Samenvatting Energie hoofdstuk 1 t/m 3 In dit boekje ging het over

advertisement
Samenvatting Energie hoofdstuk 1 t/m 3
In dit boekje ging het over de volgende onderwerpen:
1. Wat is energie?
2. Verbranding
3. Voeding
Wat is energie?
Energie is in ons leven heel belangrijk. Alleen het kan opraken, daarom moeten we allemaal helpen
om zuinig er mee om te gaan. Als we spreken over energie van een mens, is het energie om arbeid te
kunnen verrichten.
Energie komt altijd van een bron vandaan. Op blz. 8 heb je een paar bronnen moeten invullen. De
zon is de bron van bijna alles. de zon staat wel 150 miljoen kilometer van de aarde vandaan en is van
de buitenkant 6000 graden Celsius heet. De binnenkant 15miljoen. Zonder zon zouden er hier geen
planten en dieren zijn en ook geen voedsel. Dus geen leven! Als planten niet kunnen leven kunnen
wij er onze voedingsstoffen niet uit halen. Een belangrijke voedingsstof is glucose.
In bladeren zit zetmeel dat gingen we aantonen in de volgende proef: we hebben een bekerglas met
kokend water gevuld en daar een blaadje in gedaan, die de afgelopen dagen een deel bedekt was
met zwart papier, waardoor er geen zonnestralen konden komen. 1 minuut lang deden we dit. We
haalden het er toen uit en deden het opgerold in een reageerbuis met alcohol. We zetten deze
reageerbuis in een waterbad, 5 minuten lang, op 70 graden. De alcohol ging koken en de groene stof
van de bladeren loste op. We haalde de alcohol eruit en rolde het blad open. We spoelden hem af en
op het blad deden we jodium. Op de plekken waar geen zwart papiertje had gezeten, werd het zwart,
daar heeft dus zetmeel gezeten.
Een plant heeft water nodig om te groeien. Het water gaat via de wortels naar het blad. daar wordt
ook koolstofdioxide door de plant opgenomen. Door zonlicht worden die twee stoffen, water en
koolstofdioxide aan elkaar gekoppeld en omgezet in glucose. Als afvalstof geeft het blad zuurstof af
aan de lucht. Als de plant teveel glucose heeft gemaakt voor 1 dag dan wordt het omgezet in zetmeel
en opgeslagen. Als de plant dan een keer te weinig glucose heeft, dan wordt het zetmeel weer
omgezet in glucose en heeft de plant weer voedsel! Dit proces noemen we fotosynthese! (foto =
licht, synthese =iets maken, omzetten)
In de oertijd werd er ook al energie gebruikt, alleen een ander soort energie: voedsel en verplaatsen
van gebied naar gebied. Een belangrijke krachtbron in de tijd waren de spieren, nu nog. Maar hier
was de zon al het belangrijkst, want die gaf de mens energie!
Met de komst van moderne apparaten zijn er ook nieuwe energiebronnen gekomen: steenkool,
aardolie en aardgas. Dit zijn fossiele brandstoffen: plantenresten die zich door zuurstofgebrek niet
konden verteren. Op blz. 14 zie je de lage die door de tijd zijn ontstaan. Veen is ontstaan door
bladeren van bomen van oerbossen. Er werd op die laag zand, klei en kalksteen gegooid, waardoor
het lucht dicht werd. Door de druk naam de tempratuur toe. Uit het afgestorven plantenmateriaal
ontsnapte harsen, water en gas. Er bleef toen koolstof over. Door de druk ontstond er eerst
bruinkool en daarna steenkool. Dit heet inkoling. Het gas zocht het hogerop. Soms werd het gas
afgesloten door poreus gesteente. Het gas hoopte zich op in de holtes. Er ontstond toen niet alleen
olie, maar ook weer gas. Dit olie en gas kwam soms terecht in poreus gesteente, dat goed was
afgesloten. Bovenin het gesteente bevindt zich gas, dan olie en dan water. Deze volgorde komt
doordat wat licht is bovenop komt en wat zwaar is onderop. Op blz. 18 zie je een samenvatting.
M. Bakker
testweek
biologie
Samenvatting Energie hoofdstuk 1 t/m 3
Verbranding
Bij brand zijn er niet alleen maar vlammen en rook kijk maar eens. De 5 verbrandingsverschijnselen
zijn: 1. Er komt warmte vrij 2. Er zijn vlammen te zien 3. Er zijn vonken te zien 4. Er is rook te zien 5.
Er blijven asresten over.
Bij verbranding zijn er 3 dingen nodig: 1.Een brandstof. 2.Genoeg zuurstof
3.Ontbrandingstempratuur moet aanwezig zijn. Ontbrandingstempratuur is de begintempratuur die
nodig is om iets te laten branden. Als je een lucifer op je tafel legt, heb je iets brandbaars en zuurstof,
maar je moet langs het doosje strijken om bij de juiste ontbrandingstempratuur te komen. Als de
brandstof weer onder die tempratuur komt, gaat die uit.
Verbranding betekend dat een stof reageert met zuurstof. Een andere naam is oxidatie. Bij oxidatie
van fossiele brandstoffen ontstaat er koolstofdioxide. Dat is gas wat in de lucht zit. Om
koolstofdioxide aan te tonen heb je helder kalkwater nodig. Je moet de dioxide en het kalkwater
goed in contact laten komen daarom gebruiken we een wasfles. (zie pag. 21) in het ene buisje gaat
het gas naar binnen, uit de andere komt het gas er weer uit. In het proefje heb je aangetoond dat er
in uitgeademde lucht koolstofdioxide zit. Bij het zuigen werd de stof niet troebel, dat betekend geen
koolstofdioxide, maar er zit wel koolstofdioxide in de lucht, alleen zo weinig dat het kalkwater het
niet kan aantonen. Een stof waarmee je iets kan aantonen noem je een reagens. Als je er maar 1 stof
mee kan aanwijzen is het een selectief reagens. Kalkwater kan alleen grote hoeveelheden
koolstofdioxide aantonen. Het is geen gevoelige reagens.
In het volgende proefje heb je in een petrischaaltje een kaarsje gedaan met water. Je hebt het
kaarsje aangestoken en er toen een bekerglas opgezet. Het kaarsje ging uit en er ontstond damp op
de wand van het bekerglas: waterdamp. In de plek van het zuurstof kwam water, waardoor het
kaarsje ging drijven. Voor verbranding heb je zuurstof en een brandstof nodig, die worden omgezet
in water en kolstofdioxide. Als het water wat erin het begin inzat, kalkwater was, dan had dat
kalkwater troebel geworden, want er was koolstofdioxide ontstaan.
Een volledige verbranding wil zeggen dat alles goed is verbrandt. Bijv. bij de vorige proef ontstaat er
water en co² doordat er zuurstof bij aardgas komt, komt er te weinig zuurstof bij dan ontstaat er
alleen water: onvolledige verbranding. Er kan dan roet en koolstofmonoxide ontstaan (CO) deze stof
heeft 3 eigenschappen: 1. Kleurloos 2. Reukloos 3. ZEER GIFTIG! Het is giftig omdat het aan rode
bloedcellen gaat vastzitten. Hier door worden de rode bloedcellen onwerkzaam gemaakt. Op blz 23
zie je een voorbeeld van 2 gestikte meisjes.
Om een brand te blussen moeten de verbrandingsvoorwaarden niet langer allemaal aanwezig zijn. Je
kan bijvoorbeeld de brandstof scheiden van het zuurstof: bijvoorbeeld door er een branddeken over
te gooien, schuimblusapparaten gebruiken of poederblussers. Je kan er ook voor zorgen dat de
ontbrandingstempratuur niet wordt gehaald. Bij felle branden laat men hem uitwoeden, de
omliggende gebouwen worden dan nat gehouden.
Voeding
Eten is voor de mens heel belangrijk, er zit energie in dat er voor zorgt dat je lichaam op tempratuur
is en spieren laat bewegen. Het voedsel wordt verteerd. Het wordt zo klein gemaakt dat het in je
bloed kan worden opgenomen. Het verteerde voedsel komt in je cellen, waar er verbranding plaats
vind. Dus energie.
M. Bakker
testweek
biologie
Samenvatting Energie hoofdstuk 1 t/m 3
Producten die je kan eten noemen we voedingsmiddelen. Het voedingsmiddel bestaat uit
verschillende voedingsstoffen. Dit zijn de 6 voedingsstoffen: koolhydraten, vetten, eiwitten,
vitamines, mineralen en water.





Koolhydraten en vetten: hier bij horen zetmeel en glucose en suiker. Het zijn brandstoffen en
zorgen dus voor energie.
Eiwitten: eiwitten bestaan uit aminozuren. De spijsvertering breekt ze af tot individuele
aminozuren. Sommige eiwitten worden door het mens gemaakt. Eiwitten zijn bouwstoffen.
Ze spelen een rol bij groei en herstel van het lichaam en de spieropbouw. Ze kunnen niet
worden opgeslagen in ons lichaam. Bij een teveel gaan we ze gebruiken als brandstof. Eiwit
zit in vis, vlees, kwark, noten, sojabonen en eieren.
Mineralen: mineralen zijn regelende stoffen. Zout is een mineraal. Het zijn ook bouwstoffen.
Onze beenderen hebben kalkzout nodig, ons bloed ijzerzout. Mineralen zitten in groente en
fruit. Kalkzouten zitten in melk.
Vitaminen: vitaminen zitten in groente en fruit en hebben ook regelende functies. Als we te
weinig hulstoffen eten worden we ziek.
Water: water is een bouwstof, maar wordt ook gebruikt als oplosmiddel en transportmiddel
gebruikt. Ons lichaam bestaat uit 60% water.
Gezond eten is ook erg belangrijk. Eet je niet gezond kunnen je bloedvaten dichtslibben en kan je een
hartinfarct krijgen. Overgewicht geeft ook meer kans op suikerziekte, hoge bloeddruk, kanker en
gewrichtsaandoeningen. Hele dikke mensen hebben kans op ademhalingsproblemen,
onvruchtbaarheid en psychische of sociale problemen. Gevarieerd eten is ook belangrijk.
Ondergewicht is ook niet goed. Ondergewicht heeft te maken met anorexia nervosa. Letterlijk
betekend dat gebrek aan eetlust door nerveuse oorzaken. Deze mensen willen niet eten omdat ze
extreem gemotiveerd zijn om aftevallen. De gevolgen zijn groot: door een verstoorde
hormoonhuishouding kan de menstruatie verstoord raken of stoppen. Dit heeft gevolgen voor de
vruchtbaarheid. Het zorgt ook voor botontkalking, waardoor je meer breuken kan krijgen.
Om te laten zien wat je moet eten is de schijf van 5 opgericht. Iedere dag moet je iets uit die schijf
eten. Vak 1 (mineralen en vitamine) is groente en fruit. Zij leveren mineralen en vitamine. Groente en
fruit bevatten weinig energie, maar veel voedingsstoffen. Veel eten van groente en fruit verlaagd de
kans op kanker en hart en vaatziekten. Vak 2 (koolhydraten) is brood, granen, aardappelen, rijst,
pasta en peulvruchten. Deze bevatten veel voedingsstoffen en niet teveel energie. Vak 3 (eiwitten) is
zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers. Zij zorgen voor vitaminen, mineralen en eiwitten. Vak
4 (vetten) is vetten en olie. Zij zorgen voor vitamine A, D en E en belangrijke vetzuren. Vak 5 (water)
is dranken. Dat levert vocht en dat is heel belangrijk!
Je hebt verzadig- en onverzadigd vet. verzadigd zijn van dieren afkomstig. Onverzadigd van planten.
Verzadigd geeft een grotere kans op hart en vaatziekte. Dit zit in vloeibare bak- en braadproducten.
Ook in vis. Het verhoogd je cholesterol gehalte. Cholesterol is een bouwstof voor de opbouw van
lichaamscellen, voor de productie van hormonen en voor de spijsvertering. Het lichaam maakt het
zelf, vooral in de lever. Te veel is niet goed, dit zorgt ervoor dat je kan dichtslibben.
Sommige mensen zijn vegetarisch. 1 van de reden om dat te worden is door energieverlies: onze
dieren eten graan, wat uit arme landen wordt gehaald, hun hebben dan dus geen eten meer. Als wij
geen vlees zouden eten zou die graan bij hen blijven en hebben hun eten. in vlees zitten eiwitten,
ijzer en vitamine B. vegetariërs moeten er voor zorgen dat ze wel genoeg van deze stoffen binnen
krijgen. B-12 zit in dierlijke producten zoals kaas, melk en eieren.
M. Bakker
testweek
biologie
Download