Toekomstvisie Enschede 2020, uitwerking begrip Sociale stijging

advertisement
Discussienotitie Sociale stijging
Vooraf
In december 2007 heeft de gemeenteraad van Enschede de toekomstvisie Enschede 2020
vastgesteld. Enschede wil met partners werken aan de stad om ervoor te zorgen dat Enschede in
2020:

Een zeer sterke centrumpositie heeft in de Euregio met grootstedelijke allure en top
culturele voorzieningen.

Een zeer sterke werkgelegenheidsfunctie heeft in de Euregio en een goed opgeleide
beroepsbevolking.

Groen en duurzaamheid onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.

Sociale stijging en binding heeft gerealiseerd voor haar bewoners.

Het imago heeft van Europese kennisstad.
Als leitmotief voor de toekomstvisie is gekozen voor: Enschede maak(t) je wereld groter!
Het denken, de analyse, die onder de toekomstvisie Enschede 2020 ligt, alsmede de maatregelen
die in de strategische opgaven terugkeren zijn doordrenkt van het idee dat Enschede meer dan ooit
aan talentmaximalisatie wil doen. Nieuw talent aantrekken, aanwezig talent tot wasdom brengen
en nieuw en aanwezig talent met elkaar in contact brengen. Enschede wil een sprong
naar voren voor iedereen die de stad bevolkt. Een stad die uitnodigt om het beste in jezelf naar
boven te halen. Met een overheid die letterlijk en figuurlijk ruimte geeft aan het talent en de
energie die potentieel aanwezig zijn. Die mensen verleidt en aanmoedigt om kansen te pakken en
mee te doen. De komende jaren zullen tal van projecten uitgevoerd worden en beleidsvoornemens
college en raad bereiken waarin dat denken is opgenomen. Nadrukkelijk gaat het dan ook over
mensen die nu sociaal buitengesloten zijn. Groepen burgers die veelal met elkaar gemeen hebben
dat ze een laag inkomen hebben, een slechte arbeidsmarktpositie kennen en vaak gesegregeerd
leven.
In deze notitie wordt het begrip sociale stijging geoperationaliseerd. Sociale stijging is één de
thema’s uit Enschede 2020 die een verdiepingsslag behoeft. De andere is partnerschap. De Raad
heeft bij de behandeling van de programmabegroting 2008-2011 het college verzocht met een
uitwerking te komen van het begrip sociale stijging en een visie te ontwikkelen op de betekenis van
sociale stijging voor ons beleid. In deze notitie wordt een poging gedaan het begrip sociale stijging
te ontleden. Wat is het eigenlijk (voor nieuws) en wat betekent het voor Enschede? De volgorde is
simpel, eerst wordt het begrip vanuit de literatuur en onderzoek geduid, vervolgens vanuit de
context toekomstvisie, aan de hand van een aantal inhoudelijke thema’s, meer concreet gemaakt.
Voor alle duidelijkheid, sociale stijging is een overkoepelend thema. Onderdelen van sociale stijging
zien we terug in alledrie de strategische opgaven en flink wat programma’s. Het monitoren van
sociale stijging kan ook via die bestaande lijnen plaatsvinden.
versie 17 september 2008
1
1. Sociale stijging, het begrip
In 2006 verscheen het Vromraadadvies ‘ Stad & stijging’. In dit advies wordt sociale stijging tot
nieuw leitmotief voor stedelijke vernieuwing verheven. Een korte duiding van het advies.
In Stad & stijging oordeelt de Vromraad dat stedelijke vernieuwing is losgeraakt van de ambities
en aspiraties van bewoners van de stad. Het advies van de Vromraad gaat vooral over de vraag op
wat voor manier stedelijke vernieuwing, in randvoorwaardelijke zin, een bijdrage kan leveren aan
de sociale stijging. Randvoorwaardelijk in de zin van inrichting en kwaliteit van de openbare
ruimte, letterlijk ruimte geven aan maatschappelijke voorzieningen, cultuur, sport, spel en
onderwijs, zorgdragen voor kwaliteit van en diversiteit in wonen én de betrokkenheid van burgers
bij plannenmakerij. Op die wijze ontstaat een klimaat waarbinnen sociale stijging plaats kan
vinden. De Vromraad wijst vervolgens werk, onderwijs, vrije tijd en woningmarkt aan als
stijgingsroutes.
Deze vormen als het ware sporten, treden, op de stijgingsladder. De stijgingsroute die mensen
volgen is individueel bepaald. Er bestaat geen algemeen stijgingsrecept. Daarmee doorbreekt de
Vromraad het gangbare cohesiedenken wat sterk geënt is op groepen en plaatsvindt in de
buitenruimte (openbare ruimte, sociale, sportieve en culturele voorzieningen). De uitdaging is om
verbinding (cohesie) en stijging in evenwicht te brengen. Het gaat om het creëren van een lokale
kansenstructuur (voorzieningen) en een individuele stijgingscultuur (herkennen en benutten van
die kansen). Stedelijke vernieuwing heeft in deze een randvoorwaardelijke rol, het faciliteert
binding en stijging. Meer concreet bepleit de Vromraad extra overheidsinvesteringen in onderwijs
in stedelijke vernieuwingswijken, wijkeconomie, een gevarieerde woningvoorraad gericht op
stijgers en starters (nadruk op rol van de middenklasse), een veilige leefomgeving, meer ruimte
voor sport, spel en cultuurvoorzieningen in de wijken en een vertrouwde, veilige en beheersbare
woonomgeving waarmee bewoners zich positief identificeren. Het doel van deze investeringen is
dat ze binding (cohesie) en stijging stimuleren. Gemeenten worden opgeroepen om
wijkontwikkelingsvisies, waarin fysieke ingrepen volgend zijn op gewenste sociaal-economische
ontwikkelingen, als vertrekpunt te nemen voor een, samen met partners op te stellen, integrale
uitvoeringsagenda. Sociale stijging, de stimulans daarvan, is in dit advies iets wat alle burgers in
de stad raakt.
Is het wat nieuws?
Ja en nee. Twintig jaar geleden spraken we over emancipatie als we ons over de vraag bogen hoe
mensen zichzelf en hun maatschappelijke en sociaal-economische positie konden verbeteren.
Stijging gaat eigenlijk over hetzelfde. Echter, in het emancipatieproces draait het sterk om de
relatie tussen het individu en de groep waar hij/zij deel van uit maakt. De stappen zijn: ik, het ik in
de eigen groep en de positie van de eigen groep in de samenleving. Is de emancipatie voltooid
dan volgt, via participatie, het uiteindelijke doel integratie.
Sociale stijging focust primair op het individu, die in wisselende groepen zijn eigen stijgingsroute
doorloopt. Het belang van die groepen, die netwerken, waarmee het individu in contact staat, is
dat daar overdracht plaatsvindt van sociaal kapitaal (toegang tot netwerken en hulpbronnen) en
versie 17 september 2008
2
cultureel kapitaal (verwerving van omgangsvormen en gedragscodes). Dit overbruggende contact
vergroot de leefbaarheid en veiligheid in de buitenruimte, kan als sociale liftfunctie voor de stad
dienen en biedt, bovenal, het individu een stijgingsladder. Sociale stijging en sociale binding
vormen samen een nieuwe verrijkte vorm van het emancipatiedenken waarbij burgers niet meer
behoren tot één homogene groep maar deel uit maken van diverse groepen. De groep heeft aan
belang ingeboet, het individu heeft qua belang gewonnen. Welkom in de 21e eeuw.
Misschien kunnen we constateren dat het emancipatiedenken (nadruk op persoonlijke ontwikkeling
binnen en vanuit de ‘eigen’ groep) vooraf ging aan het stijgingsdenken. Emancipatie als term is de
laatste jaren vooral gebruikt in relatie tot groepen mensen die een maatschappelijke of sociaal
economische achterstandpositie innemen. Bekend in dat kader is het essay van Godfried Engbersen
‘sociale herovering en emancipatie van de onderklasse’ eveneens verschenen in 2006, waarin hij
de stijgingsroutes van de Vromraad als het ware verbijzondert vanuit het perspectief van de
‘onderklasse’. Wat in zijn essay opvalt is het pleidooi om juist in het geval van mensen die buiten
gesloten zijn krachtige allianties te sluiten tussen overheid, werkgevers, publieke instellingen en
geëngageerde burgers. Een sterk Enschedees voorbeeld van zo’n krachtige alliantie is onze
generaal pardon aanpak.
Resumé
Maatregelen om stijging te realiseren dienen zich te richten op vier sferen: school, werk, sociale
netwerken (familie, vrienden, buren, etc) en directe leefomgeving. Deze maatregelen vragen om
een gecombineerde inzet van overheid, werkgevers, publieke instellingen en geëngageerde
burgers. Dwars daar doorheen is het van belang om de werelden van (groepen), burgers met
elkaar te verbinden. Bruggenbouwen als vruchtbare bodem voor de overdracht van sociaal en
cultureel kapitaal (normen en waarden, arbeidsethos, cultuur, burgerschap, integratie etc.).
Kortom, je wereld vergroten. Dat geldt dus voor elke burger.
1. 2. Sociale stijging uitgewerkt
Hieronder beschrijven we achtereenvolgens wat de relatie is tussen sociale stijging en stedelijke
vernieuwing, de werking van de middenklasse én interventies van sociale professionals. We lichten
die drie aspecten eruit omdat die ook in het meest recente veldonderzoek naar de werking van
sociale stijging in Hoogvliet (Duijvendak, Veldboer, nov 2007) centraal stonden.
Effect stedelijke vernieuwing
Stedelijke vernieuwing, we zien dat bij de herstructurering- en ontwikkelprojecten die reeds
gerealiseerd zijn in Enschede, heeft een positief effect op sociale stijging. Dit heeft in sterke mate
te maken met een gevoel van trots. Enschedeërs blijken trots op de ontwikkeling die de stad het
afgelopen decennium heeft doorgemaakt en hebben vertrouwen in de toekomst, zo blijkt uit
landelijk onderzoek. Dit beeld werd bevestigd tijdens het proces Toekomstvisie. Keer op keer werd
in de bijeenkomsten met stadsdeelbewoners, bedrijfsleven en de creatieve sector veel lof geuit
over de stedelijke metamorfose die Enschede de afgelopen tien jaar heeft ondergaan. Op
wijkniveau zien we dat een kwalitatief goede en gemengde woon- en leefomgeving bewoners een
versie 17 september 2008
3
betere uitgangspositie biedt voor stijging. Een kwalitatief goede leefomgeving danwel een
leefomgeving waar zichtbaar wordt ingegrepen (herstructurering) geeft mensen vertrouwen in de
toekomst van hun eigen buurt en is daarmee een prikkel voor hun eigen toekomst. Andersom
geredeneerd: een vochtige veel te kleine woning in slechte staat van onderhoud in een troosteloze
monotone straat waar het onkruid bij de muren op groeit is geen ideale omgeving om eens lekker
aan de slag te gaan met je eigen talent. Het ontmoedigt mensen én als het aanzet tot beweging
(als je het maar slecht genoeg hebt dan kom je wel in beweging) dan is de vraag welke kant je op
beweegt. Ook menging van buurten, als onderdeel van een stedelijke vernieuwingsopgave, heeft
een positief effect op mensen die sociaal buitengesloten zijn. Ruimtelijke segregatie heeft als effect
dat deze groep afgesloten raakt en zich naar binnen keert waardoor geen overdracht van sociaal en
cultureel kapitaal plaatsvindt. Er is alleen sprake van herbevestiging van de eigen gedragscodes,
omgangsvormen en normen.
Van groot effect op sociale stijging is de fysieke mobiliteit die vaak gepaard gaat met stedelijke
vernieuwing oftewel het verplicht verhuizen als gevolg van herstructurering. Het letterlijk en
figuurlijk je boeltje oppakken veroorzaakt heel veel persoonlijke dynamiek. Je staat voor wat
nieuws, je hebt er zin in. Het duurzame effect van fysieke mobiliteit kan vergroot worden door de
fysieke mobiliteit te koppelen aan een programma gericht op sociale mobiliteit. Het (verplicht)
verhuizen als gevolg van de vernieuwing kan benut worden om parallel aan de herhuisvesting
afspraken te maken over opleiding, participatie, opvoeding, enzovoort. Dan gaat de fysieke
mobiliteit over in sociale mobiliteit.
Rol middenklasse
De Vromraad bepleit dat in stedelijke vernieuwing de ambities van bewoners centraal dienen te
staan en de inzet gericht wordt op het vasthouden van hen die hun ambities verwezenlijken en al
verwezenlijkt hebben. Volgens de Vromraad gaat het om het vasthouden van deze groepen en gaat
het niet om het aantrekken van deze groepen van buiten, vanuit de veronderstelling dat zij als
aanjager, rolmodel en hefboom kunnen functioneren voor bewoners die een lagere sociale status
hebben. De onderzoekers in Hoogvliet keken of middengroepen inderdaad die rol vervullen en
welke middengroepen dit het beste doen: mensen die dicht bij de onderkant staan en bijvoorbeeld
dezelfde etnische achtergrond hebben of mensen die op enige afstand staan en dus de onderkant
veel te leren hebben. In de literatuur wordt dit geduid met de termen binnenroute (mensen die net
een stapje hoger hebben gezet, deel uit makend van de groep) en buitenroute (mensen met een
veel hogere sociale status, niet per definitie deel uit makend van dezelfde groep). Het onderzoek in
Hoogvliet laat zien dat de theorie van de binnenroute daar niet echt werkt. Mensen aan de
onderkant lijken zich niet op te trekken aan mensen die relatief weinig van hen verschillen en pas
recent een andere sociale status hebben verworven. De stijgers op hun beurt kenmerken zich door
geslotenheid. Deze willen zich onderscheiden, zich niet inlaten met lagere sociale groepen, hun
eronder houden. Terwijl juist hoger opgeleiden (Dekker & De Hart 2006) die op grotere afstand
staan van de onderkant zich sterk richten op sociaal burgerschap, het willen helpen van mensen
die in sociaal opzicht relatief ver van hun afstaan. Of de buitenroute wel werkt (nieuwe mensen van
buiten Hoogvliet aantrekken) kon niet onderzocht worden omdat daar in Hoogvliet nog nauwelijks
sprake van is. Ander onderzoek van Veldboer (2007), zo wordt in het Hoogvliet onderzoek gesteld,
versie 17 september 2008
4
lijkt uit te wijzen dat de buitenroute wel meer perspectief biedt qua voorbeeldwerking/rolmodel dan
de binnenroute.
Effect sociale professionals en actieve burgers
Het Hoogvliet onderzoek laat zien dat de bewoners die daadwerkelijk in beweging zijn gekomen dat
in hoofdzaak toeschrijven aan sociale professionals waarmee zij te maken hebben. Sociale
professionals zijn met name de zgn. frontliners, mensen die rechtstreeks in contact zijn met de
burgers, zoals de leerkracht, de wijkagent, de wijkzuster, de maatschappelijk werker, de
voetbalcoach, de opbouwwerker, enz. Zij bieden ondersteuning, hulp, zorg, veiligheid, activeren
en bouwen bruggen en openen daarmee blijkbaar een wereld van kansen. Ze corrigeren ook
wanneer het uit de hand loopt, naast zorg ook dwang en drang toepassen als dat nodig is. Deze rol
wordt in toenemende mate ook door geëngageerde burgers ingevuld. Vaak burgers die zelf tot een
hogere sociale klasse behoren.
Ander onderzoek van Veldboer en Van der Graaf (2007) wijst uit dat deze bruggenbouwers ook
vaak (vrouwelijke) onderwijzers, moeders op scholen, actieve buurtbewoners, en geëngageerde
burgers uit de creatieve klasse zijn. In dat licht bezien beschikt Enschede over heel veel
burggenbouwers. In onze stad is het percentage burgers dat vrijwilligerswerk en/of mantelzorg
verricht hoog. Vrijwilligersorganisaties zoals kerken, scouting, sport- en cultuurverenigingen zijn
erg betrokken bij de stad, de buurt. Als uitvloeisel van Ons Enschede wordt nu ook gekeken hoe we
die betrokkenheid en inzet nog sterker kunnen positioneren in de wijk. Een belangrijke hefboom
voor sociale stijging.
De conclusie van paragraaf 1.2 luidt dat;

stedelijke vernieuwing voor een goede uitgangspositie tot stijging kan leiden,

dat mensen die hoger op de stijgingsladder staan anderen kunnen prikkelen en stimuleren
tot stijging,

het vervolgens daadwerkelijk in beweging komen sterk beïnvloed wordt door mensen
(actieve burgers, sociale professionals) waarmee je in contact staat.
versie 17 september 2008
5
2. Sociale stijging in Enschede
De hamvraag is nu ‘ wat kunnen en willen we in Enschede met sociale stijging’. Welke betekenis
heeft het voor ons? Hieronder wordt een poging ondernomen om sociale stijging te koppelen aan
onderwijs, werk, sociale professionals en de lokale kansenstructuur in Enschede. Laten we
beginnen met de toekomstvisie Enschede 2020 en de verandering ten opzichte van de vorige
toekomstvisie (1999).
Enschede 2020 slaat een nieuwe weg in ten opzichte van de vorige toekomstvisie (1999). Vooral
als het gaat om de symboliek van de trekkende schoorsteen en de ambitie veel mensen met
hogere inkomens van buiten aan te trekken. Uit het toekomstvisietraject 2020 is glashelder
gebleken dat de metamorfose die de stad heeft ondergaan niet alleen bestuurders en
beleidsmakers bekoord maar juist bij de gemiddelde inwoner van de stad op veel steun kan
rekenen. De stad is enorm opgeknapt en inwoners ontlenen daaraan persoonlijke trots .De
ruimtelijke kwaliteit van de stad heeft dus effect op de niet zichtbare maar wel aanwezige
betekenis die burgers toekennen aan hun stad. Boven de stad hangt nu een wolk van trots.
Enschede realiseert zich dat het vasthouden daarvan om constante verandering, ontwikkeling,
beweging en dynamiek vraagt. In de beweging ligt de verandering en mits goed gestuurd, de
vooruitgang besloten. Het bijzondere van het visietraject 2020 was dat tijdens de sessies (in
stadsdelen, met ambassadeurs en creatievellingen) veel gesproken werd over mensen. Mensen
trekken, mensen vasthouden, mensen die er zijn stimuleren en prikkelen tot iets groots. En
bovenal bij nieuwkomers en reeds aanwezige bewoners talent stimuleren, willen geloven in de
mogelijkheden, het kunnen van mensen, niet in grenzen en belemmeringen. En de niet willers?
Aanpakken!
Daar waar de vorige toekomstvisie de vooruitgang vooral dacht te halen uit instroom van buiten
(demografische maatregelen) probeert Enschede 2020 de vooruitgang te halen uit de bevolking
zelf. Interessant in dit kader zijn de opvattingen van Giovanni Padula en Richard Florida (samen
eigenaar van de Creativity Group Europa). Hun specialisatie is de ontwikkeling van creatieve
(kennis) steden. Steden die gekenmerkt worden door een bovengemiddelde aanwezigheid van de
drie T-assets (Talent, technology, tolerance). Menigeen kent Florida van zijn bespiegelingen over
de creatieve klasse en de invloed van die klasse op economische ontwikkeling. Echter, zowel
Padula als Florida vragen met enige regelmaat aandacht voor die groepen bewoners in de stad die
niets met technologie hebben, die weinig mogelijkheden zien voor hun kinderen in een economie
die transformeert naar een kenniseconomie, die primair lokaal georiënteerd zijn, die in de
buitenwijken wonen, angstig zijn voor de ontwikkelingen die op hen afkomen, bang zijn om in de
steek gelaten te worden en uit de politiek en media vooral signalen oppikken die hun vertellen dat
allochtonen crimineel zijn en Polen hun baan inpikken. Padula waarschuwt dat die groepen primair
aandacht van de overheid verdienen. Niet de kenniswerkers die de aansluiting op de
kenniseconomie al voor elkaar hebben, globaal georiënteerd zijn en daar naar toe gaan waar
anderen te vinden zijn. Die redden zich prima en worden bediend door de markt. Die komen omdat
ze bij jou iets maar bovenal mensen denken te treffen die hun verrijken. Let wel, immaterieel want
materieel zitten ze al goed. Padula constateert dat steden hun energie met groot enthousiasme
richten op het binnenhalen en houden van de kenniswerkers. Die energie zou liever op de reeds
versie 17 september 2008
6
aanwezige, lokaal, georiënteerde bewoners gericht kunnen worden. Groepen die potentieel een
veel grotere onvrede jegens de stad en andere groepen kunnen ontwikkelen. Hier raken we een
fundamentele vraag, die ook in het verlengde van deze notitie beantwoord zou moeten worden:
wat is nu de primaire rol van de lokale overheid, denkend en handelend vanuit een perspectief van
sociale stijging?

Is dat zorgdragen voor een basisstructuur, springplank, die een ieder in staat stelt te
stijgen? Is het vervolgens de eigen verantwoordelijkheid van mensen in hoeverre zij die
springplank benutten? En als ze ‘m niet benutten beschouwen we dat dan als tekortkoming
waar we iemand op aanspreken?

Is het zorgdragen voor die basisstructuur en tegelijk coaches (professionals en
geëngageerde burgers) in het spel brengen die mensen stimuleren om te stijgen?
Stimuleren van iedereen of juist van die mensen en groepen mensen die sociaal buiten
gesloten zijn? En is het dan alleen stimuleren of is het ook bemoeizorg en aanzetten tot?
En wat is vervolgens de rol die de markt, maatschappelijke middenveld, kennisinstituten en
geëngageerde burgers voor zichzelf zien? En welke rol zien wij als overheid voor ze? Wie zijn wij
eigenlijk als overheid? Is dat een organisatie, een bestuur, een volksvertegenwoordiging? En hoe
ziet de gemiddelde burger dit alles? Deze laatste vier regels zijn gemakzuchtig want het zijn vragen
die gemakkelijk gesteld zijn maar in hun beantwoording niet zozeer om een notitie over sociale
stijging vragen maar veeleer om een politieke opvatting en dus debat. Een debat dat nooit eindigt,
hooguit fasen kent waarin een bepaalde opvatting/denkrichting overheerst. Toch zijn het vragen,
die nadrukkelijk raken aan dat andere thema uit Enschede 2020 ‘partnerschap’ waarover het debat
gevoerd moet gaan worden. Om te beginnen helpt het al wanneer inhoudelijke beleidsvisies veel
nadrukkelijker in gaan op bovengestelde vragen over rolopvatting en verantwoordelijkheid. Zodat
de vraag - wie wat nu eigenlijk doet en met wie- expliciet aan de orde komt bij bestuur en
volksvertegenwoordiging.
Onderwijs, talent, sociale stijging
Het boeiende van Enschede 2020 is dat markt, kennisinstituten en overheid elkaar lijken te vinden
in het streven naar talentmaximalisatie. Gezamenlijk een zodanige onderwijsstructuur in elkaar
zetten dat het aandeel getalenteerden in de beroepsbevolking ook van binnenuit stijgt. Interessant
in dit kader is het initiatief van Saxion om in samenwerking met basisonderwijs, vo, mbo, hbo en
wo volgend jaar te starten met een langjarig longitudinaal onderzoek gericht op getalenteerde
kinderen die nu in groep 8 van het basisonderwijs zitten. Hoe ontwikkelt hun schoolloopbaan zich
uiteindelijk, welke hefbomen zijn daarop van invloed. Let wel: talent staat in dit kader los van de
cito-score, het gaat hier niet om één specifiek opleidingsniveau.
Vanuit bovenstaande analyse is het vooral inspirerend om de beweging te zien van universiteit en
hogeschool naar een grotere maatschappelijke, lokale, betrokkenheid. Daarbij zien we enerzijds
dat de instituten zich afvragen of hun betrokkenheid niet groter kan in de buurt en wijk en
versie 17 september 2008
7
anderzijds studenten (verenigingen) zoals Aegee die initiatieven ontwikkelen om een grotere
studentbetrokkenheid in de wijk te organiseren. Deze beweging biedt volop kansen en
aanknopingspunten bij het realiseren de ambitie van de raad om in Enschede kennisspinnerijen tot
stand te brengen. In de redenering van Padula worden twee werelden op deze wijze met elkaar
verbonden, er worden bruggen gebouwd tussen zij die aangesloten zijn op de kenniseconomie en
zij die dat niet zijn.
Belangrijker nog is de realisatie van de scholingsboulevard waar qua onderwijskundig concept het
vmbo altijd eindigt met een MBO startkwalificatie. Heel belangrijk wordt de relatie tussen
scholingsboulevard en bedrijfsleven. Slagen we erin het MBO in Enschede kwalitatief zo sterk te
krijgen dat het aansluit bij wat in de markt gevraagd wordt aan kennis en vaardigheden? Bij de
behandeling van de Kadernota 2009 in juni 2008 heeft de raad op dit punt zelfs een motie
aangenomen. De scholingsboulevard doet er in ieder geval van alles aan, docenten gaan stage
lopen in het bedrijfsleven om de praktijk weer eens van nabij mee te maken, er worden
branchegericht afspraken gemaakt met betrekking tot leer-werktrajecten en stages en de
samenwerking met hogeschool en universiteit wordt steeds sterker om vandaaruit de verticale
doorstroming te stimuleren.
Niet onbelangrijk ook zijn de kansen die talentontwikkeling biedt binnen het culturele domein. Op
basis van de sterke infrastructuur van Enschede muziekstad, van muziekschool tot conservatorium,
van harmonie en fanfare tot popakademie, van jeugdtheater tot theaterwerkplaats (i.o.) kunnen
talenten worden gestimuleerd zich te ontwikkelen. Er zijn goede voorbeelden van jongeren die via
harmonie en fanfare (bijvoorbeeld bij Wilhelmina in Glanerbrug) opklimmen in een professionele
muziekcarrière. Er zijn volop kansen om op basis van ook de mogelijkheden die
onderwijsinstellingen nu al bieden (muziek, dans, theater) en aansluitend bij plannen voor
versterking van cultuur en educatie en cultuurparticipatie, op stedelijk én op wijkniveau,
kinderen meer te stimuleren en te steunen bij hun ontwikkelingskansen . In diverse wijken zijn
bruggenbouwers, geëngageerde creatieve burgers, reeds actief.
Werk, participatie, sociale stijging
Niets is zo effectief voor de eigen positieverbetering als werk. Een paar noties waaruit dat blijkt:
In de eerste plaats de geluksbeleving van mensen. Uit onderzoek blijkt dat drie factoren van grote
invloed zijn op ons gevoel van welbevinden: gezondheid, relaties en werk. Anders gezegd, ziek
zijn, geen relatie hebben en zonder werk zitten, plegen ons diep ongelukkig te maken. Voor de
volledigheid moet daarbij wel opgemerkt worden dat het wel/niet hebben van een (liefdes) relatie
en het wel/niet hebben van werk qua beleving en dus effect op ons welbevinden normatief bepaald
is. Zo zijn er ook sociale milieus waarin het niet werken van vrouwen juist zeer geaccepteerd is en
per saldo dus geen negatieve beleving met zich meebrengt. Hetzelfde geldt voor het wel/niet
beschikken over een relatie. De groep alleenstaanden groeit, belangrijker in dat geval is dan het
wel/niet beschikken over relaties in plaats van het wel/niet beschikken over een liefdesrelatie.
Kortom werk, economische onafhankelijkheid, heeft veel invloed op onze geluksbeleving.
versie 17 september 2008
8
In de tweede plaats de veranderende maatschappelijke opinie ten aanzien van uitkeringen. Het
‘voor wat hoort wat’ principe werd in de jaren 70 en 80 verfoeid maar is tegenwoordig een
algemeen geaccepteerde, want in de ervaring en wetenschap gewortelde, opvatting.
In de derde plaats een nieuw zelfbewustzijn in de samenleving waarin mensen in toenemende
mate denken dat presteren zin heeft en dat de samenleving voor hen openstaat. We leven niet
meer onder het juk van ‘als je voor een dubbeltje geboren bent..’.
Werk is ontegenzeggelijk een zeer krachtig stijgingsinstrument. Het maakt ons gelukkiger,
economisch onafhankelijk en geeft ons maatschappelijk aanzien. Daar waar onderwijs voor 4-18
jarigen het meest effectieve stijgingsinstrument is, is werk dat voor mensen tussen de 18 en 65
jaar. Werk is niet synoniem aan arbeid in loondienst. Werk is breed, variërend van
vrijwilligerswerk tot zelfstandig ondernemerschap, van participatiebaan tot werken in loondienst.
Recent onderzoek in Stroinkslanden laat zien dat het aantal ZZP’ers daar ongekend hoog is.
Mensen proberen vanuit huis te ondernemen, een business op te zetten en in hun levensonderhoud
te voorzien. Dit biedt perspectief voor de ontwikkeling van maatschappelijke activeringscentra
(talentspinnerij) waarin vrijwilligerswerk, participatiebanen, regulier werk in loondienst, zelfstandig
ondernemersschap stuk voor stuk routes zijn die, in de nabijheid van mensen, doorlopen kunnen
worden. Deze talentspinnerijen in wijken hebben potentie, zeker wanneer we het koppelen aan de
bereidheid, zoals in de voorgaande paragraaf beschreven, van onderwijsinstellingen om meer
maatschappelijk actief te zijn. Tegelijk kunnen we zelf iets doen om meer werk naar de wijk te
brengen, bijvoorbeeld door functiemenging. Letterlijk in de bebouwde omgeving ruimte bieden aan
bedrijvigheid.
Nieuwe relatie tussen markt en overheid
Enschede ondernemers zijn bereid afspraken te maken over stageplaatsen en banen. Zij
verwachten wel dat die overheid goed zicht heeft op de kwaliteit van de mensen die nu nog aan de
kant staan. Op basis daarvan zouden per bedrijf afspraken gemaakt kunnen worden en kan per
branche gekeken naar duurzame investeringen bijvoorbeeld in opleiding. Veel ondernemers zijn
ook bereid zich als individu in te zetten als coach of mentor voor een werkzoekende. De
geëngageerde burger! We zullen dus op zoek moeten naar nieuwe arrangementen tussen markt en
staat. De markt niet als eindstation van een succesvolle activering maar als start voor sociale
mobiliteit. Dat vraagt bijvoorbeeld om inzet op begeleiding en coaching on the job van mensen die
geactiveerd worden. Nu zie je vaak dat de energie vooral gaat zitten in het ‘klaarstomen’ van
mensen voor een plek op de arbeidsmarkt. Eenmaal op die plek beschouwen wij ons werk als
gedaan en is het de werkgever (markt of publiek) die er verder mee gaat. Dat is ook het moment
waarop het snel mis gaat. Werkgevers verwachten dat iemand zich vrij snel aanpast aan de
heersende bedrijfscultuur en volledig deelneemt. Wil stijging beklijven dan zullen we bereid moeten
zijn om daar op in te zetten.
Vrijwilligerswerk versus betaald werk
Het Hoogvliet onderzoek laat zien dat het effect van vrijwilligers werk en betaald werk op sociale
stijging verschilt. Engbersen koppelt sociale stijging expliciet aan participatiebanen. Zijn stelling is
versie 17 september 2008
9
dat de arbeidsmarkt zo in beweging is dat heel veel mensen die een participatiebaan zullen
invullen, bij een arbeidsmarkt die krapper wordt, weer door zullen stromen. De participatiebaan
als aanzet tot sociale mobiliteit. En sociale mobiliteit daar gaat het om, beweging en mobiliteit om
vanuit die beweging ineens een kans te kunnen pakken die leidt tot stijging.
Een soortgelijke gedachtegang is overigens ook nadrukkelijk terug te vinden in participatievisie die
de raad in juni 2008 heeft vastgesteld. Kerngedachte van deze visie is dat we burgers die nu niet
meedoen, geen werk hebben of anderszins aan de kant staan, stimuleren en uitdagen om te
participeren in de samenleving. We geven daarbij ruim baan aan de ambities en talenten van onze
inwoners en willen mensen in beweging brengen om vooruit te komen en hun eigen leven inhoud
te geven.
Vanuit de participatievisie richten we ons daarbij sterk op de doelstellingen sociale redzaamheid en
economische zelfstandigheid. Vanuit deze visie beschrijven we de ontwikkeling van onze burgers
met behulp van een zogenoemde participatieladder, waarin vier domeinen benoemt zijn waarlangs
mensen kunnen opklimmen: burgerschap, werknemerschap, vakmanschap en ondernemerschap.
Daarbij verwachten wij van onze burgers dat ze actief zijn binnen een of meerdere domeinen en
dat mensen altijd toewerken naar stijging op deze participatieladder, waarbij de hoogste trede het
verkrijgen en behouden van reguliere arbeid is. Daarbij is niet-participeren geen optie. Wij gaan
ervan uit dat iedereen een bijdrage kan leveren, hoe klein ook. Anders geformuleerd: het (soms
verplicht) naar vermogen een bijdrage leveren aan de (lokale) samenleving een van de
kerngedachten van de participatievisie. Deze kerngedachte vormt vervolgens ook de basis voor de
verdere doorontwikkeling van de participatiebanen, met name voor de groep burgers voor wie
reguliere arbeid op de korte of middellange termijn geen optie is en die toch perspectief kan
worden geboden door inzet op maatschappelijk gewaardeerde taken.
Sociale stijging voor iedereen?
Sociale stijging heeft iets opens, het gaat om ruimte geven, kansen pakken. Er zit alleen iets
elitairs achter die gedachte. Het werkt vooral bij mensen die zichzelf en hun positie kennen, het
vertrouwen hebben dat ze zullen slagen in de wereld en de aanwezige kansenstructuur zien. Die
mensen hebben stadse prikkels nodig en letterlijk ruimte om te ondernemen.
Je moet de ladder zien en er bij kunnen om er ook daadwerkelijk gebruik van te maken.
Sociale stijging vraagt om een voedingsbodem waar dynamiek inzit. Als mensen sociaal
buitengesloten zijn en dus, zo is de analyse, naar binnen gekeerd en op zichzelf zijn, is het moeilijk
in beweging te komen. Wat doe je met mensen die letterlijk naar binnen gekeerd zijn, in hun huis,
in hun wijk, in hun groep? Die gevangen zitten in hun onmogelijkheden? Mensen die daardoor
sociaal buitengesloten zijn, die geen perspectief zien. Daar ga je naar toe, knoopt het gesprek aan,
maakt de wereld groter en bouwt bruggen. Aandacht is het cruciale woord.
Wat doe je met mensen die zich afsluiten om vervolgens precies dat te doen wat ze zelf willen
ongeacht of dat spoort met normen en regels die algemeen geldend zijn? Daar ga je naar toe en
spreekt aan, handhaaft en treedt anderszins op.!
versie 17 september 2008
10
Cruciaal in het stijgingsconcept is contact en bruggen bouwen en ontmoeten. Eerder stelden we al
dat bruggen bouwen vooral door (vrouwelijke) onderwijzers, moeders op scholen, sociale
professionals (zorg, politie) en geëngageerde burgers (uit de creatieve klasse) geschiedt. Bruggen
bouwen is om twee redenen essentieel. In de eerste plaats om de wereld groter te maken van
burgers die weinig contact en aansluiting hebben met andere groepen (isolement voorkomen). In
de tweede plaats om vanuit die verbinding overdracht van sociaal en cultureel kapitaal mogelijk te
maken (burgerschap). Dat inspireert, corrigeert, maakt nieuwsgierig en helpt vooruitkomen.
Sociale professionals vervullen in dit alles een belangrijke rol. Vaak zijn zij degene die
daadwerkelijk het contact hebben en de verbinding met anderen tot stand brengen. Het concept
sociale stijging stelt eisen aan die sociale professionals. Enerzijds een professionele attitude
ontwikkelen die bestaat uit denken in mogelijkheden en de idee dat mensen vooral heel veel
kunnen. Dus niet afhankelijk maken, hospitaliseren, problematiseren en overnemen. Dit vraagt om
een paradigmaverschuiving in denken. Letterlijk een andere bril opzetten als je naar mensen kijkt.
Anderzijds assertief zijn in de benadering van mensen, bemoeizorg toepassen, vasthouden niet
loslaten, de confrontatie aangaan vanuit de overtuiging dat werkelijk professioneel respect bestaat
uit het durven aanspreken van de ander. Ons beleid ten aanzien van de multiproblematiek is
daarvan een goede invulling. Via de gemeentelijke regie op wijkzorgteams en andere methodieken
(voor wat hoort wat, één probleemhouder). Met het experiment Wijkcoaches in de Velve Lindenhof
gaan we nog een stap verder, die sociale professionals hebben alle bevoegdheden, een lage
caseload en komen bijna dagelijks bij de mensen over de vloer. Wij zijn dus al een flink eind op de
goede weg.
Mensen actief, achter de voordeur, benaderen en activeren om in beweging te komen (letterlijk en
figuurlijk) creëert een basis voor sociale stijging. Dit vraagt om arbeidsmarkt en participatiebeleid
waarin de route van geen werk naar regulier werk niet beperkt wordt tot drie opeenvolgende
stappen maar waarin misschien wel vijftien mogelijke routes afgelegd kunnen worden. Het vraagt
om nieuwe verhoudingen tussen markt en staat. Het vraagt bovenal om assertieve sociale
professionals die sterk in het 1 op 1 contact kunnen opereren, door een kansenbril naar mensen
kijken en vanuit de organisaties waarvoor zij werken het vertrouwen en de ruimte krijgen om
buiten gebaande paden te treden en maatwerk centraal te stellen.
Kansenstructuur en stijging
Het is onze taak sociale binding (cohesie) en stijging in evenwicht te brengen. Het gaat om het
creëren van een lokale kansenstructuur (voorzieningen) en een individuele stijgingscultuur
(herkennen en benutten van die kansen). Die lokale kansenstructuur is in beweging. Uit alle
voorgaande paragrafen is wel duidelijk geworden dat er naast een stedelijke kansenstructuur met
hoogwaardige voorzieningen ook steeds meer aandacht en erkenning voor de meerwaarde van een
wijkgerichte kansenstructuur komt. Maatschappelijke partners ontdekken het wijkniveau,
succesvolle ondernemers het individuele niveau en zelf zijn we aan het nadenken over
talentspinnerijen in de wijk, nieuwe multifunctionele centra in wijken en sociale agenda’s in
woongebieden. Culturele instellingen en de gemeente verkennen mogelijkheden voor een
sterkere cultuurparticipatie ook op wijkniveau. De sleutel ligt ‘m dus voor een belangrijk deel op
versie 17 september 2008
11
het mesoniveau. Gemengde wijken met een aanbod aan voorzieningen wat toegankelijk is en
benut wordt door mensen die op verschillende sporten van de “sociale stijgingsladder” staan. Met
geëngageerde burgers en sociale professionals die mensen die sociaal buitengesloten zijn coachen
en in contact brengen met anderen en de kansenstructuur. Het is belangrijk om op wijkniveau een
zodanige kansenstructuur te realiseren dat het individu zonder al te grote drempels gebruik kan
maken van diverse stijgingsroutes. Die kansenstructuur, soms fysiek zichtbaar in de vorm van een
ontmoetingspunten wordt aantrekkelijker en effectiever naarmate ook meer mensen die een
hogere sociale status hebben er gebruik van maken. In dit kader is het de vraag of het verstandig
is solitaire voorzieningen in wijken te bouwen die homogene groepen mensen trekken en daardoor
andere groepen uitsluiten.. Bij het vormgeven van de sociale kaarten in de stadsdelen moet de
gehele infrastructuur van ontmoetingspunten en accommodaties goed in beeld worden gebracht en
nagaan welke verbeteringen mogelijk zijn in het multifunctionele gebruik. Niet alleen uit
kostenoverwegingen maar ook een oogpunt van sociaal rendement.
Er bestaat niet één stijgingsrecept, er zijn misschien wel vijftien of twintig verschillende
stijgingsroutes. Sociale stijging werkt het best als er in de nabijheid van mensen een fijnmazig
netwerk, lees kansenstructuur, aanwezig is die in potentie aansluit op al die verschillende
stijgingsroutes. Die aansluit op de mensen die er wonen. Het moet mogelijk zijn dat de lokale
kansenstructuur in Glanerbrug een andere kleur, karakter, inhoud en uitstraling kent dan de lokale
kansenstructuur in Stroïnkslanden.
versie 17 september 2008
12
3. Samenvatting
Hieronder wordt aan de hand van een aantal uitgangspunten de notitie sociale stijging
samengevat.
-
bij sociale stijging gaat het om het individu en de mate waarin dat individu in contact staat
met wisselende groepen en netwerken (overdracht sociaal en cultureel kapitaal)
-
stijgen doe je vooral door middel van onderwijs, werk, participatie, de kwaliteit van je
eigen woon/leefomgeving, toegang tot netwerken en ondersteuning en betrokkenheid van
sociale professionals.
-
Actieve burgers als bruggenbouwers hebben een groot effect op sociale stijging
-
Assertieve sociale professionals in hun rol als coach en bruggenbouwer sporen mensen aan
om het beste uit zichzelf te halen
-
Sociale stijging veronderstelt denken in kansen en mogelijkheden van mensen
-
Een stijgingsoffensief vraagt om partnership (gezamenlijk commitment: dit gaan we doen),
heldere rollen (uitruil en koppeling van belangen en verantwoordelijkheden) en bijdragen
(ik doe dit, jij doet dat) van overheid, werkgevers, publieke instellingen en geëngageerde
burgers.
-
Onderwijs is voor de 4-18 jarigen het meest effectieve stijgingsinstrument.
-
Door letterlijke en figuurlijk onderwijsinstellingen in de wijk te brengen wordt een brug
gebouwd die tevens als springplank dient.
-
Werk is voor mensen ouder dan 18 jaar het meest effectieve stijgingsinstrument. Werk is
arbeid in loondienst en zelfstandig ondernemerschap.
-
Participatiebanen brengen mensen in contact met anderen (en dus sociaal en cultureel
kapitaal) dat vergroot de kans op stijging. Participatiebanen appelleren sterk aan de
gangbare opvatting ‘voor wat hoort wat’.
-
Vanuit een maatschappelijk en democratisch belang is het essentieel dat bruggen
gebouwd worden tussen mensen die hoog op de sociale ladder staan en mensen die laag
op de sociale ladder staan, tussen mensen die aangesloten zijn op de kenniseconomie en
mensen die dat niet zijn, tussen mensen die lokaal georiënteerd zijn en mensen die
internationaal georiënteerd zijn.
-
Overheid, geëngageerde partners en kennisinstituten treffen elkaar in hun ambitie om
bruggen te bouwen.
-
De overheid heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor mensen die sociaal
buitengesloten zijn.
versie 17 september 2008
13
4. Conclusie en vragen voor de discussie
Bij sociale stijging gaat het om individuele kansen, ontplooiing en vooruitkomen. Daarvoor is
een lokale kansenstructuur nodig die het mogelijk maakt voor het individu om te stijgen en
zijn geëngageerde burgers en assertieve sociale professionals nodig die bruggen bouwen
tussen (groepen) mensen en daarmee de lokale kansenstructuur ontsluiten. Stijging ontstaat
vanuit onderwijs, werk, participatie en toegang tot netwerken. Sociale stijging zien we in
Enschede als leitmotief voor alle inwoners. Daarbij richten we onze overheidsinspanningen
vooral op mensen die sociaal buitengesloten zijn.
In Enschede 2020 wordt sociale stijging heel sterk van een lading voorzien die te maken heeft met
bruggen bouwen, verbondenheid tussen verschillende bevolkingsgroepen en denken in termen van
kansen, mogelijkheden en talent. De gemeente wil investeren in ‘eigen’ bewoners. Vragen voor de
discussie zijn:
1. Is met deze notitie uitvoering gegeven aan de wens van de raad om sociale stijging te
verdiepen?
2. Hoe gaan we verder met het thema sociale stijging? Deelt de raad de opvatting van het
college dat het thema stijging niet als een op zichzelf staand thema hoeft terug te keren
maar verankerd is in de strategische opgaven en begrotingsprogramma’s?
versie 17 september 2008
14
Download