INLEIDING Programmatie Chemie 2017-2018 - LBC-NVK

advertisement
INLEIDING
Programmatie Chemie 2017-2018
INLEIDING
Het interprofessioneel kader is ondertussen gekend en getekend in de NAR. De sectoren kunnen nu
aan de slag om verdere invulling te geven aan dit interprofessioneel akkoord. Wij wensen in de sector
chemie deze afspraken vast te leggen in collectieve arbeidsovereenkomsten. Deze formule beantwoordt
nog steeds het best aan de solidariteitsgedachte voor het welzijn van alle werknemers in onze sector.
De voorbije jaren heeft de rechtse regering voor veel ongenoegen en onzekerheid gezorgd bij de
werknemers.
 de indexsprong zonder enige verbintenis voor de werkgevers
 het optrekken van de (brug)pensioenleeftijd
 de beschikbaarheid voor werklozen en SWT-ers
 blokkering van een aantal sociale uitkeringen
De lasten van deze besparingsoperatie werden door deze regering eenzijdig bij de werknemers gelegd.
Met de sectorale onderhandelingen nemen wij de kans om deze sociale ongelijkheid weg te werken met
een volwaardig sectorakkoord voor de jaren 2017 en 2018. Dit in het belang van alle werknemers.
GEEN UITSLUITING
Als sociale partners hebben we een belangrijke taak in het bestrijden van discriminatie. Dat moeten we
doen door meer dan ooit in te zetten op ‘gelijke kansen’ voor iedereen, want op de werkvloer telt
‘IEDEREEN’. We willen dit realiseren door sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten die alle
werknemers erkennen.
Uitsluiten van werknemers uit het sociaal overleg kan voor ons niet. Bepalingen die niet-gebaremiseerde
werknemers/kaderleden weren, zijn nietig. Dergelijke bepalingen zijn immers in strijd met
 de gelijke behandeling van werknemers en het niet-discriminatiebeginsel;
 de keuzevrijheid van werknemers;
 het recht op vrijheid van vereniging;
 het recht op collectief onderhandelen;
 de bepalingen van de nationale cao nr. 5 met de essentiële principes over de bevoegdheid en
werkingsmodaliteiten van de vakbondsafvaardiging.
Kaderleden zijn ook werknemers. Net zoals bedienden en arbeiders hebben ze een
arbeidsovereenkomst en werken ze onder het gezag van hun werkgever. Kaderleden hebben dus ook
recht op een volwaardig sociaal overleg.
In art 6 van cao nr 5 erkennen de werkgevers dat het gesyndikeerd personeel bij hen vertegenwoordigd
wordt door een syndicale afvaardiging. De doelstelling van cao nr. 5 is alle gesyndiceerde werknemers
toelaten zich door een syndicale afvaardiging bij de werkgever te laten vertegenwoordigen. Dat recht is
niet afhankelijk van de wijze waarop het loon van de werknemer bepaald wordt, noch van de functie van
de gesyndiceerde werknemer.
Het gelijkheid- en non-discriminatiebeginsel zijn verankerd in art. 10 en 11 van de Belgische grondwet
en op internationaal niveau. Dit betekent dat ieder die zich in een gelijkaardige situatie bevindt, gelijk
behandeld moet worden. Discriminatie is niet meer van deze tijd. We zijn al jaren vragende partij om het
wettelijk statuut van arbeiders en bedienden op te heffen. Omdat dit onderscheid geen relevant criterium
meer is voor verschillen in loon- en arbeidsvoorwaarden. Nu de eerste belangrijke stappen naar een
eengemaakt werknemersstatuut zijn gezet, is het moeilijk te verantwoorden om kadereden grondrechten
te blijven ontzeggen.
ECONOMISCHE SITUATIE
2015 wordt algemeen gekenmerkt door een herstel van de winstgevendheid. In nominale termen
evenaart het totale nettobedrijfsresultaat van 2015 (35,1 miljard) dat van 2007, het jaar voor de fin.-ec.
crisis. De matige groei van de personeelskosten speelt hierin zeker een rol.
Het zijn vooral de grote ondernemingen die een sterke inhaalbeweging boeken met een stijging van
de toegevoegde waarde met 4.4% en een toename van het bedrijfsresultaat met 17.8%. De KMO’s
boeken een stijging van 2.5% in de toegevoegde waarde en 4.4% in het nettobedrijfsresultaat.
Opgesplitst naar bedrijfstak is het vooral de verwerkende nijverheid die meer winstgevend is
geworden (nettobedrijfsresultaat +23.7%), tegenover een stijging van het nettobedrijfsresultaat van de
niet-verwerkende bedrijfstakken met 9.1%.
Opvallend is dat de Belgische ondernemingen tot de efficiëntste van Europa behoren. Wanneer we
toch zo efficiënt werken, mogen de werknemers daar ook hun deel van krijgen.
€ 112,16
€ 108,71
€ 56,74
€ 55,60
€ 116,64
€ 59,51
€ 119,43
€ 61,69
€ 125,10
€ 67,96
€ 53,10
€ 55,43
€ 57,13
€ 57,74
€ 57,14
2011
2012
2013
2014
2015
tw per uur
loon per uur
marge per uur
Als we naar de sector chemie zelf kijken,
stellen we vast dat de toegevoegde waarde
per gewerkt uur, sterk toeneemt in de periode
2011-2015. Als je de stijging van de
toegevoegde waarde per gewerkt uur
vergelijkt met de stijging van het loon per uur
dan zie je dat het loon minder snel stijgt. Het
gemiddelde loon is toegenomen maar minder
dan de toegevoegde waarde. Bovendien
daalt het gemiddeld loon per uur in 2015. De
marge die overblijft om de lonen te verhogen
is dus groter geworden.
STEUN AAN ONDERNEMINGEN
De ondernemingen krijgen ook loonsubsidies. Deze bestaan uit twee grote categorieën: de
verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen en het niet-doorstorten van de bedrijfsvoorheffing.
De steun aan de bedrijven kunnen we algemeen samenvatten als volgt:
 De Taxshift, door de verlaging van de lasten op arbeid zien we dat in heel wat bedrijven de
uitkering van de winsten stijgt.
 Steun aan de bedrijven via loonsubsidies, 11 miljard in 2012. Daarboven komt nog een
cadeau van 1,4 miljard van de regering. In 2020 zal dit een bedrag geven van 3,3 miljard aan
loonsubsidies aan de bedrijven.
 Daarboven 2,5 miljard van de indexsprong.
 Steun onder de vorm van notionele intrestaftrek,
 fiscale rulings
Samen goed voor gemiddeld 16 miljard EUR loonsubsidies aan de bedrijven in ruil voor jobs,
zonder dat men daar garanties voor vraagt.
Voor de sector chemie betekent dit minstens:
De verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen
Ploegen &
volcontinu
bedraagt in 2015 bijna €225 miljoen. Dat is 2,8% van de
nacht
loonmassa. In 2010 was dit nog 200 miljoen. Op een periode
2004
1,00%
1,00%
van 6 jaar een stijging van 12,5% !!!
2005
2,50%
2006
5,63%
2,50%
5,63%
2007
10,70%
10,70%
2009
15,60%
15,60%
2014
15,60%
17,80%
2016
22,80%
25,00%
Er is ook nog het niet-doorstorten van de bedrijfsvoorheffing via
een subsidie voor ploegenarbeid en een subsidie voor
volcontinue arbeid. Voor 2016 betekent dit nog eens 0,5 miljard
bovenop de RSZ-korting.
De ondernemingen in de chemie krijgen subsidies van 725
miljoen euro of meer dan 9% van de loonmassa.
Het is niet meer dan logisch dat de resultaten van de maatregelen voor steun aan de ondernemingen
ten goede moet komen aan de ganse gemeenschap aangezien zij de financierders zijn. Het kan niet
de bedoeling zijn dat deze middelen gebruikt worden om de aandeelhouders te plezieren.
WERKGELEGENHEID
Als het automatisme van de gevoerde politiek van de regering Michel zou werken moeten we daar
toch stilaan de effecten van zien. Men zou een extra stijging mogen verwachten van de tewerkstelling
op basis van de massale steun aan de bedrijven. Vanuit neoliberale hoek is de redenering om allerlei
cadeaus te geven aan de bedrijven en dan maar te hopen op een goed resultaat voor de
tewerkstelling. Voor ons is dit onvoldoende en moet er tegenover de massale input van middelen ook
een garantie komen van resultaten.
Werkzekerheid in de chemiesector blijft één van de grootste bekommernissen. In vergelijking met 2008
daalde het aantal arbeiders met 5.464 arbeidsplaatsen. Dat is een daling van 11,75%. Het aantal
bedienden nam toe met 1.948 arbeidsplaatsen. Dat is een toename van 2,59%. Onze sector moet de
lastenverlaging gebruiken om banen te scheppen.
IPA 2017-2018
De interprofessionele loononderhandelingen verliepen in de keurslijf van de vernieuwde Loonnormwet
van 1996. Waarbij we vaststellen dat er geen sprake meer is van een historische loonkloof als we
rekening houden met onze productiviteitsvoorsprong tegenover de drie buurlanden. De marge die
voorzien werd door de CRB werd volledig benut. Met de belangrijke nuance dat de Minister van Werk
in de Kamercommissie expliciet heeft verklaard dat de loonnorm volledig bovenop de baremieke
verhogingen komt.
Sinds 1 februari 2017 bedraagt het nationaal minimumloon 10,96 EUR (40-uren week) voor arbeiders
of 1743 EUR voor per maand betaalde werknemers. Alle loonverhogingen, bovenop index, in acht
genomen is dit loon sinds 2007 ( op tien jaar tijd dus) slechts met 0,35 EUR per uur of 60 EUR op
maandbasis gestegen. Daarom stellen wij de uitdrukkelijke vraag om, als teken van inhaaloperatie, dit
minimumloon gevoelig te verhogen. Voor deze groep van werknemers hebben we in 2011 het stelsel
van het sectoraal pensioenplan opgericht. De onzekerheden mbt tot dit deel van hun inkomen moeten
we zo snel mogelijk wegwerken door het systeem verder te waarborgen.
VORMING EN OPLEIDING DE NOOD ZAL NOG HOGER WORDEN.
We stellen vast dat er in België een sterke jobpolarisatie bestaat door digitalisering en
automatisering. Jobpolarisatie kan verdringingseffecten veroorzaken van de laaggekwalificeerden.
Tussen 2000-2013 verkleinde het aandeel van de midden gekwalificeerde functies in België met 3,3
procentpunt. Het aandeel van de hooggekwalificeerde banen nam toe met 3,9 procentpunt. Het
aandeel van laaggekwalificeerde banen bleef ongeveer stabiel.
Vorming moet inspelen op het tekort aan opgeleide arbeidskrachten
Vorming moet inspelen op de digitalisering:
Vorming moet inspelen op een veranderende wereld met andere jobs en skills.
Dit maakt dat zowel werknemers als werkgevers voor een enorme uitdaging staan. Onze sector moet
het kader scheppen om werknemers de mogelijkheden te bieden optimaal gevormd te blijven in het
belang van onze innoverende sector.
Co-valent is ondertussen een begrip in het vormingslandschap. Zowel de collectieve projecten, de
ondernemingsinitiatieven, de doelgroepen-politiek (jongeren, werknemers met een handicap,
gender…) als de steun aan internationale solidariteitsprojecten kennen succes. Dit succes wordt
bereikt dank zij een collectieve inspanning van de sector, met inspraak van de sociale partners via
een paritair beheer. In het belang van de duurzaamheid van de sector moet deze inspanning ook
tijdens de komende jaren verder gezet worden.
DUURZAAM EN WERKBAAR WERK
We moeten blijven inzetten op duurzaam en werkbaar werk. Wij blijven de werkgevers erop wijzen dat
interim arbeid beperkt moet worden. Werknemers willen geen aaneenschakeling van allerlei flexibele
en onzekere contracten. Het massaal gebruik van interimarbeid en de stijgende tendens van
outsourcing vormt een bedreiging voor de vaste tewerkstelling. Bovendien lopen we hierdoor kansen
mis om aangepast werk te voorzien.
We moeten als sector de SWT-stelsel, die al drastisch zijn verstrengd, maximaal verlengen en de
loopbaan om tot aan de SWT-gerechtigde leeftijd te geraken maximaal faciliteren. Sinds 2015 is
tijdkrediet zonder motief een recht op ‘onbetaald verlof’ geworden en zelfs dit wordt nu afgeschaft.
Mogelijkheid dus om dit in de sector om te zetten naar een echt recht op onbetaald verlof.
De regering laat nu ook een soepelere arbeidsorganisatie toe. Met andere woorden, de regering wil
de flexibiliteit uitbreiden door het aspect ‘arbeidstijd’ door te verwijzen naar de ondernemingen. Onze
sector heeft al te kampen met banenverlies. De werknemers in onze sector vergrijzen. Ook al moeten
ze langer werken, op een dag zullen ze vervangen moeten worden. Daarom is het een belangrijke
uitdaging om meer jongeren aan te trekken. Een ongebreidelde flexibiliteit zal zeker niet bijdragen tot
een beter imago van onze sector bij jongeren en vrouwen.
Het huidig systeem van ploegenarbeid is al sterk belastend en heeft een impact op de gezondheid
van de werknemers. Als we de werknemers in de sector willen houden zullen er bijkomende
maatregelen nodig zijn zoals het recht op overgang van ploegenarbeid naar dagarbeid met behoud
van het volledig inkomen.
STATUUT ARBEIDER/BEDIENDE
Ondanks onze keuze om voor de sector alle onderhandelingen gemeenschappelijk tussen arbeiders
en bedienden te voeren, moeten wij nog steeds een aantal verschilpunten tussen arbeiders en
bedienden vaststellen oa het syndicaal verlof, de instelling van de syndicale delegatie, de syndicale
premie, … Bijgevolg vragen wij de gelijkschakeling, zowel naar de inhoud als naar de vorm. Uiteraard
kunnen deze gelijkschakelingen voor ons geen inlevering met zich meebrengen. In kader van de
hervorming van het paritaire landschap, wensen wij zo snel mogelijk klaar te zijn met deze oefening.
CONCLUSIE
Dit programma werd opgemaakt met de ambitie om voor de jaren 2017 en 2018 te komen tot een cao
met inhoud. Zoals reeds bij de aanhef werd gesteld: de sector chemie en al de werknemers in de
sector hebben nood aan stabiliteit, zekerheid en sociale vooruitgang. Hopelijk komen wij spoedig tot
een akkoord waarmee wij in functie van deze beide noden twee doelstellingen nastreven: onze
sector-thema’s verbeteren en de minima op een sociaal verantwoord niveau brengen.
Download