Bachelor Thesis Marketing 2010 Het Effect van Cultuur op de Relatie tussen Reclame en Aankoopintentie Coach: P.M.A. Tenbült Topic 37: Communcation and advertising Naam: Niels Vogt ANR: S 138677 Abstract Managers van multinationals vragen zich steeds vaker af hoe ze met de globale marketingstrategieën toch rekening kunnen houden met de invloed van cultuur (Nakata, Sivakumar 2001). Door in de reclamecampagne rekening te houden met de waarden die in de betreffende cultuur belangrijk zijn worden de reclames efficiënt ingezet (Bearden, Laforge, Ingram 2005). Er zijn verschillende factoren, waaronder cultuur, die het effect van reclame op de aankoopintentie beïnvloeden (Albarracín, Johnson, Zanna 2005). De invloed van cultuur ligt niet geheel binnen de controle van de marketeers, maar ze dienen er wel rekening mee te houden. De aankoopintentie van consumenten bestaat uit de attitude, de subjectieve norm en de gepercipieerde gedragscontrole (Ajzen 2005). De attitude bestaat uit de optelsom van de overtuigingen (keer hun gewicht) van de verschillende productattributen (Batra, Myers, Aaker 2009). De subjectieve norm is de mening van anderen over het product of het merk die de persoon overweegt te kopen (Ajzen 2005). De gepercipieerde gedragscontrole van een consument is de eigen inschatting of de mogelijkheid er is om het geplande gedrag uit te voeren. Als het geplande gedrag onder controle is, speelt deze factor geen grote rol, maar als het geplande gedrag niet helemaal onder controle is, speelt deze factor een veel grotere rol (Albarracín et al 2005). De aankoopintentie kan op verschillende manieren worden beïnvloedt. Over het algemeen zal de aankoopintentie groter worden als de attitude over het product of merk positiever wordt, als de groepsdruk groter wordt en als consumenten denken dat ze het product kunnen kopen en de situatie daarbij overzichtelijk blijft (Ajzen 2005). Om de invloed van cultuur op de relatie tussen reclames en de aankoopintentie te bepalen dient er eerst een onderscheid gemaakt te worden tussen culturen. Er zijn verschillende dimensies gebruikt, bedacht door Hofstede, om een onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende culturen en om deze verschillen te kunnen categoriseren. De gebruikte dimensies zijn: individualisme – collectivisme, machtsafstand, masculiniteit, onzekerheidsvermijding, lange- of kortetermijndenken (Hofstede 1991). Verschillende landen hebben scores gekregen voor deze dimensies, waardoor categorieën gevormd konden worden (Hofstede 2001). 2 Als deze scores goed bestudeerd worden, kan er voor elk land een inschatting gemaakt worden welke attributen voor een bepaald product of merk relatief belangrijk zijn (Nakata, Sivakumar 2001). Zo dient een reclame bijvoorbeeld de nadruk te leggen op rationele beweringen in een cultuur met een hoge mate van masculiniteit, terwijl emotionele statements in culturen met een lage mate van masculiniteit juist efficiënt zijn (Nakata, Sivakumar 2001). De subjectieve norm is vooral belangrijk in landen die een lage score halen op de dimensie individualisme – collectivisme. In deze landen is de band die mensen met anderen hebben zeer belangrijk, waardoor er sneller groepsdruk is. De aankoopintentie kan in reclames vergroot worden door de groepsdruk te vergroten. Dit effect is het sterkste in landen met een hoge mate van collectivisme (Shireav, Levy 2009). Er is nog weinig onderzoek gedaan van het effect dat cultuur heeft op de gepercipieerde gedragscontrole, maar het is aannemelijk dat dit wordt beïnvloedt door de dimensies onzekerheidsvermijding en masculiniteit van Hofstede. In culturen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding of een lage mate van masculiniteit is het zeer belangrijk om de onzekerheid zoveel mogelijk weg te nemen. Op deze manier kan de aankoopintentie vergroot worden. De aankoopintentie zal ten slotte naar aanleiding van een reclame kunnen verbeteren als er in deze reclame geanticipeerd wordt op de waarden die belangrijk zijn in de betreffende cultuur. 3 Inhoudsopgave Abstract 2 Hoofdstuk 1: Introductie 6 1.1 Achtergrond 6 1.2 Probleemstelling 7 1.3 Onderzoeksvragen 7 1.4 Academische relevantie 8 1.5 Bedrijfsrelevantie 8 1.6 Structuur 9 Hoofdstuk 2: De invloed van reclame op de aankoopintentie 10 2.1 Reclame 10 2.2 Aankoopintentie 11 2.2.1 Attitude 12 2.2.2 Subjectieve norm 12 2.2.3 Gepercipieerde gedragscontrole 13 2.3 De invloed van reclames op de aankoopintentie 14 2.3.1 De invloed van reclame op attitude 14 2.3.2 De invloed van reclame op subjectieve norm 15 2.3.3 De invloed van reclame op gepercipieerde gedragscontrole 15 2.4 Resumé 15 Hoofdstuk 3 De invloed van cultuur 3.1 Cultuur en het onderscheid tussen culturen 17 17 3.1.1 Individualisme – Collectivisme 18 3.1.2 Machtsafstand 18 3.1.3 Masculiniteit 19 3.1.4 Onzekerheidsvermijding 19 3.1.5 Lange- of Kortetermijndenken 20 3.2 Het effect van cultuur op de relatie tussen reclame en aankoopintentie 3.2.1 De invloed van cultuur op attitude 20 21 3.2.1.1 De invloed van individualisme – collectivisme op attitude 21 3.2.1.2 De invloed van machtsafstand op attitude 22 4 3.2.1.3 De invloed van masculiniteit op attitude 22 3.2.1.4 De invloed van onzekerheidsvermijding op attitude 23 3.2.1.5 De invloed van lange- of kortetermijndenken op attitude 23 3.2.2 De invloed van cultuur op de subjectieve norm 23 3.2.3 De invloed van cultuur op de gepercipieerde gedragscontrole 24 3.2.3.1 Invloed van onzekerheidsvermijding op gedragscontrole 24 3.2.3.2 Invloed van masculiniteit op gedragscontrole 24 3.3 Resumé 25 Hoofdstuk 4 Discussie & Conclusie 26 Hoofdstuk 5 Beperkingen & Aanbevelingen 29 5.1 Beperkingen en toekomstig onderzoek 29 5.2 Aanbevelingen 30 Referentielijst 31 Appendix A 36 5 Hoofdstuk 1: Introductie In dit introductiehoofdstuk wordt in paragraaf 1.1 de achtergrond van het onderwerp besproken door middel van een anekdote en een inleiding. Deze leiden tot een centrale probleemstelling (paragraaf 1.2) en onderzoeksvragen (paragraaf 1.3). In paragraaf 1.4 en 1.5 zal de academische relevantie en de bedrijfsrelevantie besproken worden. Ten slotte zal in paragraaf 1.6 de structuur besproken worden. § 1.1 Achtergrond Consumenten uit verschillende culturen kunnen een reclame op een andere manier bekijken. Daardoor heeft de reclame op een andere manier effect op de aankoopintentie van deze consument (Soares, Farhangmehr, Shoham 2007; Ahmed 2000; Clark 1990). De aankoopintentie wordt gevormd door individuele factoren (persoonlijkheid, emotie intelligentie etc.), sociale factoren (opleiding, leeftijd, cultuur etc.) en informatieve factoren (kennis, medium etc.) (Albarracín et al 2005). Door verschillen in deze factoren kan de aankoopintentie op een andere manier worden beïnvloed. Een interessante factor die hier van invloed is, is het cultuurverschil tussen mensen in diverse gebieden. Multinationals dienen advertenties aan de verschillende culturen aan te passen, zodat de reclameboodschappen die getoond worden steeds zo efficiënt mogelijk worden ingezet (Bearden et al 2005). Als de advertenties niet aangepast worden kan dit leiden tot een verkeerde interpretatie van de reclame, waardoor het doel van de reclamecampagne niet efficiënt bereikt wordt (Nakata, Sivakumar 2001). Dit gaat niet altijd goed, de korte anekdote hieronder is daar een mooi voorbeeld van. Vorig jaar gebruikte Proctor & Gamble een zeer populaire tv-reclame uit Europa ook in Japan. In de reclame was een vrouw die in bad lag te zien, die door haar man aangeraakt werd. Onder de Japanners was deze tv-reclame veel minder populair omdat zij de bedoeling van de reclame niet begrepen. De Japanners vonden dat de privacy van de vrouw werd geschonden. Doordat de Japanners deze reclame niet goed interpreteerden lukte het Proctor & Gamble niet om de aankoopintentie van de Japanners positief te beïnvloeden, waardoor de afzet van het product verder zou stijgen (Arnold 2009). 6 De manier waarop een getoonde reclame de aankoopintentie beïnvloedt is afhankelijk van de betreffende cultuur waarin de consument leeft (Ahmed 2000). Dit betekent dat de aankoopintentie op een andere manier wordt beïnvloed als de cultuur waarin iemand leeft anders is terwijl er ceteris paribus naar dezelfde reclame gekeken wordt (Ahmed 2000). § 1.2 Probleemstelling Op welke manier heeft cultuur een effect op de relatie tussen reclames en de aankoopintentie van consumenten en hoe kunnen adverteerders hier rekening mee houden? Het conceptuele model van deze probleemstelling ziet er als volgt uit: Reclames Aankoopintentie Cultuur Figuur 1.1: Conceptueel model § 1.3 Onderzoeksvragen 1. Wat is reclame? 2. Wat is aankoopintentie? 3. Op welke manier hebben reclames invloed op de aankoopintentie? 4. Wat is cultuur? 5. Op welke manier kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende culturen? 6. Op welke manier heeft cultuur effect op de relatie tussen reclames en de aankoopintentie? 7 § 1.4 Academische relevantie De invloed van cultuur op marketingactiviteiten heeft de laatste jaren steeds meer aandacht gekregen in de academische literatuur. De literatuur over de rol van cultuur is echter abstract en fragmentarisch. Bovendien wordt er niet verteld op welke manier deze verschillen tot stand komen. Uit de studies van Soares et al 2007; Nakata, Sivakumar 2001; Ahmed 2000 en Clark 1990 blijkt dat verschillende advertenties in verschillende culturen efficiënt zijn, maar de reden daarvoor wordt niet besproken. Deze verschillen in efficiëntie zijn zelfs zo groot dat sommige marketingstrategieën in de ene cultuur erg succesvol zijn en in andere culturen totaal niet werken (van Heerden, Barter 2008; Soares et al 2007; Nakata, Sivakumar 2001; Ahmed 2000). Bovendien zijn er nationale studies gedaan in Engeland (Greenley 1995), Nigeria (Mitchell 1984), China (Deng, Dart 1995) en Scandinavië (Deshpande, Farley 1998), maar is er nog geen wereldwijd beeld. De academische relevantie ligt in het feit dat er getracht wordt om een globaal beeld te krijgen van het effect dat cultuur heeft op de relatie tussen de getoonde reclames en de aankoopintentie. Hierbij wordt de theory of planned behaviour gebruikt, die in het volgende hoofdstuk uitgelegd wordt. Dit is nog niet eerder gedaan in andere studies. Door het combineren van verschillende academische onderzoeken (namelijk onderzoeken over cultuur en de theory of planned behaviour) wordt er getracht nieuwe inzichten te creëren. Academici kunnen de resultaten gebruiken doordat er getracht wordt een globaal beeld te schetsen van het effect dat cultuur heeft op de relatie tussen reclame en aankoopintentie. Hierbij wordt een algemeen bekend model als de theory of planned behaviour gebruikt, zodat de conclusies ingepast kunnen worden in andere studies die deze theorie gebruiken om de aankoopintentie te voorspellen. § 1.5 Bedrijfsrelevantie De bedrijfsrelevantie ligt in het feit dat managers van multinationals zich steeds meer afvragen hoe het globale marketingbeleid toch zijn nationale karakter kan behouden (Nakata, Sivakumar 2001). Met de groei van de globalisering, worden marketingactiviteiten steeds complexer, omdat deze globale marketingactiviteiten aangepast dienen te worden aan de betreffende cultuur (Clark 1990; Ahmed 2000). Hierdoor is het voor marketeers steeds belangrijker om de impact van culturele invloeden te begrijpen (Mattila 1999). Het resultaat van de groeiende wereldwijde 8 economie is dat er steeds vaker internationale reclames zijn die in verschillende culturen gebruikt worden (Ahmed 2000). In eerder onderzoek (Nickerson 2003; Javalgi, Cutler, Malhotra 1995; Cutler, Javalgi 1992; Frith, Wesson 1991; Hong, Muderrisoglu, Zinkhan 1987) is geconcludeerd dat de keuze voor een bepaalde reclamestrategie beïnvloed wordt door belangrijke culturele invloeden zoals collectivisme, rationaliteit en emotionaliteit. Hierdoor is het voor bedrijven van belang om te weten hoe ze bij het maken van reclames dienen te anticiperen op de verschillen in cultuur. Managers en marketeers kunnen de resultaten gebruiken, doordat er wordt onderzocht op welke manier cultuur een effect heeft op de relatie tussen de getoonde reclames en de aankoopintentie. Hierdoor kunnen managers anticiperen op de betreffende cultuur waardoor ze in staat zijn een efficiënte reclamecampagne op te zetten. § 1.6 Structuur Deze thesis bestaat uit vijf hoofdstukken, die als volgt opgebouwd zijn: In hoofdstuk twee komen de onderzoeksvragen over reclames en aankoopintentie aan de orde, de vragen met betrekking tot cultuur worden in hoofdstuk drie besproken. In het vierde hoofdstuk worden vervolgens hoofdstuk twee en drie gecombineerd, zodat de centrale probleemstelling beantwoord kan worden in de discussie en conclusie. Ten slotte zal in hoofdstuk vijf beschreven worden wat de beperkingen van de studie zijn en zullen er aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gedaan worden. 9 Hoofdstuk 2: De invloed van reclame op de aankoopintentie Hoofdstuk 2 heeft als centraal thema de relatie tussen reclame en de aankoopintentie van consumenten. De theorie van de onderzoeksvragen over reclame en aankoopintentie zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. In paragraaf 2.1 zal beschreven worden wat er bedoeld wordt met reclame. In paragraaf 2.2 zal vervolgens beschreven worden wat er bedoeld wordt met aankoopintentie. Ten slotte zal in paragraaf 2.3 de invloed van reclame op de aankoopintentie beschreven worden. § 2.1 Reclame Reclame is het onderdeel van marketing waarmee bedrijven kunnen communiceren met de potentiële consument. De reclameboodschap wordt op een overtuigende, niet-persoonlijke wijze gebracht via massacommunicatiekanalen (Bearden et al 2005). Op deze manier wordt getracht om een product, service, persoon of een idee te promoten (Dens, De Pelsmacker 2010). Bedrijven hebben verschillende doelen om reclame te maken, namelijk mensen informeren, overtuigen of herinneren (Bearden et al 2005). Marketeers dienen consumenten regelmatig te informeren over nieuwe producten of om ze op de hoogte te houden van andere ontwikkelingen. Zelfs voor producten of merken die al langere tijd op de markt zijn, is het informeren nog steeds belangrijk. Tevens dienen marketeers consumenten te overtuigen om producten van het bedrijf te consumeren. Als de klant een positieve attitude heeft over het merk, kan het bedrijf overwegen om deze klant te herinneren aan het merk. Hoewel de klant een positieve attitude heeft over het merk, betekent dit niet dat ze ongevoelig zijn voor aanbiedingen van andere bedrijven (Bearden et al 2005). In de reclames die bedrijven gebruiken om hun product of merk te promoten kunnen ze invloed uitoefenen op de omgeving van de stimulus door de tijd en plaats waarop de advertentie getoond wordt nauwkeurig te kiezen. Op de persoonlijke kenmerken heeft een bedrijf minder invloed, want verschillende mensen een heel andere emotie hebben wanneer ze de advertentie zien (Bearden et al 2005). Zoals net beschreven, kan dit leiden tot een verschil in reactie op de reclame, waardoor de aankoopintentie anders beïnvloed wordt. Bedrijven kunnen proberen om hier toch rekening mee te houden door verschillende soorten media te gebruiken. Deze verschillende media zorgen ervoor dat klanten elke keer op een ander moment en op een andere 10 manier in aanraking komen met het product of het merk. Deze media hebben hun eigen voor- en nadelen, maar door deze verschillende media te combineren kunnen bedrijven het doel van de reclamecampagne efficiënt bereiken (Bearden et al 2005). Bovendien worden er verschillende media gebruikt omdat onderzoek heeft aangetoond dat het soort boodschap dat gebruikt wordt in reclames invloed heeft op de effectiviteit van deze reclame (Soares et al 2007; Bearden et al 2005; Ahmed 2000). De effectiviteit van een reclame kan gemeten worden aan de hand van de afzet, als een stijging van deze afzet het uiteindelijke doel was van de reclamecampagne. Voor multinationals is het belangrijk om te weten op welke manier er een positieve aankoopintentie gecreëerd kan worden, zodat de afzet van de producten uiteindelijk stijgt (Fishbein, Ajzen 1975). § 2.2 Aankoopintentie Er wordt veel onderzoek gedaan naar aankoopintentie, omdat de aankoopintentie van de consument bepaalt welk product deze kiest bij de keuze tussen verschillende producten (Douma, Schreuder 2002; Grewal, Monroe en Krishnan 1998; Fishbein, Ajzen 1975). De aankoopintentie wordt vaak verklaard aan de hand van de theory of planned behaviour (Ajzen, Kuhl, Beckmann 1985). Deze theorie is ontstaan uit de theory of reasoned action (Fishbein, Ajzen 1975). Deze theorie gaat ervan uit dat rationele mensen de beschikbare informatie in zich opnemen en overwegen wat de implicaties zijn van het gedrag dat ze eventueel gaan doen (het aankoopgedrag). De intentie (aankoopintentie) van een persoon om een aankoop te doen is de doorslaggevende factor in de aankoopbeslissing (Fishbein, Ajzen 1975). Deze aankoopintentie wordt bepaald door drie factoren die op de volgende pagina besproken worden, namelijk de attitude, de subjectieve norm en de gepercipieerde gedragscontrole (Ajzen 2005). Figuur 2.1: theory of planned behaviour 11 § 2.2.1 Attitude Met de eerste factor wordt de attitude bedoeld. Dit is de individuele positieve of negatieve evaluatie over het betreffende aankoopgedrag. Als bedrijven de attitude van potentiële consumenten proberen te beïnvloeden, is het van belang te weten dat deze attitude volgens de cognitieve structuurmodellen (Aaker, Batra, Myers 1992) gevormd wordt op basis van verschillende overtuigingen, die een potentiële consument rondom een product of merk bouwt (Solomon 2008). Het meest gebruikte model binnen de cognitieve structuurmodellen is het evaluative belief model waarbij de optelsom van de overtuigingen (keer hun gewicht) op verschillende product- of merkkenmerken (prijs, kwaliteit, snelheid van service etc.) de attitude vormt (Batra et al 2009). Deze optelsom vormt uiteindelijk de attitude die een consument heeft over een product. Deze attitude wordt vergeleken met de attitudes producten van andere of merken (Batra et al 2009). In het model van figuur 2.2 is het model uit figuur 2.1 uitgebreid. In dit model is Figuur 2.2: theories of reasoned action and planned behavior (Albarracín et al 2005) overtuigingen die gevormd worden, worden beïnvloed door diverse factoren die opgedeeld te zien dat de kunnen worden in individuele, sociale (waaronder cultuur) en informatieve factoren (Albarracín et al 2005). § 2.2.2 Subjectieve norm De subjectieve norm is de mening van anderen over het product of het merk die de persoon overweegt te kopen. De persoon die een aankoop gaat doen, heeft namelijk bepaalde verwachtingen over de gedachten van specifieke personen of groepen die ze bij de aankoop hebben (Ajzen 2005). Mensen worden gestimuleerd om een bepaalde aankoop te doen als 12 mensen verwachten dat anderen deze aankoop goed zullen keuren. Aan de andere kant worden mensen ontmoedigd als ze denken dat anderen de aankoop af zullen keuren (Ajzen 2005). Zoals in figuur 2.2 te zien is wordt de subjectieve norm, net zoals de vorming van de attitude, beïnvloed door individuele, sociale (waaronder cultuur) en informatieve factoren (Albarracín et al 2005). § 2.2.3 Gepercipieerde gedragscontrole De gepercipieerde gedragscontrole betekent dat iemand een inschatting maakt van de vaardigheden en de eigen mogelijkheid om het geplande gedrag uit te voeren. De mogelijkheid om het gedrag van een persoon te voorspellen is afhankelijk van deze factor. Als het geplande gedrag onder controle is, speelt deze factor geen grote rol, maar als het geplande gedrag niet helemaal onder controle is, speelt deze factor een veel grotere rol (Albarracín et al 2005). Het is dan van belang om dit effect mee te nemen in het voorspellen van iemand zijn intenties en gedrag (Kail, Cavanaugh 2007; Albarracín et al 2005). Een product waar de consument toch een positieve attitude over heeft en ook weet dat er een positieve subjectieve norm is, kan door een gebrek aan gepercipieerde gedragscontrole toch niet gekocht worden. Zo zijn er al in diverse onderzoeken relatief lage correlaties gevonden tussen de intentie om een bepaald gedrag uit te voeren en het daadwerkelijk gedrag. Dit is waarschijnlijk gebeurd in studies waarin onderzoekers gedrag probeerden te voorspellen in situaties waarin de respondenten geen volledige controle hadden (Albarracín et al 2005). Zoals in figuur 2.2 te zien is, wordt de gepercipieerde gedragscontrole wordt, net zoals de vorming van de attitude en de subjectieve norm, beïnvloed door individuele, sociale (waaronder cultuur) en informatieve factoren (Albarracín et al 2005). In figuur 2.2 is te zien dat de actual behavioral control (de werkelijke gedragscontrole) een modererend effect heeft op de relatie tussen intentie en gedrag, zodat het effect van intentie op attitude groter is als de werkelijke gedragscontrole hoog is in plaats van laag. Als de gepercipieerde gedragscontrole een goed beeld vormt van de werkelijke gedragscontrole kan deze ook gebruikt worden om het uiteindelijke gedrag te beïnvloeden en te voorspellen. Dit verklaart het modererende effect van gepercipieerde gedragscontrole op de relatie tussen intentie en gedrag die de stippellijn beschrijft. De werkelijke gedragscontrole wordt verder buiten beschouwing gelaten, maar is toch genoemd voor de volledigheid. 13 § 2.3 De invloed van reclames op de aankoopintentie Als het gelukt is om aandacht van de consument te vestigen op de reclame, hangt de beïnvloeding van de aankoopintentie af van de manier waarop deze consumenten de reclame interpreteren (Nakata, Sivakumar 2001). De betekenis die we aan een reclame geven verschilt van persoon tot persoon en hangt af van verschillende factoren. Volgens de theory of planned behaviour vormen de attitude, de subjectieve norm en de gedragscontrole de aankoopintentie (Ajzen 2005). Om de aankoopintentie te vergroten dienen marketeers deze factoren dus positief te beïnvloeden. Hieronder wordt besproken op welke manier deze factoren positief beïnvloed kunnen worden. § 2.3.1 De invloed van reclame op attitude Reclames kunnen de attitude op verschillende manieren beïnvloeden. Daarbij is het van belang om te weten dat de attitude wordt gevormd op basis van het evaluative belief model waarbij de waardes en de gewichten over de productattributen bij elkaar opgeteld werden. Bedrijven kunnen op drie manieren proberen deze attitude door reclame positief te beïnvloeden. Ten eerste kunnen ze het gewicht van de attributen proberen te veranderen. Attributen die een positieve bijdrage leveren aan de attitude kunnen voor consumenten onbelangrijk zijn. Marketeers dienen de nadruk te leggen op deze attributen om ze belangijker te maken voor consumenten. Hierdoor wordt het gewicht dat consumenten aan deze attributen geven groter, zodat de attitude positiever wordt. Ten tweede kunnen ze proberen om de evaluaties van bestaande attributen te verhogen. Dit kunnen marketeers doen door een vergelijking met een naaste concurrent te maken waarbij het eigen product of merk beter scoort op een bepaald attribuut dan de concurrent. Ten slotte kunnen ze proberen door reclame nieuwe attributen mee te laten spelen, die nog niet gebruikt worden bij de evaluatie van het product of het merk. Als consumenten een attitude vormen waarbij niet alle attributen meegenomen worden, kunnen producten of merken die goed scoren op deze attributen nadeel ondervinden. De nadruk dient dan op deze attributen gelegd te worden, zodat de attitude in het voordeel van het product of merk verandert (Batra et al 2009). 14 § 2.3.2 De invloed van reclame op subjectieve norm In reclames kan geprobeerd worden om de groepsdruk te verhogen, omdat daardoor de aankoopintentie groter wordt (Ajzen 2005). Potentiële consumenten zullen eerder geneigd zijn tot de aankoop van een product als ze denken dat anderen positief over deze aankoop zijn (Ajzen 2005). De groepsdruk kan verhoogd worden door in reclames gebruik te maken van referentiegroepen. Zo kunnen producten of merken in de hoofden van potentiële consumenten aan bepaalde groepen gekoppeld worden. De groepsdruk wordt op deze manier verhoogd voor de mensen in deze groep en de mensen die graag bij die groep willen horen (Pechmann, Wang 2010). Dit is vooral van belang bij producten waarvan anderen kunnen zien dat je ze geconsumeerd hebt en bij luxeproducten (Solomon 2008). § 2.3.3 De invloed van reclame op gepercipieerde gedragscontrole Reclames kunnen de gepercipieerde gedragscontrole proberen te beïnvloeden door de gepercipieerde gedragscontrole van consumenten te vergroten en door de situatie overzichtelijk te houden. De aankoopintentie zal namelijk stijgen als de gepercipieerde controle groter wordt. Hier dienen marketeers op te anticiperen door in de reclames die ze maken hier de nadruk op te leggen (Ajzen 2005). Deze controle bestaat uit factoren die een belemmerende en bevorderende werking hebben op een aankoop. Marketeers kunnen de aankoopintentie dus vergroten door de vermeende factoren die een belemmerende invloed hebben op een aankoop te weerleggen of juist de nadruk te leggen op de factoren die een bevorderende invloed hebben op de aankoop (Ajzen 2005). § 2.4 Resumé In dit hoofdstuk zijn de drie deelvragen met betrekking tot reclame en aankoopintentie beantwoord. Een reclame wordt door bedrijven gebruikt om op een overtuigende, niet-persoonlijke wijze via massacommunicatiekanalen mensen te informeren, overtuigen of herinneren aan hun merk of product (Bearden et al 2005). De vorming van de aankoopintentie kan volgens de theory of planned behaviour verklaard worden door de attitude, de subjectieve norm en de gepercipieerde gedragscontrole (Ajzen 2005). Reclames kunnen de aankoopintentie beïnvloeden door in te spelen op deze factoren. Over het algemeen zal de aankoopintentie vergroot worden als de 15 attitude over het merk of product positiever wordt, als de groepsdruk groter wordt en als consumenten denken dat ze het product kunnen kopen en de situatie daarbij overzichtelijk blijft (Ajzen 2005). In hoofdstuk drie wordt het thema cultuur behandeld, waarbij deelvraag vier en vijf beantwoord worden. 16 Hoofdstuk 3: De invloed van cultuur Hoofdstuk 3 heeft als centraal thema cultuur. De theorie van de onderzoeksvragen over cultuur zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. In paragraaf 3.1 zal beschreven worden wat er precies bedoeld wordt met cultuur. Vervolgens zal in dezelfde paragraaf beschreven worden op welke manier een onderscheid kan worden gemaakt tussen de verschillende culturen. In paragraaf 3.2 zal vervolgens het effect van cultuur op de relatie tussen reclame en aankoopintentie van consumenten beschreven worden. § 3.1 Cultuur en het onderscheid tussen culturen Cultuur is een lastig te omschrijven begrip. Dit komt door de alomtegenwoordigheid ervan. In internationale marktstudies wordt cultuur vaak gebruikt als een overige categorie voor verschillen in marktstructuur die niet op een andere manier te definiëren zijn (Buzzell 1968). Dit komt doordat het moeilijk is om een onderscheid te maken tussen strikt culturele factoren en andere invloeden op macroniveau (Soares et al 2007). Daardoor is het voor een goed onderzoek van groot belang om cultuur goed te omschrijven. Er is al eerder geprobeerd een alomvattende beschrijving van cultuur te geven (Tylor 1871; Hofstede 1991; Schein 1985; Jandt 2004). De definitie die gebruikt gaat worden is de definitie van Hofstede: “De collectieve programmering van de menselijke geest die de leden van een groep mensen onderscheidt van die van een andere groep mensen.” Er is voor deze definitie gekozen omdat Hofstede tevens heeft geprobeerd een model te maken waardoor culturen van elkaar onderscheiden kunnen worden. Dit model bestaat uit verschillende dimensies die later beschreven worden. De definitie van Hofstede en de dimensies van cultuur die hij bedacht heeft worden het meest gebruikt in de psychologie, sociologie, marketing, management studies (Steenkamp 2001). Nadat Hofstede de dimensies bedacht heeft, heeft Hofstede een omvangrijk onderzoek gedaan naar de scores van deze dimensies in 74 landen (en enkele gebieden). De vijfde en laatste dimensie is later pas toegevoegd na een andere grote internationale studie. Deze dimensie is in 28 landen (en enkele gebieden) onderzocht (Hofstede 2001). Naar aanleiding van de scores die landen hebben gehaald op de verschillende dimensies 17 zijn er wereldkaarten gemaakt waarop overzichtelijk te zien is wat de verschillende scores per land zijn. Deze kaarten zijn echter klein afgebeeld, dus is er in appendix A een tabel opgenomen met de scores van de onderzochte landen met de scores per dimensie in de kolommen daarachter. § 3.1.1 Individualisme - Collectivisme Deze dimensie beschrijft de relatie die individuen met elkaar hebben. In individuele culturen worden mensen geacht voor zichzelf en hun naaste familie te zorgen. Er wordt veel waarde gehecht aan op zichzelf staan en je eigen weg bepalen. Collectivistische culturen bestaan uit een sterk sociaal kader, waar een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die tot de groep behoren en mensen die er niet toe behoren. Ze verwachten dat de andere individuen in de groep voor ze zorgen in ruil voor absolute loyaliteit aan de groep. Op de wereldkaart hiernaast is te zien dat de “Westerse” landen het hoogste scoren op deze dimensie. Landen in Midden-Amerika scoren extreem laag. De verschillen op deze dimensie zijn relatief groot. Figuur 3.1: Individualisme - Collectivisme § 3.1.2 Machtsafstand Deze dimensie beschrijft de mate waarop een samenleving accepteert dat macht ongelijk verdeeld is. In culturen met een hoge machtsafstand wordt het normaal gevonden als macht tussen individuen ongelijk verdeeld is. Bovendien vinden ze dat er in deze hiërarchie weinig verschuivingen plaats moeten vinden. In culturen met een lage mate van machtsafstand wordt het minder wenselijk gevonden als de macht tussen individuen ongelijk verdeeld is. Mensen proberen de verschillen in macht zo veel mogelijk te verkleinen. Deze dimensie vertoont veel overeenkomsten met de dimensie Individualisme - Collectivisme. In culturen waarin het individualisme een hoge score haalt is de kans groot dat de machtsafstand klein is. In Figuur 3.2: Machtsafstand 18 individualistische werelddelen (Europa, Noord-Amerika en Oceanië) wordt machtsafstand daardoor als het minst wenselijk ervaren. Daarentegen is er veel meer machtsafstand in de landen waar het collectivisme nadrukkelijk aanwezig is. § 3.1.3 Masculiniteit Deze dimensie beschrijft wat voor soort waarden in een cultuur dominant zijn. Culturen met een hoge mate van masculiniteit vinden dingen als assertiviteit, het verdienen van geld, presteren en uitdaging belangrijk. Culturen met een lage mate van masculiniteit vinden daarentegen de zorg voor anderen, de kwaliteit van het leven en het vermijden van zelferkenning belangrijk. De landen in het noordwesten van Europa scoren laag op deze dimensie. Daarentegen zijn er weinig landen met een hoge score op masculiniteit. Op deze dimensie zijn de verschillen Figuur 3.3: Masculiniteit relatief klein. § 3.1.4 Onzekerheidsvermijding Dit is de mate waarin mensen in een cultuur zich bedreigd voelen in onzekere situaties. Mensen in culturen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding zoeken naar stabiliteit en voorspelbaarheid. Ze proberen onzekere situaties te vermijden door regelgeving, formele procedures en rituelen. In culturen met een lage mate van onzekerheidsvermijding is er veel minder angst voor het onbekende. Gemiddeld scoren Rusland, landen in Europa en Zuid-Amerika het hoogst op deze dimensie. Daarentegen blijft de rest van de continenten achter, en Figuur 3.4: Onzekerheidsvermijding scoren zo lager op deze dimensie. 19 § 3.1.5 Lange- of Kortetermijndenken Deze dimensie is een aanvulling op de bovenstaande vier dimensies. In het bijzonder worden doorzettingsvermogen en de spaarzaamheid van de mensen in een cultuur beoordeeld. In culturen waarin de nadruk ligt op de lange termijn zijn waarden als volharding, spaarzaamheid en doorzettingsvermogen belangrijk. In culturen waarin de nadruk op de korte termijn ligt de nadruk op andere dingen, zoals traditionalisme, verplichtingen, uiterlijk en presteren op de korte termijn. Het is lastig om conclusies te trekken over deze dimensie, doordat deze maar in 28 landen is onderzocht. Het is wel duidelijk dat de landen in de buurt van China (China zelf, Hong Kong, Taiwan, Japan, Vietnam en Zuid-Korea) een langetermijnvisie hebben. De andere onderzochte landen scoren beduidend lager op deze dimensie. De verschillen op deze dimensie zijn dan ook zeer groot. Figuur 3.5: Lange - Kortetermijndenken § 3.2 Het effect van cultuur op de relatie tussen reclame en aankoopintentie Hoewel consumenten over de hele wereld steeds meer gelijkenissen vertonen (Thomas, Bureau, Saxena 1996; van Heerden, Barter 2008) zijn de religieuze en culturele tradities van het Oosten en het Westen zeer bepalend voor de houdingen van mensen naar objecten (Kugler 1998; Melewar, Vemmervik 2004). Deze verschillen zijn zelfs zo groot dat de marketingstrategie die in de ene cultuur werkt, totaal niet succesvol kan zijn in een andere cultuur (van Heerden, Barter 2008; Soares et al 2007; Nakata, Sivakumar 2001; Ahmed 2000). Doordat er steeds meer wereldwijde handel is (Ahmed 2000), is het voor marketeers steeds belangrijker om de impact van culturele invloeden te begrijpen (Mattila 1999; Kugler 1998). Culturele waarden hebben invloed op de manier waarop mensen dingen die ze zien interpreteren (Nakata, Sivakumar 2001). Hierdoor heeft reclame de meeste invloed als de advertentie aansluit op de karaktereigenschappen van mensen uit de betreffende cultuur (McCort, Malhotra 1993). Dit betekent dat verschillende advertenties in verschillende culturen efficiënt zijn (Ahmed 2000; 20 Nakata, Sivakumar 2001) en dat de anticipatie van het soort reclame aan de betreffende cultuur van groot belang is, want cultuur is een belangrijke invloed in de keuzes en interpretaties die mensen maken. (McCort, Malhotra 1993; Nakata, Sivakumar 2001). Er zijn verschillende culturele invloeden die effect hebben op de aankoopintentie. Zoals eerder beschreven wordt de aankoopintentie bepaald door de attitude, de subjectieve norm en de waargenomen gedragscontrole (Ajzen 2005). Deze factoren uit de theory of planned behaviour worden mede beïnvloed door cultuur (Shireav, Levy 2009; Albarracín et al 2005; Pucik, Katz 1986; Hofstede 1980). De uitleg volgt hieronder. § 3.2.1 De invloed van cultuur op attitude Zoals eerder beschreven wordt volgens het evaluative belief model de attitude bepaald door de optelsom van de overtuigingen over de attributen. Deze worden vergeleken met de attitudes over andere merken en producten (Batra et al 2009). De overtuigingen die consumenten over bepaalde attributen hebben en het gewicht dat ze aan de attributen toekennen verschilt per consument. Het is aannemelijk dat consumenten waarde hechten aan bepaalde attributen die in die betreffende cultuur belangrijk zijn. Consumenten worden namelijk beïnvloed door de mensen om zich heen, het sociale kader waar de consumenten in leven (Shireav, Levy 2009). Hierdoor valt te verwachten dat mensen uit dezelfde cultuur ongeveer dezelfde attributen relatief belangrijk vinden. Mensen beïnvloeden elkaar, zodat mensen uit dezelfde cultuur ongeveer dezelfde attributen belangrijk vinden. Op deze manier kunnen de gewichten voor de verschillende attributen beïnvloed worden door cultuur. Hieronder wordt beschreven hoe marketeers kunnen anticiperen op de verschillende dimensies van Hofstede. § 3.2.1.1 De invloed van individualisme – collectivisme op attitude In collectivistische culturen is het voor marketeers belangrijk dat ze aandacht besteden aan de relatie die het bedrijf heeft met de klant. Tegenwoordig worden de relaties tussen bedrijven en hun klanten ook in individualistische culturen ook belangrijk, maar in collectivistische culturen zijn ze nog belangrijker (Chang, Holt 1996). Deze relatie gaat zelfs zo ver dat klanten van de bedrijven verwachten dat ze de belangen van hun klanten voor laten gaan op de belangen van het 21 bedrijf zelf. Het is van groot belang dat de immateriële zaken de nadruk krijgen, zodat een relatie met de consument kan worden gecreëerd (Winsted 1997; Roth 1995). In individualistische culturen is het belangrijk dat marketeers de nadruk leggen op de behoeften die het product kan vervullen. De consument dient te weten hoe goed het product in staat is zijn taak uit te voeren (Nakata, Sivakumar 2001). De reclames zijn het meest overtuigend als er objectieve metingen, zoals de verlening van service en snelheid, in de reclame geplaatst worden (Winsted 1997; Roth 1995). § 3.2.1.2 De invloed van machtsafstand op attitude In culturen met een hoge mate van machtsafstand dient de hele marketingstrategie erop gericht te zijn om goede segmenten te maken, waardoor elk segment producten krijgt aangeboden die voor die groep aantrekkelijk zijn (Nakata, Sivakumar 2001). De reclame kan zich richten op een bepaald segment door bijvoorbeeld een bepaalde manier van spreken te gebruiken of mensen uit het segment af te beelden (Solomon 2008). In culturen met een lagere mate van machtsafstand dienen marketeers de consumenten gelijk te behandelen. Dit betekent niet dat aan alle potentiële consumenten hetzelfde wordt aangeboden, maar dat de kwaliteit en de waarde van het product relatief gelijk blijft ten opzichte van de waarde die je ervoor betaalt (Nakata, Sivakumar 2001). § 3.2.1.3 De invloed van masculiniteit op attitude In culturen met een hoge mate van masculiniteit is het belangrijk te benadrukken hoeveel voordeel consumenten van het product hebben. Consumenten zijn namelijk in redelijke mate rationeel te noemen, ze reageren namelijk op reclames door een cognitieve evaluatie van productattributen te maken. Marketeers kunnen het beste in spelen op deze consumenten door rationele termen te gebruiken (Nakata, Sivakumar 2001). In culturen met een lage mate van masculiniteit is het voor bedrijven belangrijk dat ze gezien worden als onzelfzuchtig en moreel. Reclames dienen dit gewenste beeld te versterken door veel emotionele en morele termen te gebruiken en daar de nadruk op te leggen. Als dit succesvol wordt uitgevoerd kan er uiteindelijk zelfs een soort vriendschap ontstaan tussen het bedrijf en de consument (Takezawa, Whitehill 1981). 22 § 3.2.1.4 De invloed van onzekerheidsvermijding op attitude In culturen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding is het belangrijk dat consumenten continu op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen van het product. Hierdoor wordt voorkomen dat er gedacht wordt dat er ineens een grote sprong in de technologische ontwikkeling is gemaakt, waardoor het gepercipieerde risico van het product groter zou kunnen worden. Hoe hoger de mate van onzekerheidsvermijding, des te kleiner dienen de aanpassingen te zijn die in reclames benadrukt worden (Nakata, Sivakumar 2001). In culturen met een lage mate van onzekerheidsvermijding kunnen bedrijven een grotere afzet behalen door radicale productvernieuwingen. Hierdoor komt het dat culturen met lagere waarden van onzekerheidsvermijding vaak een hoge mate van innovativiteit kennen. Dit is te zien aan de mate waarin radicale productontwikkelingen doorgang krijgen in deze culturen (Herbig, Miller 1991). Hoe lager de mate van onzekerheidsvermijding, des te meer nadruk gelegd moet worden op radicale verbeteringen van het product. § 3.2.1.5 De invloed van lange- of kortetermijndenken op attitude In culturen waarin de lange termijn belangrijk is, dient de nadruk in de reclames gelegd te worden op de lange termijn strategie die het bedrijf volgt (Nakata, Sivakumar 2001). Om te anticiperen op culturen waarin de korte termijn belangrijk is, dient de nadruk in de reclames gelegd te worden op de korte termijn tactiek die het bedrijf op dat moment volgt (Nakata, Sivakumar 2001). § 3.2.2 De invloed van cultuur op de subjectieve norm Zoals eerder beschreven is de subjectieve norm de verwachtingen over de gedachten van specifieke personen of groepen die ze bij de aankoop hebben (Ajzen 2005). Het effect dat cultuur op de relatie tussen reclames en aankoopintentie heeft wordt voornamelijk veroorzaakt door het verschil in motivatie om bepaalde dingen te bereiken (Mattila 1999; Shireav, Levy 2009). Volgens McLelland (1987) worden mensen niet geboren met zulke motivaties om zichzelf te verwezenlijken. Hij beweert dat de motivatie van mensen om zichzelf te verwezenlijken aangeleerd wordt op jeugdige leeftijd. Deze motivaties worden vooral aangeleerd door de ouders, die weer door de mensen in hun omgeving beïnvloed worden (Shireav, Levy 2009). Deze verschillen in motivatie worden veroorzaakt doordat er in culturen sprake kan zijn van 23 individualistische en collectivistische succesmotivatie (Shireav, Levy 2009). De individualistische motivatie zorgt ervoor dat mensen hun persoonlijke doelen willen verwezenlijken. Bij de collectivistische motivatie wordt de persoonlijke bijdrage aan de groep gezien als een gunstige ontwikkeling voor de groep (Parsons, Goff 1978). Zo kunnen deze mensen de hoge symbolische waarde van producten vooral belangrijk vinden om zo een reactie van anderen te ontlokken. De persoonlijke tevredenheid is daarbij minder van belang (Shireav, Levy 2009). Door dit feit is het voor marketeers erg belangrijk om in deze culturen te anticiperen op de referentiegroepen waar de doelgroep van het product of merk zich mee vergelijkt (Bearden et al 2005). § 3.2.3 De invloed van cultuur op de gepercipieerde gedragscontrole De gepercipieerde gedragscontrole heeft zoals beschreven een invloed op de relatie tussen intentie en gedrag. Deze controle wordt beïnvloed door de verwachtingen over de controle (figuur 2.2). Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar het effect van cultuur op de gepercipieerde gedragscontrole, maar het is aannemelijk dat deze verwachtingen worden beïnvloed door de dimensies onzekerheidsvermijding en masculiniteit van Hofstede. § 3.2.3.1 De invloed van onzekerheidsvermijding op de gepercipieerde gedragscontrole Mensen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding zullen zich eerder onzeker voelen in onvoorspelbare situaties (Hofstede 1980). Hierdoor is te verwachten dat mensen in deze culturen vaker het gevoel hebben dat ze de situatie niet onder controle hebben. In deze culturen is de gepercipieerde gedragscontrole belangrijker, omdat een onzeker gevoel bij de consument kan leiden tot een verslechtering van de aankoopintentie, ondanks dat de attitude en de subjectieve norm positief zijn (Albarracín et al 2005). § 3.2.3.2 De invloed van masculiniteit op de gepercipieerde gedragscontrole In culturen met een hoge mate van masculiniteit is presteren een belangrijke waarde (Hofstede 1980). In culturen met een hoge mate van persoonlijke controle vindt men dat je persoonlijk relatief veel invloed hebt op de prestatie. In culturen met een lage mate van persoonlijke controle vindt men dat de omgeving ook een belangrijke invloed levert aan de prestatie, zodat de persoon zelf niet geheel verantwoordelijk is voor de prestatie (Kail, Cavanaugh 2007). Hieruit kan 24 aangenomen worden dat deze dimensies invloed hebben op de mate van controle op hun gedrag dat mensen percipiëren. § 3.3 Resumé In dit hoofdstuk zijn de laatste twee vragen met betrekking tot cultuur beantwoord. Er zijn verschillende dimensies gebruikt, bedacht door Hofstede, om verschillen in culturen te kunnen categoriseren. Daarbij is gebruikt gemaakt van de dimensie individualisme – collectivisme, machtsafstand, masculiniteit, onzekerheidsvermijding, lange- of kortetermijndenken (Hofstede 1991). De scores die landen behaald hebben op de verschillende dimensies zijn vooral belangrijk bij de keuze welke attributen van een product of merk de nadruk dienen te krijgen in de reclame in een bepaalde cultuur. Door deze scores goed te bestuderen kan een inschatting gemaakt worden welke attributen relatief belangrijk zijn. Het is belangrijk om te weten wat voor score een land heeft behaald op de dimensie individualisme – collectivisme om te weten in wat voor mate de aankoopintentie positief beïnvloed kan worden door de groepsdruk te verhogen en de norm van anderen nog belangrijker te maken (Shireav, Levy 2009). Het is aannemelijk dat de gepercipieerde gedragscontrole kan worden beïnvloed door de dimensies onzekerheidsvermijding en masculiniteit van Hofstede. In culturen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding of een lage mate van masculiniteit is het zeer belangrijk om de onzekerheid zoveel mogelijk weg te nemen. In het volgende hoofdstuk worden aan de hand van hoofdstuk twee en drie de conclusie getrokken en wordt het antwoord op de probleemstelling gegeven. 25 Hoofdstuk 4: Discussie & Conclusie In hoofdstuk 4 worden er conclusies getrokken uit de voorgaande hoofdstukken. Dit wordt gedaan door het beantwoorden van de centrale probleemstelling. De probleemstelling luidde als volgt: Op welke manier heeft cultuur een effect op de relatie tussen reclames en de aankoopintentie van consumenten en hoe kunnen adverteerders hier rekening mee houden? De conclusie kan worden gebaseerd op verschillende theorieën (Albarracín et al 2005; Bearden 2005; Nakata, Sivakumar 2001; Hofstede 1980; Fishbein, Ajzen 1975). De resultaten bevestigen de hedendaagse inzichten betreffende reclame, cultuur en aankoopintentie. Door deze bevindingen te combineren zijn er nieuwe inzichten gevonden. Deze nieuwe bevindingen hebben betrekking op het effect van cultuur op de relatie tussen reclame en aankoopintentie. Marketeers dienen bij het maken van reclames rekening te houden met het effect dat cultuur heeft op relatie tussen reclames en aankoopintentie (Soares et al 2007, Nakata, Sivakumar 2001, Ahmed 2000 en Clark 1990). De studies van Clark 1990, Ahmed 2000 en Nakata, Sivakumar 2001 beschreven dat verschillende advertenties in verschillende culturen efficiënt zijn. Het effect van cultuur kan verdeeld worden over de drie factoren (attitude, subjectieve norm en gepercipieerde gedragscontrole) die aankoopintentie beïnvloeden volgens de theory of planned behaviour (Ajzen 2005). Als consumenten een attitude vormen over een product of merk wordt er in de academische literatuur aangenomen dat dit gebeurt op basis van het evaluative belief model. De gewichten die aan de attributen gegeven worden verschillen van persoon tot persoon (Batra et al 2009). Het is daardoor aannemelijk dat cultuur effect heeft op attitude bij het bepalen van de gewichten (Hofstede 1980). Het is aannemelijk dat de cultuur waarin mensen leven de waarden die consumenten belangrijk vinden beïnvloed. Deze waarden zullen terug te vinden zijn in gewichten die de attributen krijgen van consumenten bij de keuze voor een product of een merk (Batra et al 2009). In figuur 4.1 wordt aangegeven hoe marketeers dienen te anticiperen op verschillende scores op de diverse dimensies van Hofstede. 26 Nadruk bij hoge mate van culturele dimensie Rationele termen Culturele dimensie Individualisme - Collectivisme Nadruk bij lage mate van culturele dimensie Relationele termen / opbouwen relatie Goede segmentering Machtsafstand Gelijke behandeling segmenten Rationele termen Masculiniteit Emotionele en morele termen Kleine aanpassingen Onzekerheidsvermijding Productvernieuwingen als revolutionair beschrijven Lange termijn strategie Lange- of Kortetermijndenken Korte termijn tactiek Figuur 4.1: Conclusie attitude Als consumenten rekening houden met de subjectieve norm over de aankoop, heeft cultuur hier invloed op. Er is namelijk per cultuur een groot verschil in motivatie om bepaalde dingen te bereiken (Shireav, Levy 2009; Mattila 1999). Deze verschillen in motivatie worden veroorzaakt doordat er in culturen sprake kan zijn van individualistische en collectivistische succesmotivatie (Shireav, Levy 2009). Bij een collectivistische succesmotivatie is de kans groter dat consumenten producten kopen om een reactie van anderen te ontlokken (Shireav, Levy 2009). Voor marketeers is het in deze culturen belangrijk om te anticiperen op de referentiegroepen waar de doelgroep van het product of merk zich mee vergelijkt (Bearden et al 2005). Het effect van cultuur op de gepercipieerde gedragscontrole is lastig te beschrijven doordat er nog weinig onderzoek naar gedaan is. Het is echter aannemelijk dat deze verwachtingen worden beïnvloed door de dimensies onzekerheidsvermijding en masculiniteit van Hofstede. Mensen in culturen met een hoge mate van onzekerheid zullen waarschijnlijk eerder het gevoel hebben dat ze niet geheel de controle hebben over de situatie. Dit zou een goede reden voor marketeers kunnen zijn om in culturen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding duidelijk de eventuele onzekerheid weg te nemen. Bovendien is in culturen met een hoge mate van masculiniteit presteren een belangrijke waarde (Hofstede 1980). De manier waarop verschillende prestaties gezien worden wordt echter beïnvloed door de gepercipieerde controle (Kail, 27 Cavanaugh 2007). Zo worden prestaties in culturen met en lage mate van masculiniteit vaak gezien als een prestatie van die persoon en de omgeving daarvan. Er wordt meer naar de andere omstandigheden gekeken dan in culturen met een hoge mate van masculiniteit, waar een prestatie als iets wordt gezien dat die persoon zelf heeft gedaan. Hierdoor is in culturen met een lage mate van masculiniteit het heel belangrijk om deze onzekerheid weg te nemen. Het kan echter wel zo zijn dat er op de ene cultuurdimensie een hoge score wordt behaald, terwijl die op de andere niet zo is. De implicaties voor managers van multinationals zijn dat de resultaten uit het onderzoek een oplossing bieden voor een efficiënt gebruik van reclames, door in te spelen op de culturele verschillen. De aankoopintentie van consumenten zal ten slotte naar aanleiding van een reclame kunnen verbeteren als er in deze reclame geanticipeerd wordt op de waarden die belangrijk zijn in de betreffende cultuur. 28 Hoofdstuk 5: Beperkingen & Aanbevelingen In toekomstig onderzoek dient er rekening gehouden te worden met de beperkingen die hieronder besproken zullen worden. Deze beperkingen kunnen echter ook een aanleiding zijn voor toekomstig onderzoek. Er zijn tevens aanbevelingen gedaan voor het bedrijfsleven. § 5.1 Beperkingen en toekomstig onderzoek De belangrijkste beperking is het buiten beschouwing laten van geëmigreerde mensen. Steeds meer mensen vertrekken uit een bepaalde cultuur naar een andere cultuur (Deen 2006). Hierdoor zijn er steeds meer plekken waar de individuele scores op de dimensies steeds meer uit elkaar komen te liggen, waardoor het moeilijk wordt om de reclame aan te passen aan de mensen. Het is aannemelijk dat marketeers hier geen rekening mee houden omdat de kosten hiervoor te groot worden. Een andere beperking is dat de waardes op bepaalde dimensies die aan landen toegekend zijn regionaal kunnen verschillen. Zeker in grote landen is het aannemelijk dat er regionale verschillen zijn op de dimensies. Als bepaalde dichtbevolkte regio’s andere scores halen op de dimensies van Hofstede zal het nuttig kunnen zijn om hier de reclames verder aan te passen. Dit kan extra kosten met zich meebrengen, maar de reclame kan op deze manier wel een grotere invloed op de aankoopintentie hebben, waardoor er een grotere afzet behaald wordt. Een andere beperking is dat er van een hoge betrokkenheid bij de aankoop van het product is uitgegaan. Bij een hoge betrokkenheid hebben de factoren genoemd in de theory of planned behaviour invloed op de aankoop, terwijl dit bij lage betrokkenheid niet zo is. Bij een lage betrokkenheid zijn er andere factoren die het aankoopgedrag bepalen. Het model voor de aankoop van producten waar mensen een lage betrokkenheid bij hebben ziet er namelijk anders uit (Jobber 2006). Bewustwording van het product gaat vooraf aan het uitproberen van het product. Als het product bevalt leidt dit tot herhaling van de aankoop. Dit proces verloopt heel anders dan hiervoor beschreven is, dus zijn deze resultaten niet geschikt om te gebruiken voor producten met een lage betrokkenheid (Jobber 2006). Voor het vervolgonderzoek wordt aanbevolen om rekening te houden met bovenstaande beperkingen zodat er een realistischer beeld gevormd kan worden van de werkelijkheid. 29 § 5.2 Aanbevelingen Op basis van de beschreven resultaten kunnen aanbevelingen gedaan worden die gericht zijn op het bedrijfsleven. Het wordt marketeers aangeraden om goed te anticiperen op de behaalde scores bij de cultuurdimensies van Hofstede. Zo is te zien dat de marketeers van Proctor & Gamble in de anekdote van §1.1 niet goed gehandeld hebben. Als ze rekening hadden gehouden met de verschillen in cultuur was het voor de marketeers duidelijk geweest dat ze de reclame uit Europa aan hadden moeten passen aan de cultuur in Japan. Hieronder wordt uitgelegd welke aanpassingen de marketeers van Proctor & Gamble dienen te maken, zodat de kans op een succesvolle reclame veel groter wordt. Europa is veel individualistischer dan Japan. De reclame dient daardoor meer de nadruk te leggen op het opbouwen van een relatie in plaats van het gebruik van rationele termen. In dit geval zit er tevens een groot verschil tussen de gebieden op de dimensie masculiniteit. Japan is een land dat zeer hoog scoort op deze dimensie waardoor er toch rationele termen gebruikt dienen te worden. Daarbij komt nog dat de onzekerheidsvermijding in Europa een score van 68 had, terwijl Japan op deze dimensie een score van 88 had. Marketeers zouden hierop dienen te anticiperen door de kleine aanpassingen in het product steeds nauwkeurig te beschrijven, terwijl in Europa de ontwikkeling van kleine facetten in producten als revolutionair beschreven dienen te worden. Als de marketeers op deze manier hadden geanticipeerd op de verschil in cultuur was de kans dat de aankoopintentie positief was beïnvloed groter geweest. Bovendien is de lange termijn in Japan belangrijk, terwijl dit is de onderzochte landen in Europa niet het geval is. Ook op dit punt dient de reclame te worden aangepast. Als er op deze manier naar de cultuurdimensies gekeken wordt, zullen er goede schattingen gemaakt kunnen worden over de waardes die mensen hechten aan verschillende attributen. Bovendien dient er in Japan meer nadruk gelegd te worden op groepsdruk, omdat hier de druk van groepen groter is dan in Europa. Om rekening te houden met het gepercipieerde risico dient er in Japan tevens meer aandacht besteed te worden aan kleine productaanpassingen die gedaan zijn. Dit is in tegenstelling tot Europa waar deze productontwikkelingen juist beschreven dienen te worden als een revolutionaire productontwikkeling. Aan de andere kant wordt er een lage score gehaald op de dimensie van masculiniteit, waardoor ook in Europa voorzichtig moet worden omgegaan met het gepercipieerde risico. 30 Referentielijst Aaker, David A., Rajeev Batra, John G. Myers (1992), “Advertising management,” Prentice Hall. Ahmed, Niaz (2000), Cross-Cultural Content Analysis of Advertising from the United states and India, Universal Publishers. Ajzen, Icek, Julius Kuhl, Jürgen Beckmann (1985), Action control: From cognition to behavior, Springer-Verlag. Ajzen, Icek (2005), Attitudes, personality and behavior, Open University Press. Albarracín, Dolores, Blair T. Johnson, Mark P. Zanna (2005), The Handbook Of Attitudes, Lawrence Erlbaum Associates. Arnold, David (2009), “Top 20 Global Marketing & Communications Mistakes,” http://www.articlesbase.com/marketing-articles/top-20-global-marketing-communicationsmistakes-1234051.html. Batra, Rajeev, John G. Myers, David A. Aaker (2009), Advertising Management, Pearson Education. Bearden, William O., Raymond W. Laforge, Thomas Ingram (2005), Marketing: Principles and Perspectives with OLC and Premium Content, McGraw-Hill Education. Buzzell, Robert D. (1968), “Can you standardize multinational marketing?” Harvard Business Review, 46 (6), 102-13. Chang, Hui-Ching, Richard G. Holt (1996), “An exploration of Interpersonal Relationships in Two Taiwanese Computer Firms,” Human Relations, 49 (12), 1489-1517. Clark, Terry (1990), “International Marketing and National Character: A Review and Proposal for an Integrative Theory,” Journal of Marketing, 54 (4), 66-79. 31 Cutler Javalgi (1992), “A Cross-Cultural Analysis of the Visual Components of Print Advertising,” Journal of Advertising Research, 32 (januari – februari), 71–80. Deen, Thalif (2006), “Pros and Cons of International Migration,” http://www.ipsnews.net/news.asp?idnews=34748. Deng, Shengliang, Jack Dart (1995), “The Impact of Economic Liberalization on Marketing Practices in People’s Republic of China,” European Journal of Marketing, 29 (2), 6-22. Dens, Nathalie, Patrick de Pelsmacker (2010), “Advertising for extensions: Moderating effects of extension type, advertising strategy, and product category involvement on extension evaluation,” Marketing Letters, 21 (2), 175-89. Deshpande, Rohit, John U. Farley (1998), “Measuring Market Orientation: Generalization and Synthesis,” Journal of Market Focused Management, 2 (3), 213-32. Douma, Sytse, Hein Schreuder (2002), Economic Approaches to Organizations, Pearson Education Limited. Fishbein, Martin, Icek Ajzen (1975), Belief, Attitude, Intention, and Behavior: An Introduction to Theory and Research, Addison-Wesley Publishing Company. Frith, Katharine T., David Wesson (1991), "A comparison of culture values in British and American print advertising: a study of magazines," Journalism Quarterly, 68 (1/2), 216-23. Greenley, Gordon E. (1995), “Forms of Market Orientation in U.K. Companies,” Journal of Management Studies, 32 (1), 47-66. Grewal, Dhruv, Kent B. Monroe, R. Krishnan (1998), “The effects of price-comparison advertising on buyers' perceptions of acquisition value, transaction value, and behavioral intentions,” Journal of Marketing, 62 (4), 46-60. Herbig, Paul, Joseph C. Miller (1991), “The Effect of Culture on innovativeness: A Comparison of United States and Japan Sourcing Capabilities,” Journal of International Consumer Marketing, 3 (3), 7-53. 32 Heerden, Cornelius Hendrik van, C. Barter (2008), “The role of culture in the determination of a standardized or localized marketing strategy,” South African Journal of Business Management, 39 (2), 37-44. Hofstede, Geert (1980), “Motivation, Leadership and Organization: Do American Theories Apply Abroad?” Organizational Dynamics, 9 (1), 42-63. Hofstede, Geert (1983), “The Cultural Relativity of Organizational Practices and Theories,” Journal of International Business Studies, 14 (3), 75-89. Hofstede, Geert (1991), Cultures and organizations — software of the mind, McGrawHill Education. Hofstede, Geert (2001), “Geert Hofstede™ Cultural Dimensions,” http://www.geert-hofstede.com/hofstede_dimensions.php. Hong, Jae W., Aydin Muderrisoglu, George M. Zinkhan (1987), “Cultural Differences and Advertising Expression: A Comparative Content Analysis of Japanese and U.S Magazine Advertising,” Journal of Advertising, 16 (1), 55-62. Jandt, Fred E. (2004), Intercultural Communication: A Global Reader, SAGE Publications Ltd Javalgi, Rajshekhar G., Bob D. Cutler, Naresh K. Malhotra (1995), “Print advertising at the component level: A cross-cultural comparison of the United States and Japan,” Journal of Business Research, 34 (2), 117-24. Jobber, David (2006), Principles and Practice of Marketing, Mc-Graw Hill Higher Education. Kail, Robert V., John C. Cavanaugh (2007), Human Development: A Life-Span View, Thomson Higher Education. Kugler, Ralph (1998), "Tigers don't change their stripes: East Asian consumer trends and the economic downturn," The Journal of Brand Management, 5 (3), 194-99. Mattila, Anna S. (1999), “The role of culture and purchase motivation in service encounter evaluations,” The Journal of Services Marketing, 13 (4/5), 376-89. 33 McCort, Daniel John, Naresh K. Malhotra (1993), “Culture and Consumer Behavior: Toward an Understanding of Cross-Cultural Consumer Behavior in International Marketing,” Journal of International Consumer Marketing, 6 (2), 91-127. Mclelland, David C. (1987), Human motivation, Cambridge University Press. Mitchell, Ivor S., Anthony L. Agenmonmen (1984), “Marketers’ Attitudes Towards the Marketing Concept in Nigerian Business and Non-business Operations,” Columbia Journal of World Business, 19 (3), 62-71. Nakata, Cheryl, K. Sivakumar (2001), “Instituting the Marketing Concept in a Multinational Setting: The Role of National Culture,” Academy of Marketing Science, 29 (3), 255-75. Nickerson, Catherine, Hans Hoeken (2003), “Remarkable or Modest? The Role Played by Culture in Advertising,” Business Communication Quarterly, 66 (1), 61-68. Parsons, Jacquelynne E., Susan B. Goff (1978), “Achievement motivation: A dual modality,” Educational Psychologist, 13 (1), 93-96. Pechmann, Cornelia, Liangyan Wang (2010), “Effects of Indirectly and Directly Competing Reference Group Messages and Persuasion Knowledge: Implications for Educational Placements,” Journal of Marketing Research, 47 (1), 134-45. Pucik, Vladimir, Jan Hack Katz (1986), "Information, control and human resource management in multinational firms," Human Resource Management, 25 (1), 121-32. Roth, Martin S. (1995), “The Effects of Culture and Socioeconomics on the Performance of Global Brand Image Strategies,” Journal of Marketing Research, 32 (5), 163-75. Schein, Edgar H. (1985), Organizational culture and leadership, Jossey-Bass Publishers. Shireav, Eric B., David A. Levy (2009), Cross-Cultural Psychology: Critical Thinking and Contemporary Applications, Allyn & Bacon. Soares, Ana Maria, Minoo Farhangmehr, Aviv Shoham (2007), “Hofstede’s dimensions of culture in international marketing studies,” Journal of Business Research, 60 (3), 277-84. 34 Solomon, Micheal R. (2008), Consumer Behaviour: Buying, Having, and Being, Pearson Education International. Steenkamp, Jan-Benedict E.M. (2001), “The role of national culture in international marketing research,” International Marketing Review, 18 (1), 30-44. Takezawa, Shin-Ichi, Arthur M. Whitehill (1981), Work Ways Japan and America, Tokyo: Japan Institute of Labor. Thomas, Micheal, Jack Bureau, Narsingh Saxena (1996), "The relevance of global branding," The Journal of Brand Management, 2 (5), 299-307. Tylor, Edward B. (1871), Primitive culture: researches into the development of mythology, philosophy, religion, art and custom, John Murray. Winsted, Kathryn Frazier (1997), “The Service Experience in Two Cultures: A Behavioral Perspective,” Journal of Retailing, 73 (3), 337-60. 35 Appendix A Country Arab World Argentina Australia Austria Austria Bangladesh Belgium Brazil Bulgaria Canada Chile China Colombia Costa Rica Czech Republic Denmark East Africa Ecuador El Salvador Estonia Finland France Germany Greece Guatemala Hong Kong Hungary India Indonesia Iran Ireland Israel Italy Jamaica Individualisme Collectivisme 38 46 90 55 55 20 75 38 30 80 23 20 13 15 58 74 27 8 19 60 63 71 67 35 6 25 80 48 14 41 70 54 76 39 Machts afstand 80 49 36 11 11 80 65 69 70 39 63 80 67 35 57 18 64 78 66 40 33 68 35 60 95 68 46 77 78 58 28 13 50 45 Lange- of Onzekerheids Kortetermijn Masculiniteit vermijding denken 52 68 56 86 61 51 31 79 70 79 70 55 60 40 54 94 49 76 65 40 85 52 48 23 28 86 66 30 118 64 80 21 86 57 74 13 16 23 41 52 25 63 67 40 94 30 60 26 59 43 86 66 65 31 57 112 37 101 57 29 96 88 82 50 56 40 61 46 48 43 59 68 35 47 81 70 75 68 13 36 Japan Luxembourg Malaysia Malta Mexico Morocco Netherlands New Zealand Norway Pakistan Panama Peru Philippines Poland Portugal Romania Russia Singapore Slovakia South Africa South Korea Spain Surinam Sweden Switzerland Taiwan Thailand Trinidad Turkey United Kingdom United States Uruguay Venezuela Vietnam West Africa 46 60 26 59 30 46 80 79 69 14 11 16 32 60 27 30 39 20 52 65 18 51 47 71 68 17 20 16 37 89 91 36 12 20 20 54 40 104 56 81 70 38 22 31 55 95 64 94 68 63 90 93 74 104 49 60 57 85 31 34 58 64 47 66 35 40 61 81 70 77 95 50 50 47 69 53 14 58 8 50 44 42 64 64 31 42 36 48 110 63 39 42 37 5 70 45 34 58 45 66 62 38 73 40 46 92 70 36 96 82 68 53 49 50 70 86 87 44 93 104 90 95 8 51 49 85 86 92 29 58 69 64 55 85 35 46 100 76 30 54 80 44 30 20 0 19 32 48 38 75 33 87 56 25 29 80 16 37