23-5-column.

advertisement
DOOR
ARJEN HUSSEM
Pensioen financiert langdurige zorg
Kijk met een andere blik in de spiegel
De houdbaarheid van het zorgstelsel op lange termijn
komt stevig onder druk te staan. We zien dat de afgelopen
jaren al ontwikkelingen in gang zijn gezet die de druk
verminderen. Het blijft echter zoeken naar een evenwicht.
De actuaris kan hier aan bijdragen. Je kunt dan denken
Het sociale gezicht van Nederland is veranderd.
Daar waar vroeger in mijn perceptie verdraagzaamheid en respect belangrijke pijlers in de
samenleving waren, is het niveau gedaald.
Wanneer iemand een sociale uitkering aanvraagt,
zien anderen deze persoon als een parasiet: als
iemand die gebruik maakt van een sociaal
vangnet waar de samenleving zo hard voor
gewerkt heeft. Ook de wet heeft een verandering
ondergaan. De regels om in aanmerking te komen
voor een sociale uitkering zijn ingewikkelder en in
sommige gevallen misschien wel ondoorgrondelijk
geworden.
Het begrip zekerheid heeft aan waarde ingeboet.
Voorheen was het geen probleem om financiële
beloftes te doen en deze ook na te komen. De
hoogconjunctuur en de hoge beleggingsrendementen hielpen hierbij. Hierin is verandering
gekomen. Denk aan het korten van pensioen.
Voorheen leek dit onmogelijk. Nu lijkt iedereen
geaccepteerd te hebben dat garanties niet meer
bestaan. Natuurlijk wil dit niet zeggen dat ze er
blij mee zijn.
Sociale zekerheid hangt ook samen met
solidariteit. Dit begrip is geëvolueerd. Waar
voorheen vakbonden een duidelijke stem hadden
en solidariteit predikten, boeten zij nu aan steun
in. Het individuele eigendomsrecht krijgt een
belangrijkere plaats. De gelden behorend bij
opgebouwde aanspraken wordt gezien als
eigendom met zelfstandige zeggenschap hierover.
Bij beschikbare premieregelingen is dit natuurlijk
al zo. In mijn ogen is het wel gepercipieerde
individuele zeggenschap. Meer dan 95% zit qua
beleggingen in de standaard lifecycle en om in
aanmerking te komen voor een andere lifecycle is
lastig. Dus uiteindelijk volgt iedereen dezelfde
beleggingsstrategie, maar heeft het gevoel zelf
zeggenschap te hebben.
Je hebt ook het verschil van het ‘sociale gezicht’
tussen de visie van het individu en van het
collectief. Op individueel niveau vinden de
meesten van zichzelf dat zij sociaal zijn. Maar
zodra mensen in groepsverband zijn, laten ze zich
leiden door anderen en lijken ze verblind. Hier
speelt het gevaar van retoriek en groepsdwang. De
eigen mening is plotseling ondergeschikt. De
voorbeelden in het verleden waartoe dit kan
leiden zijn talrijk….
Men zegt wel dat je iemand pas leert kennen in
slechte tijden. In de huidige politieke en
economische situatie vallen in mijn ogen mensen
door de mand van wie ik het niet had verwacht.
Wat zie jij als je in de spiegel kijkt?
Peter van Meel
hoofdredacteur
aan een macroperspectief: wie betaalt welke kosten; maar
AFBUIGING STIJGENDE KOSTEN IN GANG GEZET
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is ingegaan in 1968 en
dekte veel kosten die samenhangen met bijzondere ziektekosten. Dat zijn
kosten buiten bijvoorbeeld huisartsenzorg, ziekenhuiszorg of medicijnen.
De afgelopen jaren is het pakket zorg dat onder de AWBZ valt vaak
aangepast en dat heeft geleid tot de transformatie van deze wet naar de
Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 2015. Mensen die nu zeer intensieve
(langdurige) zorg in een instelling nodig hebben ontvangen dat op grond
van de Wlz. Begeleiding thuis of bij een dagbesteding valt nu onder de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) die de gemeentes uitvoeren.
Verpleging en verzorging (de zogenaamde wijkverpleging) valt nu onder de
Zorgverzekeringswet.
ook aan een microperspectief: welke kosten betaal ik
wanneer? Beide hangen nauw samen met hoe we naar het
pensioenstelsel kijken.
In 2011 heb ik met collega’s gewezen op de oplopende kosten van de
langdurige ouderenzorg (De Boer et al. 2011a). Het gaat hierbij om zowel
de zorg in een instelling als de zorg thuis. De stijging van die publiek
gefinancierde kosten zie je ook in recentere analyses zoals die van de
Europese Commissie (2015) terug. Het gaat om een stijging van 4 naar 7
procent van het bruto binnenlands product (bbp) in de periode 2013 tot
2060. Dit is in Europees perspectief hoog, gemiddeld zijn die kosten nu 1,6
procent in de EU met een verwachte stijging van 1,1 procentpunt in de
periode tot 2060. Dit verschil is zeker groot als je ziet dat Nederland qua
vergrijzing nu en in te toekomst onder het EU-gemiddelde zit. Verschillen
lijken vooral te zitten in de ruimere toegang en dekking van zorg en een
lager percentage mantelzorgers in Nederland. Of de kwaliteit hierdoor beter
is, is lastig te onderbouwen (Van Ewijk et al., 2013). Het CPB ziet de
financiering van de overheidsuitgaven als geheel echter wel als houdbaar
(Smid et al., 2014). Dit betekent dat de stijgende kosten zijn op te brengen
als we in Nederland kiezen voor het handhaven van de huidige
arrangementen en financieringsafspraken. Dit betekent wel een forse
stijging van de premies en daarmee op dit punt druk op de solidariteit
tussen generaties. Als je hier een wijziging in wilt aanbrengen kun je
kiezen voor een andere manier van het verdelen van de collectief
gefinancierde kosten over generaties zoals we hebben geschetst in De Boer
et al. (2011b) en ook het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG; 2013)
concludeerde. Een alternatief is om kosten meer bij de individu te leggen.
In deze bijdrage laat ik zien welke ontwikkelingen de afgelopen jaren
hebben plaatsgevonden, wat specifieke kenmerken zijn van ouderenzorg
waar je rekening mee moet houden en op welk gebied ik verdere
oplossingen zie.
A. Hussem MSc AAG is expert balansrisicomanager bij PGGM
Het idee is dat de gemeentes en de zorgverzekeraars ervoor kunnen zorgen
dat de zorg nu beter op de behoeftes wordt afgestemd en we zo een
bezuiniging realiseren zonder dat de toegang tot kwalitatief goede zorg
gevaar loopt. Dit betekent wel dat er meer mensen zijn die zorg nu zelf
moeten regelen en/of betalen. Daarnaast zijn de eigen bijdrages aan de
langdurige zorg verhoogd door bijvoorbeeld naast een inkomensafhankelijke bijdrage ook een groter gedeelte van het eigen vermogen mee
te laten tellen. Niet iedereen lijkt tevreden te zijn over de (achteruitgang in
de) zorg die de gemeentes regelen. De gemeentes verklaren dit uit de
bezuiniging waar dit mee gepaard gaat. De bezuiniging levert naar
verwachting 1,3 procentpunt van het bbp op in 2060, de kosten blijven
dan met 7 procentpunt van het bbp nog steeds relatief hoog (Europese
Commissie 2015). Dit betekent dat de verdubbeling van de kostendekkende
AWBZ-premie die De Boer et al. (2011a) verwachtten nu beperkt blijft tot
een stijging met 70%.
KENMERKEN OUDERENZORG: ZEER SCHEEF VERDEELD
Het bijzondere aan ouderenzorg vergeleken met pensioen is dat de kosten
scheef verdeeld zijn. Kijk je in enig jaar dan zie je dat 80 procent van de
65-plussers geen zorg gebruikt. Maar we zien wel dat als je de hele
levensloop er bij betrekt, ruim 50% van de 65-plussers op enig moment
wel zorg nodig heeft. Figuur 1 uit een onderzoek met geconstrueerde
levensloopdata toont het verschil tussen de jaarbenadering (een crosssectie op enig moment) en de levensloopbenadering (op basis van
paneldata).
100%
45 graden
levensloop
per jaar
90%
Aandeel kosten
COLUMN
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Aandeel populatie
Figuur 1: Lorentz curve kosten langdurige zorg per jaar en over de
resterende levensloop voor 65-plussers (bron: Hussem et al., 2016)
10
de actuaris mei 2016
# sociaal zekerheidsstelsel
de actuaris mei 2016
# sociaal zekerheidsstelsel
11
Download