De weg naar Johannesburg de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in Enkele beschouwingen. Raoul Weiler – Centrum voor Agrarische, Bio- en Milieu-Ethiek (CABME), K.U.Leuven Ethische Perspectieven, 13 (2003)1-2, p. 63-69. Situering van de Wereldtop De Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling (WSSD) die einde augustus en begin september 2002 in Johannesburg plaatst had, is niet alleen de opvolging van de Top over de Aarde van Rio de Janeiro (1992) en New York (1997), maar past in een reeks van wereldsamenkomsten die de laatste decennia over een brede waaier van thema’s plaats hadden. Sinds het begin van de jaren zeventig van vorige eeuw werden talrijke wereldconferenties georganiseerd die allen de bescherming van het planetaire ecologische systeem als centraal thema hadden. Telkens werden dringende problemen op de agenda geplaatst. In sommige gevallen leidde dit tot internationale overeenkomsten. In 1972 vond in Stockholm de eerste conferentie over het milieu plaats. In 1982 werd deze conferentie vervolgd in Nairobi en in 2001was het opnieuw de beurt aan Stockholm. Ook over de bescherming van de zeeën waren er verschillende wereldtops: over de Middellandse Zee in 1976, de Rode Zee in 1982 en de Zwarte Zee in 1992 in Rio. De tops over de bescherming van de ozonlaag vonden plaats in Wenen, in 1985 en in Montreal in 1987. Het matige gebruik van natuurlijke rijkdommen was het onderwerp van de top van 1978. De nu zeer gekende conferenties over de klimaatsveranderingen startten in 1979 in Genève, werden in 1988 en 1992 vervolgd in Rio en in 1997 in Kyoto, waar het bekende Kyoto Protocol over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen werd opgesteld. In 1994 waren de bijeenkomsten gewijd aan de vrijwaring van de biodiversiteit en waren het onderwerp van de conferenties in 1992 in Rio en in 2000 in Cartagena. Deze laatste conferentie leidde tot de verklaring over de biodiversiteit. De internationale bijeenkomsten worden meestal georganiseerd op initiatief van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of door één van haar talrijke afdelingen: UNEP, UNDP, UNCED en UNESCO, al of niet in samenwerking met andere instellingen zoals de Wereldbank, het IMF en bepaalde NGO’s. Het fenomeen van globalisering van het economische gebeuren en het marktgebeuren van het laatste decennium heeft geleid tot andere types van conferenties. In het domein van de handel en van de economische ontwikkelingen worden sinds enkele jaren wereldbijeenkomsten georganiseerd door de Wereldhandelsorganisatie WHO (WTO). Dat was onder andere het geval in Seattle in 1999, in Doha in 2001 en dit jaar in Cancun. De wereldconferentie over de schuldensituatie van de ontwikkelingslanden in 2002, in Monterrey, was een samenwerking tussen de UN, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Het Wereld Economisch Forum (WEF) voor politieke en ondernemingsleiders vindt sinds enkele jaren plaats in Davos. Een aantal NGO’s hebben het Wereld Sociaal Forum (WSF) in het leven geroepen. Hier staat de sociale dimensie van de globalisatie van de wereldeconomie uitdrukkelijk op de agenda. Het WSF heeft zich als tegenhanger van het WEF positioneert en organiseert een alternatieve conferentie in Porto Alegre, op hetzelfde ogenblik dat het WEF in Davos vergadert. In deze indrukwekkende – maar lang niet volledige – opsomming passen de twee wereldtop-bijeenkomsten van Rio de Janeiro en van Johannesburg, respectievelijk in 1992 en in 2002.. Deze laatste is ook bekend als de Rio+10 wereldconferentie. In de eerste top werd hoofdzakelijk de zorg voor het milieu, de biodiversiteit en de klimaatverandering op de 1 voorgrond geplaatst met de opstelling van de Agenda 21, terwijl tijdens de tweede voor het eerst grote aandacht besteed werd aan duurzame ontwikkeling, en in het bijzonder aan het fenomeen armoede. Opvallend is dat er in de loop van deze drie decennia via de talloze NGO’s een stijgende betrokkenheid vanwege de burgermaatschappij, de civil society of stakeholders, te bespeuren valt. Het totaal aantal deelnemers in Johannesburg lag in de buurt van de veertigduizend; ongeveer driekwart van hen waren NGO-medewerkers. Voor de NGO’s is dit echter maar het topje van de ijsberg. Gedurende de maanden die de wereldtop voorafgingen werden talloze teksten, memoranda en statements opgesteld en vervolgens verspreid tijdens de vier voorbereidende vergaderingen (PrepCom) en de top zelf. Alles samen waren wereldwijd een paar honderdduizend personen betrokken bij deze top. De participatie van de burgermaatschappij is een uiterst belangrijk en hoopvol verschijnsel dat zich niet alleen bij deze wereldtop over duurzaamheid heeft voorgedaan, maar evenzeer bij de conferenties over sociale en economische thema’s. Het concept ‘Duurzame Ontwikkeling’ In december 1983 werd, op wens van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, een onafhankelijke commissie in het leven geroepen met de opdracht zich te buigen over de belangrijkste wereldproblemen. Deze commissie – de World Commission on Environment and Development (WCED) – publiceerde haar rapport in 1987. Het kreeg de titel Our Common Future, maar is beter bekend onder de naam Brundtland-Report. Aan dit rapport wordt de nu veel gebruikte definitie van ‘duurzame ontwikkeling’ ontleend: ‘De mensheid is in staat haar ontwikkeling duurzaam te maken – en te verzekeren dat zij tegemoet komt aan de noden van vandaag zonder die van de toekomstige generaties in gevaar te brengen’ Deze omschrijving is een beleidsformulering en heeft noodgedwongen een algemeen karakter. In de paragraaf die eraan gewijd is, worden niet alleen het milieu, de ecologie, de biosfeer en het energiegebruik vermeld, maar wordt eveneens verwezen naar de technologie en de sociale organisatie die de weg naar economische groei moeten kunnen openen. Men kan niet langer de ogen sluiten. De wijdverspreide armoede kan men niet langer negeren. Duurzame ontwikkeling en duurzaamheid veronderstellen dat aan de basisbehoeften van allen tegemoet wordt gekomen en dat aan allen de mogelijkheid van een beter leven wordt geboden. Duurzame ontwikkeling moet dus zeker een antwoord bieden op het fenomeen armoede. In dezelfde paragraaf wordt ook allusie gemaakt op een verhoogde participatie van de burgers en democratie in internationale beslissingsprocessen. In de loop van de jaren is het concept duurzame ontwikkeling uitgebreid geworden. Aanvanke-lijk werd het sterk, zoniet uitsluitend, geïdentificeerd met het milieu en het planetaire ecosysteem. Dat aspect blijft nog steeds belangrijk en vormde de ondertoon van de Rio-conferentie. Vandaag wordt het concept uitgebreid met de ecologische, de economische, de sociale en de culturele pijlers of dimensies. De culturele dimensie wordt stilaan erkend als een zeer belangrijk facet van duurzaamheid. In feite wordt het duidelijk dat alle aspecten van de samenleving deel uitmaken van het concept. Bovendien wordt ook geleidelijk aan erkend dat tussen deze vier dimensies zeer sterke interacties bestaan. Deze nieuwe bevindingen maken het uitstippelen van een langetermijnpolitiek en de concrete implementatie ervan niet gemakkelijker. De noodzaak voor een langetermijnvisie dringt zich op. Het huidig economische systeem wordt in vraag gesteld en door velen als inadequaat beoordeeld. Wat zijn de vooruitzichten voor de wereldsamenleving in 2050, met een wereldbevolking die nog eens met twee tot drie miljard mensen toegenomen zal zijn, waardoor het gebruik en verbruik van grondstoffen nog sterker zal toenemen? De planeet aarde wordt kleiner en kleiner. Het concept duurzaamheid vraagt op termijn een herdenken van het huidige – westerse – maatschappelijk bestel dat gedomineerd wordt door globale 2 economische belangen. Wij zullen moeten komen tot een rechtmatige verdeling van de voordelen van technologische innovatie en de economische groei zal aan alle mensen ten goede moeten komen . Of we een duurzame samenleving tot stand zullen kunnen brengen, zal niet alleen afhankelijk zijn van de ecologische en de sociale dimensies, maar eveneens van de bewaring van de culturele diversiteit die de rijkdom van het mensdom uitmaakt. Wij zullen geleidelijk moeten komen tot een adequaat, universeel aanvaard ethisch gericht waardesysteem voor de wereldsamenleving, dat culturele diversiteit insluit. 3 De wereldsituatie is dramatisch: enkele kwantitatieve gegevens De geïndustrialiseerde landen kenden tijdens de laatste decennia een enorme economische groei en stijgende welvaart. De rest van de wereldbevolking is er echter niet op vooruit gegaan is. De situatie is voor vele landen weinig schitterend. Wij geven hier een aantal cijfers voor de groep van de ontwikkelingslanden. - Armoede inkomensgrens: 1,2 miljard mensen leven met minder dan $1 per dag. Sinds 1990 is het absolute aantal nauwelijks veranderd: in 1990 waren het 1,276 miljard mensen of 29,0% van de wereldbevolking; in 1999 waren het 1,151 miljard mensen of 22,7% en 2,8 miljard mensen leven met minder dan $2 per dag (1998). - Gezondheid: 968 miljoen mensen hebben geen toegang tot verbeterde waterbronnen (1998). 2,4 miljard mensen hebben geen toegang tot elementaire sanitaire installaties (1998). 34 miljoen mensen zijn besmet met HIV/AIDS (einde 2000). - Scholing en opleiding: 854 miljoen volwassenen zijn ongeletterd (2000). 325 miljoen kinderen volgen geen lager en middelbaar onderwijs. 183 miljoen van hen zijn meisjes (2000). Ter vergelijking met de OESO landen is de situatie de volgende: 15% van de volwassenen hebben een gebrekkige taalvaardigheid (1994/1998); 130 miljoen mensen leven onder de inkomsten- armoedegrens (<50% van mediaan inkomsten) (1999); 8 miljoen mensen zijn ondervoed (1996/1998). Samenvattend kunnen we stellen dat de ‘arme’ landen 76% van de wereldbevolking tellen, maar slechts 29% van het inkomen hebben. De ‘rijke’ landen tellen 16% van de wereldbevolking maar hebben 58% van het inkomen. ‘Tussenin’- landen tellen 8% van de wereldbevolking en 12% van het inkomen.Deze getallen spreken voor zichzelf. Formulering van wereldobjectieven: de Millennium-Declaration van de Verenigde Naties We, the Peoples. The role of the UN in the 21st century is de titel van de samenvatting van de Millennium-Verklaring van de Verenigde Naties. Zij werd opgesteld tijdens de millenniumwereldtop in 2000, in New York. Het is een belangrijk document dat de Wereldtop in Johannesburg in ruime mate heeft beïnvloed en toekomstige wereldbijeenkomsten zal bepalen, onder meer de aankomende Wereldtop over de Informatie Maatschappij in 2003 in Genève. Wij geven een kort overzicht van de objectieven en prioriteiten die in het document vermeld zijn: - De extreme armoede moet in alle werelddelen tegen 2015 gehalveerd zijn; - Duurzame groei moet een feit worden zodanig dat allen, in de eerste plaats de bevolking van de ontwikkelingslanden, kunnen genieten van de voordelen van de globalisatie; - Jongeren moeten kansen (opportunities) krijgen. Tegen 2015 moeten alle kinderen lager onderwijs kunnen beëindigen, met gelijke kansen voor beide geslachten. Tevens moeten er wegen worden gevonden om voldoende werkgelegenheid voor de jongeren te scheppen; - De gezondheid moet worden bevorderd, met bijzondere inspanningen voor het bestrijden van HIV/AIDS. Tegen 2010 zou de afname van HIV-infecties bij jongeren met 25% een feit moeten zijn; - Het actieplan ‘Steden zonder sloppenwijken’ moet worden ondersteund. Het plan heeft tot doel de levensvoorwaarden van 100 miljoen sloppenbewoners te verbeteren tegen 2020; - Er dienen ‘digitale bruggen’te worden gebouwd. Deze nieuwe technologie geeft aan ontwikkelings-landen voorheen ongekende mogelijkheden om met quantumsprongen 4 (leapfrogging) hun eerste ontwikkelingsstadia te overbruggen. Alles moet in het werk worden gesteld om de toegang tot informatienetwerken te maximaliseren; - De solidariteit moet worden bevestigd. De rijke landen moeten hun markten verder openstellen voor de producten van arme landen, de hoge schuldenlast die de arme landen hebben opgebouwd kwijtschelden en een verhoogde en beter afgestemde ontwikkelingshulp bieden. Al deze doelstellingen hebben hoofdzakelijk te maken met armoedebestrijding en gezond-heidszorg. Een oplossing vinden voor beide problemen is een noodzakelijke voorwaarde om tot duurzame leefgemeenschappen te komen In het Statement van de Club van Rome worden bovendien nog bijkomende aandachtspunten aangehaald, die in dezelfde lijn liggen als die van de Millennium Verklaring. Er moet een wereldwijde infrastructuur worden opgebouwd, die gericht is op universitair onderwijs en wetenschappelijk en technologisch onderzoek. Het doel daarvan is het lokaal ondernemerschap te ondersteunen en te stimuleren. Tevens moet worden verzekerd dat 90% van de lokale gemeenschappen tegen 2030 toegang hebben tot kennis- en leermateriaal opdat zij hun lokale middelen (resources) zelf zouden kunnen beheren. Verder dienen er betaalbare technologieën te worden ontwikkeld die eenvoudig in gebruik zijn, divers in toepassing en lokale culturele en taalkundige tradities respecteren. Het realiseren van elk van deze doelstellingen kan alleen maar stapsgewijze gebeuren en zal verschillende decennia vragen. Elke concrete realisatie betekent telkens een stap vooruit voor het bereiken van een duurzame wereldleefgemeenschap. Opbouw en resultaten van de top Convergentie – Inhoudelijk werd de Wereldtop in Johannesburg opgebouwd vanuit twee duidelijk verschillende invalshoeken. De eerste grijpt terug naar de conferenties die door de Verenigde Naties georganiseerd werden over de toestand van de aarde: de door de Verenigde Naties georganiseerde milieu- en klimaatconferenties van Stockholm in 1972 en 1982, de samenkomsten van Rio in 1992 met de Verklaring van Rio, de Agenda 21 en het Protocol van Kyoto. De tweede omvat de socio-economische thema’s. Aan deze thema’s werd de laatste jaren door verschillende instellingen, waaronder de Verenigde Naties, veel aandacht besteed. Zo waren er onder andere in 2000 de VN Millennium-Bijeenkomst en de Verklaring van New York, in 2001 de Verklaring van Doha en in 2002 de Consensus van Monterrey. Het feit dat de beide invalshoeken in deze Wereldtop met elkaar werden geconfronteerd, is zeer belangwekkend. Enerzijds wordt het discours over duurzame ontwikkeling vollediger en meer maatschappelijk gericht en daardoor op een hoger niveau gebracht. De aandacht voor de culturele pijler van duurzame ontwikkeling is nog achterwege gebleven, maar zal ongetwijfeld in de toekomst meer aandacht krijgen. Anderzijds verhoogt de thematische uitbreiding van duurzaamheid naar andere domeinen dan milieu en ecologie in hoge mate de complexiteit van te nemen beleidsopties en bemoeilijkt ze het politieke beslissingsproces om tot concrete overeenkomsten te komen. Meteen wordt het ook duidelijk dat het streven naar een duurzame wereldsamenleving moet steunen op aanvaarde langetermijnvisies voor de wereldgemeenschap. Op dit ogenblik zijn die zo goed als onbestaand. Inhoud en Resultaten – De Verklaring van Johannesburg over duurzame ontwikkeling werd op het einde van de top opgesteld en is een overkoepelend politiek document dat de stellingen van de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling verduidelijkt en tevens de deur openlaat voor eventuele latere onderhandelingen. De centrale thema’s die erin vervat zijn steunen op het vijfpunten- programma dat opgesteld werd door de secretaris-generaal van de VN. Het omvat Water, Energie, Gezondheid (Health), Landbouw (Agriculture) en 5 Biodiversiteit en kreeg het acroniem WEHAB. Tijdens de eerste week bestond de opdracht van de officiële delegaties erin concrete en in politiek omzetbare actievoorstellen te formuleren die aansluitend het voorwerp zouden uitmaken van het tweede, politieke, deel van de top gedurende de tweede week. Het Plan van Implementatie is het kerndocument van de Wereldtop. Het bevat een lijst van acties. Sommige hebben zeer duidelijke doelstellingen die, eens toegepast, de aanbevelingen en de afspraken van de Agenda 21 versterken. De tekst bestaat uit tien hoofdstukken met 153 paragrafen. Vijf hoofdstukken zijn gewijd aan de objectieven van de Millennium-Verklaring: de uitroeiing van de armoede tegen 2015, het verschaffen van toegang tot onder meer zuiver drinkwater, het ombuigen van niet-duurzame productie en consumptiepatronen naar duurzamere praktijken met verwijzing naar methoden ter ondersteuning (eco-efficiëntie, leefcyclus-analyse, enzovoort), het beschermen en beheren van natuurlijke grondstoffenvoorraden voor een duurzame economische en sociale ontwikkeling in een geglobaliseerde wereld. Vier hoofdstukken zijn gewijd aan regionale problematieken. Het laatste hoofdstuk handelt over de middelen en het institutionele kader voor de implementatie van duurzame ontwikkeling. De uitbreiding met de socioeconomische problematiek van duurzame ontwikkeling in het implementatieplan van deze Wereldtop is een zeer belangrijke en positieve evolutie. Het is immers onmogelijk om tot een duurzame samenleving te komen wanneer cruciale problemen als armoede, ongeletterdheid enzovoort geen antwoord zouden krijgen. Ondanks een lange periode van technologische innovatie en economische groei is de kloof tussen arm en rijk toegenomen en, rekening houdend met de verwachte stijging van de wereldbevolking met twee tot drie miljard mensen in de komende vijftig jaar, neemt de hoogdringendheid van de implementatie van duurzame ontwikkelingspatronen toe. Tot besluit: verwachtingen en voorlopige balans Aanvankelijk hadden velen, deelnemers en betrokkenen, hoge verwachtingen van deze Wereldtop. Hij zou de verloren tijd van de voorbije tien jaar, sinds de Top over de Aarde van Rio, goed maken. Een wereldconferentie waaraan zowat 180 landen deelnemen, is wellicht niet de meest geschikte plaats om concrete actieplannen uit te werken. Bovendien is duurzame ontwikkeling een proces dat maar stapsgewijze kan worden geïmplementeerd. De ontgoocheling en het scepticisme over deze top is begrijpelijk, maar hopelijk niet bepalend voor het verdere verloop in de komende decennia. De evaluatie van een dergelijke wereldgebeurtenis moet worden geplaatst in het perspectief van zowel het verleden waaruit zij is ontstaan als van de toekomst die zij mede vorm kan geven. Tot slot wil ik nog een drietal beschouwingen ter overweging meegeven.Terugblikkend op de laatste drie decennia is er een toenemende bewustwording in de samenleving ontstaan over de grenzen van de ecologische draagkracht van de aarde. In vele landen werden in die periode administraties opgericht, wetten uitgevaardigd en controleorganismen uitgebouwd. De dramatische verloedering van het milieu kon worden afgeremd en de algemene toestand verbeterd. Het concept van duurzame ontwikkeling bestaat pas een vijftiental jaar. Het stelt een nieuw paradigma voor, dat het huidige omgaan met natuurlijke bronnen, het economische systeem en de levensstijl van de geïndustrialiseerde wereld in vraag stelt. Op lange termijn zijn de gangbare consumptiepatronen niet houdbaar en is een meer rechtmatige verdeling van de voordelen van de technologische innovatie en de economische groei noodzakelijk. Alle burgers, in het bijzonder die van de rijke geïndustrialiseerde landen, zullen moeten leren aanvaarden dat slechts een beperkte natuur en leefruimte beschikbaar zijn. In dat opzicht bevindt de mensheid zich in een transitiefase, van niet-duurzaam naar duurzaam. In de loop van deze eeuw zal deze fase haar definitieve wending moeten krijgen, op gevaar van dramatische omwentelingen. Deze Wereldtop is er 6 zeker in geslaagd het concept van duurzame ontwikkeling bovenaan op de wereldagenda te plaatsen. Ongetwijfeld is de bijdrage van de burgermaatschappij in deze evolutie bepalend geweest. Het is te betreuren dat het politieke discours niet verder is gegaan dan de gebruikelijke retoriek, die ver verwijderd blijft van de gestelde uitdagingen. Het feit dat geen overeenkomst of conventie werd opgesteld, karakteriseert de afwezigheid van voldoende politieke wilskracht. Het partnerschap op vrijwillige basis, voorgesteld door de VN, tussen ondernemingen – NGO’s en de VN – heeft nog te weinig slagkracht om grondige veranderingen op gang te brengen. Eveneens valt te betreuren dat te weinig directe aandacht werd besteed aan het objectief van grootschalige alfabetisering van miljoenen mensen. Alfabetisering die rekening houdt met de lokale gewoonten en culturele rijkdom is op lange termijn de enige weg om uit de chronische armoede te geraken. Daarom is zij een substantiële stap in het proces naar een duurzame samenleving. De aankomende informatie- en kennismaatschappijen benadrukken deze noodzaak des te meer. Het beheren – governance – van het veranderingsproces naar een duurzame wereldsamenleving wordt algemeen erkend als één van de grootste uitdagingen van deze eeuw. Het is aan de politieke leiders om omvattende visies te formuleren en ter discussie te stellen over mogelijke ‘landingplaatsen’ van de mensheid tegen 2050. Aan dergelijke visies ontbrak het wellicht het meest op deze wereldconferentie. De retoriek van de politiek heeft een braakliggend terrein achtergelaten dat nu in toenemende mate door de burgermaatschappij wordt bezet. Het bestaande spanningsveld in de driehoek van het politieke bestel, de globalisatie van de economie en de burgermaatschappij wordt vergroot en de impact van de NGO’s op het geheel van de samenleving wordt erdoor versterkt. Of dit proces voldoende diepgang zal kunnen voortbrengen om in de komende decennia een sturende rol te blijven spelen, is vooralsnog een open vraag. 7 Literatuur BROWN, L. (2000), Vital Signs. The environmental trends that are shaping our future. Londen, Earthscan. GIMENO P., R. W EILER R., D. HOLEMANS (1996), Ontwikkeling en Duurzaamheid. Brussel, Technologisch Instituut KVIV en VUBPRESS. HAWKEN P., A.B. LOVINS, L.H. LOVINS (1999), Natural Capitalism. The next Industrial Revolution. Londen, Earthscan. HEINRICH BÖLL FOUNDATION (2002), The Jo’burg Memo. Fairness in a Fragile World. Berlin, (www.boell.de). MANN BORGHESE E. (1998), The oceanic circle: Governing the seas as a global resource. A report to the Club of Rome. Tokyo, United Nations University Press. HENS, L., B. NATH (2003), The Johannesburg Conference. To be published. MEADOWS D.H., D.L. MEADOWS, J. RANDERS, W.W. BEHRENS III (1972), The Limits to Growth. A report to The Club of Rome’s Project on the Predicament of Mankind. New York, Universe Books. MESTRUM, F. (2002), Globalisering en armoede. Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde. Berchem, Epo. SACHS, W. (1999), Planet Dialectics: Explorations in Environment and Development. London, Zed Books. SITARZ, D. (1994), Agenda 21: The Earth Summit Strategy to Save our Planet. Boulder, Colorado, Earthpress. THE CLUB OF ROME (2002), Statement of the Club of Rome to the World Summit on Sustainable Development 2002. No Limits to Knowledge, but Limits to Poverty: Towards a Sustainable Society. (www.clubofrome.org) THE W ORLD W ATCH INSTITUTE (2002), State of the World 2002. New York, W.W.Norton & Company. UN, Millennium Declaration. We, the peoples: the role of the UN in the 21st century. (A/54/2000), New York, United Nations. UNDP, Human Development Report 1997, 2001 and 2002. New York, United Nations. UNEP (2002), Global Environmental Outlook 3. Londen, Earthscan. WCED (1987), Our Common Future. Oxford, Oxford University Press. WEILER R., D. HOLEMANS (red.) (1997), De leefbaarheid op aarde. Global Change: met welke toekomst? Leuven-Apeldoorn, Technologisch Instituut KVIV en Garant. WORLD BANK (2000), World Development Report 2000/2001. Attacking Poverty. Oxford, Oxford University Press. WORLD BANK (2003), World Development Report 2003. Sustainable Development in a Dynamic World. Oxford, Copublication WB and Oxford University Press. WWF (2002), Living Planet Report 2002. (www.panda.org) 8