Thoraxcentrum | Cardiologie De implantatie van een ICD Thoraxcentrum | Cardiologie De implantatie van een ICD 1 De implantatie van een ICD 2 Thoraxcentrum | Cardiologie Inleiding Er is besloten of er wordt overwogen bij u een ICD te implanteren omdat u last heeft van gevaarlijke hartritmestoornissen of een vergroot risico heeft op het krijgen van een gevaarlijke hartritmestoornis. De afkorting ICD staat voor Implanteerbare Cardio­ verteer-Defibrillator. Deze folder geeft informatie over de implantatie van een ICD en is bedoeld om u en uw familie inzicht te geven in de te volgen procedure. Achterin de folder vindt u belangrijke adressen en internetadressen waar u terecht kunt voor meer informatie. Het hart Het hart is een spier die werkt als een pomp en er voor zorgt dat het bloed constant door ons lichaam stroomt. Per minuut pompt het hart zo’n vier à vijf liter bloed rond. Het bloed brengt voedings­ stoffen en zuurstof naar de organen en spieren van het lichaam. Boezems Sinusknoop Links Rechts AV-knoop Geleidingssysteem 3 Kamers De implantatie van een ICD Het ritme van het hart wordt bepaald door elektrische impulsen die worden afgegeven door de sinusknoop. Dit is de gangmaker van het hart. De impuls verspreidt zich via de boezems van het hart waardoor deze samenknijpen en bloed in de kamers pompen. Daarna gaat de impuls verder via de AV-knoop, die tussen de boezems en de kamers van het hart ligt. Als laatste gaat de impuls over de geleidingsbundels van de kamers. Zo worden de kamers van het hart gestimuleerd om samen te trekken en stroomt het bloed naar lichaam en longen. De elektrische activiteit kan zichtbaar gemaakt worden op een elektrocardiogram (ECG) dat ook wel een hartfilmpje wordt genoemd. Ritmestoornissen Ieder mens heeft wel eens last van een onregelmatige hartslag. Meestal blijft het bij één of een paar slagen en herneemt het hart zelf weer het goede ritme. Bij mensen met een vergroot, ziek of beschadigd hart (bijvoor­ beeld na een hartinfarct) kunnen stoornissen in het hartritme in bepaalde gevallen gevaarlijk zijn. Het hart kan op hol slaan en kan het bloed dan niet meer goed rondpompen door het lichaam. Dit wordt ervaren als hartkloppingen of overslaan van het hart en kan met duizeligheid en flauwvallen gepaard gaan. Sommige mensen merken er echter weinig of niets van. Als de hartslag verder in snelheid toeneemt, neemt de prestatie van het hart verder af. De belangrijke organen komen in zuurstofnood door te weinig bloedtoevoer en de situatie wordt levensbedreigend. Bij abnormaal snelle ritmes vanuit de hartkamer kan er sprake zijn van fibrilleren of trillen van de kamers van het hart zonder dat het bloed wordt rondgepompt. In feite staat de bloedcirculatie stil. Men noemt dit ook wel een hartstilstand. 4 Thoraxcentrum | Cardiologie In een dergelijk geval moet gelijk worden gereanimeerd en een stroomstoot toegediend worden. De sinusknoop kan dan de regie weer overnemen. Het geven van een stroomstoot wordt defibrilleren genoemd en wordt door ambulance- of ziekenhuis­ personeel gedaan. Tegenwoordig worden er in veel openbare ruimtes AED’s (Automatische Externe Defibrillator) geplaatst om zo snel mogelijk te kunnen helpen bij een gevaarlijke ritmestoornis. Voor wie is de ICD bedoeld? De ICD is bedoeld voor: • Patiënten die (zonder behandelbare oorzaak) een gevaarlijke hartritmestoornis hebben doorgemaakt en zijn gereanimeerd. • Patiënten met klachten van ritmestoornissen en voor wie een vergroot risico bestaat dat dit tot een hartstilstand kan leiden. • Patiënten die geen klachten hebben van hartritme­ stoornissen maar door hun ziektebeeld een grote kans hebben op een hartstilstand. In eerste instantie wordt gekeken of de oorzaak van de hartritme­ stoornis kan worden behandeld met een ingreep en/of medicatie. Pas als het echt nodig is, wordt een ICD geplaatst. De ICD De ICD bestaat uit een pulsgenerator en geleidingsdraden (elektroden). Om de ICD te kunnen afstellen en uit te kunnen lezen maken de cardioloog en pacemakertechnicus gebruik van 5 De implantatie van een ICD een analyse- en programmeerapparaat. Met een programmeerkop kan de ICD door de huid heen worden uitgelezen en bediend. De pulsegenerator Dit is de kern van het ICD-systeem. In een omhulsel van titanium van circa 4 bij 5 bij 1,5 cm zijn een computertje en een duurzame batterij verpakt. Het apparaat kan het hartritme analyseren en bij een hartritmestoornis de juiste behandeling afgeven. Het apparaat slaat belangrijke gegevens op die door de pacemakertechnicus kunnen worden afgelezen. Het apparaat kan daardoor specifiek en nauwkeurig worden ingesteld. De elektroden Deze geplastificeerde kabels, ook wel leads genoemd, vormen de verbinding tussen de pulsegenerator en het hart. Via de elektroden, die tot in de hartkamers liggen, wordt voortdurend het hartritme geobserveerd en geanalyseerd op hartritmestoornissen. Als er hartritmestoornissen worden waargenomen, worden deze behandeld door het geven van een stroomstoot en/of elektrische stimulatie van het hart. Dit gebeurt ook via deze elektroden. De functie van de ICD De ICD bewaakt dag en nacht uw hartritme en onderscheidt daarbij met grote betrouwbaarheid een normale versnelling van de hartslag, bijvoorbeeld door lichamelijke inspanning, van een afwijkende ritmestoornis uit de hartkamers (= ventrikels). Het is natuurlijk de bedoeling dat alleen de gevaarlijke ritmestoornissen behandeld worden. De ICD zal alleen afgaan zijn als het echt nodig is. 6 Thoraxcentrum | Cardiologie Daarnaast heeft de ICD altijd een pacemakerfunctie in verband met eventueel stimuleren van uw hart in geval van een te langzame hartslag. De ICD-functie zelf verbetert niet de pompfunctie van het hart. De CRT (Cardiale Resynchronisatie Therapie) Uw cardioloog kan kiezen om ook de linkerhartkamer te stimuleren door het bijplaatsen van een elektrode aan de linkerzijde van het hart. Deze methode van behandeling kan in een beperkt aantal gevallen wel verbetering geven van de pompfunctie van uw hart. De opname voor een implantatie Voor een deel van de mensen die een ICD krijgt, zal de ziekenhuis­ opname niet gepland zijn. Zij zijn na een hartritmestoornis in het ziekenhuis opgenomen en blijven vervolgens tot dat zij een ICD krijgen. De opname kan lang duren omdat er veel onderzoeken worden gedaan en u op medicijnen wordt ingesteld. Tijdens de opname wordt u bewaakt met behulp van telemetrie. U draagt een kastje dat uw hartritme continu doorstuurt naar een monitor op de Hartbewaking. Als de cardioloog vindt dat u thuis mag wachten op de implantatie, volgt een geplande opname. De opnameduur zal twee - drie dagen zijn. In een enkel geval kan de opnameduur langer zijn. De implantatie De implantatie van de ICD gebeurt onder plaatselijke verdoving op de afdeling Hartkatheterisatie. 7 De implantatie van een ICD De dag van de implantatie bent u, afhankelijk van het tijdstip van de operatie, vanaf een aantal uren voor de ingreep nuchter. Dit houdt in dat u niks meer mag eten of drinken na die tijd. Een slokje water om uw medicijnen in te nemen mag wel. De verpleeg­ kundige vertelt u vanaf wanneer dat moment is. U doucht of wast zich vooraf aan de ingreep met ontsmettende zeep. Vlak voor de implantatie krijgt u via een infuus antibiotica toegediend om infecties zoveel mogelijk te voorkomen. De ICD wordt tegenwoordig meestal onder de huid op de borstspier geplaatst (soms ook onder de borstspier). Tijdens de ingreep worden de elektroden via een grote ader die loopt onder het sleutelbeen opgeschoven naar het hart. Soms is dit maar één elektrode, maar het kunnen er ook twee of drie zijn. Eén elektrode wordt geplaatst in de punt van de rechter hartkamer (ventriculaire draad). Vooraf aan de ICD-implantatie wordt bekeken of het inbrengen van een draad naar de rechter boezem (atriale draad) van het hart ook nodig is en of u in aanmerking komt voor de plaatsing van een CRT om beide hartkamers te kunnen stimuleren. atriale draad ventriculaire draad 8 Thoraxcentrum | Cardiologie Dan wordt ook een extra elektrode in een bloedvat op de linker hartkamer geplaatst. De ingreep duurt normaal gesproken in totaal één - twee uur. Wanneer een CRT wordt geplaatst duurt de ingreep normaal gesproken twee - vier uur. Nazorg De eerste 24 uur na de ingreep heeft u in principe bedrust en mag u de bovenarm aan de operatiezijde (meestal links) niet bewegen. De onderarm mag u wel bewegen zolang u de bovenarm maar langs de romp houdt zodat de schouderbeweging minimaal is. Na deze eerste 24 uur mag u de arm weer wat meer bewegen. De eerste dag na de ingreep wordt een borstfoto gemaakt om de ligging van de ICD te controleren. Daarnaast wordt de ICD doorgemeten door de pacemakertechnicus. Om te zorgen dat de elektroden goed kunnen vastgroeien, is het advies de eerste zes weken de arm niet boven het hoofd te bewegen (maximaal tot kinhoogte) en niet teveel met de arm draaien. U mag in deze periode nog niet zwaar tillen of zwaar lichamelijk werk verrichten. Activiteiten waarbij u de arm veel beweegt (stofzuigen, dweilen, zagen etc.) kunt u beter vermijden. Tegen wandelen en fietsen is normaal gesproken geen bezwaar. U kunt dit natuurlijk altijd navragen bij de cardioloog of de verpleegkundige. Om te voorkomen dat de schouderspieren gaan verstijven is het zeker niet de bedoeling dat u de schouder gaat ontzien. Mogelijke complicaties • Voor het opschuiven van de elektrodes naar het hart wordt een ader aangeprikt. Deze ader ligt onder het sleutelbeen. Het topje van de long ligt daar ook. Soms 9 De implantatie van een ICD wordt de long aangeprikt en ontstaat er een klaplong. Als een klaplong ontstaat, wordt een drain ingebracht door de borstwand om de klaplong op te heffen. • Tijdens het inbrengen van de elektrode kan er even met de draad door de hartwand geprikt worden. Hierdoor komt er bloed in het hartzakje en kan de bloeddruk dalen. Afhankelijk van de hoeveelheid bloed in het hartzakje en uw klachten wordt besloten of het bloed door middel van een punctie moet worden verwijderd. • Na de implantatie kan een nabloeding bij de wond ontstaan. De ontstane bloedophoping moet soms operatief verwijderd worden. • Het kan zijn dat bij de controlefoto van hart en longen blijkt dat een draad niet meer goed vast zit in het hart. De draad wordt dan operatief opnieuw geplaatst. • Er kan soms een infectie optreden. Alleen een oppervlakkige infectie kan met antibiotica behandeld worden. Bij een diepe infectie kan het verwijderen van de ICD en de elektrodes nodig zijn. De wond Belangrijk is de controle van de wond. Door de bloedverdunners, die u gebruikt, ontstaat soms een nabloeding. Dit is te merken aan een zwelling en/of het blauw worden van het gebied rondom de wond. Zwelling, roodheid, pijn en vocht of pus bij de wond kunnen wijzen op een infectie. U moet de wond dan altijd laten zien aan een arts! 10 Thoraxcentrum | Cardiologie Als na enige dagen de wond goed dicht en droog is, hoeft deze niet meer te worden verbonden. Het is raadzaam de eerste weken nog niet te lang te douchen of in bad te gaan en geen zeep op de wondranden te gebruiken. De hechtingen lossen vanzelf op. Kleding Het is raadzaam om de eerste weken ruimzittende en makkelijke kleding te dragen. Op deze manier voorkomt u irritatie van de wond en het eventueel inwendig verschuiven van de elektrodes doordat u uw arm moet overstrekken bij het aan- en uitkleden. Revalidatie De implantatie van een ICD brengt een aantal gevolgen voor uw dagelijks leven met zich mee. Het is vaak een ingrijpende gebeurtenis. In overleg met de arts en/of de verpleegkundige wordt individueel met u bekeken of revalidatie, om te leren leven met een ICD voor u zinvol is. Autorijden Na de implantatie mag u zeker twee maanden niet autorijden. Na deze twee maanden kunt met een brief van de cardioloog een nieuw rijbewijs met speciale code aanvragen. Voor specifieke regelgeving verwijzen wij u naar de brochure ‘Leven met een ICD’ van het UMCG of de website van de Stichting ICD-dragers Nederland (STIN). Ook kunt u contact opnemen met het Centraal Bureau Rijvaardigheid (CBR) Regio Noord te Assen. 11 De implantatie van een ICD De controles De controle van de ICD is een belangrijk deel van de therapie. Tijdens de poliklinische controles zal het technisch functioneren van de ICD gecontroleerd worden door de pacemakertechnicus. Als bij de controle blijkt dat er ritmestoornissen zijn geweest, zal dit met de cardioloog besproken worden. De kwaliteit van de elektroden en de levensduur van de batterij worden gecontroleerd en het geheugen van de ICD wordt uitgelezen. De cardioloog controleert de medicatie die u inneemt op bijwerkingen en op een juiste wisselwerking met de ICD. Zonodig zal de instelling van de ICD en/of de voorgeschreven medicatie aangepast worden. De vervanging van de ICD De batterij van de ICD gaat gemiddeld vijf jaren mee. Aangezien de batterij deel is van de ICD moet het apparaat in zijn geheel worden vervangen als de batterij bijna leeg is. Het vervangen van de ICD is over het algemeen eenvoudiger dan een implantatie omdat de elektrodes normaal gesproken kunnen blijven zitten. De levensduur van de ICD is afhankelijk van het type ICD en het aantal afgeleverde therapieën. Tot slot Als u naar aanleiding van deze brochure nog vragen heeft, dan kunt u deze stellen aan de cardioloog of verpleegkundige in het zieken­ huis. Ook kunt u terecht bij uw huisarts. Voor meer informatie over (leven met) een ICD verwijzen wij u naar onze folder ‘Leven met een ICD’. 12 Thoraxcentrum | Cardiologie Waar kunt u terecht met uw vragen? ICD-poli Als u onder behandeling bent bij de ICD-poli van het UMCG kunt u uw vraag ook stellen aan de ICD-poli. U kunt daarvoor tijdens werkdagen van 8.00 -16.30 uur contact opnemen met het algemene nummer van de polikliniek van het Thoraxcentrum, telefoon (050) 361 29 15. Het secretariaat zal uw vraag voorleggen aan de ICD-poli. Uw vraag wordt dan in principe binnen twee werkdagen beantwoord (maximaal drie werkdagen). Houdt bij het bellen uw UMCG-nummer bij de hand. ICD/Pacemaker-technici De technische controle van de ICD, eens in de drie - zes maanden, geeft u de mogelijkheid, vragen te stellen over bijvoorbeeld reizen, elektromagnetische velden of technische kwesties betreffende de ICD. Dringende vragen kunt u tijdens kantooruren stellen via het secretariaat van de Pacemakerkamer. Telefoon (050) 361 17 28. 13 De implantatie van een ICD Adressen Stichting ICD dragers Nederland (STIN) Smitsven 18 1504 AN Zaandam Telefoon (075) 785 03 92 E-mail: [email protected] www.stin.nl De Hart&Vaatgroep Prinses Catharina-Amaliastraat 10 2496 XD Den Haag Telefoon (088) 111 16 00 Infolijn Hart en Vaten: (0900) 3000 300 (tussen 9.00 - 13.00 uur) E-mail: [email protected] www.hartenvaatgroep.nl Nederlandse Hartstichting Prinses Catharina-Amaliastraat 10 2496 XD Den Haag Teefoon (070) 315 55 55 E-mail: [email protected] www.hartstichting.nl Infolijn Hart en Vaten: (0900) 300 03 00 Centraal Bureau Rijvaardigheid Regio Noord Overcingellaan 13 9401 LA Assen Telefoon (0900) 0210 www.cbr.nl 14 Thoraxcentrum | Cardiologie Websites van ICD en Pacemakerfabrikanten Medtronic: www.medtronic.com Guidant (wordt Boston Scientific): www.bostonscientific.com/ home.bsci St Jude Medical: www.sjm.com Biotronik: www.biotronik.com/portal/home www.pacemakerinfo.com www.umcg.nl Het (web)adres voor informatie over het Universitair Medisch Centrum Groningen. Belangrijke telefoonnummers Algemeen nummer UMCG U kunt hier ook terecht met algemene vragen over het UMCG. Bijvoorbeeld over de bereikbaarheid van het UMCG, het parkeren of wat de bezoektijden zijn. (050) 361 61 61 Patiënteninformatie (050) 361 33 00 U kunt hier onder andere terecht met vragen over de gang van zaken in het UMCG, vragen over andere gezondheidszorginstellingen, verwijsprocedures en patiëntenverenigingen. Ook kunt u hier terecht voor opmerkingen en klachten. Bereikbaar maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur. 15 De implantatie van een ICD Aantekeningen 16 Patiënteninformatie vlk 410/1411