patiënteninformatie i Hartcentrum De defibrillator GezondheidsZorg met een Ziel Mevrouw Mijnheer In het AZ Maria Middelares zal bij u een defibrillator worden geplaatst. In deze brochure trachten we u zo duidelijk mogelijk uit te leggen wat dit precies inhoudt. De bedoeling hiervan is dat u zo goed mogelijk bent geïnformeerd alvorens in te stemmen met de ingreep. Mocht u echter na het lezen van deze brochure nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw arts of de verpleegkundigen. Zij zullen u graag te woord staan. Hartcentrum AZ Maria Middelares Tel.: 09 260 64 75 3 Inhoud 1 HET HART....................................................................................7 1.1 De mechanische werking van het hart..................................7 1.2 De elektrische werking van het hart......................................8 2RITMESTOORNISSEN...................................................................9 2.1 Bradycardie...........................................................................9 2.2 Tachycardie.........................................................................10 3 DE DEFIBRILLATOR....................................................................11 Wat is een ICD?.........................................................................11 4 VOORBEREIDENDE ONDERZOEKEN...........................................12 5 DE DAG VAN DE IMPLANTATIE..................................................12 5.1 Wat brengt u mee?..............................................................12 5.2 Voorbereiding op de verpleegafdeling...............................12 5.3 Voorbereiding op de implantatieafdeling............................13 5.4 De implantatie van de defibrillator......................................13 5.5 Mogelijke complicaties........................................................15 6 NA DE IMPLANTATIE..................................................................16 6.1 De dag na de implantatie....................................................16 6.2 Verdere opvolging..............................................................16 6.3 Vervanging van de defibrillator...........................................17 7 LEVEN MET EEN DEFIBRILLATOR................................................18 7.1 Rijgeschiktheid....................................................................18 7.2 Sporten en beroepsactiviteiten...........................................18 7.3 Apparaten, die de goede werking van uw defibrillator kunnen beïnvloeden...........................................................19 7.4 Wat moet u doen als u een schok krijgt?.............................21 7.5 Bij overlijden........................................................................22 5 1 1.1 Het hart De mechanische werking van het hart Het hart is een holle spier, die ongeveer de grootte heeft van een vuist. Het bevindt zich in de borstkas, net achter en iets links van het borstbeen. Het hart is onderverdeeld in een rechter- en een linkerdeel, die op hun beurt onderverdeeld zijn in een voorkamer (atrium) en een kamer (ventrikel). De hoofdfunctie van het hart is het rondpompen van zuurstofrijk bloed in ons lichaam. Daarom trekt het hart 60 tot 90 maal per minuut samen. Het zuurstofarme bloed (bloed dat terugkeert uit het hele lichaam: hersenen, spieren, organen,…) komt in het hart via de rechtervoorkamer. De rechtervoorkamer pompt het bloed naar de rechterkamer, die het op zijn beurt naar de longen stuwt waar het bloed terug van zuurstof wordt voorzien. Dit van zuurstof verzadigde bloed komt via de linkervoorkamer in de linkerkamer, waar het via de grote lichaamsslagader (aorta) naar het lichaam vloeit. De bloedstroom doorheen het hart: Longslagader Lichaamsslagader Long Linkervoorkamer Zuurstofrijk bloed Zuurstofarm bloed Rechtervoorkamer Rechterkamer Linkerkamer 7 1.2 De elektrische werking van het hart Het hart pompt ongeveer 5 liter bloed per minuut door het lichaam. Voor een goede pompwerking is een evenredig verdeelde en gecoördineerde werking van de hartspier noodzakelijk. De gangmaker van het hart is de sinusknoop. Van hieruit vertrekt gemiddeld 70 keer per minuut een elektrische stroom doorheen de beide voorkamers van het hart, die hierdoor worden geactiveerd en het bloed pompen in de kamers van het hart. De 2 voorkamers en 2 kamers van het hart zijn elektrisch geïsoleerd. De verbinding tussen beiden gebeurt ter hoogte van de AV-knoop (= atrioventriculaire knoop). Deze knoop ontvangt de elektrische stroom vanuit de voorkamers en geeft ze met enige vertraging door aan de Bundel van His. Via dit geleidingsweefsel en een fijn vertakt netwerk van kleinere zenuwvezels, de Purkinjevezels, worden de beide kamers geactiveerd en zullen ze in gevulde toestand samentrekken. Sinusknoop Rechtervoorkamer Rechtervoorkamer Hisbundel AV-knoop Linkerkamer Rechterbundeltak Linkerbundeltak Rechterkamer Purkinjevezels Binnen dit hele geleidingssysteem kunnen problemen ontstaan die kunnen leiden tot verschillende vormen van hartritmestoornissen. Afhankelijk van de diagnose kunnen met geneesmiddelen of door ablatie (= het doorbranden van bepaalde kortsluitingen in het hart), of via een pacemaker / defibrillator heel wat ritmestoornissen worden verholpen. 8 2Ritmestoornissen Bij een hartritmestoornis loopt er iets fout met het ritme of het tempo waarmee het hart pompt. Het kan zowel te snel als te langzaam kloppen. Als het hart te langzaam klopt, spreken we van een bradycardie, als het te snel klopt van een tachycardie. Er kunnen ook combinaties van deze stoornissen optreden. 2.1Bradycardie Als het hart te langzaam klopt, wordt er minder zuurstofrijk bloed het lichaam ingepompt. Dit uit zich vaak in moeheid, duizeligheid en kortademigheid, pijn, bewustzijnsverlies,... Het lichaam kan niet meer optimaal presteren. Oorzaken: • De sinusknoop werkt niet goed, waardoor de elektrische impuls die het hart doet samentrekken niet vaak genoeg wordt opgewekt. Soms trekt de sinusknoop zich niets aan van de behoefte van het lichaam en geeft de ene keer teveel en dan weer te weinig impulsen af. Dit wordt sinusknoopziekte genoemd. Als de sinusknoop niet goed werkt, neemt de AV-knoop deze taak over. Omdat dit niet de normale functie van de AV-knoop is, gaat het hart langzamer kloppen. Van de normale 70 slagen per minuut blijven er zo’n 40 à 50 over. • De impuls die de sinusknoop afgeeft, wordt niet goed doorgegeven door de AV-knoop of de Hisbundel naar de kamers met als gevolg dat deze niet vaak genoeg samentrekken. Dit wordt een AV-blok genoemd. Als de AV-knoop niet goed werkt, nemen de Hisbundel en/of de Purkinje-vezels die taak over. Ook dan gaat het hart langzamer kloppen, zo’n 30 à 40 slagen per minuut. 9 2.2Tachycardie Als het hart te snel klopt, spreken we van tachycardie. De tijd tussen de hartslagen is dan te kort om het hart terug te vullen, waardoor het lichaam te weinig zuurstofrijk bloed krijgt. De meest voorkomende vorm van tachycardie is voorkamerfibrilleren, waarbij de voorkamers alle ritme verliezen, terwijl de hartkamers in iets verhoogde frequentie onregelmatig doorpompen. Een andere, ernstige vorm van tachycardie is de kamertachycardie of Ventriculaire Tachycardie (VT). Deze wordt veroorzaakt door signalen die uit de kamer van het hart komen in plaats van uit de sinusknoop. Tijdens de VT klopt het hart zo snel dat de holtes tussen de slagen door niet helemaal opvullen met bloed. Daardoor wordt minder zuurstof door het lichaam gepompt, wat duizeligheid, flauwvallen of zelfs hartstilstand tot gevolg heeft. In het ziekenhuis wordt VT gestopt met medicijnen of door een elektrische schok. Soms keert de normale hartslag spontaan terug. De ernstigste soort aritmie is de kamerfibrillatie of Ventriculaire Fibrillatie (VF). Hierbij komen er continu elektrische signalen uit de kamer van het hart, waardoor het hart ‘trilt’ in plaats van normaal klopt. Door dit trillen wordt vrijwel geen bloed door het lichaam gepompt. De hersenen krijgen te weinig zuurstof en men verliest snel het bewustzijn. Er moet onmiddellijk een elektrische schok worden toegediend met een externe defibrillator om het normale hartritme te herstellen en het leven van de patiënt te redden. In tweede tijd kan de cardioloog (= hartspecialist) overwegen om een ICD of Implanteerbare Cardioverter – Defibrillator te plaatsen. Hij zal u zo goed mogelijk informeren over de ingreep en het leven met een defibrillator. Aarzel niet uw huisarts of cardioloog te contacteren bij vragen. De implantatie van de defibrillator gebeurt in ons ziekenhuis op de afdeling Hartkatheterisatie. De ingreep gebeurt eerst onder plaatselijke verdoving, is vrijwel pijnloos en duurt normaal ongeveer 1 1/2 uur. Om de defibrillator te testen wordt u een 15-tal minuten volledig verdoofd. 10 3 De defibrillator Wat is een ICD of Implanteerbare Cardioverter - Defibrillator? Het ICD-systeem bestaat uit een pulsgenerator en één of meer elektroden die voor de signalen van en naar het hart zorgen. De ICD of pulsgenerator is een kleine computer die het elektrische functioneren van het hart constant controleert. Eén of meerdere elektroden vormen de verbinding van de ICD met het hart en hebben een dubbele functie. Via de elektroden wordt voortdurend een elektrogram afgeleid dat naar de ICD wordt doorgestuurd. Die kijkt vervolgens of er een aritmie optreedt die behandeld dient te worden. Via diezelfde elektroden wordt dan een elektrische therapie toegediend. Wanneer de ICD een abnormaal snelle hartslag, zoals VT of VF detecteert, zal hij een behandeling toedienen om de hartslag te vertragen. Veel ICD’s kunnen ook langzame ritmes behandelen. Dat doen ze door kleine impulsen naar de voorkamer en/of naar de kamer te sturen. In dit geval doet de ICD hetzelfde als een gewone pacemaker. De ICD wordt door de cardioloog ingesteld, zodat hij hartslagen detecteert die schadelijk voor u kunnen zijn. Sommige aritmieën (VF) kunnen gemakkelijk gecorrigeerd worden met een reeks heel kleine elektrische impulsen, die het hartritme vertragen, waardoor het naar een normale hartslag terugkeert. Vaak merkt u hier niets van. Het stoppen van heel snelle hartslagen (VT of VF) kan een grotere energie-impuls (een schok) vereisen en wordt ervaren als een snelle dreun of klap tegen de borst. Hoe sterk een dergelijke dreun aanvoelt, is afhankelijk van de sterkte van de schok en hoe uw lichaam erop reageert. Het ongemak hiervan is van korte duur. De batterij van een ICD heeft een levensduur van 3 à 7 jaar, afhankelijk van de hoeveelheid en de intensiteit waarmee hij moet stimuleren of schokken. 11 4 Voorbereidende onderzoeken • Bloedonderzoek: de bloedstolling is zeer belangrijk, zeker als bloedverdunnende geneesmiddelen, zoals Marevan® of Aspirine® worden genomen. • RX-thorax (= een foto van het hart en de longen). Deze onderzoeken gebeuren poliklinisch (op consultatie) of tijdens de opname. Er wordt een aanvraag ingediend bij de adviserende geneesheer tot terugbetaling van de defibrillator. Hiervoor dient u documenten, die u worden aangeboden, te ondertekenen en te dateren. 5 5.1 De dag van de implantatie Wat brengt u mee? • Identiteitskaart, bloedgroepkaart, SIS-kaart en mutualiteitklevers. • Adres en telefoonnummer van een bereikbaar persoon (familie). • Documenten die uw arts u eventueel voor de opname (labo, röntgenfoto’s,…) bezorgde. • De thuismedicatie met eventueel een lijstje wanneer u deze neemt. • Verwijzing naar eventuele allergieën of dieetvoorschriften. 5.2 Voorbereiding op de verpleegafdeling 12 • 4 à 8 uur voor het onderzoek bent u nuchter. Dit wil zeggen dat u niets meer mag eten of drinken. • De gebruikelijke medicatie mag in overleg met de cardioloog worden genomen met een beetje water. Sommige bloedverdunnende medicatie was reeds gestopt. • Vertel aan het bezoek dat u tijdens het onderzoek niet bereikbaar bent. • Een halsketting hindert het onderzoek en laat u best thuis. • Een bril / contactlenzen of kunstgebit zijn geen bezwaar. Net voor u kortstondig wordt verdoofd, vragen we uw kunstgebit te verwijderen en bril af te zetten. • Het is zeer belangrijk voor het onderzoek nog naar het toilet te gaan. • U krijgt een operatiehemd aan (sluiting achteraan). Slip en kousen mag u aanhouden. • Kort voor het onderzoek krijgt u een pilletje, om u volledig te ontspannen. 5.3 Voorbereiding op de implantatieafdeling • De verpleegkundige plaatst een infuus in uw arm, om tijdens de ingreep medicatie te kunnen toedienen indien dit nodig zou blijken. • Een elektrocardiogram wordt afgenomen om vergelijking vóór en na de ICD implantatie mogelijk te maken. 5.4 De implantatie van de defibrillator • U wordt met het bed de behandelingskamer binnengereden en gevraagd, met of zonder hulp, op de onderzoekstafel te gaan liggen. • Er worden elektroden aangebracht om het hartritme (EKG) te volgen tijdens de ingreep. • Uit veiligheid wordt op de borst en op de rug een kleefpleister geplaatst, om indien er zich een aritmie voordoet tijdens de ingreep, onmiddellijk uitwendig een schok te kunnen toedienen. • Om infecties te voorkomen wordt de huid waar de insnede wordt gemaakt, geschoren en ontsmet. Ook wordt u volledig bedekt met steriele (= kiemvrije) doeken. Uw armen blijven rustig liggen op de voorziene armsteunen. • Er wordt gevraagd of u allergisch bent aan antibiotica. Om infecties te voorkomen wordt preventief een antibioticum gegeven. • Bij voorkeur wordt de ICD aan de linkerzijde geplaatst. Een uitzondering wordt gemaakt op medische basis. • De arts verdooft plaatselijk net onder het buitenste derde van het sleutelbeen en maakt een insnede van een vijftal centimeter. • Nadien wordt een kleine ader opgezocht. Via deze ader worden de elektroden opgeschoven naar de rechtervoorkamer en/of de rechterkamer van uw hart. Indien het bloedvat niet aanwezig is of te 13 • • • • • • • • 14 klein wordt bevonden, prikt de arts een grotere ader aan onder het sleutelbeen. De positie van de elektroden wordt gecontroleerd door middel van röntgenstralen. Vervolgens test de arts de functie en de positie van de elektroden met een ICD programmeertoestel. Indien nodig herplaatst hij de elektrode(n), zodat een optimale werking kan worden gegarandeerd. De anesthesist of slaapdokter zorgt ervoor dat u kortstondig volledig slaapt. Onder de huid en de oppervlakkige vetlaag wordt een holte vrijgemaakt voor de ICD zelf. De ICD wordt aan de elektrode(n) vastgemaakt en in de holte geplaatst. Als test of de elektroden goed zijn geplaatst en/of de ICD goed functioneert wordt kunstmatig een ritmestoornis (VF) opgewekt. De ICD berekent de ritmestoornis en voert hierop de geprogrammeerde handeling uit. Indien de defibrillatie niet lukt, wordt er uitwendig een schok toegediend. Indien de test als geslaagd wordt beschouwd, maakt de arts de elektroden stevig vast aan het onderliggende weefsel om verschuiving te voorkomen. Alles wordt grondig ontsmet en de huid wordt in verschillende lagen met verteerbare draad gehecht. Een bedekkend verband wordt aangelegd. Uw hartritme wordt nog 24 uur extra gevolgd op hartbewaking. 5.5 Mogelijke complicaties • Bloeduitstorting: bij het insnijden van de huid, kan een bloedvaatje worden geraakt en kan er een bloeduitstorting ontstaan. Deze verdwijnt meestal spontaan na een aantal dagen. • Wondinfectie: er wordt steeds steriel gewerkt en de wonde wordt grondig schoongemaakt. Desondanks kunnen er toch bacteriën achterblijven. Daarom wordt steeds preventief antibiotica toegediend. Wanneer de infectie doordringt tot in de pacemakerholte, moeten ICD en elektroden worden verwijderd en op een andere plaats worden ingebracht. • Klaplong: het longvlies ligt vacuüm (= luchtledig) tegen het borstvlies aan. Wanneer het longvlies per ongeluk wordt doorprikt bij het aanprikken van een ader om de elektrode te plaatsen, spreken we van een klaplong. Om dit uit te sluiten wordt steeds 24 uur na implantatie een longfoto gemaakt. Een klaplong is een onaangename gewaarwording, maar kan echter goed worden behandeld. • Verplaatsing van de elektrode(n): het is van groot belang de eerste weken na de implantatie de arm aan de zijde van de ICD niet zwaar te belasten en geen bruuske achterwaartse bewegingen te maken. De elektrode heeft immers tijd nodig om in de hartspier vast te groeien. Bij verplaatsing ervan moeten de elektroden terug op de juist plaats worden gebracht, mits een nieuwe ingreep. 15 6 Na de implantatie 6.1 De dag na de implantatie • De arm moet de eerste 24 uur tegen het lichaam worden gehouden om het losraken van de pas geplaatste elektroden of een verplaatsing van de defibrillator te vermijden. • Ongeveer 24 uur na implantatie wordt een controle RX-foto gemaakt om de positie van de elektroden te controleren. Tevens wordt zo een klaplong uitgesloten. • Het defibrillatorsysteem wordt door de cardioloog optimaal geprogrammeerd voor ontslag. Een ICD-identificatiekaart wordt u meegegeven. Zorg dat u deze kaart ALTIJD bij zich heeft. Op deze kaart staat belangrijke informatie over de geïmplanteerde ICD en een telefoonnummer voor noodgevallen. • Voor het passeren van de veiligheidscontrole op luchthavens, kunt u van de arts een ICD-veiligheidscontrolekaart krijgen. • Baden is niet toegelaten de eerste 14 dagen, omwille van de steriliteit van de wonde. 6.2 Verdere opvolging Verdere opvolging gebeurt na 1 maand, nadien door 3- of 6-maandelijkse controle, ook als u zich goed voelt, zodat tijdig herprogrammering van het systeem mogelijk is en er een goede inschatting van de resterende batterijcapaciteit kan gebeuren. De arts gebruikt hiervoor een programmeertoestel, dat communiceert van buiten uw lichaam met de defibrillator via een programmeerkop, die op de huid wordt geplaatst. De huidige toestellen hebben een levensduur van 3 à 6 jaar, afhankelijk van de frequentie en de energie waarmee de defibrillator moet invallen. Het energieverloop van de defibrillator is na verloop van tijd nauwkeurig in te schatten. Uw dokter controleert regelmatig de eigen batterijcapaciteit van de ICD. Als bij controle ontdekt wordt dat de batterij bijna leeg is, wordt een afspraak gemaakt om de defibrillator te vervangen. 16 6.3 Vervanging van de defibrillator • De arts verdooft plaatselijk en maakt terug een korte insnede van een vijftal centimeter boven de defibrillator. • De oude defibrillator wordt verwijderd. • De positie en kwaliteit van de elektroden worden gecontroleerd via het programmeertoestel, zo nodig ook met röntgenstralen. • Indien een breuk van een van de elektroden wordt vastgesteld, wat gelukkig niet vaak voorkomt, wordt een nieuwe elektrode naast de oude in het hart geplaatst. Het verloop van de procedure en de opvolging is dan vergelijkbaar met een eerste implantatie. • De nieuwe defibrillator wordt in de oude holte geplaatst. • Ook nu wordt het nieuwe toestel getest, waarbij u kortstondig volledig wordt verdoofd. • Alles wordt grondig ontsmet en de huid wordt in verschillende lagen met verteerbare draad gehecht. Een bedekkend verband wordt aangelegd. 17 7 Leven met een defibrillator / ICD U vraagt zich waarschijnlijk af wat nog wel en wat niet meer kan. Als de ICD correct is ingesteld en de gezondheid is goed, dan kan u zo ongeveer alles doen wat u voor de implantatie ook deed. De ICD vormt bijna nooit een belemmering. De elektroden kunnen een tijdlang voelbaar blijven bij bepaalde bewegingen, maar dat is uitzonderlijk. Tot een paar maanden na implantatie is het verstandig om voorzichtig te zijn met extreme bewegingen van de linkerschoudergordel en te grote inspanningen. De meeste patiënten raken na ongeveer een half jaar gewend aan een ICD. Meestal verloopt dit zonder problemen. Toch zijn er enkele zaken waar rekening moet mee gehouden worden. 7.1Rijgeschiktheid De bepaling van rijgeschiktheid berust op bij wet vastgelegde regelgeving. Als een eerste implantatie van een defibrillator gebeurt omwille van een doorgemaakte ritmestoornis mag u ten vroegste na 3 maanden met de wagen rijden. Dezelfde wachttijd wordt opgelegd nadat er een shock door het toestel is afgegeven als antwoord op een ritmestoornis. Bij een eerste implantatie van een defibrillator omwille van preventieve indicatie, of bij een vervanging van een elektrode is deze termijn beperkt tot 1 maand na de ingreep. Enkel vervangen van de ICD laat toe om verder een wagen te besturen, zonder onderbreking. Het vervoer van derden of rijden met vrachtwagens is uitgesloten. 7.2 Sporten en beroepsactiviteiten Wandelen, fietsen, zwemmen,... kan gerust. Contactsporten (judo, karate, …) kunnen een probleem opleveren. Een klap of een trap op de plek waar de ICD zit, kan erg pijnlijk zijn. De ICD kan daar wel tegen, maar de aansluiting met de elektroden is kwetsbaar. Ook sporten zoals tennis waarbij de arm wordt overstrekt, kunnen een probleem opleveren. 18 Uw arts beslist wanneer u uw beroepsactiviteiten weer kan hervatten. Ladders beklimmen, lassen, alleen zwemmen of varen, kan u best laten. Alle activiteiten waarbij u zichzelf of andere mensen door een korte periode van bewusteloosheid in gevaar kunt brengen, zijn te vermijden. 7.3 Apparaten die de goede werking van uw defibrillator kunnen beïnvloeden (interferentie) In uw ICD zijn voorzieningen ingebouwd die bescherming bieden tegen interferentie. De meeste toestellen van alledag hebben geen invloed op uw ICD. Wanneer u een van de volgende artikelen gebruikt, is het belangrijk dat de voorwerpen op een afstand van de ICD worden gehouden, om te voorkomen dat er interferentie optreedt door elektrische of magnetische velden, die de werking nadelig kan beïnvloeden. Artikelen die bij normaal gebruik veilig zijn: • Afstandsbedieningapparaten voor TV, garagedeur, stereo, camera, video, CD, DVD, computers... • Elektrische beveiligingssystemen. • Elektrische blikopeners, magnetronovens. • Elektrische dekens en kussens, scheerapparaten, haardrogers, stofzuigers, kachels. • Fax- en kopieermachines. • Laserpistoolspellen, mengapparaten. • Semafoons. • TV- of radiotorens (veilig, buiten gebieden met gebruiksbeperking). • Warmwaterbaden / bubbelbaden, zonnebanken. Artikelen die minstens 15 cm van de ICD moeten gehouden worden: • Mobiele telefoon: houdt u best aan het andere oor dan waar de defibrillator is geïmplanteerd. Draag de GSM ook niet in een borstzak. Artikelen die minstens 30 cm van de ICD moeten gehouden worden: • Blad- en sneeuwblazers, grasmaaiers, kettingzagen, ... • Snoerloze krachtgereedschappen met batterijvoeding, werkplaatsge- reedschappen (boren, werkbankzagen, ...). • Gokautomaten. • Politieradioantennes. • Stereospeakers. 19 Artikelen die minstens 60 cm van de ICD moeten gehouden worden: • Amateur radio-antennes. • Lasapparaten. • Sterke magneten. Als u te dicht in de buurt van een magneet komt, geeft uw ICD soms een geluid af. Het kan gaan piepen of een continue toon laten horen. Ga onmiddellijk bij het desbetreffende voorwerp of toestel vandaan en neem contact op met uw arts. Artikelen die moeten worden gemeden: • Draaiende motoren en wisselstroomdynamo’s: buig u nooit over de wisselstroomdynamo van een draaiende automotor, want die brengen omvangrijke magnetische velden tot stand die de werking van uw defibrillator kunnen beïnvloeden. • Lichaamsvet-meetapparaten. • Pneumatische boorhamers. Diefstalpreventieapparaten: Blijf niet onnodig in de nabijheid van zulke apparaten aan de in- en uitgangen van winkels en bibliotheken staan. Deze bronnen van elektromagnetische interferentie kunnen uw ICD aantasten. Wandel op normale snelheid door antidiefstalpoortjes door. Luchthavenbeveiliging: Uw ICD bevat metalen onderdelen die het metaaldetectoralarm in de luchthaven in werking kunnen stellen. Laat beveiligingspersoneel uw ICDidentificatiekaart zien. Vraag, indien mogelijk, om handmatige fouillering in plaats van onderzoek met een in de hand gehouden sensorstaaf. Het gebruik van deze detector kan ertoe leiden dat uw ICD geen aritmieën meer herkent of zelfs een vals alarm geeft. Tandheelkundige en medische behandelingen: Stel uw arts of tandarts steeds op de hoogte dat u een ICD heeft. De meeste behandelingen hebben géén invloed op uw ICD: • Tandheelkundige boor- en reinigingsapparatuur. • Diagnostische röntgenfoto’s, CT- scans. • Elektrocardiogram en echografie. 20 Sommige apparaten die bij medische behandelingen worden gebruikt, kunnen een nadelige invloed hebben op de werking van uw ICD: • Een NMR-onderzoek (Nucleair Magnetische Resonantie) moet worden vermeden wegens het creëren van een sterk magnetisch veld, dat schade kan veroorzaken aan de pacemaker. Ook hoge dosis ioniserende stralen of radiotherapie kan hier belastend zijn. • Gebruik van diathermie (blootstellen van warmte aan lichaamsweefsel) bij fysiotherapeutische behandelingen of elektrocauterisatie (dichtbranden van kleine bloedvaatjes) bij heelkundige ingrepen waarbij elektromagnetische velden worden gevormd zijn bij voorkeur te vermijden of op zijn minst te bespreken met de behandelende cardioloog, die voorzorgsmaatregelen ter bescherming van uw defibrillator kan nemen. • Transcutane Elektrische Neuro Stimulatie (TENS) unit om chronische pijn te beheersen kan de werking van uw pacemaker beïnvloeden. • Sommige geneesmiddelen kunnen het hartritme maar ook de pacemakerwerking beïnvloeden, zoals medicijnen die de drempel tot hartstimulatie verhogen, bv. anti-aritmica. 7.4 Wat moet u doen als u een schok krijgt? Het is goed om van te voren te weten hoe u de cardioloog, uw huisarts of de 100 moet waarschuwen. Noteer de betreffende telefoonnummers en de medicatie die u neemt op een herkenbare plaats bij uw telefoon en bij uw ICD identiteitskaart. Wat moet u nu doen? • Blijf kalm en ga ergens zitten of liggen. Ook al doet het pijn, het duurt maar een moment. Als iemand u vasthoudt, kan die een tinteling voelen. Dat heeft te maken met de energie die tijdens de schok uw huid bereikt. Men hoeft hier niet van te schrikken. Als u een schok krijgt betekent dit dat uw ICD goed werkt. Het registreert een gevaarlijk hartritme en herstelt het normale hartritme. • Zorg, indien mogelijk, dat er tijdens het voorval iemand bij u in de buurtblijft, die zo nodig reanimatie (CPR) kan toepassen. • Laat iemand een ziekenwagen bellen wanneer u langer dan 1 minuut bewusteloos zou zijn. • Als u weer bijgekomen bent maar zich niet goed voelt na de schok, laat dan uw arts waarschuwen. Houd u aan zijn instructies. • Als u zich na de schok weer goed voelt en geen klachten meer heeft, is het niet onmiddellijk nodig een arts in te schakelen: houdt u echter 21 aan de instructies die u hierover van uw arts heeft gekregen. • Als de schok bijvoorbeeld ’s nachts gebeurd is, kan het zijn dat de arts wilt, dat u de volgende ochtend iets laat weten. U kan dan de volgende vragen verwachten: 1 Wat deed u vlak voor de schok? 2 Wat waren de symptomen voor de schok? 3 Hoe laat vond de schok plaats? 4 Hoe voelde u zich na de schok? 7.5 Bij overlijden Bij overlijden, dienen uw familieleden te melden dat u een ICD heeft: de batterij moet immers steeds verwijderd worden. Deze infobrochure is bedoeld voor u, uw familie en vrienden. Laat hen deze brochure ook lezen. Zo kunnen veel vooroordelen worden weggenomen en wordt er op een andere manier tegenaan gekeken. Tegelijkertijd voorkomt u dat mensen in uw omgeving zich te veel zorgen over u maken. Zij weten dan dat de ICD in noodsituaties altijd een betrouwbare en beschikbare medische hulp vormt. 22 Augustus 2011 - 493 AZ Maria Middelares vzw en haar artsen hebben deze informatiefolder met de grootste zorg opgemaakt. De inhoud ervan is echter algemeen en indicatief. De folder omvat niet alle medische aspecten. Ze vervangt geenszins het artsenconsult. Mocht deze folder vergissingen, tekortkomingen of onvolledigheden bevatten dan zijn AZ Maria Middelares, haar personeel en haar artsen hiervoor niet aansprakelijk. Tel. 09 260 60 60 - www.azmmsj.be - [email protected] campus Maria Middelares: Kortrijksesteenweg 1026 - 9000 Gent campus Sint-Jozef: Kliniekstraat 27 - 9050 Gentbrugge