SamenvattingReader

advertisement
DE INTERNATIONALE HANDEL VAN
MYCEENS GRIEKENLAND
Myceense beschaving
 wnr? Late Bronstijd (1600-1200 v.C.)
 waar? Griekenland (Mycene)  “zetel van Agamemnon”
Grote economische activiteit
 Middellandse zee (ideaal)
 wijst op de opkomst van een invloedrijke middenklasse
Heinrich Schliemann
 1874
Vondsten:


Rijke graven
o Wijst op een hoogontwikkelde cultuur voor de klassieke beschaving
Paleizen
o Mycene, Tyrins, Pylos, Thebe (tegelijkertijd ook Knossos op Kreta!)
o Begin myceense paleizentijd: 14e eeuw v.C.
o Doel: redistributieve economie (herverdelen)
 Goederen werden verzameld van de omringende nederzettingen
 Werd gebruikt voor het uitbouwen van het militair apparaat en voor het in stand
houden van de elite
 Goederen werden verwerkt tot ambachtsprod.
 Die werden dan verkocht aan de omringende nederzettingen
Ondertussen ook kleine staatjes bij de Syro-Palestijnen

Taal
o
o
o
Kleitabletten voor administratie
 Verslag van wat binnen en buiten ging
 Inzet van de arbeiders
 Geen teksten over uitwisseling met andere landen
Lineair B
Vroege vorm van het Grieks
Vondsten buiten Griekenland:
Hoe weten we dat?
- aard van de gebakken klei
- decoraties en potvorm
Waar?
Egeïsche wereld, Anatolië, Cyprus, Levant, Egypte, Italië, Sicilië, Sardinië
Hoeveelheid vondsten?
Soms slecht enkele, soms 100den of 1000den
Probleem?
Veel vergankelijk materiaal verdwenen
Metalen werden hergebruikt
Aardewerk  zeer belangrijke bronnen
Waarvoor diende het aardewerk?
Olie, wijn, zalf, hars
Soorten aardewerk?
Kleine gesloten potvormen
open bekers, kommen, borden
Myceens aardewerk genoot veel waardering in binnen en buitenland
Aardewerk was kwalitatieve luxe
Ugarit:







Ras Shamra (Syrië)
o Ontdekt in 1929
o Tell bedekt met ruïnes uit Late Bronstijd
o Opvallend: grote grafkelders met korbeelgewelf, mogelijk familiegraven
Minet el-Beida
o Stedelijk gebied
o Havenplaats van het koninklijk Ugarit
Veel kleitabletten met spijkerschrift
o Ras Shamra hoofdstad
o Ugarit  Koninklijke dynastie in Midden en Late Bronstijd
o Vrij autonoom
o Betrekkingen met Egypte, Anatolië, Cyprus, Byblos, Tyrus en Akko
o Slechts 1 verwijzing op tabletten naar Egeïsche wereld  schip van Sinnaranu komt terug van
Kreta.
o Internationale handel  te zien aan de materiële cultuur van de stad vb Myceens aardewerk
o Archeoloog Schaeffer dacht aan Myceense bevolkingsgroep binnen Ugarit
 Wie weer Myceens heerschappij?
 Maar te weinig bewijzen
Myceens vaatwerk
o Handelsgoederen
o Vooral gevonden in gewone stadswijken, niet in Koninklijke residenties etc.
o Wel gevonden in rijk huis
 Myceense amphoroïde krater
 Mengen van water en wijn
“Huis C”
o 2 potten gevonden in latrine
o Wss zalf of poeder
Graven
o Stijgbeugelkannen  oliën
o Balseming van de dode
2 groepen in Ugarit
o Vrije mensen
o Mensen van de koning
o 40 beroepsgroepen
Internationale goederenuitwisseling:
Ingevoerde producten in Ugarit uit Cyprus, Egypte, Levant, Mesopotamië
Vindplaatsen van dergelijke importproducten:
Cyprus, Zuid-Oost-Turkije, Libanon, Israël; Troje, Mycene, Knossos
 allemaal stedelijke centra
In 14e en 13e eeuw v.C. vooral persoonlijke hygiëne en persoonlijke luxe
Ontstaan van een kosmopolitische cultuur
MAAR:
- geen notities in lineair B-tabletten over de handel
- geen notities over Griekenland op Spijkerschrifttabletten
Aardewerk vooral in middenklasse  daarom nergens vermeld
BUITENLANDSE HANDEL
Nooit overschot aan slaven
gespecialiseerde slavenhandelaars
bekende handels centra in Efese en Delos
Slechts een paar slavenopstanden
 nooit geleid tot afschaffing van de slavernij
 streven enkel naar eigen vrijlating
Manumissio:
 vrijlating van een slaaf
 kon gekocht of verdiend worden
 kon soms verkocht worden aan goddelijke supervisie
Trimalchio:
 slaaf die zich heeft opgewerkt
 rijk en vrij man geworden
HANDEL IN DE LITERATUUR
Hesiodus:







Bard
Authentiek een boer
Vooroordelen over overzeese handel
Heeft zelf weinig tot geen ervaring
Slechts 1 goede periode om uit te varen  zomer
Enkel idioten nemen risico’s om op zee te gaan
Aan wal zijn er veel betere dingen te doen
Homerus:
Idee dat Odysseus zo snel mogelijk terug op zijn landerijen wil zijn.
Algemeen:
Minachting voor de handel
In eigen land investeren is beter
Primitivistische kijk op de handel
Waarom dan intercontinentale of transmediterraan handelsverkeer?
Gevaren: piraten, stromingen, stormen…
goed voor ons: scheepswrakken zijn bewaard.
Wrakken:






Vergankelijke soorten materiaal zullen we nooit aantreffen
Handelaars namen gevarieerde lading mee
Aanboord vinden we inscripties in plaat over de wederzijdse verplichtingen van koper en verkoper
Vervoerders willen zelf niets moeten betalen aan de lading
Handelsreizen werden gefinancierd met leningen
Initialen van de handelaar op de producten
Handel bevordert internationale samenwerking NIET!!
Heel onpersoonlijke handelscontacten
Risico’s wegen niet op tegen de winsten van transmediterrane handel.
Grootste voordeel:
Goedkoopste manier om mensen en goederen te vervoeren
Transport over land is 30 keer duurder dan over zee
Romeinse uitvinding:
Onderwaterhardende beton aanleggen van havens
Romeinse handel:
Vooral graan
Ostia:
Havenstad
Veelsoortige handel
Oosterse specerijen wijzen op handel met India
Potten:
Verschillende vormen
Konden hermetisch afgesloten worden
Horizontaal opeen gelegd met stro
Aardewerk vergaat niet
Eigenlijk ongeschikt voor lange afstanden
Vaak met teken van fabrikant
ECONOMISCH LEVEN TIJDENS KEIZERRIJK
Kaart!
Grondstoffen per land:
Italië: glas, brons, textiel, pottenbakkerijen, wijn, marmer, vee
Griekenland: hout, goud, ijzer, vee, graan, zilver, marmer, geneesmiddelen, wijn, olijfolie, landbouw en koper
Anatolië: zilver, vee, marmer, textiel, perkament, hout
Syrië + Oosten: glas, zijde, specerijen, goud, kruiden, reukwaren, textiel, purper, cederhout
Egypte:leder, glas, landbouw, perkament, ivoor, slaven, asfalt
Cyprus: scheepsbouw, koper
Noord-Afrika: tapijten, paarden, hout, slaven, graan, vis, wijn, wilde dieren, goud, metaal, olijven, zout
Spanje: vis, koper, goud, zilver, wol, lood, tin, keramiek, wijn
Gallië:wijn, pottenbakkerijen, glas, textiel, olijfolie, vee, ijzer
Britannië: wol, vee, tin, goud
Kolonies v Rome:
Stuk van Griekenland, Sicilië, Carthago, Noord-Spanje, Zuid-Frankrijk
HANDEL MET DE BUITENWERELD
Bewoners van de mediterrane wereld:
Taal, handel en een bijna identieke levenswijze  verbondenheid sinds Alexander de Grote
Verder dan Middellands Zeegebied is alles onbekend, Terra incognita
Wel luxeproducten laten importeren uit die onbekende wereld
Handel algemeen:
1. Handel met India
Via Nijl naar Coptus (boot)
Over land met kamelen naar Berenici
Over zee naar India
2. Groeiende handel met India
Na inval in Arabia door Romeinen onder Aelius Gallus
3. Dure invoer uit het oosten
100 miljoen sestertiën per jaar
Voor luxe en om de vrouwen tevreden te houden
Handelaars verkopen hun inkopen voor het honderdvoudige
4. Alexandrië heeft baat bij handel met het oosten.
Kostbare ladingen  Alexandrië
Belastingen op import en export
Dus dubbele belastingen
5. Hypotheekovereenkomst
Leven in ruil voor lading
6. Tin uit Britannia
Bijzonder gastvrij
Geciviliseerde mensen
7. Barnsteen uit het noorden
Elektron nergens anders te vinden
HANDEL EN NIJVERHEID
Handel en nijverheid gesterkt door hellenistische periode
Rond de steden was er agrarisch gebied
Kopen en verkopen van graan werd een beroep
Er ontstonden diverse gespecialiseerde beroepen







Smeden
Verwerkers van textiel
Kleermakers
Mensen die zichzelf als werkkracht verhuren
Kunstenaars
Artsen leraars
Veel vreemdelingen in de grote steden
Opkomst van een interregionale of internationale handel op lange afstand zowel over land als over zee
Zijde uit China via tussenhandel
Ontdekking van moessonwinden
Egypte:





Export van eigen producten
Export van oosterse en Afrikaanse producten
Import van timmerhout, metalen, wijn en olijfolie
Papyrus
Rijkdom kwam bij de koning en de grootgrondbezitters terecht
THE SILK ROAD
Handelsroute om de mediterrane wereld met China te verbinden
Door mesopotamië, Iran, Centraal-Azië
Gedurende verschillende periodes gebruikt:
1. 100 v.C. tot 907
2. 13e tot 17e eeuw
Aantal geschreven bronnen van de Parthen in Iran en mesopotamië
Parthen dreven handel op de later geheten Zijderoute
128 v.C Zhang
1ste keer in het westen
Ferghana  vruchtbare vallei, zeer goede paarden China zeer slechte paarden
Later werd over Zhang geschreven als de organisator van de Westerse handel
Maar: bepaalde bewijzen in Ferghana dat er al vroeger moest handel geweest zijn.
Zeer veel nomaden in Ferghana, Centraal-Aziaten konden beter tegen lange reizen dan de Chinezen
Nomaden:
Volgden hun vee van de zwarte zee tot aan de Chinese grenzen
migratie had niets te maken met handel
Verschil maken tussen:
1. Reizen die zijn gemaakt door toevallige reizigers
2. Handelsreizen
Sterke punten die deze handel veroorzaakten:
1. De Chinese honger naar westerse producten
2. Parthse staat die de markten beheert
100 v.C. Grieken kopen Chinese zijde van de Parthen
Nomaden kweekten kamelenhybriden.
Mengeling tss dromedaris en Bactrische kameel (wolharig)
1600 n.C. verdwijnen van de zijderoute
Zhang  2 planten naar China gehaald eten voor sterkere paarden
Iraanssprekenden vestigden zich in de handelssteden
Nomaden werden de overheersende groep
Rijkeren woonden in statige huizen
muurschilderingen van mens en dier die zijde dragen
Stijgbeugel werd uitgevonden
komt van de Koesjische mensen uit Noord-Afghanistan in de 1 ste eeuw
ideaal voor lange afstanden
Later kregen de Turkssprekenden de overmacht.
Indisch oceaan systeem:
Handelsnetwerk tss 3 regio’s:
1. Zuid-Chinese zee
Chinese en maleise overheersende handelaars
2. Oostkust van India tot de zuid-oosterse eilanden
Indiërs en maleisen
3. Westkust India tot Perzische golf + oostkust van Afrika
Perzen en Arabieren
Belang van de moesson (winden)
zorgen voor een goede doortocht tussen India en Griekenland
Zeiltradities en technieken anders dan bij de Grieken
Grieken wilden altijd land in zicht hebben.
Aziaten zaten lang op zee
VAN ALEXANDRIA TOT ALEXANDRIA
Perzisch rijk  grootste wereld en handelsmacht
Koningsweg aangelegd door de Perzen
langste handelsweg
Van Susa tot Sardes (hoofdstad van Lydië)
3 maanden te voet
herbergen en afspanningen
garnizoenen bewaakten de bergpassen etc.
Eerste postdienst, ruiters in estafette, verse ruiter en vers paard
Perzisch grondgebied onder Darius:
Noord en West  Kaukasus, Kaspische zee, Zwarte zee tot middellandse zee
Zuiden: Egypte en nubië
Perzische godsdienst:
Zoroastrisme
Verwant aan Arische godsdienst
Perzen noemden zich Aryan = Ariërs
Oppergod: Ahura Mazda = eeuwig vuur, onderhouden door priesters
vuurcultus
vuurzuilen over het hele uitgestrekte gebied
6de eeuw voor Christus  Perzen proberen India te veroveren  mislukt
Alexander de Grote bracht de 2 rijken in contact
bij elke verovering stichtte hij een stad, zeker 20 keer heette deze Alexandria
India:
Mauryadynastie
3de koning was Ashoka
Hij beveelt missionarissen naar Gandhara (handelsplaatsen) te sturen om boeddhisme te prediken.
Zo ontstond de boeddhistische kunst
Eerst waren de symbolen: voetafdruk, bodhiboom, lege troon en een eivorm voor de invloed van het begin van
het leven.
Door de hellenistische invloeden is dit wat veranderd:
- geïdealiseerd gezicht
- krulhaar
- toga
Ook pseudo corinthische zuilen en cupido’s
De eivorm werd versierd met voet en bovenstukken. De eivorm was van minder belang.
Dit leidde tot de hindoekunst
De handelstaal was Aramees.
DE LAKROUTE
China!
Centrum van de wereld
rijk van het midden
Zhou-dynastie:
Begin
1ste steden
1ste interne handelsroutes
Gestoeld op grootgrondbezit en voorouderdienst
Li Zhi:
Geschiedenisboek
Koning herverdeelt de grond, hij richt leenstaten in, hij richt vooroudertempels in, hij brengt offers.
Economische relaties komen op gang
De ambachtslui en handelaars waren zeer machtig
Zij verwierven de controle  macht van de leenheer en oude ideologie worden in vraag gesteld!
Mo Zi:
Filosoof
Boeken zeggen de handelaars etc om zich te verenigen in communes.
Mao Ze dong avant la lettre.
Zhuang Zi:
Werkte in laktuin als klerk
Verspreidde Taoïsme binnen ambachts- en handelsklasse
Staten van China  geen feodaal karakter meer
 stadstaten  Griekenland
Interne handelsroutes  overal in China dezelfde producten
Nieuwe gedachten ontstaan
↔ feodale ideologie
↔ traditionele offerreligie van de staat
Zoeken individuele verlossing
 te vinden in taoïsme  stichter Lao Zi
Lakbomen  harsaftappen
Mengen met steenhars (uit de grond)
Hout of geweven stof met lakmengsel combineren en decoreren
 luxeproducten
Gesigneerd met zeer expliciete inscripties (vormer, bakker, handvatenverzorger, schilder, degene die de
inscripties doet, degene die polijst, inspecteur, bewakingsofficier, klerk) voor de verdeling van de opbrengst
van het werkstuk.
In herbergen voor handelaars werden al papieren wissels gebruikt  voorloper papiergeld
Taoïsten ↔ confucianisten
Confucius zegt  verandering mag niet. Alles is Ming
Taoïsten zeggen: wel verandering  handelaars en ambachtslui willen hogere rang
Ze verwerpen de vaste waarden
In de Dao De Jing staat dat de naam niet de ware naam is, dat de weg niet de ware weg is.
Ook de betekenis van woorden is aan verandering onderhevig
Ze moeten de scheppingsmythen belachelijk maken
Confucius ontluisteren en spotten met zijn mythen
Dit vond aanhang bij de handelaars en ambachtslui
maar diende te buigen voor een golf van confucianisme
Door nieuwe dynastieën
De ambachtslui en handelaars werden beschouwd als vulgair plebs
Qin-dynastie  alle stadstaten 1 staat
Han- en tang-dynastie
1 centrale staat
1 echt keizerrijk
Dominant
Opbrengst van de landbouw gaat naar de Koninklijke stadstaat.
Monopolie op zout
Keizer gaf briefjes waarop stond hoeveel zout ze konden krijgen voorloper papiergeld
KANEELROUTE
Geen geschreven bronnen  bronnen  handelswaar zelf
2 soorten kaneel:
Kassia
gwn kaneel
Schors van de plant drogen en oprollen tot pijpjes  zoet hout genaamd
handelaars geven geen concrete plaats aan waar het vandaan komt, om handelswaar te beschermen.
Kunlun: Maleiers
Drijven handel met Madagaskar & oost-afrika
Boten zonder roer of zeil
Grote kano’s
6 mensen
Oriënteren op de zon
Wenden door stroming en armen
1 maand reizen naar Oost-Afrika
Bagage: rijst, gedroogd fruit, dierenhuiden met water, vishaken, speren, levende kippen
Later grotere boten
Planken van de boten werden vastgemaakt met touwen
Geen nagels
Zeil  gevlochten palmbladeren
Gevlochten boten
Ogen geschilderd op boot
Uit Oost-afrika  ivoor, schildpaddenschilden, slaven
Handel leek op piraterij, kunlun werd geweerd uit oost-afrika
Naar madagaskar en comoren
Onbewoond
Lieten eigen volk daar achter
Voor Oost-aFrika
Kokosnoot, banaan, boottype en een soort visfuik
Kunlun werden Waqwaq genoemd
Niet-zwarte bevolking van Zuidelijk afrika
Ofwel degene die een kliktaal spreken
Kan ook een verwijzing zijn naar de zijvlotters van hun boten
IVOOR-, SUIKER- EN WIEROOKROUTE
Jaar 50: oudste vaarboek
Periples Maris Erythraei  huidige indische oceaan
De hoorn was een soort scepter vr de assyriërs en de sumeriërs
Zuiden van Arabisch schiereiland was een handelspunt
Wierrook  hars van bomen  zeer ongezonde plaats
1000 v.C. eerste karavaanhandel
Mirre mirreboom
Romeinen wilden beide handelsroutes in handen krijgen zowel over land als over zee
KONINGSROUTE
Tss de golf van Aqaba (Rode zee) en Syrië
4 koninkrijken verbonden door de koningsroute
Gecontroleerd door noord-Arabieren = Nabateeërs
Vonden het Shadad-zadel uit  kameelzadel  kunnen rijden zonder handen wapens
Verhandelden wierook
Leefden in de bergen
Vereerden berggoden
Muhammad voerde een aantal van die godinnen in als nevengodinnen naast Allah
 later liet hij dit afschaffen
 was hem ingegeven door het kwaad
 duivelsverzen
Belangrijk product asfalt/bitumen
Borrelde op in de dode zee
Naartoe varen en stukken afkappen
Met zand bestrooien en in leren zakken vervoeren naar het westen
Gebruikt bij mummificatie (Egypte) en als medicatie (Romeinen)
Bitumen veel winst
CHINESE EXPANSIE LANGS DE
ZIJDEROUTE
Export van China: zijde, ijzer, staal, keramiek, lakwerk, thee, perziken, sinaasappelen, peren, papier +techniek,
waterwiel of wiel van Zuo.
Import van China: paarden, etenswaren, jade
Jade werd gebruikt om lijken te bewaren, symbool voor autoriteit en macht, zeer duur
2 soorten Chinezen:
Han
Yue
Yue  vroege zeehandel met Japan en Korea
Kaneel + manier van telen
Parels, glaswerk, edelstenen in ruil voor goud en zilver
Land van Yue werd dor Han ingelijfd/
Zijde: mythe over het ontstaan van Zijde
Bij een bepaalde politieke plaats hoorde een bepaalde kleur van zijden kledingsstuk.
Zijde was ook betaalmiddel
Gele keizer verenigde China
moest vechten tegen de binnenvallende nomaden
begin van de bouw van de grote muur
nomaden waren van Turks-Mongoolse origine
gelijke cultuur, verschillende taal
Nadien volgde vrede, op handel gebaseerd
De zijderoute van Bagdad tot Changan.
TRAFIEK OP DE ZIJDEROUTE
Koopwaar: zijde, gember, kaneel, staal, chinese inkt.
Handelaars: veel nationaliteiten
geen rechtstreeks contact tss oost en west
lastdieren: kamelen
betaalmiddel: zijde, goud, zout, ruw ijzer, brons, ander textiel
Download