De weg naar de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in

advertisement
De weg naar
Johannesburg
de
Wereldtop
over
Duurzame
Ontwikkeling
in
Enkele beschouwingen.
Raoul Weiler – Centrum voor Agrarische, Bio- en Milieu-Ethiek (CABME), K.U.Leuven
Ethische Perspectieven, 13 (2003)1-2, p. 63-69.
Situering van de Wereldtop
De Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling (WSSD) die einde augustus en begin september
2002 in Johannesburg plaatst had, is niet alleen de opvolging van de Top over de Aarde van
Rio de Janeiro (1992) en New York (1997), maar past in een reeks van
wereldsamenkomsten die de laatste decennia over een brede waaier van thema’s plaats
hadden. Sinds het begin van de jaren zeventig van vorige eeuw werden talrijke
wereldconferenties georganiseerd die allen de bescherming van het planetaire ecologische
systeem als centraal thema hadden. Telkens werden dringende problemen op de agenda
geplaatst. In sommige gevallen leidde dit tot internationale overeenkomsten. In 1972 vond in
Stockholm de eerste conferentie over het milieu plaats. In 1982 werd deze conferentie
vervolgd in Nairobi en in 2001was het opnieuw de beurt aan Stockholm. Ook over de
bescherming van de zeeën waren er verschillende wereldtops: over de Middellandse Zee in
1976, de Rode Zee in 1982 en de Zwarte Zee in 1992 in Rio. De tops over de bescherming
van de ozonlaag vonden plaats in Wenen, in 1985 en in Montreal in 1987. Het matige
gebruik van natuurlijke rijkdommen was het onderwerp van de top van 1978. De nu zeer
gekende conferenties over de klimaatsveranderingen startten in 1979 in Genève, werden in
1988 en 1992 vervolgd in Rio en in 1997 in Kyoto, waar het bekende Kyoto Protocol over de
beperking van de uitstoot van broeikasgassen werd opgesteld. In 1994 waren de
bijeenkomsten gewijd aan de vrijwaring van de biodiversiteit en waren het onderwerp van de
conferenties in 1992 in Rio en in 2000 in Cartagena. Deze laatste conferentie leidde tot de
verklaring over de biodiversiteit. De internationale bijeenkomsten worden meestal
georganiseerd op initiatief van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of door
één van haar talrijke afdelingen: UNEP, UNDP, UNCED en UNESCO, al of niet in
samenwerking met andere instellingen zoals de Wereldbank, het IMF en bepaalde NGO’s.
Het fenomeen van globalisering van het economische gebeuren en het
marktgebeuren van het laatste decennium heeft geleid tot andere types van conferenties. In
het domein van de handel en van de economische ontwikkelingen worden sinds enkele
jaren wereldbijeenkomsten georganiseerd door de Wereldhandelsorganisatie WHO (WTO).
Dat was onder andere het geval in Seattle in 1999, in Doha in 2001 en dit jaar in Cancun.
De wereldconferentie over de schuldensituatie van de ontwikkelingslanden in 2002, in
Monterrey, was een samenwerking tussen de UN, de Wereldbank en het Internationaal
Monetair Fonds. Het Wereld Economisch Forum (WEF) voor politieke en
ondernemingsleiders vindt sinds enkele jaren plaats in Davos. Een aantal NGO’s hebben
het Wereld Sociaal Forum (WSF) in het leven geroepen. Hier staat de sociale dimensie van
de globalisatie van de wereldeconomie uitdrukkelijk op de agenda. Het WSF heeft zich als
tegenhanger van het WEF positioneert en organiseert een alternatieve conferentie in Porto
Alegre, op hetzelfde ogenblik dat het WEF in Davos vergadert.
In deze indrukwekkende – maar lang niet volledige – opsomming passen de twee
wereldtop-bijeenkomsten van Rio de Janeiro en van Johannesburg, respectievelijk in 1992
en in 2002.. Deze laatste is ook bekend als de Rio+10 wereldconferentie. In de eerste top
werd hoofdzakelijk de zorg voor het milieu, de biodiversiteit en de klimaatverandering op de
1
voorgrond geplaatst met de opstelling van de Agenda 21, terwijl tijdens de tweede voor het
eerst grote aandacht besteed werd aan duurzame ontwikkeling, en in het bijzonder aan het
fenomeen armoede.
Opvallend is dat er in de loop van deze drie decennia via de talloze NGO’s een
stijgende betrokkenheid vanwege de burgermaatschappij, de civil society of stakeholders, te
bespeuren valt. Het totaal aantal deelnemers in Johannesburg lag in de buurt van de
veertigduizend; ongeveer driekwart van hen waren NGO-medewerkers. Voor de NGO’s is
dit echter maar het topje van de ijsberg. Gedurende de maanden die de wereldtop
voorafgingen werden talloze teksten, memoranda en statements opgesteld en vervolgens
verspreid tijdens de vier voorbereidende vergaderingen (PrepCom) en de top zelf. Alles
samen waren wereldwijd een paar honderdduizend personen betrokken bij deze top. De
participatie van de burgermaatschappij is een uiterst belangrijk en hoopvol verschijnsel dat
zich niet alleen bij deze wereldtop over duurzaamheid heeft voorgedaan, maar evenzeer bij
de conferenties over sociale en economische thema’s.
Het concept ‘Duurzame Ontwikkeling’
In december 1983 werd, op wens van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,
een onafhankelijke commissie in het leven geroepen met de opdracht zich te buigen over de
belangrijkste wereldproblemen. Deze commissie – de World Commission on Environment
and Development (WCED) – publiceerde haar rapport in 1987. Het kreeg de titel Our
Common Future, maar is beter bekend onder de naam Brundtland-Report. Aan dit rapport
wordt de nu veel gebruikte definitie van ‘duurzame ontwikkeling’ ontleend: ‘De mensheid is
in staat haar ontwikkeling duurzaam te maken – en te verzekeren dat zij tegemoet komt aan
de noden van vandaag zonder die van de toekomstige generaties in gevaar te brengen’
Deze omschrijving is een beleidsformulering en heeft noodgedwongen een algemeen
karakter. In de paragraaf die eraan gewijd is, worden niet alleen het milieu, de ecologie, de
biosfeer en het energiegebruik vermeld, maar wordt eveneens verwezen naar de
technologie en de sociale organisatie die de weg naar economische groei moeten kunnen
openen. Men kan niet langer de ogen sluiten. De wijdverspreide armoede kan men niet
langer negeren. Duurzame ontwikkeling en duurzaamheid veronderstellen dat aan de
basisbehoeften van allen tegemoet wordt gekomen en dat aan allen de mogelijkheid van
een beter leven wordt geboden. Duurzame ontwikkeling moet dus zeker een antwoord
bieden op het fenomeen armoede. In dezelfde paragraaf wordt ook allusie gemaakt op een
verhoogde participatie van de burgers en democratie in internationale beslissingsprocessen.
In de loop van de jaren is het concept duurzame ontwikkeling uitgebreid geworden.
Aanvanke-lijk werd het sterk, zoniet uitsluitend, geïdentificeerd met het milieu en het
planetaire ecosysteem. Dat aspect blijft nog steeds belangrijk en vormde de ondertoon van
de Rio-conferentie. Vandaag wordt het concept uitgebreid met de ecologische, de
economische, de sociale en de culturele pijlers of dimensies. De culturele dimensie wordt
stilaan erkend als een zeer belangrijk facet van duurzaamheid. In feite wordt het duidelijk
dat alle aspecten van de samenleving deel uitmaken van het concept. Bovendien wordt ook
geleidelijk aan erkend dat tussen deze vier dimensies zeer sterke interacties bestaan.
Deze nieuwe bevindingen maken het uitstippelen van een langetermijnpolitiek en de
concrete implementatie ervan niet gemakkelijker. De noodzaak voor een langetermijnvisie
dringt zich op. Het huidig economische systeem wordt in vraag gesteld en door velen als
inadequaat beoordeeld. Wat zijn de vooruitzichten voor de wereldsamenleving in 2050, met
een wereldbevolking die nog eens met twee tot drie miljard mensen toegenomen zal zijn,
waardoor het gebruik en verbruik van grondstoffen nog sterker zal toenemen? De planeet
aarde wordt kleiner en kleiner. Het concept duurzaamheid vraagt op termijn een herdenken
van het huidige – westerse – maatschappelijk bestel dat gedomineerd wordt door globale
2
economische belangen. Wij zullen moeten komen tot een rechtmatige verdeling van de
voordelen van technologische innovatie en de economische groei zal aan alle mensen ten
goede moeten komen . Of we een duurzame samenleving tot stand zullen kunnen brengen,
zal niet alleen afhankelijk zijn van de ecologische en de sociale dimensies, maar eveneens
van de bewaring van de culturele diversiteit die de rijkdom van het mensdom uitmaakt. Wij
zullen geleidelijk moeten komen tot een adequaat, universeel aanvaard ethisch gericht
waardesysteem voor de wereldsamenleving, dat culturele diversiteit insluit.
3
De wereldsituatie is dramatisch: enkele kwantitatieve gegevens
De geïndustrialiseerde landen kenden tijdens de laatste decennia een enorme economische
groei en stijgende welvaart. De rest van de wereldbevolking is er echter niet op vooruit
gegaan is. De situatie is voor vele landen weinig schitterend. Wij geven hier een aantal
cijfers voor de groep van de ontwikkelingslanden.
- Armoede inkomensgrens: 1,2 miljard mensen leven met minder dan $1 per dag. Sinds
1990 is het absolute aantal nauwelijks veranderd: in 1990 waren het 1,276 miljard mensen
of 29,0% van de wereldbevolking; in 1999 waren het 1,151 miljard mensen of 22,7% en 2,8
miljard mensen leven met minder dan $2 per dag (1998).
- Gezondheid: 968 miljoen mensen hebben geen toegang tot verbeterde waterbronnen
(1998).
2,4 miljard mensen hebben geen toegang tot elementaire sanitaire installaties (1998). 34
miljoen mensen zijn besmet met HIV/AIDS (einde 2000).
- Scholing en opleiding: 854 miljoen volwassenen zijn ongeletterd (2000). 325 miljoen
kinderen volgen geen lager en middelbaar onderwijs. 183 miljoen van hen zijn meisjes
(2000).
Ter vergelijking met de OESO landen is de situatie de volgende: 15% van de volwassenen
hebben een gebrekkige taalvaardigheid (1994/1998); 130 miljoen mensen leven onder de
inkomsten- armoedegrens (<50% van mediaan inkomsten) (1999); 8 miljoen mensen zijn
ondervoed (1996/1998).
Samenvattend kunnen we stellen dat de ‘arme’ landen 76% van de wereldbevolking
tellen, maar slechts 29% van het inkomen hebben. De ‘rijke’ landen tellen 16% van de
wereldbevolking maar hebben 58% van het inkomen. ‘Tussenin’- landen tellen 8% van de
wereldbevolking en 12% van het inkomen.Deze getallen spreken voor zichzelf.
Formulering van wereldobjectieven: de Millennium-Declaration van de Verenigde
Naties
We, the Peoples. The role of the UN in the 21st century is de titel van de samenvatting van
de Millennium-Verklaring van de Verenigde Naties. Zij werd opgesteld tijdens de
millenniumwereldtop in 2000, in New York. Het is een belangrijk document dat de Wereldtop
in Johannesburg in ruime mate heeft beïnvloed en toekomstige wereldbijeenkomsten zal
bepalen, onder meer de aankomende Wereldtop over de Informatie Maatschappij in 2003 in
Genève. Wij geven een kort overzicht van de objectieven en prioriteiten die in het document
vermeld zijn:
- De extreme armoede moet in alle werelddelen tegen 2015 gehalveerd zijn;
- Duurzame groei moet een feit worden zodanig dat allen, in de eerste plaats de bevolking
van de ontwikkelingslanden, kunnen genieten van de voordelen van de globalisatie;
- Jongeren moeten kansen (opportunities) krijgen. Tegen 2015 moeten alle kinderen lager
onderwijs kunnen beëindigen, met gelijke kansen voor beide geslachten. Tevens moeten er
wegen worden gevonden om voldoende werkgelegenheid voor de jongeren te scheppen;
- De gezondheid moet worden bevorderd, met bijzondere inspanningen voor het bestrijden
van HIV/AIDS. Tegen 2010 zou de afname van HIV-infecties bij jongeren met 25% een feit
moeten zijn;
- Het actieplan ‘Steden zonder sloppenwijken’ moet worden ondersteund. Het plan heeft tot
doel de levensvoorwaarden van 100 miljoen sloppenbewoners te verbeteren tegen 2020;
- Er dienen ‘digitale bruggen’te worden gebouwd. Deze nieuwe technologie geeft aan
ontwikkelings-landen voorheen ongekende mogelijkheden om met quantumsprongen
4
(leapfrogging) hun eerste ontwikkelingsstadia te overbruggen. Alles moet in het werk
worden gesteld om de toegang tot informatienetwerken te maximaliseren;
- De solidariteit moet worden bevestigd. De rijke landen moeten hun markten verder
openstellen voor de producten van arme landen, de hoge schuldenlast die de arme landen
hebben opgebouwd kwijtschelden en een verhoogde en beter afgestemde
ontwikkelingshulp bieden.
Al deze doelstellingen hebben hoofdzakelijk te maken met armoedebestrijding en
gezond-heidszorg. Een oplossing vinden voor beide problemen is een noodzakelijke
voorwaarde om tot duurzame leefgemeenschappen te komen In het Statement van de Club
van Rome worden bovendien nog bijkomende aandachtspunten aangehaald, die in dezelfde
lijn liggen als die van de Millennium Verklaring. Er moet een wereldwijde infrastructuur
worden opgebouwd, die gericht is op universitair onderwijs en wetenschappelijk en
technologisch onderzoek. Het doel daarvan is het lokaal ondernemerschap te ondersteunen
en te stimuleren. Tevens moet worden verzekerd dat 90% van de lokale gemeenschappen
tegen 2030 toegang hebben tot kennis- en leermateriaal opdat zij hun lokale middelen
(resources) zelf zouden kunnen beheren. Verder dienen er betaalbare technologieën te
worden ontwikkeld die eenvoudig in gebruik zijn, divers in toepassing en lokale culturele en
taalkundige tradities respecteren.
Het realiseren van elk van deze doelstellingen kan alleen maar stapsgewijze gebeuren
en zal verschillende decennia vragen. Elke concrete realisatie betekent telkens een stap
vooruit voor het bereiken van een duurzame wereldleefgemeenschap.
Opbouw en resultaten van de top
Convergentie – Inhoudelijk werd de Wereldtop in Johannesburg opgebouwd vanuit twee
duidelijk verschillende invalshoeken. De eerste grijpt terug naar de conferenties die door de
Verenigde Naties georganiseerd werden over de toestand van de aarde: de door de
Verenigde Naties georganiseerde milieu- en klimaatconferenties van Stockholm in 1972 en
1982, de samenkomsten van Rio in 1992 met de Verklaring van Rio, de Agenda 21 en het
Protocol van Kyoto. De tweede omvat de socio-economische thema’s. Aan deze thema’s
werd de laatste jaren door verschillende instellingen, waaronder de Verenigde Naties, veel
aandacht besteed. Zo waren er onder andere in 2000 de VN Millennium-Bijeenkomst en de
Verklaring van New York, in 2001 de Verklaring van Doha en in 2002 de Consensus van
Monterrey. Het feit dat de beide invalshoeken in deze Wereldtop met elkaar werden
geconfronteerd, is zeer belangwekkend. Enerzijds wordt het discours over duurzame
ontwikkeling vollediger en meer maatschappelijk gericht en daardoor op een hoger niveau
gebracht. De aandacht voor de culturele pijler van duurzame ontwikkeling is nog
achterwege gebleven, maar zal ongetwijfeld in de toekomst meer aandacht krijgen.
Anderzijds verhoogt de thematische uitbreiding van duurzaamheid naar andere domeinen
dan milieu en ecologie in hoge mate de complexiteit van te nemen beleidsopties en
bemoeilijkt ze het politieke beslissingsproces om tot concrete overeenkomsten te komen.
Meteen wordt het ook duidelijk dat het streven naar een duurzame wereldsamenleving moet
steunen op aanvaarde langetermijnvisies voor de wereldgemeenschap. Op dit ogenblik zijn
die zo goed als onbestaand.
Inhoud en Resultaten – De Verklaring van Johannesburg over duurzame ontwikkeling werd
op het einde van de top opgesteld en is een overkoepelend politiek document dat de
stellingen van de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling verduidelijkt en tevens de deur
openlaat voor eventuele latere onderhandelingen. De centrale thema’s die erin vervat zijn
steunen op het vijfpunten- programma dat opgesteld werd door de secretaris-generaal van
de VN. Het omvat Water, Energie, Gezondheid (Health), Landbouw (Agriculture) en
5
Biodiversiteit en kreeg het acroniem WEHAB. Tijdens de eerste week bestond de opdracht
van de officiële delegaties erin concrete en in politiek omzetbare actievoorstellen te
formuleren die aansluitend het voorwerp zouden uitmaken van het tweede, politieke, deel
van de top gedurende de tweede week.
Het Plan van Implementatie is het kerndocument van de Wereldtop. Het bevat een lijst
van acties. Sommige hebben zeer duidelijke doelstellingen die, eens toegepast, de
aanbevelingen en de afspraken van de Agenda 21 versterken. De tekst bestaat uit tien
hoofdstukken met 153 paragrafen. Vijf hoofdstukken zijn gewijd aan de objectieven van de
Millennium-Verklaring: de uitroeiing van de armoede tegen 2015, het verschaffen van
toegang tot onder meer zuiver drinkwater, het ombuigen van niet-duurzame productie en
consumptiepatronen naar duurzamere praktijken met verwijzing naar methoden ter
ondersteuning (eco-efficiëntie, leefcyclus-analyse, enzovoort), het beschermen en beheren
van natuurlijke grondstoffenvoorraden voor een duurzame economische en sociale
ontwikkeling in een geglobaliseerde wereld. Vier hoofdstukken zijn gewijd aan regionale
problematieken. Het laatste hoofdstuk handelt over de middelen en het institutionele kader
voor de implementatie van duurzame ontwikkeling. De uitbreiding met de socioeconomische problematiek van duurzame ontwikkeling in het implementatieplan van deze
Wereldtop is een zeer belangrijke en positieve evolutie. Het is immers onmogelijk om tot een
duurzame samenleving te komen wanneer cruciale problemen als armoede, ongeletterdheid
enzovoort geen antwoord zouden krijgen. Ondanks een lange periode van technologische
innovatie en economische groei is de kloof tussen arm en rijk toegenomen en, rekening
houdend met de verwachte stijging van de wereldbevolking met twee tot drie miljard
mensen in de komende vijftig jaar, neemt de hoogdringendheid van de implementatie van
duurzame ontwikkelingspatronen toe.
Tot besluit: verwachtingen en voorlopige balans
Aanvankelijk hadden velen, deelnemers en betrokkenen, hoge verwachtingen van deze
Wereldtop. Hij zou de verloren tijd van de voorbije tien jaar, sinds de Top over de Aarde van
Rio, goed maken. Een wereldconferentie waaraan zowat 180 landen deelnemen, is wellicht
niet de meest geschikte plaats om concrete actieplannen uit te werken. Bovendien is
duurzame ontwikkeling een proces dat maar stapsgewijze kan worden geïmplementeerd.
De ontgoocheling en het scepticisme over deze top is begrijpelijk, maar hopelijk niet
bepalend voor het verdere verloop in de komende decennia. De evaluatie van een
dergelijke wereldgebeurtenis moet worden geplaatst in het perspectief van zowel het
verleden waaruit zij is ontstaan als van de toekomst die zij mede vorm kan geven.
Tot slot wil ik nog een drietal beschouwingen ter overweging meegeven.Terugblikkend
op de laatste drie decennia is er een toenemende bewustwording in de samenleving
ontstaan over de grenzen van de ecologische draagkracht van de aarde. In vele landen
werden in die periode administraties opgericht, wetten uitgevaardigd en controleorganismen uitgebouwd. De dramatische verloedering van het milieu kon worden afgeremd
en de algemene toestand verbeterd. Het concept van duurzame ontwikkeling bestaat pas
een vijftiental jaar. Het stelt een nieuw paradigma voor, dat het huidige omgaan met
natuurlijke bronnen, het economische systeem en de levensstijl van de geïndustrialiseerde
wereld in vraag stelt. Op lange termijn zijn de gangbare consumptiepatronen niet houdbaar
en is een meer rechtmatige verdeling van de voordelen van de technologische innovatie en
de economische groei noodzakelijk. Alle burgers, in het bijzonder die van de rijke
geïndustrialiseerde landen, zullen moeten leren aanvaarden dat slechts een beperkte natuur
en leefruimte beschikbaar zijn. In dat opzicht bevindt de mensheid zich in een transitiefase,
van niet-duurzaam naar duurzaam. In de loop van deze eeuw zal deze fase haar definitieve
wending moeten krijgen, op gevaar van dramatische omwentelingen. Deze Wereldtop is er
6
zeker in geslaagd het concept van duurzame ontwikkeling bovenaan op de wereldagenda te
plaatsen. Ongetwijfeld is de bijdrage van de burgermaatschappij in deze evolutie bepalend
geweest.
Het is te betreuren dat het politieke discours niet verder is gegaan dan de gebruikelijke
retoriek, die ver verwijderd blijft van de gestelde uitdagingen. Het feit dat geen
overeenkomst of conventie werd opgesteld, karakteriseert de afwezigheid van voldoende
politieke wilskracht. Het partnerschap op vrijwillige basis, voorgesteld door de VN, tussen
ondernemingen – NGO’s en de VN – heeft nog te weinig slagkracht om grondige
veranderingen op gang te brengen. Eveneens valt te betreuren dat te weinig directe
aandacht werd besteed aan het objectief van grootschalige alfabetisering van miljoenen
mensen. Alfabetisering die rekening houdt met de lokale gewoonten en culturele rijkdom is
op lange termijn de enige weg om uit de chronische armoede te geraken. Daarom is zij een
substantiële stap in het proces naar een duurzame samenleving. De aankomende
informatie- en kennismaatschappijen benadrukken deze noodzaak des te meer.
Het beheren – governance – van het veranderingsproces naar een duurzame
wereldsamenleving wordt algemeen erkend als één van de grootste uitdagingen van deze
eeuw. Het is aan de politieke leiders om omvattende visies te formuleren en ter discussie te
stellen over mogelijke ‘landingplaatsen’ van de mensheid tegen 2050. Aan dergelijke visies
ontbrak het wellicht het meest op deze wereldconferentie. De retoriek van de politiek heeft
een braakliggend terrein achtergelaten dat nu in toenemende mate door de
burgermaatschappij wordt bezet. Het bestaande spanningsveld in de driehoek van het
politieke bestel, de globalisatie van de economie en de burgermaatschappij wordt vergroot
en de impact van de NGO’s op het geheel van de samenleving wordt erdoor versterkt. Of dit
proces voldoende diepgang zal kunnen voortbrengen om in de komende decennia een
sturende rol te blijven spelen, is vooralsnog een open vraag.
7
Literatuur
BROWN, L. (2000), Vital Signs. The environmental trends that are shaping our future.
Londen, Earthscan.
GIMENO P., R. W EILER R., D. HOLEMANS (1996), Ontwikkeling en Duurzaamheid. Brussel,
Technologisch Instituut KVIV en VUBPRESS.
HAWKEN P., A.B. LOVINS, L.H. LOVINS (1999), Natural Capitalism. The next Industrial
Revolution. Londen, Earthscan.
HEINRICH BÖLL FOUNDATION (2002), The Jo’burg Memo. Fairness in a Fragile World. Berlin,
(www.boell.de).
MANN BORGHESE E. (1998), The oceanic circle: Governing the seas as a global resource. A
report to the Club of Rome. Tokyo, United Nations University Press.
HENS, L., B. NATH (2003), The Johannesburg Conference. To be published.
MEADOWS D.H., D.L. MEADOWS, J. RANDERS, W.W. BEHRENS III (1972), The Limits to
Growth. A report to The Club of Rome’s Project on the Predicament of Mankind. New York,
Universe Books.
MESTRUM, F. (2002), Globalisering en armoede. Over het nut van armoede in de nieuwe
wereldorde. Berchem, Epo.
SACHS, W. (1999), Planet Dialectics: Explorations in Environment and Development.
London, Zed Books.
SITARZ, D. (1994), Agenda 21: The Earth Summit Strategy to Save our Planet. Boulder,
Colorado, Earthpress.
THE CLUB OF ROME (2002), Statement of the Club of Rome to the World Summit on
Sustainable Development 2002. No Limits to Knowledge, but Limits to Poverty: Towards a
Sustainable Society. (www.clubofrome.org)
THE W ORLD W ATCH INSTITUTE (2002), State of the World 2002. New York, W.W.Norton &
Company.
UN, Millennium Declaration. We, the peoples: the role of the UN in the 21st century.
(A/54/2000), New York, United Nations.
UNDP, Human Development Report 1997, 2001 and 2002. New York, United Nations.
UNEP (2002), Global Environmental Outlook 3. Londen, Earthscan.
WCED (1987), Our Common Future. Oxford, Oxford University Press.
WEILER R., D. HOLEMANS (red.) (1997), De leefbaarheid op aarde. Global Change: met
welke toekomst? Leuven-Apeldoorn, Technologisch Instituut KVIV en Garant.
WORLD BANK (2000), World Development Report 2000/2001. Attacking Poverty. Oxford,
Oxford University Press.
WORLD BANK (2003), World Development Report 2003. Sustainable Development in a
Dynamic World. Oxford, Copublication WB and Oxford University Press.
WWF (2002), Living Planet Report 2002. (www.panda.org)
8
Download