangeboden die hierop een antwoord
geven.
Deze diensten kunnen verleend worden in individuele en collectieve dienstverlening.
Voorbeelden van individuele dienstverlening zijn:
o aanvullende thuiszorg,
o aanvullende kinderopvang en oppas,
o vervoer- en boodschappendiensten en
o naai-, was- en strijkateliers.
Activiteiten die onder collectieve dienstverlening vallen:
o het uitbaten van een fietsenstalling,
o sociale restaurants,
o groen- en buurtonderhoud en
o onderhoud van fiets- en wandelpaden.
Het gezinsgericht werkplekleren kan plaatsvinden in elk van bovengenoemde
werkplekken of werkvormen. Omwille van de eigenheid en complexiteit van het brede
veld van sociale economie is het zinvol het werkplekleren te ontwikkelen in
samenwerking met een koepelorganisatie. De opleiding Gezinswetenschappen werkt
voor het traject werkplekleren samen met VOSEC.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
6
2.
Theoretisch kader
Het theoretisch kader betreft de conceptualisering van gezinsgericht opleiden, onder de
vorm van werkplekleren, in het specifieke veld van sociale economie.
2.1
Definitie van werkplekleren
In de ‘Gids voor werkplekleren’ (2011) die kwaliteitsborging van competentiegericht
werkplekleren beschrijft wordt werkplekleren gedefinieerd als: ‘het aanleren van algemene
en beroepscompetenties in een werksituatie die ook een leersituatie is’ (p.1).
Voor het project gezinsgericht werkplekleren sluiten we aan bij de definitie van de ‘Gids voor
werkplekleren’ en focussen op:
- gezinsgericht werkplekleren gebeurt in de driehoek student-werkplek-opleiding,
waarbij het te realiseren competentieprofiel van de opleiding uitgangspunt en doel is ;
dit competentieprofiel wordt verder ontwikkeld in dialoog met de onderneming en
koepelorganisaties
- de insteken van de ondernemingen zijn essentieel in het uittekenen van het leertraject
- het werkplekleren maakt deel uit van een formele leercontext
- het werkplekleren in een arbeidssituatie is naast een proces van formeel leren ook een
informeel leren, dat zich afspeelt op tal van momenten van uitwisseling tussen
werknemers en werkgever
- studenten volgen de vormingen die ook aan andere werknemers worden aangeboden
- werkplekleren kan tevens
o bezoldigd zijn (als beroepsinlevingsovereenkomst)
o er eventueel in voorzien elk jaartraject niet enkel per student met de meewerkende
onderneming, maar ook globaal in samenwerking met een koepelorganisatie te
evalueren
Het beoogde werkplekleren kan men onderscheiden van stage voor zover er een intensere
structurele inbreng is vanwege de werkplek met betrekking tot
- mogelijke leerdoelen in aansluiting bij het competentieprofiel van de opleiding
- evaluatie van de leerdoelen en waar nodig bijsturing of aanvulling van de competenties
en kerndoelen uit het competentieprofiel
2.2
Kwaliteitszorg
In de ‘Leidraad voor Werkplekleren’ (http://www.serv.be/serv/publicatie/advieswerkplekleren) en in de ‘Gids voor Werkplekleren’
(http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/GIDS/default.htm) worden de belangrijkste
criteria voor kwaliteitsvol werkplekleren per fase onderscheiden. Ook het advies van de
SERV met betrekking tot werkplekleren geeft een overzicht
(http://www.serv.be/serv/publicatie/advies-werkplekleren).
We weerhouden voor de Checklist de criteria uit de Leidraad en gebruikten de ‘Gids voor
werkplekleren’ en de SERVcriteria tevens als klankbord bij het uitwerken van de Checklist.
Enkele belangrijke aandachtspunten daarbij waren:
- de kwaliteit van het sollicitatieproces en de matching student-onderneming
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
7
-
(continue) afstemming tussen opleiding en werkplek wat betreft de leerdoelen bij de te
realiseren competenties
heldere omschrijving van wie wat wanneer doet met toepassing van portfolio en POP
voor de student en dagboek ter inzage op de werkplek
bewaken van de kwaliteit van begeleiders en mentoren (ervaring als
doelgroepbegeleider, informatie, vorming)
complementariteit in opvolging door mentor en werkplekbegeleider en communicatie
hierover tussen beiden en de student
duidelijke evaluatiecriteria ten aanzien van het traject van de individuele student en
eventueel overleg met de koepelorganisatie ter evaluatie van de opzet van het traject
door de opleiding
In het recente onderzoek van Donche e.a. (2011) vinden we verdere aandachtspunten:
-
-
-
integratie van theorie en praktijk is de belangrijkste indicator voor het niveau van de
student vanuit oogpunt van de docenten, vanuit oogpunt van de studenten is het
belangrijk dat men van collega’s op de werkvloer kan leren
werkplekleren kan men situeren op drie dimensies of sociaalconstructivistische principes
van leren in een krachtige leeromgeving: coöperatie, zelfsturing en autonomie.
De mate van streven naar bewuste samenwerking en kennisdeling tussen studenten
en/of werknemers (coöperatie), de mate van het leren sturen en organiseren op eigen
initiatief (zelfsturing) en de mate van streven naar beslissingsvrijheid over planning en
organisatie van het eigen werk (autonomie) zullen samenhangen met het niveau van de
opleiding (secundair onderwijs, hoger onderwijs, …) en de fase in de opleiding waar het
werkplekleren wordt opgenomen.
Leermotivatie is een belangrijke predictor voor de wijze van leren. Vooral taakgerichte
studenten zijn actiever en zelfsturender en leren in interactie met collega’s.
In aansluiting bij de ‘Leidraad werkplekleren’ en bij het project ‘Gids voor werkplekleren’
hebben we bij het opstellen van de Checklist in het bijzonder zorg gedragen voor de
afstemming tussen het werkveld en de opleiding.
I.
De uitwisseling over en de eventuele bijsturing van de met de gezinsgerichte
competenties verbonden kerndoelen en leerdoelen is een eerste uitgangspunt voor de
Checklist. Voorafgaand, tijdens en na afloop van het werkplekleren vindt hierover
overleg plaats tussen de opleiding en de werkplekken.
II.
Een tweede uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie is de
duidelijke omschrijving van wie wat doet, dit zowel met betrekking tot het leer- als het
evaluatieproces.
III. Een derde uitgangspunt voor het gezinsgericht werkplekleren in sociale economie is het
voor en tijdens het werkplekleren bevorderen van de leermotivatie van de student en
het realiseren van het beoogde competentieniveau.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
8
2.3
Werkplekleren in de sociale economie
2.3.1 Sociale economie: kernwaarden
Het werkplekleren in de sociale economie dient recht te doen aan de meerwaarden die
sociale economie in onze samenleving nastreeft. Deze zijn omschreven in het ‘Eindrapport
Maatschappelijke verantwoording en rekenschap’ (Raus, (2010),
http://www.expertisepunt.be/vosec/mvr). De student dient deze meerwaarden goed te
leren kennen en er te leren naar handelen.
Samengevat gaat het om:
-
Meerwaarde voor duurzame ontwikkeling: dit betreft zowel
o sociale duurzaamheid: noden en behoeften worden gelenigd op een inclusieve wijze
en de meerwaarde-aspiraties van de samenleving realiserend (o.a. goede
verhoudingen tussen mensen en groepen, sociale cohesie in de buurt – “wat mensen
voor zichzelf en hun omgeving zouden willen”)
o financiële duurzaamheid: nastreven van de ondernemingsrendabiliteit en –stabiliteit
op lange termijn en de creatie van maatschappelijke meerwaarde en transparantie
o economische duurzaamheid: leefbaarheid en dynamiek van een bedrijf voor de lange
termijn en verantwoording ten aanzien van samenleving en toekomstige generaties
staan centraal in het productieproces
o ecologische duurzaamheid: gerealiseerd in kader van het belangenconflict tussen
behoeftebevrediging en milieu-effect
o maatschappelijke duurzaamheid: dit betreft enerzijds ondernemerschap dat blijvend
meerwaarde creëert o.a. op gebied van terugdringen van armoede en versterken van
basismobiliteit en anderzijds ontwikkelen van economische activiteit die door zijn
maatschappelijk acceptatie mainstream wordt en omgezet wordt in regel-en
wetgeving
o waarden duurzaamheid: in de praktijk brengen van duidelijk omschreven
immateriële waarden op een transparante en controleerbare wijze
o globale duurzaamheid: bijdragen tot een evenwichtige ontwikkeling op mondiaal vlak
(niet als neveneffect) met differentiatie naar verantwoordelijkheid en draagkracht
o democratische duurzaamheid: dit veronderstelt vooral beslissings- en controlerecht
voor alle representatieve en en direct betrokken actoren uit de samenleving
In het bijzonder sociale duurzaamheid, financiële duurzaamheid en waarden
duurzaamheid zijn belangrijke aandachtspunten voor het gezinsgericht werkplekleren.
-
Meerwaarde voor de werknemers
o De werknemer als totale persoon staat centraal: empowerment als doel en resultaat
van ondernemerschap: dit uit zich in de fundamentele gerichtheid op
capaciteitsontwikkeling, in de organisatie van het bedrijf (o.a. toegang tot
ondersteuning, begeleiding, opleiding en incentives voor alle werknemers), in het
ondernemingsbeleid (o.a. zijn werk en en welzijn steeds evenwaardige componenten
en zijn beleid en ontwikkelingen transparant).
o mensen krijgen kansen op economische en sociale insluiting: mensen met minder
kansen op de arbeidsmarkt kunnen werken en inkomen uit arbeid verwerven, ze
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
9
hebben bestaanszekerheid en hun mogelijkheden ook op sociaal-culturele en politiek
participatie worden versterkt
o immateriële waarden (ethiek) zijn voor de werknemer een herkenbaar
sleutelelement van de tewerkstelling: werknemers werken mee aan een
maatschappelijk waardevol project, ervaren in het bedrijf de toepassing van deze
immateriële waarden
o werknemers zijn actoren in de beleidsvoering van de onderneming: naast verwachte
betrokkenheid en inbreng in het praktische reilen en zeilen nemen ze autonoom
verantwoordelijkheid op, hebben ze structureel inspraak in de beleidsvoorbereiding
en –uitvoering, beslissingsrecht in het bedrijfsbeleid. In coöperaties zijn ze via
aandeelhouderschap mede-eigenaar en hebben volledig of gedeeltelijk
beslissingrecht in het systeem van deelname in de winst
De aandacht voor gezins- en familierelaties in gezinsgericht werkplekleren sluit vooral
aan bij het centraal stellen van de werknemer als totale persoon en bij de impact van
economische en sociale insluiting op het gezinsleven.
-
Meerwaarde voor personen en groepen
o mensen veranderen en ervaren positieve ontwikkelingen in de private sfeer: in de
maatschappij groeit een ander beeld over mensen met minder kansen op de
arbeidsmarkt, individuele personen en groepen engageren zich in de maatschappij,
de levenskwaliteit van mensen verhoogt
o de verhouding tussen individu en samenleving verandert: door het opdoen van
ervaring met sociaal ondernemerschap en door het actieve schakels worden in een
divers netwerk van contacten
o Tussen gezinsleven en tewerkstelling kan een wederzijds positieve invloed ontstaan
en het netwerk van het gehele gezin wordt groter.
-
Meerwaarde voor de samenleving
o de kwaliteit van de samenleving verhoogt: door de productie en diensten van sociale
economie ondernemingen ontstaat een directe meerwaarde en houdingen, denk-en
referentiekaders, het gedrag van groepen mensen verandert met bijvoorbeeld een
stimulering tot dialoog en reflectie over immateriële waarden
o de samenleving wordt inclusiever en sociale economie is inclusief t.a.v. de
samenleving: mensen worden uit een afhankelijkheidspositie gehaald,
uitsluitingsmechanismen worden teruggedrongen en de samenleving wordt
gestimuleerd om haar verantwoordelijkheid te nemen als belangrijkste stakeholder
van de economie
o sociale economie geeft ethisch ondernemerschap een plaats in de samenleving
Ook met betrekking tot deze meerwaarden geldt dat deze niet enkel de betrokken
persoon maar ook zijn gezin kunnen empoweren, respectievelijk de gezinsleden
rechtstreeks of onrechtstreeks gestimuleerd worden deel te nemen aan een ethisch
gedragen maatschappij.
-
Meerwaarde voor maatschappelijke actoren, structuren en systemen
o er wordt waarde voor de economie gecreëerd (o.a. creatie van extra banen en
toename van globale koopkracht, investering in samenwerking met overheden, het
middenveld e.a. stakeholders)
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
10
o directe en indirecte effecten voor de overheid (bijvoorbeeld stijging van de
inkomsten in fiscaliteit en sociale zekerheid, besparing op kosten voor werkloosheid
en arbeidsongeschiktheid, werklast- en budgetvermindering voor publieke instanties)
o de sociaal economie onderneming kan een deskundige, onafhankelijke, innoverende
en waardegedreven partner zijn voor overheden m.b.t. sociale, economische en
maatschappelijke uitdagingen of ontwikkelingen
o de sociaal economie onderneming bewijst dat een waardegedreven
ondernemingsmodel duurzaam is
IV. Een vierde uitgangspunt voor en tijdens het gezinsgericht werkplekleren in sociale
economie is het leren kennen van en handelen in de lijn van de meerwaarden die
sociale economie wenst te realiseren, met bijzondere aandacht voor de mogelijke
impact op het gezinsleven van de werknemer (bijvoorbeeld op basis van de financiële,
sociale en waarden- meerwaarde). Een belangrijke ingang daarbij is de werking kennen
van de structurele ondersteuning voor sociale economie.6
2.3.2 Sociale economie: beleidsontwikkeling
In de beleidsnota en in de recente beleidsbrief van de minister van arbeid en sociale
economie (http://www.freyavandenbossche.be/media/upload/vision/socialeeconomie.pdf,
http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1324-1.pdf) worden
verschillende klemtonen gelegd: nadruk op voorbereiding binnen sociale economie van
overgang van doelgroepmedewerkers naar reguliere economie, uitbouw van locale
diensteneconomie en een hertekening van de ondersteuningsstructuur. Deze
aandachtspunten zijn kennisinhouden voor de studenten.
V.
Een vijfde uitgangspunt is tijdens het gezinsgericht werkplekleren in sociale economie
kennis hebben van en kritisch reflecteren over de beleidsontwikkeling in het gebied van
sociale economie.
2.3.3 Sociale economie: waarderend werken en presentietheorie
In het ‘Handboek Management in sociale economie7’ wordt het waarderend werken een
belangrijke plaats toegekend als basis voor het begeleiden van doelgroepmedewerkers
(Laperre, 2010). We volgen deze aandachtspunten in het de studenten leren omgaan met en
begeleiden van doelgroepmedewerkers. Ze kunnen het uitgangspunt zijn voor het gebruik
van verschillende specifieke methodieken uit de Positieve Psychologie.
6
http://www.socialeeconomie.be/structuur
7http://www.expertisepunt.be/tool/565
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
11
-
-
-
Laperre omschrijft waarderend werken - als de basis voor een goed competentiemanagement - als volgt: “Waarderend werken is werken met de kwaliteiten van
medewerkers. Het is benadrukken wat goed gaat en focussen op het inzetten van de
kwaliteiten van de medewerkers. Het is medewerkers de kans geven om hun talenten
verder te ontwikkelen, om te doen waar ze echt goed in zijn. Competentiemanagement
dat vanuit deze visie vorm krijgt, vertaalt zich in het werken aan competenties die de
medewerker al heeft, in het verder werken op reeds behaalde successen” (p.3). In dit
verband legt ze ook de nadruk op het belang van een personeelsbeleid met wederzijdse
sturing tussen werkgever en werknemer.
Vanuit de positieve psychologie werd onder andere de ‘Broaden Built Theory’ (Cohn,
Frederickson, 2010) ontwikkeld. Deze beschrijft hoe mensen door te focussen op
positieve beleving in een spiraal van beter ontdekken van resources komen en beter
welbevinden realiseren. Ingangen van positieve psychologie vinden we in het
‘Oplossingsgericht coachen’ (http://www.werktgoed.nl/kennisbank/de-acht-stappendans-vanoplossingsgericht-coachen) en in de ‘Goed Gevoelstoel’
(http://www.fitinjehoofd.be/goedgevoelstoel.aspx). Deze methodieken worden reeds in
diverse settings van sociale economie toegepast.
Ook de ‘Presentietheorie’ van Baert (2010) is een belangrijke ingang om te leren de
werknemers onbevangen tegemoet te treden. We raden aan dit gedachtegoed te
implementeren in het begeleidingstraject vanuit de opleiding.
VI. Een zesde uitgangspunt voor gezinsgericht werken in sociale economie is het kennis
nemen van presentietheorie, positieve psychologie en waarderend werken en dit leren
toepassen in de begeleiding van doelgroepmedewerkers (zie ook uitgangspunt X:
werken vanuit het W² concept en verbindend werken).
2.3.4 Sociale economie: een uitnodigende werkplek
Er dienen verschillende voorwaarden vervuld te zijn opdat een werkplek ook een leerplek
kan zijn. Herman Baert (2008) ontwikkelde een vragenlijst waar als hoofdrubrieken aan bod
komen: een werkorganisatie die leren toelaat, aanwezig zijn van interne en externe
leernetwerken, individuele leerbegeleiding en individuele werkbegeleiding en aanwezig zijn
van informatiesystemen. De sociale economie is vaak een geschikte plaats voor
werkplekleren voor de doelgroepmedewerkers gezien de zorgomkadering die vele van deze
voorwaarden vervult. Zinvolle leeromgevingen voor de studenten zullen gekenmerkt worden
door leermogelijkheden in elk van deze domeinen.
VII.
Als zevende uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie
zien we de noodzaak dat een werkplek door zijn organisatie van het werk, door het
voorzien in interne en externe leernetwerken, door individuele leer- en
werkbegeleiding en door gepaste informatiesystemen het leren mogelijk maakt. Met
betrekking tot de gezinscontext kan dit onder andere betekenen dat men
mogelijkheden voorziet tot geven van vorming.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
12
2.4
Focus op gezinsgericht werken
Aandacht voor de kwaliteit van leven van de doelgroepmedewerkers is één van de
genoemde meerwaarden voor sociale economie. Doelgroepmedewerkers zijn vaak in een
moeilijke gezinssituatie opgegroeid of leven in een moeilijke gezinssituatie of missen net een
gezin. Gezinsgerichtheid betekent enerzijds aansluitend bij het bovenstaande: ingaan op
kwetsbaarheid van gezinnen in armoede en met culturele diversiteit. Het betekent tevens
het bevorderen van een positieve wisselwerking tussen het gezin van de
doelgroepmedewerker of het relatiebeleven van de doelgroepmedewerker en zijn
werksituatie. Hoe men dit opneemt hangt samen met de specifieke competenties die een
gezinsgerichte opleiding nastreeft.
2.4. 1 Focus op gezin: een competentieprofiel en opleidingsonderdelen
We vertrekken voor gezinsgericht werkplekleren van een competentieprofiel dat zich
opbouwt rond drie beroepsrollen: informatieverstrekker en zorgverlener, teamspeler en
maatschappelijke antenne en professional.
Competenties samenhangend met de beroepsrol ‘informatieverstrekker en zorgverlener’
hebben bijvoorbeeld betrekking op conceptueel en methodisch handelen, op versterken van
personen en het gezin (empathie, echtheid, onvoorwaardelijkheid en presentie), op
communicatieve vaardigheden en op kunnen ingaan op de specifieke context van een
persoon en gezin (bijvoorbeeld armoede).
De tweede beroepsrol: ‘teamspeler zijn’ betekent dat de student op de werkplek niet enkele
leert om vanuit teamwerking met de problemen van een doelgroepmedewerker om te gaan,
maar vooral ook om met de doelgroepmedewerkers een team te vormen. In competenties
vertaald betreft dit onder andere leren aansturen van medewerkers en leren rapporteren
naar een team.
De derde beroepsrol ‘maatschappelijke antenne’ vraagt onder andere om leren kritisch naar
het eigen functioneren te kijken en de eigen groei als helper te monitoren, maar ook om
specifieke knelpunten aan het beleid van de onderneming en van de overheid te signaleren.
De bouwstenen voor het verwerven van deze competenties worden gelegd in verscheidene
opleidingsonderdelen. Voorbeelden hiervan zijn: gezinssociologie (onder andere inzicht in de
maatschappelijke stratificatie en ermee samenhangende kwetsbaarheid), gezinspedagogiek
(onder andere aandachtspunten in het opvoeden van kinderen en jongeren in functie van
kenmerken van het gezin), projectwerking (een literatuurstudie leren opnemen, mensen op
een deontologische wijze leren bevragen over hun specifieke levens-en werksituatie).
Tevens wordt in methodiekvakken gewerkt aan luister-en actievaardigheden, vaardigheden
voor helpende gesprekken met aandacht voor doelgroepen en groepsdynamica.
VIII.
Als achtste uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie zien
we studenten te stimuleren om de relatie te leggen tussen het werkplekleren en de
andere opleidingsonderdelen.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
13
2.4.2 Focusgroep m.b.t. gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie
Om deze vertaling van gezinsgerichte competenties naar de context van werkplekleren in
sociale economie te concretiseren en te toetsen organiseerden we een focusgroep. Voor een
gedetailleerde bespreking van samenstelling, opzet en bevindingen verwijzen we naar het
‘Rapport Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie’ (Dewispelaere, 2012).
Samenvattend sommen we enkele belangrijke aandachtspunten op:
- met betrekking tot de impact van gezin op tewerkstelling in sociale economie:
o opvolgen van invloed van leven in armoede
o aandacht voor de eventuele problemen in het gezin van herkomst van de werknemer
o aandacht voor de huidige gezinscontext, de familiale context en het bredere netwerk
o spanningsveld tussen werkend gezinslid en andere gezinsleden:
temporiseren/afstemmen van behoeften werkgever en gezin
o opvolgen van taalproblemen
o voordien hanteerbare persoonlijke problemen kunnen getriggerd worden door
relaties op de werkvloer (bijvoorbeeld agressie tijdens conflicten bij mensen met een
verleden van seksueel misbruik)
o positief ervaren relaties in het gezin motiveren de werknemer
-
met betrekking tot de impact van tewerkstelling op het gezin:
o werken heeft niet enkel een empowerende impact op de werknemer maar op het
hele gezin: inkomen, positie in de maatschappij
o het sociaal vangnet wordt groter
o communicatievaardigheden nemen toe
o lotgenotencontact is ondersteunend
-
met betrekking tot de vereiste houding, kennis en vaardigheden voor het begeleiden van
doelgroepmedewerkers:
o M.b.t. houding
 echt zijn (ook zichtbaar in lichaamstaal)
 openheid, niet veroordelen, deontologie volgen
 inleven en presentie: tussen de mensen bewegen en leven, ‘optillen’ van de
vaardigheden, grenzen bewaken wat betreft afstand en nabijheid, interesse
tonen
o M.b.t. vaardigheden
 doelgericht en gestructureerd werken
 niet te oplossingsgericht zijn
 ondersteunend leiding geven
 feedback geven: POP opvolgen, functionering kunnen opvolgen
 vorming geven
 zelfreflectie (feedback is een geschenk, een leermoment)
o M.b.t. kennis:
 sociale kaart
 doelgroep: cultuur, religie, achtergrond van land van herkomst
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
14






sociale wetgeving
inzicht in psychosociale problematiek van de doelgroep
inzicht in de kenmerken van de officiële categorie van de doelgroep: bvb
opvolgen van artikel 60
inzicht in de verschillende leiderschapsstijlen
groepsdynamica
conflicthantering
Houding, vaardigheden en kennis worden ingezet ten aanzien van de
doelgroepmedewerkers en hun gezinscontext. De kennis is onder andere specifiek op
kenmerken van het gezin gericht voor wat betreft de culturele achtergrond en de sociale
wetgeving. Voor de vaardigheden bijvoorbeeld wat betreft het vorming geven.
-
met betrekking tot verschillende fasen in het traject werkplekleren:
o Sollicitatie: studenten moeten blijk geven te hebben nagedacht over: “waarom wil ik
in deze onderneming werken?”, “wat kan ik er leren?”(wat wil ik zelf, wat past bij
me?) ; Ze dienen zich geïnformeerd te hebben over de werking van de organisatie en
karakteristieken van de doelgroep. Studenten en ondernemingen hebben zich een
beeld gevormd wat het specifiek gezinsgerichte kan inhouden. Ze kunnen aangeven
op welke wijze het traject voor hen als persoon belangrijk zal zijn.
o Beginfase: studenten dienen hun leerbereidheid te laten zien, vanuit een open, niet
veroordelende attitude; het is een fase van onderdompelen en observeren ;
studenten evalueren zichzelf op basis van hun theoretische bagage: “wat kan ik al,
wat moet ik leren?”; ze reflecteren over wat ze voelen en weten
o Tussentijds: participeren vanuit leerpositie; proactief zijn; goed weten wat een
organisatie inhoudt, eigenheden van de doelgroep (gezin, context) kennen – tijd voor
de vertaalslag van meewerken op de werkvloer naar coachen en concreet zelf aan de
slag gaan.
o Eindfase: kritisch reflecteren : zelf nadenken en suggesties geven ; taken kunnen
delegeren ; bepaalde taken zelfstandig uivoeren ; functioneringsgesprek met
doelgroepmedewerkers voorbereiden ; competenties koppelen aan het bedrijf waar
je in werkt ; niet in routine vervallen.
Doorheen deze fasen zijn voorbeelden van gezinsgerichte aandachtspunten in de
begeleiding: werknemer leren omgaan met de ziekte van een kind; zeer concreet bij
mensen ervaren wat hun levensomstandigheid betekent: bvb wat het betekent om een
ouderrol niet te mogen opnemen; ervoor open staan om een andere kijk op het leven
krijgen door om te gaan met de doelgroepmedewerkers en hun gezinscontext; leren zien
wat uit de persoonlijkheid van een werknemer stamt, wat uit de omgevingsfactoren:
bijvoorbeeld: een vrouw wordt geslagen door haar partner en zou best in een vluchthuis
worden opgenomen: leren begrijpen hoe het komt dat ze dit niet wil;
doelgroepmedewerkers vanuit hun eigenheid blijven coachen, ook al maken ze andere
keuzes dan deze die we vanuit het begeleidingsoogpunt wenselijk vinden.
Als algemene kritische succesfactoren voor het gezinsgericht werkplekleren zag men
vooral:
o intrinsieke motivatie
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
15
o met open vizier, zonder vooroordelen de werkplek en zijn medewerkers tegemoet
treden
o openstaan voor kritiek en zichzelf (durven) in vraag stellen ; aanvaarden dat je fouten
maakt -dit niet als een mislukking zie-het functioneren van mensen kunnen
beoordelen (die sprong durven maken)
o de problemen die je leert kennen ook kunnen loslaten: ‘niet mee naar huis nemen’
grenzen bewaken: evenwicht ook tussen helpen als empoweren en helpen als overnemen
o initiatief nemen
o taken afwerken
o zelfstandig werken
Als specifieke kritische succesfactoren voor het gezinsgericht werken gelden het handelen
rekening houdend met de genoemde aandachtspunten in de relatie tussen gezin en werk en
de specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van gezinsgericht werken.
De focusgroep ging tevens in op de linken tussen het competentieprofiel
Gezinswetenschappen en het traject werkplekleren: te realiseren competenties zijn in een
niet aan de opleiding gebonden vorm opgenomen in de Checklist.
De resultaten van de focusgroep sluiten goed aan bij de aandachtspunten uit het onderzoek:
Aanwerving van personen met een atypisch curriculum: hinderpalen tot integratie (Verbergt,
G., Vanroose, A., 2010).
IX.
Als negende uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie
zien we het opvolgen van de aandachtspunten met betrekking tot de relatie gezinwerk, met betrekking tot het begeleiden van doelgroepmedewerkers en met
betrekking tot kritische succesfactoren.
2.4.3 Gezinsgericht werken in Sociale economie en de context van armoede
Uit de beleidsbarometer van de Vlaamse overheid blijkt dat 20% van de doelgroepmedewerkers in een context van armoede leven (http://www.werk.be/over-werk-socialeeconomie, http://www.expertisepunt.be/sites/default/files/Beleidsbarometer-2010.pdf).
In het ‘Vlaams Actieplan Armoede’
(http://www4.vlaanderen.be/wvg/armoede/vlaamsactieplan),
wordt de sociale economie een belangrijke plaats toegewezen in de bestrijding van
armoede. Enerzijds vanuit de kansen die geboden worden op duurzaam werk voor
kansengroepen(p 73n, p.149) en op de laagdrempelig toegankelijke dienstverlening (p 150).
Voor het begeleiden van mensen uit een cultuur van armoede grijpen we terug op het HIVAonderzoek: ‘Duurzame tewerkstelling van mensen in armoede’
(https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1430.pdf), op de theorievorming rond
‘Bind-kracht’ (http://www.bindkracht.be/) en op het onderzoek van Geenen en Corveleijn
(2010).
Het onderzoek: ‘Duurzame tewerkstelling van mensen in armoede’ (HIVA) benadrukt hoe
het streven naar duurzame tewerkstelling inzet vraagt van vele partijen: de persoon in
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
16
armoede, intermediairen, werkgevers en beleid. Het vraagt om empowerend werken en om
een blijvend - ook na tewerkstelling - inzetten op de wisselwerking werk-welzijn, wat onder
het W²-concept werd samengevat.
In het empowermentparadigma staat het krachtenperspectief centraal. Hierbij wordt
eerder dan een eenzijdige focus op het negatieve (aanwezige problemen, risico’s (…) ook
aangestuurd op aandacht voor het positieve, de aanwezige mogelijkheden. Daarnaast
worden vanuit het empowermentkader zeven handelingsprincipes naar voor geschoven met
betrekking tot activering (Steenssens, Demeyer & Van Regenmortel, 2009):
-
-
-
Krachtgericht: vanuit een erkenning van de kwetsbaarheid, zonder de aanwezige
problemen te negeren focust de empowermentbenadering op het identificeren van
mogelijkheden, bronnen en capaciteiten zowel bij de persoon als bij zijn omgeving.
Positief: vanuit wederzijds respect en vertrouwen wordt gewerkt aan verbetering en
versterking.
Integraal: er wordt een brede, contextuele kijk gehanteerd die zowel voor werk- als voor
welzijnstrajecten oog heeft (vanuit een brede invulling van welzijn).
Participatief: maximale zeggenschap en invloed worden (op zijn minst van de
rechtstreeks belanghebbenden) nagestreefd.
Inclusief: ten aanzien van de doelgroep, met bijzondere aandacht voor de meest
kwetsbare groepen en individuen en ten aanzien van alle betrokken actoren die bij de
verwezenlijking van de (arbeids)participatie van de doelgroep betrokken zijn.
Gestructureerd: multicomplexe situaties zoals armoede of sociale uitsluiting vragen een
geordende en planmatige aanpak.
Samenwerkingsverbanden en netwerkvorming hebben baat bij een gecoördineerde
aanpak. (Sannen e.a., 2011)
Met betrekking tot het specifieke gezinsgericht werkplekleren dienen de principes:
‘krachtgericht’ en ‘integraal’ bijzondere aandacht te krijgen.
Belangrijk is tevens dat empowerment een meerlagig construct (‘multi-level’) is
(Steenssens, Demeyer & Van Regenmortel, 2009 in Sannen e.a., 2011). Empowerment is dan
ook niet enkel gericht op de mensen in armoede zelf, maar ook op werkgevers,
intermediairen en collega’s. De tewerkstelling van personen in armoede wordt gezien als
een gedeelde verantwoordelijkheid.
Competentieontwikkeling bij de doelgroep dient samen te gaan met ondersteunende,
faciliterende maatregelen ten aanzien van de werkgevers en intermediairen.
Het beleid heeft hierin ook een belangrijke verantwoordelijkheid.
Deze handelingsprincipes zijn eigen aan de kenmerken van meerwaarde die door sociale
economie worden nagestreefd.
W²: geïntegreerd werken aan werk en welzijn
Enkele jaren geleden werkte het HIVA een totaalconcept uit dat toelaat om arbeidsintegratie
te verwezenlijken voor diegenen die – om diverse redenen – het verst van de arbeidsmarkt
verwijderd zijn (Steenssens, Sannen et al., 2008).
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
17
De trajectbegeleiding richt zich parallel op twee sporen: werk en welzijn, die elkaar
versterken. Men staat ook begeleiding van lange duur voor zodat mensen ruimte en tijd
krijgen om te groeien, waarbij ook na het opnemen van een job coaching nodig blijft om
terugval te voorkomen. W² wil ook inzetten op de ondersteuning van de betrokken
werkgevers en dienstverleners en de oriëntatiemogelijkheden of het doel van het traject
worden verruimd van arbeidsparticipatie (‘actief werknemerschap’) tot zinvolle,
maatschappelijke participatie (‘actief burgerschap’).
Tot een van de besluiten van het onderzoek behoort de aanbeveling welzijn en werk in hun
interactie ook te ondersteunen tijdens de tewerkstelling. De werkgever kan dat op vele
wijzen doen: via vertrouwens- of ankerpersonen, via opbouwen van contacten met
begeleidingsvoorzieningen,… (p144)
In de theorievorming en handelingspraktijken met betrekking tot ‘Bind-kracht’ staan
empowerment en het vinden van autonomie in verbondenheid centraal. Deze ontwikkelen
zich in een relatie waarin gelijkwaardigheid en respect centraal staan. Hulpverlener en
hulpvrager leren van elkaar in een relatie die uitgaat van de sterktes van beiden. Omgaan
met armoede betekent ook actie ondernemen in een maatschappelijke context van
ongelijkheid. Het vraagt om werken in een kracht-gerichte organisatie
(http://www.bindkracht.be). In die zin zien we de visie van ‘Bind-kracht’ op omgaan met
mensen die leven in armoede als zeer geschikt voor de begeleiders van
doelgroepmedewerkers in sociale economie en voor de vorming van studenten.
In ‘Helpende Handen’ bespreken Geenen en Corveleyn (2010)de spiralen van armoede in het
licht van gehechtheids theorie. Ze belichten ondere andere hoe generatie-armoede zich
ontwikkelt tegen de achtergrond van de verschillende hechtingsstijlen. Gezinsgericht werken
zal vaak betekenen deze stijlen goed in te schatten en in de begeleiding rekening te houden
met de specifieke kwetsbaarheid.
Ten aanzien van het beleid vragen ze onder andere aandacht voor het ondersteunen van de
sociale netwerken van de gezinnen, voor de eigen cultuur en leefwereld en pleiten voor een
zorgverlening op maat waarbij men uitgaat van sterktes van de gezinnen en het
‘mentaliseren’ bevordert. (p235).
X.
Als tiende uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in sociale economie zien we
de aandacht voor de impact van armoede op de doelgroepmedewerkers en voor
ingangen als het begeleiden vanuit het ‘W²concept’, vanuit ‘Bind-kracht’, en vanuit
het omgaan met de specifieke gehechtheid bij mensen in armoede.
2.4.4 Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie en diversiteit van gezinnen
Volgens de Beleidsbarometer van de Vlaamse overheid zijn 16% van de doelgroepmedewerkers allochtonen:
(http://www.expertisepunt.be/sites/default/files/Beleidsbarometer-2010.pdf)
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
18
In het rapport : ‘Culturele diversiteit op de werkvloer’ (VUB, 2010) worden tal van situaties
opgelijst waarin ondernemingen en organisatie op zoek moeten naar redelijke wijzen van
omgaan met diversiteit op de werkvloer. Vragen betreffen bijvoorbeeld het al dan niet
inrichten van aparte ruimtes voor gebed, het soort voeding dat in kantines wordt
aangeboden en het oog hebben voor man/vrouw-verhoudingen bij werknemers met
verschillende culturele achtergrond. Ook in de sociale economie worden veel werknemers
met verschillende culturele achtergrond tewerkgesteld. Een doelstelling van het
werkplekleren zal zijn met deze diversiteit te leren omgaan. Vanuit de opleiding kiezen we
daarvoor de ingang die onder andere Shadid (http://www.interculturelecommunicatie.com)
voorstaat: naast een peiler van omgaan met de ander vanuit de basishoudingen in
hulpverlening, ook zelf leren over de specifieke culturele achtergrond van de werknemer.
We vinden dit dubbele spoor ook terug in de visietekst van Motief, Mana, Odice, CIMIC en
het Kenniscentrum Gezinswetenschappen m.b.t. hulpverlening en levensbeschouwing
(Motief e.a., in druk).
XI.
Als elfde uitgangspunt voor gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie zien
we de aandacht voor het omgaan met diversiteit van gezinsculturen en met diversiteit
van de etnisch culturele achtergronden van doelgroepmedewerkers en hun gezinnen.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
19
Checklist Gezinsgericht Werkplekleren in de sociale economie
De Checklist is opgebouwd volgens de ‘Plan-Do-Check-Act (Adjust)’- cyclus (Emmerik, 2007).
We vertrekken van de voorbereidingsfase van het werkplekleren, vervolgens komt de
implementatie in een jaartraject, aansluitend de stappen ter evaluatie en bijsturing. De
bijsturing maakt terug deel uit van de voorbereiding van het volgende jaartraject.
De te onderscheiden stappen voor het werkplekleren noemen we ‘Checks’. De
aandachtspunten ter evaluatie van deze checks noemen we ‘GO’s’. Go staat voor ‘GOesting
hebben’, intrinsiek GemOtiveerd zijn voor het werkplekleren in de onderneming. Tegelijk is
‘GO’ een acronym voor: ‘Ga (er)vOor’. De ‘GO’s’ worden genummerd in aansluiting bij de
Check waar ze op aansluiten.
De verschillende ‘Checks’ geven aan wat inhoudelijk aan de orde is, wie de betrokken
actoren zijn, wanneer de check plaatsvindt en laten ruimte voor het specifiëren van
aandachtspunten ter opvolging van de check en het werk.
Stap I:
PLAN: Voorbereiding van het Werkplekleren: afstemming tussen
de opleiding en de ondernemingen in de sociale economie
Relevante competenties en leerdoelen voor het gezinsgericht werkplekleren:
overleg tussen opleiding, ondernemingen uit de Sociale Economie en eventueel
meewerkende koepelorganisatie.
CHECK 1
Vademecum en kwaliteitsdocumenten: opleiding: twee maanden voor
opstart
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 2
Overleg (nieuwe) ondernemingen: opleiding, ondernemingen, eventueel:
koepelorganisatie: één maand voor opstart traject:
Do/Done
Aandachtspunten
Stap II:
DO: Implementatie van het jaartraject van de student
II 1.
Voorbereiding van de studenten op het gezinsgericht
werkplekleren in de sociale economie / start jaartraject.
Als voorbereiding op het traject werkplekleren in de Sociale Economie wordt in
de laatste maanden van de voorafgaande opleidingsfase een infosessie
georganiseerd waarna de studenten kunnen aangeven in welke regio ze het
werkplekleren wensen op te nemen
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
20
CHECK 3
Infosessie: opleiding, student: laatste maanden voorafgaande
opleidingsfase
Do/ Done
Aandachtspunten
o wordt bij aanvang van de opleidingsfase waarin werkplekleren wordt
ingericht een introductie voorzien, waarbij het kader van sociale economie
wordt toegelicht (door een koepelorganisatie of andere relevante spreker),
een verantwoordelijke van een onderneming de werking van de
onderneming en de plaats van een student hierin toelicht en een
verantwoordelijke van een (andere) onderneming of consultancybureau
m.b.t. sociale economie de competenties voor begeleiden van
doelgroepmedewerkers vanuit het perspectief van de onderneming
bespreekt. Inhoudelijk wordt tijdens de introductie expliciet aandacht
besteed aan gezinsgerelateerde thema’s: waarbij
o binnen het kader wordt gefocust op de maatschappelijke meerwaarde van
sociale economie, de diverse ondernemingen die deel uitmaken van sociale
economie en de eigenheid van doelgroepmedewerkers
o de onderneming focust op specifieke aandachtspunten in de begeleiding van
doelgroepmedewerkers en de wederzijdse invloed van werk en gezin
(bijvoorbeeld: de impact van leven in armoede en de kansen die de
tewerkstelling biedt, de gevolgen van ziekte van een doelgroepwerknemer)
en een concrete werksetting binnen sociale economie toelicht
o de opleiding focust op de wederzijdse invloed van gezin en werk, de te
verwerven vaardigheden, de opbouw van het traject en geeft een overzicht
van de meewerkende ondernemingen waar studenten kunnen solliciteren
CHECK 4
Introductie: opleiding, ondernemingen, eventueel: koepelorganisatie,
student: september
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 4A bij Check 4 en volledig jaartraject: Meerwaarden van sociale
economie,koepelorganisaties en beleid
 Studenten leren de meerwaarden van sociale economie kennen, zowel
ten aanzien van de doelgroepmedewerkers als persoon, ten aanzien van
de participatieve organisatiestructuur als ten aanzien van het realiseren
van een maatschappelijk en ecologisch op duurzaamheid gerichte
economie.
 Studenten krijgen inzicht in de werking van koepelorganisaties in sociale
economie en in de prioriteiten van beleid.
 Lees verder:
- Eindrapport Maatschappelijke verantwoording en rekenschap in
sociale economie: http://www.expertisepunt.be/vosec/mvr;
- Portaalsite sociale economie: http://www.socialeeconomie.be
- Kenniscentrum sociale economie: http://www.expertisepunt.be;
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
21
- Website VOSEC: http://www.vosec.be;
- Beleidsnota 2010-2012:
http://www.freyavandenbossche.be/media/upload/vision/socialeecon
omie.pdf;
- Beleidsbrief 2012:
http://www.socialeeconomie.be/nieuws/beleidsbrief-socialeeconomie;
- Handboek Management in de sociale economie (2010)
o GO 4B bij Check 4 en volledig jaartraject: Belangrijke invloeden van de
gezinscontext van de doelgroepmedewerkers op de tewerkstelling.
 20% van de doelgroepmedewerkers leven in een context van armoede
(Beleidsbarometer, 2010)), in het bijzonder generatie-armoede vraagt
aandacht (belangrijke kenmerken: niet gemakkelijk aangrijpen van
kansen, een laag zelfbeeld en korte termijn denken. Korte termijn denken
vraagt om een duidelijk temporiseren van het werk.
 Kennis van de cultuur van de doelgroepmedewerkers is een noodzaak
(cultuur in brede zin en levensbeschouwing, 16% van de
doelgroepmedewerkers zijn allochtonen (Beleidsbarometer, 2010)). Deze
bepaalt sterk de vaardigheden die je al dan niet verwerft: bijvoorbeeld
een allochtone vrouw die opgevoed is om volgzaam te zijn, niet op te
komen voor eigen mening. Onderling hebben mensen van verschillende
etnische achtergrond vaak een hiërarchie en zijn er in een onderneming
spanningen bvb tussen Tjetjenen en Russen. De onderneming stuurt bij
om mensen te laten doorgroeien naar ontmoeting en samenwerken.
 Het gezin van herkomst en/of het huidig gezin van de
doelgroepmedewerkers heeft vaak geen of slechts een beperkte
vangnetfunctie. De gezinscontext maakt dat men vastloopt omdat men
de sociale vaardigheden mist om tot een oplossing te komen
(bijvoorbeeld opvang van zieke kinderen) en/of omdat het sociaal
netwerk ontbreekt.
 Taalkennis is heel belangrijk voor integratie in de werkcontext.
 Spanningsveld van de huidige gezinscontext ten opzichte van het werk.
De veiligheid van het gezin in vergelijking met de snelheid in de
werkcontext. Temporiseren is een proces dat betrekking heeft op de
individuele werknemer (persoon, gezondheid, motivatie) en op de
gezinscontext (bijvoorbeeld de afhankelijkheid van zieke kinderen).
 Psychische problemen uiten zich in een laag zelfvertrouwen, agressie of
zich afzonderen. Voorbeelden:
- ernstige mishandeling/misbruik die hanteerbaar waren worden
getriggerd in de werksituatie waar men zich weer moet leren
handhaven (bijvoorbeeld een vrouw die een man als leidinggevende
heeft, maar als kind slachtoffer was van seksueel misbruik)
- het op jonge leeftijd alleenstaande ouder zijn
 Als goed ervaren gezinsrelaties ondersteunen de motivatie tot werken
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
22
 Doelgroepmedewerkers hebben vanuit de doorgemaakte problemen
vaak een open en directe houding op zoek naar persoonlijke zingeving en
zingeving voor hun gezin
 Lees verder:
- http://www4.vlaanderen.be/wvg/armoede/vlaamsactieplan ;
- https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1430.pdf ((
Rapport: Duurzame tewerkstelling van mensen in armoede (HIVA))
- http://www.bindkracht.be;
- http://www.interculturelecommunicatie;
- http://www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=126&thema=6
(Rapport: Culturele diversiteit op de werkvloer);
- Helpende handen (Geenen, G., Corvelijn, J. (2010)) ;
- Aanwerving van personen met een atypisch curriculum: hinderpalen
tot integratie (Verbergt, Greet; Vanroose, Anja (2010)).
o GO 4C bij Check 4 en volledig jaartraject: Invloed van de tewerkstelling van
de doelgroepmedewerkers op de gezinssituatie.
Positieve effecten en kanttekeningen:
 een opwaardering (empowerment) van het individu in het gezin door:
werk hebben, geld binnen brengen en/of een belangrijkere positie krijgen
(voor allochone doelgroepmedewerkers is geld ook belangrijk om door te
sturen naar het land van herkomst (om zo bijvoorbeeld als moeder
aanvaard te blijven van kinderen die in het land van herkomst bleven) ;
ook voor kinderen van de werknemer leidt dit tot een hogere
zelfwaardering en daardoor betere resultaten op school en een andere
uitstraling naar de buitenwereld in het algemeen
Kanttekening: vaak ontstond een spanningsveld omdat een
doelgroepmedewerker in het land van herkomst een hogere opleiding
haalde die in Belgiëniet erkend wordt en waardoor werk op een lager
niveau moet worden opgenomen.
 het sociaal vangnet van het gehele gezin wordt groter door: het statuut
van sociale zekerheid, allerlei sociale voordelen voor het gezin, de
buitenwereld ziet hen als werkende. Men kan als werkgever verwijzen
naar begeleidende organisaties. Schulden worden sneller afgebouwd
waardoor het stressniveau in het gezin daalt.
Kanttekening: door te werken wordt soms het traditionele rollenpatroon
doorbroken en gaat de zorg binnen het gezin erop achteruit ; de cultuur
laat soms niet toe te participeren aan sociale activiteiten (bijvoorbeeld als
vrouw niet mee mogen op een uitstap) ; schuldeisers kunnen de mensen
meer op de huid zitten waardoor er op korte termijn niet steeds een
verbetering van de leefsituatie is
 de communicatievaardigheden groeien
Kanttekeningen: een tewerkstelling van één gezinslid kan een
spanningsveld veroorzaken t.a.v. andere gezinsleden die deze kans niet
hebben/namen; economische zelfstandigheid wordt soms de opstap naar
echtscheiding – als het sociaal netwerk negatief reageert, komt de
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
23
tewerkstelling opnieuw in gevaar; via het werk gaat men een nieuw
netwerk opbouwen, het oude (familie en vrienden) is niet steeds verder
beschikbaar
 lotgenotencontact via tewerkstelling
Om de geschetste mogelijke problemen voldoende vlug op te merken is
het nodig dat in tussentijdse gesprekken de verschillende
levensdomeinen worden bevraagd.
 Lees verder:
- https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1430.pdf
(Rapport: Duurzame tewerkstelling van mensen in armoede (HIVA))
- Aanwerving van personen met een atypisch curriculum: hinderpalen
tot integratie (Verbergt, Greet; Vanroose, Anja (2010)).
o GO 4D bij Check 4 en volledig jaartraject: Waarderend werken
 Laperre (2008, 2010) beschrijft het belang van waarderend werken in de
Sociale Economie. In het jaartraject nemen we haar twee
aandachtspunten mee: het werken mét de doelgroepmedewerkers en
niet tegenover de medewerkers en het nadruk leggen op waarderend
werken in plaats van remediërend werken.
Voor het gezinsgericht werken betekent dit expliciete ondersteunende
aandacht voor de gezinscontext (bijvoorbeeld luisterend oor voor de
impact van ziekte van een kind of partner) en oog voor wat de
medewerker aan inzet heeft voor zijn/haar gezin. In de sociale economie
vertaalt dit zich verder via de presentietheorie en via diverse ingangen uit
de positieve psychologie.
 Lees verder:
- Laperre, I, Audenaert, M., (2007). Competentiemanagement met
kansengroepen. Antwerpen, Garant ; Laperre, I. (2010). Waarderend
werken met competentiemanagement.
- https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1430.pdf
(Rapport: Duurzame tewerkstelling van mensen in armoede (HIVA))
- Baart, A. (2006). Een theorie van de presentie. Lemma: Den Haag.
- Lopez, S.J., Snyder, C.R. (Eds.)(2009). Oxford Handbook of Positive
Psychology. Oxford: Oxford University Press.
o GO 4E bij Check 4 en volledig jaartraject: ‘EFQM’ en ‘Kwaliteitswijzer’
 Het werken aan professionalisering en kwaliteit binnen een onderneming
beschrijft Blondeel (2008) op basis van het EFQM model en de
‘‘Kwaliteitswijzer voor Sociale Economie’ ’.
Naargelang de fase van het werkplekleren, leren studenten aandacht
hebben voor verschillende onderdelen van deze modellen. Deelaspecten
ervan zijn door de studenten op te volgen items naargelang hun fase in
het werkplekleren.
De 8 basisbeginselen van EFQM zijn: Evenwichtige resultaten behalen,
toegevoegde waarde voor klanten realiseren, leiden met visie, inspiratie
en integriteit, management door processen, slagen door medewerkers,
bevorderen van creativiteit en innovatie, bouwen van partnerschappen,
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
24
maatschappelijk verantwoord ondernemen. De vier uitgangspunten van
de ‘‘Kwaliteitswijzer voor Sociale Economie’ ’ zijn: De organisatie wil
tewerkstelling in een (aan het individu) aangepaste werkomgeving
realiseren, met het oog op duurzame integratie in een arbeidsproces ; De
organisatie wil haar doelgroepmedewerkers deskundige begeleiding en
ontwikkelingskansen bieden ; De organisatie wil doelgroepmedewerkers
maximale kansen op werk bieden, zonder verdringing van de doelgroep
als gevolg van de economische doelstellingen ; De organisatie
onderneemt op een duurzaam en maatschappelijk verantwoorde wijze.
Met betrekking tot gezinsgericht werken is er bijzondere aandacht voor
‘slagen door medewerkers’ (EFQM) en ‘de doelgroepmedewerkers
maximale kansen op werkbieden, zonder verdringing van de doelgroep
als gevolg van de economische doelstellingen (Kwaliteitswijzer).
 Lees verder:
- Blondeel , J. (2010). Werken aan een professionele en excellente
organisatie. In: Handboek Management in de Sociale Economie. Afl. 1,
p.2.1-2.31. Brussel, Politeia.
- http://www.sst.be/samen/over ons/projecten ( kwaliteitswijzer sociale
economie)
- Managementontwikkeling in de socialprofitsector (De Steur, D.,
Heene, A., Carels, B. (2008)):
http://www.erov.be/media/docs/managementontw_sp_062008.pdf
o vindt een eerste groepsbijeenkomst plaats waarin de studenten op basis van
het Vademecum en de bijbehorende documenten informatie krijgen over
het jaartraject en een inleiding tot het solliciteren in de ondernemingen. De
onderdelen van het portfolio werkplekleren worden toegelicht.
CHECK 5
Groepsbijeenkomst I: opleiding, student: maand voor opstart werkplekleren
Do/Done Aandachtspunten
o bereiden de studenten een sollicitatiedossier voor en schrijven een
sollicitatiebrief die door de opleiding voorafgaand aan het solliciteren wordt
geëvalueerd, ze passen daarbij de opgedane kennis tijdens de
introductiedagen toe.
CHECK 6
Sollicitatievoorbereiding: student: maand voor opstart werkplekleren
Do/Done Aandachtspunten
o GO 6A: Sollicitatiebrief: Studenten dienen o.a. aan te geven waarom ze in
deze onderneming willen werken, in welke deelwerking, wat ze denken te
zullen leren in de onderneming en hoe ze de aandacht voor gezinsgericht
werkplekleren zien (eigen vertaling van de wisselwerking tussen
gezinscontext en werkcontext zoals besproken in de introductie).
o GO 6B: Zie ook de sollicitatiemodules: www.vdab.be, www.jobat.be,
www.stepstone.be, www.careerbuilder.be en de website(s) van de RTC’s:
http://www.ond.vlaanderen.be/rtc/
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
25
CHECK 7
Sollicitatie: Onderneming, student: maand van aanvang werkplekleren:
Do/Done Aandachtspunten
o GO 7: Sollicitatie
 Kan de student zijn keuze voor de onderneming goed motiveren?
 Toont de student echte motivatie, interesse?
 Geeft de student blijk van nagedacht te hebben/ in te voelen wat de
gezinsgerichtheid tijdens het traject werkplekleren kan betekenen, ook
voor zijn/haar handelen? (zich bijvoorbeeld rekenschap geven van de
empowerment van tewerkstelling op de persoon en de mogelijke
positieve of negatieve gevolgen voor de gezinscontext ; zich rekenschap
geven van de complexiteit van alleenstaand zijn met kinderen op het
werken in de Sociale Economie ; een basisinzicht hebben in de eigenheid
van de doelgroepmedewerkers)
 Geeft de student blijk van inzicht in de meerwaarde van Sociale Economie
vergelijk de ‘Kwaliteitswijzer voor Sociale Economie’ en het EQFMmodel)Lees verder: www.vdab.be, www.jobat.be, www.stepstone.be,
www.careerbuilder.be en de website(s) van de RTC’s:
http://www.ond.vlaanderen.be/rtc/
 zie ook: check 1-4
 volgt de opleiding het sollicitatiegesprek op
CHECK 8
Sollicitatie: opleiding, student: maand van aanvang werkplekleren:
Do/Done Aandachtspunten
II 2.
Start van de studenten op de werkplek: keuze van competenties en
leerdoelen
o Na toezegging door de onderneming bezorgt de begeleider uit de opleiding
het vademecum met werkboek en contract en maakt een afspraak voor het
introductiegesprek
o -De student kiest in overleg met de werkplekbegeleiders van de opleiding
leerdoelen op basis van de voor het werkplekleren te realiseren
competenties en kerndoelen uit het competentieprofiel van de opleiding. De
student bereidt voor hoe hij/zij denkt deze te realiseren. Deze leerdoelen
worden voor de opstart van het werkplekleren besproken in overleg tussen
de mentoren op de werkplek, de werkplekbegeleiders en de student (zie
Check 10). Voor het gezinsgericht werkplekleren betreffen dit leerdoelen bij
competenties m.b.t.
 conceptueel en methodisch handelen
 grondhoudingen in begeleiding met het oog op versterken van het gezin
 communicatie
 contextueel handelen
 teamwerking
 professioneel handelen waaronder beleidsgericht handelen.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
26
CHECK 9
Leerlijnen: student, opleiding, onderneming
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 9A Aandachtspunten bij het leren begeleiden van de
doelgroepmedewerkers
M.b.t. houding
 echt zijn (ook zichtbaar in lichaamstaal)
 openheid, niet veroordelen, deontologie volgen
 inleven: tussen de mensen bewegen en leven, ‘optillen’ van de
vaardigheden, grenzen bewaken wat betreft afstand en nabijheid,
interesse tonen
M.b.t. vaardigheden
 doelgericht en gestructureerd werken
 niet te oplossingsgericht zijn
 ondersteunend leiding geven
 feedback geven: POP opvolgen, functionering kunnen opvolgen
 vorming geven
 zelfreflectie (feedback is een geschenk, een leermoment)
M.b.t. kennis:
 sociale kaart
 doelgroep: cultuur, religie, achtergrond van land van herkomst
 sociale wetgeving
 inzicht in psychosociale problematiek van de doelgroep
 inzicht in de kenmerken van de officiële categorie van de doelgroep: bvb
opvolgen van artikel 60
 inzicht in de verschillende leiderschapsstijlen
 groepsdynamica
 conflicthantering
o GO 9B: Leerdoelen uit het competentieprofiel van de opleiding
 Introductiegesprek: Tijdens het introductiegesprek nemen de begeleider
in de onderneming, de begeleider uit de opleiding en de student de
leerlijnen en het jaartraject door. Dit gebeurt met bijzondere aandacht
voor de mogelijke raakvlakken tussen het werk van de
doelgroepmedewerker en de invloed van zijn/haar gezinscontext. Nadruk
ligt op het in de eerste fase van het werkplekleren via participerende
observatie leren kennen van de onderneming en de
doelgroepmedewerkers. De student houdt een POP-dagboek bij, dat ter
inzage ligt in de onderneming. Hij/zij beschrijft daarin de activiteiten per
werkdag en wat hij/zij ziet als sterktes en zwaktes met betrekking tot de
uitvoering van die activiteiten. Om de 150 uur maakt hij/zij een
reflectieverslag over het dagboek ten behoeve van de opleiding en de
onderneming. Deze verslagen zijn gericht het realiseren van de leerlijnen
die bij aanvang werden opgesteld.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
27
CHECK 10
Introductiegesprek: onderneming, opleiding, student: maand van opstart in
de onderneming
Do/Done
Aandachtspunten
o Zie ook: Go 29B en 32
II 3.
Van introductiegesprek naar tussentijdse evaluatie: de
onderneming en de leefwereld van de doelgroepmedewerkers.
De studenten leren de werking van de onderneming kennen en worden
ondergedompeld in de werk-en leefwereld van de doelgroepmedewerkers.
De tweede groepsbijeenkomst vanuit de opleiding (een maand na de reële
opstart in de onderneming) biedt een inleiding tot de Presentietheorie met
toepassing op de werkplekcontext. De basis voor het werken met de
doelgroepmedewerkers is het gericht zijn op de kwaliteit van de relatie met de
medewerkers, het empoweren vanuit de leefwereld van deze medewerkers. De
‘Presentietheorie’ (Baert, 2006) biedt heel wat handvaten om zich gericht
onder te dompelen in in deze leefwereld en de waarde van contact op zich te
leren waarderen. Studenten brengen hun voorstelling van de werkplek en
maken een eerste reflectieverslag op basis van hun POPdagboek.
CHECK 11
Document voorstelling van de werkplek: opleiding, student: maand na
opstart in de onderneming:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 11A (Check 11 tot en met 15) Aandachtspunten in de beginfase van het
werkplekleren
 leerbereidheid laten zien,
 open, niet veroordelende attitude
 zich laten onderdompelen en observeren ;
 werkattitude; afspraken naleven, op tijd zijn, taken uitvoeren,…
 zichzelf evalueren op basis van theoretische bagage: wat studenten al
kennen, wat te leren ; reflecteren over wat ze voelen/weten
 Lees verder:
- over motivatie: Donche, Vincent; Verbeke, Heleen; Ilsbroux, I.;
Sammels, E.; Janssen H.J.; Petegem, Van, Peter (2012) . Licht op
werkplekleren: inzichten vanuit praktijk en onderzoek. In Mosselaer,
Van de, H. [edit.] Goesting in leren en werken. Antwerpen : Garant, p.
211-228.
- Baart, A. (2006). Een theorie van de presentie. Lemma: Den Haag.
- Competentiegericht evalueren: Gids voor Werkplekleren:
http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/GIDS/default.htm
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
28
o GO 11B: beschrijven studenten bij de voorstelling van hun werkplek de
wederzijdse invloed van werk en persoonlijke levensomstandigheden van de
doelgroepmedewerkers?
CHECK 12
Reflectieverslag dagboek: opleiding, student: maand na opstart in de
onderneming:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 12: Wordt door de student aangegeven wat hij/zij reeds kan en waarin
hij/zij meent te moeten groeien?
 De tussentijdse evaluatie wordt voorbereid in een individueel
supervisiegesprek tussen de student en de begeleider van de hogeschool
(twee maanden na opstart op de werkplek). De student dient vooraf de
opdracht m.b.t. competentie 4: hanteren van gezinsrelaties in en het
tweede reflectieverslag op basis van het POP-dagboek.
CHECK 13
Reflectieverslag dagboek: opleiding, student: twee maanden na opstart
op de werkplek:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 13 : Is er evolutie in inleven t.a.v. de doelgroepmedewerkers? Zijn er
duidelijke toepassingen van presentie?
CHECK 14
Opdracht competentie 4 Communicatie: opleiding, student: twee maanden na
opstart op de werkplek:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 14 : Kan de student aandachtspunten uit de methodiekvakken met
betrekking tot communicatie toepassen in specifieke situaties op de
werkvloer?
II 4.
Tussentijdse evaluatie: sterkte-zwakte-analyse van de student en
zijn/haar leerproces.
 Na 250 uren werkplekleren: tussentijdse evaluatie op de werkplek in
aanwezigheid van de begeleider in de onderneming, de
werkplekbegeleider en de student. De student biedt een overzicht van
hoe hij/zij tot nu toe aan de vooropgestelde competenties werkte en wat
de invulling van de leerdoelen voor het verder traject kunnen zijn
(schriftelijk vooraf in te dienen t.a.v. opleiding en onderneming). De
begeleiders sturen bij waar nodig en vullen het takenpakket
overeenkomstig aan. Inhoudelijk wordt de overgang voorbereid van
‘observeren, leren kennen’ van de doelgroepmedewerkers naar
‘begeleiden’, ‘mede-beoordelen’ en ‘evalueren’.
 Uiterlijk 1 week na de bespreking dient de student zijn verslag van de
tussentijdse evaluatie in
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
29
CHECK 15
Voorbereiding Tussentijdse evaluatie: student: na 250 uren:
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 16
Tussentijdse evaluatie: onderneming, opleiding, student: na 250 uren:
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 17
Verslag tussentijdse evaluatie: student, opleiding: week na evaluatie:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 17: Tussentijdse evaluatie (Check 15-17)
 participeert de student actief vanuit een leerpositie?
 is de student proactief?
 heeft de student een goed zicht op wat de organisatie inhoudt en op de
eigenheden van de doelgroep?
 ziet de student duidelijk voorbeelden van de wederzijdse invloed van
gezins-en werkcontext ?
 heeft de student reeds ‘eerste inzichten’ in mogelijke wegen om de
doelgroepmedewerkers te ondersteunen in de relatie tussen gezins-en
werkcontext?
 de student heeft zicht op volgende basisbeginselen van het EFQM-model
(Blondeel 2010):
- Evenwichtige resultaten halen: een onderneming moet goede
resultaten halen voor alle stakeholders.
- Toegevoegde waarden voor klanten: klanten zijn essentieel voor de
onderneming. Aan hen toets je de kwaliteit van uw diensten en
producten.
- Slagen door medewerkers: via participatief management en teamwerk
de doelstellingen van de onderneming realiseren.
 onderneming en opleiding stimuleren de vertaalslag: van
observeren/meewerken naar begeleiden en beoordelen van de
doelgroepmedewerkers (zie ook: GO 13)
 legt de student spontaan relaties tussen andere opleidingsonderdelen en
werkplekleren (bijvoorbeeld: gezinspedagogiek, sociologie,
gespreksmethodieken)?
o Zie ook: GO 29B en 32
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
30
II 5.
Van tussentijdse evaluatie naar eindevaluatie: keerpunt van
‘toekijken’ naar ‘beoordelen’ van doelgroepmedewerkers en
zelfstandiger leren omgaan met de klanten van de onderneming.
CHECK 18
Formulering probleemstelling en leervraag: onderneming, student,
opleiding: maand na tussentijdse evaluatie:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 18: betreft de leervraag de overgang van observeren naar begeleiden
van doelgroepmedewerkers en/of het zelfstandiger omgaan met de klanten
van de onderneming en het zich situeren in de teamwerking?
CHECK 19
Opdracht m.b.t. competentie i.v.m. teamwerk: student, opleiding: maart:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 19: heeft de student voldoende inzicht in het functioneren van een
team? Kan hij een groepsproces adequaat beschrijven en zijn eigen plaats
zien in de groep? Formuleert hij sterke zijden en leerlijnen m.b.t. zichzelf als
teamlid?
CHECK 20
Opdracht m.b.t. competentie i.v.m. Versterken van het gezin (empoweren van
doelgroepmedewerker (en zijn/ haar gezin) via grondhoudingen, presentie):
student opleiding: maart:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 20: beschrijft de student zijn sterktes en leerlijnen met betrekking tot de
grondhoudingen: empathie, onvoorwaardelijkheid, echtheid en presentie?
 Lees verder:
- Basale interventies (Vanaerschot, G. (2003))
- Handboek Psychosociale hulpverlening (Bouwkamp, R., Bouwkamp, S.
2010)
- Baart, A. (2006). Een theorie van de presentie. Lemma: Den Haag.
o In een individuele supervisie (maand na derde groepsbijeenkomst) worden
het verslag van een persoonlijke opdracht op de werkplek, de verplichte
casusbesprekingen en het vierde reflectieverslag m.b.t. het POPdagboek
besproken.
CHECK 21
Verslag persoonlijke opdracht op werkplek: student, onderneming,
opleiding: maand na derde groepsbijeenkomst:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 21: de persoonlijke opdracht kan betrekking hebben op het maken van
een verslag van een gesprek (dat de student volgt of houdt) of van een
vormings- of groepsopdracht, een teamverslag…
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
31
CHECK 22
Casusbesprekingen: student, onderneming, opleiding: maand na derde
groepsbijeenkomst:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 22: De student bespreekt hoe de begeleiding verliep van een of
meerdere mensen in of door de organisatie. Er wordt ingegaan op de
doelstellingen t.a.v. de persoon en zijn gezin, hoe deze worden gerealiseerd,
wat de opdracht was van de student, wat goed liep en wat leerlijnen zijn,
hoe de focus op gezin een meerwaarde bood.
CHECK 23
Reflectieverslag dagboek: student, opleiding: maand na derde
groepsbijeenkomst:
Do/Done
Aandachtspunten
II 6.
Eindevaluatie: verantwoordelijkheid nemen t.a.v.
doelgroepmedewerkers, rekening houdend met hun
gezinscontext; zelfstandigheid in het opnemen van taken.
 De student dient zijn vierde reflectieverslag m.b.t. het POPdagboek in
 Eind mei/begin juni vult de begeleider op de werkplek het
eindevaluatieformulier in ; dit bespreekt de beoordeling van de student
als werknemer van de onderneming, als begeleider van de doelgroep, als
teamlid en wat betreft de lerende, ondernemende basishouding. Verder
licht het de ontwikkeling met betrekking tot de gekozen competenties en
de groei sinds de tussentijdse evaluatie toe.
 Aansluitend wordt de eindevaluatie georganiseerd op de werkplek in
aanwezigheid van de student, de begeleider in de onderneming en de
begeleider van de hogeschool. Het traject wordt geëvalueerd volgens de
rubrieken van het evaluatieformulier en op basis van de in de
onderneming en voor de opleiding volbrachte taken als samengebracht in
de werkplekportfolio.
 Uiterlijk 1 week na de bespreking brengt de student zijn
eindevaluatieverslag binnen.
 De begeleider van de hogeschool rondt het traject werkplekleren af in
een eindgesprek met de student en dient aansluitend de beoordeling in.
CHECK 24
Reflectieverslag m.b.t. POPdagboek: student, opleiding: voorlaatst maand
opleidingsfase = maand na individuele supervisie:
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 25
Eindevaluatieformulier: onderneming, student: twee laatste maanden
opleidingsfase (eerste zittijd)
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
32
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 26
Eindevaluatie: onderneming, opleiding, student: twee laatste maanden
opleidingsfase (eerste zittijd)
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 27
Verslag van de eindevaluatie: student: twee laatste maanden opleidingsfase
(eerste zittijd)
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 28
Eindgesprek hogeschool: opleiding, student: laatste maand opleidingsfase
(eerste zittijd)
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 29
Beoordeling traject: opleiding
Do/Done
Aandachtspunten
Naast een globaal cijfer vat de begeleider de gerealiseerde leerlijnen en de
voorziene leerlijnen samen.
o GO 29A Eindevaluatie (Check 25-29):
 Worden de beoogde competenties op het door de opleiding beoogde
niveau gerealiseerd? Het betreft de leerdoelen bij competenties als:
conceptueel en methodisch handelen, grondhoudingen in begeleiding
(versterken van het gezin), competenties met betrekking tot
communicatie en contextueel handelen (onder andere rekening houden
met de culturele context van de doelgroepmedewerkers). Verder ook
competenties met betrekking tot teamwerking en professioneel handelen
waaronder beleidsgericht handelen.
- Is er een duidelijke evolutie sinds de tussentijdse evaluatie?
- Kan de student de doelgroepmedewerkers mee-coachen rekening
houdend met hun specifieke gezinscontext?
 Heeft de student inzicht in de 8 basisbeginselen van het EFQM-model en
hoe deze worden toegepast in de onderneming? (Evenwichtige resultaten
behalen, toegevoegde waarde voor klanten realiseren, leiden met visie,
inspiratie en integriteit, management door processen, slagen door
medewerkers, bevorderen van creativiteit en innovatie, bouwen van
partnerschappen, maatschappelijk verantwoord ondernemen). Heeft de
student inzicht in de vier uitgangspunten van de ‘‘Kwaliteitswijzer voor
Sociale Economie’ ’ en hoe deze worden toegepast in de onderneming?
(De organisatie wil tewerkstelling in een (aan het individu) aangepaste
werkomgeving realiseren, met het oog op duurzame integratie in een
arbeidsproces ; De organisatie wil haar doelgroepmedewerkers
deskundige begeleiding en ontwikkelingskansen bieden ; De organisatie
wil doelgroepmedewerkers maximale kansen op werk bieden, zonder
verdringing van de doelgroep als gevolg van de economische
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
33
doelstellingen ; De organisatie onderneemt op een duurzaam en
maatschappelijk verantwoorde wijze.
 Aandachtspunten:
- Reflecteert de student kritisch: denkt hij/zij zelfstandig en geeft hij/zij
suggesties bij problemen?
- Welke taken worden door de student zelfstandig uitgevoerd?
- Slaagt de student erin een functioneringsgesprek van een
doelgroepmedewerker adequaat voor te bereiden?
- Delegeert een student in de samenwerking met
doelgroepmedewerkers?
- Koppelt de student zijn te verwerven competenties aan de specificiteit
van de onderneming?
- Heeft de student aandacht voor het niet in routine vervallen?
- Wordt de gezinsgerichtheid adequaat gerealiseerd? Bijvoorbeeld:
 helpt men een werknemer om te gaan met de ziekte van zijn/haar
kind?;
 leeft de student zich voldoende in de concrete
levensomstandigheden van de doelgroep in? (bijvoorbeeld wat
hetbetekent om een ouderrol niet te mogen opnemen)
 kreeg de student een andere kijk op het leven: vanuit de
meerwaarden die Sociale economie zoekt te realiseren en vanuit
de ervaringen in het gezinsgericht werken?
 respecteert de student de persoonlijke beslissing van een
doelgroepmedewerker, ook als deze afwijkt van wat men meent
dat goed zou zijn?
- De opleiding geeft de eindbeoordeling
 opsplitsen in: taken ; tussentijdse evaluatie ; eindevaluatie
 in functie van het beoogd niveau van de competenties
 Lees verder:
- zie Go’s 4A tot 4E
- http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/leidraad/ (Leidraad
Werkplekleren)
- http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/GIDS/default.htm (Gids
voor Werkplekleren)
o GO 29B Kritische succesfactoren voor het gezinsgericht werkplekleren
(CHECK 28-29, introductiegesprek en tussentijdse evaluatie). Zie ook GO 9 en
GO 11A.
 een heldere verbinding maken tussen thema’s die het gezinsfunctioneren
aanbelangen en het werken in sociale economie (via link met
opleidingsonderdelen en competenties)
 werken in de sociale economie vraagt op de werkplek om:
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
34
- intrinsieke motivatie: de persoonlijk doorleefde wil om te leren en om
te werken: voorbeeldfunctie waarmaken: willen werken in de context
van sociale economie en die specifieke onderneming en daarvoor gaan
- zonder vooroordelen de werkplek en zijn medewerkers tegemoet
treden
- openstaan voor kritiek en zichzelf (durven) in vraag stellen ;
aanvaarden dat je fouten maakt ,dit niet als een mislukking zien
- mensen kunnen beoordelen (die sprong durven maken)
- de problemen die je leert kennen ook kunnen loslaten: ‘niet mee naar
huis nemen’
- grenzen bewaken: evenwicht ook tussen helpen als empoweren en
helpen als overnemen
- initiatief nemen
- taken afwerken
- zelfstandig werken
 gezinsgericht werken vraagt om:
- -inbrengen van de context van het gezin: verleden (gezin van
herkomst, vroegere relaties) en huidige gezinscontext
- -betrekken van het netwerk van een gezin
- -een pedagogische invalshoek (indien het gezin kinderen heeft)
- -versterken van de sociaal-economisch positie van het gezin (niet
alleen de persoon)
 Lees verder: zie Go 25A
Stap III:
CHECK² en ACT to PLAN: Evaluatie van de organisatie van het
werkplekleren en stappenplan voor opvolging.
 De student evalueert het werkplekleren via de procedure van de
hogeschool (einde opleidingsfase)
 De werkplekken worden door de opleiding bevraagd op verbeterpunten
voor het traject werkplekleren (einde opleidingsfase). Deze kunnen
bijvoorbeeld betrekking hebben op de te formuleren leerdoelen bij een
competentie, op het relatieve gewicht van een competentie (bijvoorbeeld
grote belang van teamwerking), op nieuwe facetten in het vormen van
doelgroepmedewerkers met betrekking tot gezinsthema’s
 Het traject werkplekleren wordt opgevolgd en geëvalueerd in het team
van praktijkbegeleiders van de opleiding (meerdere overlegmomenten
peracademiejaar) met bijzondere aandacht voor de input van de
werkplekken ; de eindbeoordelingen van de studenten worden
bekrachtigd in de vergadering van het team.
 De opleiding bespreekt de eigen evaluatie en de verbeterpunten
voorgesteld door de ondernemingen met een vertegenwoordiger van de
koepelorganisatie (einde opleidingsfase)
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
35
 Het vademecum en de kwaliteitsdocumenten worden waar nodig
aangepast (maand voor introductie nieuwe jaartraject).
 De praktijkcoördinator vat het traject en de verbeterpunten samen in een
nota ten behoeve van het Kernteam van de opleiding en de
stagecoördinatoren-vergadering van de hogeschool. Voorstellen ter
verbetering worden geïmplementeerd in het lopende of het komende
jaartraject.
CHECK 30
Evaluatie traject werkplekleren: student: einde opleidingsfase:
Do/Done
Aandachtspunten
CHECK 31
Bevraging Werkplekken: opleiding, ondernemingen: einde opleidingsfase:
Do/Done
Aandachtspunten: afstemming van competentieprofiel en
leerdoelen, afstemming leermethodiek, focus op gezinscontext en arbeid
CHECK 32
Bespreking in team praktijkbegeleiders: opleiding: einde opleidingsfase:
Do/Done
Aandachtspunten
o GO 32 (Check 32 en introductiegesprek en tussentijdse evaluatie) Hoe
omgaan met eventuele problemen die de studenten ervaren?
 Via POP en tussentijdse gesprekken tusen de begeleider in de
onderneming en de student:regelmatig opvolgen, vroeg detecteren,
preventief handelen: goed observeren ; vluchtgedrag (negeren van
problemen) zien ; helpen om te durven kijken naar problemen
 kans geven om fouten te maken
 open klimaat creëren: vooraf verwachtingen en wijze van opvolgen
bespreken: aangeven dat men geen schrik moet hebben om problemen
aan te brengen, dat je mag leren uit fouten
 stappenplan opstellen: goed omschrijven
CHECK 33
Nota Kernteam en Stagecoördinatorenvergadering: praktijkcoördinator: voor
aanvang academiejaar:
Do/Done
Aandachtspunten
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
36
Relevante websites en literatuur
Websites
Gezin
 http://www.hig.be (Opleidingen Gezinswetenschappen en Psychosociale Gerontologie en
Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen)
 http://www.hubrussel.be/HUB/HUB_web/HUBNederlands/sociaal_agogisch_werk/sociaal_agogisch_werk_gezinswetenschappen.html
 http://www.gidsvoorgezinnen.be
 http://www.gezinsbond.be
Werkplekleren
 http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren
 http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/leidraad/ (Leidraad Werkplekleren)
 http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/GIDS/default.htm (Gids voor
Werkplekleren)
 http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/regelgeving/ho.htm (Nota Werkplekleren
Hoger Onderwijs)
 http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/nota/2009-2014.htm
 http://www.serv.be/serv/publicatie/advies-werkplekleren
Sociale Economie
 http://www.socialeeconomie.be/ (portaalsite)
 http://www.werk.be/over-werk-sociale-economie
 http://www.freyavandenbossche.be/media/upload/vision/socialeeconomie.pdf
 http://www.socialeeconomie.be/nieuws/beleidsbrief-sociale-economie
 http://www.expertisepunt.be/ (Kenniscentrum Sociale Economie)
 http://www.expertisepunt.be/vosec/mvr (project Maatschappelijke verantwoording en
rekenschap in sociale economie)
 http://www.expertisepunt.be/sites/default/files/Beleidsbarometer-2010.pdf
(beleidsbarometer sociale economie)
 http://www.vosec.be/
 http://www.sst.be/samen/over ons/projecten ( kwaliteitswijzer sociale economie)
Specifieke thema’s en methoden
 Rapport: Managementontwikkeling in de socialprofitsector (De Steur, D., Heene, A.,
Carels, B. (2008)): http://www.erov.be/media/docs/managementontw_sp_062008.pdf
 Armoede:
o http://www4.vlaanderen.be/wvg/armoede/vlaamsactieplan
o https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1430.pdf ( Rapport: Duurzame
tewerkstelling van mensen in armoede (HIVA))
o Bindkracht: http://www.bindkracht.be/
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
37
 Interculturele communicatie:
o http://www.interculturelecommunicatie.com
o http://www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=126&thema=6 (Studie
culturele diversiteit op de werkvloer)
 Coaching:
o Goed gevoel stoel: http://www.fitinjehoofd.be/goedgevoelstoel.aspx
o Oplossingsgericht coachen: http://www.werktgoed.nl/kennisbank/de-achtstappendans-van-oplossingsgericht-coachen/
 Sollicitatie: www.vdab.be, www.jobat.be, www.stepstone.be, www.careerbuilder.be
Literatuur
 Adam, I., Rea, A. (2010).Culturele diversiteit op de werkvloer. Onderzoek uitgevoerd in
opdracht van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding.
Brussel: Institute for European Studies.
 Baart, A. (2006). Een theorie van de presentie. Lemma: Den Haag.
 Baert,H. (2008). Naar een cartografie van condities voor werkplekleren in
arbeidsorganisaties in Vlaanderen. Leuven, WSE rapport.
 Baert, H., Van Bree, L., Clauwaert, I. (2008). Werkplekleren. Een leidraad voor het
bespreken en het stimuleren van het lerend gebruik van werkplekcondities. Leuven,
POOLL.
 Cohn, M, Frederickson, B. (2009) Positive Emotions. In S.J. Lopez & C.R. Snyder (Eds.),
Oxford Handbook of Positive Psychology (2nd ed., pp.13-24) . Oxford: Oxford Press.
 Blondeel , J. (2010). Werken aan een professionele en excellente organisatie. In:
Handboek Management in de Sociale Economie. Afl. 1,, p.2.1-2.31. Brussel, Politeia.
 Bouwkamp, R., Bouwkamp, S. (2010).Handboek Psychosociale hulpverlening. Utrecht: De
Tijdstroom.
 Departement Onderwijs en Vorming. Afdeling Strategische Beleidsondersteuning. (2008).
Leidraad Werkplekleren.
 Dewispelaere, J. (2012). Rapport Gezinsgericht werkplekleren in de sociale economie.
Onuitgegeven publicatie, Brussel: Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen –
Hogeschool-Universiteit Brussel.
 Donche, Vincent; Verbeke, Heleen; Ilsbroux, I.; Sammels, E.; Janssen H.J.; Petegem, Van,
Peter (2012) . Licht op werkplekleren: inzichten vanuit praktijk en onderzoek. In
Mosselaer, Van de, H. [edit.] Goesting in leren en werken. Antwerpen : Garant, p. 211228.
Emmerik, R. (2007). Kwaliteitsmanagement. Amsterdam, Pearsons Education.
 Geenen, G., Corvelijn, J. (2010). Helpende handen. Tielt, Lannoo.
 Laperre, I, Audenaert, M., (2007). Competentiemanagement met kansengroepen.
Antwerpen, Garant.
 Laperre, I. (2010). Waarderend werken met competentiemanagement. In Castermans, G.,
Gijselincks, C., Vallet, N. Handboek Management in sociale economie. Aflevering 1- juli
2010. Brussel: Politeia.
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
38
 Laperre, I., Wouters, S. (2010). Begeleiden op de werkvloer in sociale economie.
Antwerpen, Garant.
 Lopez, S.J., Snyder, C.R. (Eds.)(2009). Oxford Handbook of Positive Psychology. Oxford:
Oxford University Press.
 Motief, Mana, Odice, Cimic, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen
(in druk). Visietekst Levensbeschouwing in hulpverlening.
 Muyters, Ph. (2011). VESOC nota inhoudelijk kader sector convenants 2013-2014. Brussel:
Vlaamse Regering.
 Raus, H. (ed.) (2010). Eindrapport Maatschappelijke verantwoording en rekenschap in de
sociale economie. Brussel, VOSEC.
 Sannen, L., Castermans, S., Van Regenmortel, T., Lamberts, M. (2011). Duurzame
tewerkstelling van kansengroepen. Leuven, HIVA.
 SERV (2011). Advies Werkplekleren: Creativiteit en passie in het leerproces. Brussel, SERV.
 Shadid, W. (2007). Grondslagen van interculturele communicatie. Studieveld en
werkterrein. Amsterdam: Kluwer.
 Steenssens K., Demeyer B. & Van Regenmortel T. (2009), Conceptnota empowerment en
 activering in armoedesituaties, HIVA-K.U.Leuven, Leuven.
 Steenssens K., Sannen L., Ory G. & Nicaise I. o.l.v. Nicaise I. & Van Regenmortel T. (2008),
 W²: Werk- en welzijnstrajecten op maat, Een totaalconcept, HIVA-K.U.Leuven, Leuven.
 Vanaerschot, G. (2003). Basale interventies. In: S.Colijn, J.A. Snijders, R.W. Trijsburg (red.)
Leerboek Integratieve Psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
 Vandenbosche, F. (2011). Beleidsbrief Sociale Economie. Beleidsprioriteiten 2011-2012.
Ingediend op 25 oktober 2011. Brussel, Vlaams Parlement.
 Van den Bosche P., Dosche, V., Gijbels, D. (2011). Gids voor Werkplekleren. Onderzoek
uitgevoerd in opdracht van het Departement Onderwijs. Antwerpen: UA.
 Verbergt, Greet; Vanroose, Anja (2010). Aanwerving van personen met een atypisch
curriculum: hinderpalen tot integratie - In: Tijdschrift voor welzijnswerk, 34:306, p. 5-14.
Vlaams Aktieplan Armoedebestrijding 2010-2014. Brussel: Vlaamse Overheid.
 VLOR (2011). Raad Secundair Onderwijs. Visietekst ‘Trajectbegeleiding in de systemen van
leren en werken. Brussel, VLOR.
Voor de feedback op de Checklist en het rapport wensen we in het bijzonder de volgende
personen te danken: Pieterjan Robijn (VOSEC), Werner Leemans (Ateljee), Cindy Beeckman
(CDJServices), Koen Goemans (Opnieuw en co), Simon Kusters (RTC Vlaams-Brabant), Tanja
Nuelant en Gaby Jennes (Opleiding en Kenniscentrum Gezinswetenschappen). Voor de
medewerking aan de testfasen en de feedback op de Checklist: Lieve Van der Straeten en
Claire Wiewauters (Opleiding Gezinswetenschappen).
Checklist gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie
39
Download