DOOR ARJEN HUSSEM Pensioen financiert langdurige zorg Kijk met een andere blik in de spiegel De houdbaarheid van het zorgstelsel op lange termijn komt stevig onder druk te staan. We zien dat de afgelopen jaren al ontwikkelingen in gang zijn gezet die de druk verminderen. Het blijft echter zoeken naar een evenwicht. De actuaris kan hier aan bijdragen. Je kunt dan denken Het sociale gezicht van Nederland is veranderd. Daar waar vroeger in mijn perceptie verdraagzaamheid en respect belangrijke pijlers in de samenleving waren, is het niveau gedaald. Wanneer iemand een sociale uitkering aanvraagt, zien anderen deze persoon als een parasiet: als iemand die gebruik maakt van een sociaal vangnet waar de samenleving zo hard voor gewerkt heeft. Ook de wet heeft een verandering ondergaan. De regels om in aanmerking te komen voor een sociale uitkering zijn ingewikkelder en in sommige gevallen misschien wel ondoorgrondelijk geworden. Het begrip zekerheid heeft aan waarde ingeboet. Voorheen was het geen probleem om financiële beloftes te doen en deze ook na te komen. De hoogconjunctuur en de hoge beleggingsrendementen hielpen hierbij. Hierin is verandering gekomen. Denk aan het korten van pensioen. Voorheen leek dit onmogelijk. Nu lijkt iedereen geaccepteerd te hebben dat garanties niet meer bestaan. Natuurlijk wil dit niet zeggen dat ze er blij mee zijn. Sociale zekerheid hangt ook samen met solidariteit. Dit begrip is geëvolueerd. Waar voorheen vakbonden een duidelijke stem hadden en solidariteit predikten, boeten zij nu aan steun in. Het individuele eigendomsrecht krijgt een belangrijkere plaats. De gelden behorend bij opgebouwde aanspraken wordt gezien als eigendom met zelfstandige zeggenschap hierover. Bij beschikbare premieregelingen is dit natuurlijk al zo. In mijn ogen is het wel gepercipieerde individuele zeggenschap. Meer dan 95% zit qua beleggingen in de standaard lifecycle en om in aanmerking te komen voor een andere lifecycle is lastig. Dus uiteindelijk volgt iedereen dezelfde beleggingsstrategie, maar heeft het gevoel zelf zeggenschap te hebben. Je hebt ook het verschil van het ‘sociale gezicht’ tussen de visie van het individu en van het collectief. Op individueel niveau vinden de meesten van zichzelf dat zij sociaal zijn. Maar zodra mensen in groepsverband zijn, laten ze zich leiden door anderen en lijken ze verblind. Hier speelt het gevaar van retoriek en groepsdwang. De eigen mening is plotseling ondergeschikt. De voorbeelden in het verleden waartoe dit kan leiden zijn talrijk…. Men zegt wel dat je iemand pas leert kennen in slechte tijden. In de huidige politieke en economische situatie vallen in mijn ogen mensen door de mand van wie ik het niet had verwacht. Wat zie jij als je in de spiegel kijkt? Peter van Meel hoofdredacteur aan een macroperspectief: wie betaalt welke kosten; maar AFBUIGING STIJGENDE KOSTEN IN GANG GEZET De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is ingegaan in 1968 en dekte veel kosten die samenhangen met bijzondere ziektekosten. Dat zijn kosten buiten bijvoorbeeld huisartsenzorg, ziekenhuiszorg of medicijnen. De afgelopen jaren is het pakket zorg dat onder de AWBZ valt vaak aangepast en dat heeft geleid tot de transformatie van deze wet naar de Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 2015. Mensen die nu zeer intensieve (langdurige) zorg in een instelling nodig hebben ontvangen dat op grond van de Wlz. Begeleiding thuis of bij een dagbesteding valt nu onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) die de gemeentes uitvoeren. Verpleging en verzorging (de zogenaamde wijkverpleging) valt nu onder de Zorgverzekeringswet. ook aan een microperspectief: welke kosten betaal ik wanneer? Beide hangen nauw samen met hoe we naar het pensioenstelsel kijken. In 2011 heb ik met collega’s gewezen op de oplopende kosten van de langdurige ouderenzorg (De Boer et al. 2011a). Het gaat hierbij om zowel de zorg in een instelling als de zorg thuis. De stijging van die publiek gefinancierde kosten zie je ook in recentere analyses zoals die van de Europese Commissie (2015) terug. Het gaat om een stijging van 4 naar 7 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in de periode 2013 tot 2060. Dit is in Europees perspectief hoog, gemiddeld zijn die kosten nu 1,6 procent in de EU met een verwachte stijging van 1,1 procentpunt in de periode tot 2060. Dit verschil is zeker groot als je ziet dat Nederland qua vergrijzing nu en in te toekomst onder het EU-gemiddelde zit. Verschillen lijken vooral te zitten in de ruimere toegang en dekking van zorg en een lager percentage mantelzorgers in Nederland. Of de kwaliteit hierdoor beter is, is lastig te onderbouwen (Van Ewijk et al., 2013). Het CPB ziet de financiering van de overheidsuitgaven als geheel echter wel als houdbaar (Smid et al., 2014). Dit betekent dat de stijgende kosten zijn op te brengen als we in Nederland kiezen voor het handhaven van de huidige arrangementen en financieringsafspraken. Dit betekent wel een forse stijging van de premies en daarmee op dit punt druk op de solidariteit tussen generaties. Als je hier een wijziging in wilt aanbrengen kun je kiezen voor een andere manier van het verdelen van de collectief gefinancierde kosten over generaties zoals we hebben geschetst in De Boer et al. (2011b) en ook het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG; 2013) concludeerde. Een alternatief is om kosten meer bij de individu te leggen. In deze bijdrage laat ik zien welke ontwikkelingen de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, wat specifieke kenmerken zijn van ouderenzorg waar je rekening mee moet houden en op welk gebied ik verdere oplossingen zie. A. Hussem MSc AAG is expert balansrisicomanager bij PGGM Het idee is dat de gemeentes en de zorgverzekeraars ervoor kunnen zorgen dat de zorg nu beter op de behoeftes wordt afgestemd en we zo een bezuiniging realiseren zonder dat de toegang tot kwalitatief goede zorg gevaar loopt. Dit betekent wel dat er meer mensen zijn die zorg nu zelf moeten regelen en/of betalen. Daarnaast zijn de eigen bijdrages aan de langdurige zorg verhoogd door bijvoorbeeld naast een inkomensafhankelijke bijdrage ook een groter gedeelte van het eigen vermogen mee te laten tellen. Niet iedereen lijkt tevreden te zijn over de (achteruitgang in de) zorg die de gemeentes regelen. De gemeentes verklaren dit uit de bezuiniging waar dit mee gepaard gaat. De bezuiniging levert naar verwachting 1,3 procentpunt van het bbp op in 2060, de kosten blijven dan met 7 procentpunt van het bbp nog steeds relatief hoog (Europese Commissie 2015). Dit betekent dat de verdubbeling van de kostendekkende AWBZ-premie die De Boer et al. (2011a) verwachtten nu beperkt blijft tot een stijging met 70%. KENMERKEN OUDERENZORG: ZEER SCHEEF VERDEELD Het bijzondere aan ouderenzorg vergeleken met pensioen is dat de kosten scheef verdeeld zijn. Kijk je in enig jaar dan zie je dat 80 procent van de 65-plussers geen zorg gebruikt. Maar we zien wel dat als je de hele levensloop er bij betrekt, ruim 50% van de 65-plussers op enig moment wel zorg nodig heeft. Figuur 1 uit een onderzoek met geconstrueerde levensloopdata toont het verschil tussen de jaarbenadering (een crosssectie op enig moment) en de levensloopbenadering (op basis van paneldata). 100% 45 graden levensloop per jaar 90% Aandeel kosten COLUMN 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Aandeel populatie Figuur 1: Lorentz curve kosten langdurige zorg per jaar en over de resterende levensloop voor 65-plussers (bron: Hussem et al., 2016) 10 de actuaris mei 2016 # sociaal zekerheidsstelsel de actuaris mei 2016 # sociaal zekerheidsstelsel 11