technisch inzicht 2012

advertisement
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
EXAMENBUREAU
TOELATINGSEXAMEN NATIN 2012
VAK
: TECHNISCH INZICHT
DATUM : VRIJDAG 05 JULI 2012
TIJD
: 09.45 – 11.15 UUR
D EZE TAAK BESTAAT UIT 30 ITEMS.
1
3
Ga de juistheid van de beweringen over
hefbomen na.
I Hefbomen worden gebruikt om voorwerpen
op te tillen en om een kracht van richting te
doen veranderen.
II Alle hefbomen hebben een punt waarop er
een kracht uitgeoefend wordt en een
draaipunt of steunpunt.
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
2
I
II
Een kleuter schommelt (situatie I ).
Even later gaat ze staan en schommelt verder
(situatie II).
Wat gebeurt er dan met de slingertijd van de
schommel?
A
B
C
D
Deze wordt groter.
Deze blijft gelijk.
Deze wordt kleiner.
Dat kan met deze gegevens niet bepaald
worden.
4
stoep
Een wiel ligt tegen een stoeprand.
Om het wiel de stoep op te rollen moet er op
het wiel een kracht uitgeoefend worden.
Op welke plaats van het wiel wordt de kleinste
kracht uitgeoefend om dat te doen.
A
B
C
D
op plaats A
op plaats B
op plaats C
op plaats D
Een dikke veer en een dunne veer zitten aan
elkaar vast (zie tekening).
Wanneer Harold met zijn linkerhand even aan
de veren trekt oefent zijn rechterhand ...
A
B
C
D
geen kracht uit.
een kleinere kracht uit.
een grotere kracht uit.
een even grote kracht uit.
5
7
P

Een slinger hangt boven een punt P in een
auto.
Ga de juistheid van de beweringen over
hoogspanningskabels na.
Op een zonnige dag hangen de kabels lager
dan op een regenachtige dag.
Dat komt doordat ...
I het materiaal waarvan de kabels gemaakt
zijn, gaat uitzetten.
Wat zal er gebeuren met deze slinger als de
auto met een snelheid achteruit rijdt.
A
B
C
D
8
II de kabels langer worden als gevolg van de
verwarming.
A
B
C
D
De slinger blijft boven P hangen.
De slinger komt links van P terecht.
De slinger komt rechts van P terecht.
Het is niet te bepalen wat er met de slinger
zal gebeuren.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
6
Jimmy probeert een vuilzak omhoog te
hangen zodat de honden er niet aan kunnen.
Ft
10 N
Een voorwerp aan een katrol wordt omhoog
getrokken met een constante snelheid.
Het gewicht van het voorwerp is 10 N.
Hoe groot is de trekkracht Ft in het koord?
A 3 13 N
B
5 N
C 10 N
D tussen 5 N en 10 N
Wat gebeurt er met de arbeid die Jimmy
verricht naarmate hij de zak hoger trekt?
De arbeid die hij verricht …
A
B
C
D
blijft hetzelfde.
wordt groter.
wordt kleiner.
veranderd van richting.
9
I
11
II
De tekening geeft een boven aanzicht aan van
twee auto’s die een grote kist slepen.
In welke kabel is de spankracht het kleinst?
A in kabel I
B in kabel II
C De spankrachten in beide kabels zijn even
groot.
D De spankrachten kunnen met deze
gegevens niet bepaald worden.
Een boot hangt aan een kabel K die over een
katrol P is geslagen (zie tekening).
Ga de juistheid van de beweringen na.
I
10
In kabel K werkt zowel bij paal I als bij de
boot een spankracht.
II In de palen I, II en III werken er
trekkrachten.
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
Marcel trekt een blok met een veerunster over
een ruwe tafel.
12
Ga de juistheid van de beweringen na.
I Zolang het blok niet in beweging komt, is
de wrijvingskracht even groot als de
trekkracht.
II Als het blok eenparig beweegt, is de
wrijvingskracht kleiner dan de trekkracht.
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
Bekijk de twee schijfdiagrammen die de
export van hout aangeven.
De cijfers 1 t/m 4 geven de houtsoorten aan:
1 = bruinhard
3 = groenhard
2 = kopie
4 = wana
Welke houtsoort is de duurste?
A bruinhard
B kopie
C groenhard
D wanna
13
15
y
s-golven
x
y
trapezium
Twee identieke kogels P en Q worden samen
op een helling losgelaten in respectievelijk de
punten 1 en 2. De lengten l 1 en l 2 zijn gelijk.
x
Ga de juistheid van de beweringen over de
dakplaten na.
Welke bewering is juist?
I Als de lengte x en de hoogte y gelijk zijn
voor beide typen, dan is er voor de
trapeziumplaat meer materiaal nodig.
A Kogel P botst tegen kogel Q.
B Kogel P komt eerder aan in 2 dan kogel
Q in 3.
C Kogel P heeft een even grote snelheid in
2 als kogel Q in 3.
D Kogel P komt later in 2 aan dan kogel
Q in 3.
14
II Voor een lichte dakconstructie wordt er
voor een aluminiumplaat gekozen in plaats
van een plaat van zink.
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
Een klein passagiers vliegtuig stijgt het
gemakkelijkst op ...
A wanneer de meeste passagiers voorin
van het vliegtuig zitten.
B wanneer de meeste passagier in het midden
van het vliegtuig zitten.
C wanneer de meeste passagiers achterin
van het vliegtuig zitten.
D wanneer de passagiers zoveel mogelijk
verspreidt zitten.
16
Bekijk de figuren.
?
I
II
III
IV
Welke van de onderstaande figuur hoort op de
plaats van het vraagteken?
A
B
C
D
19
17
I
II
III
Reinier draait met een emmer gevuld met
water aan een touw zodanig rond, dat die
vrijwel horizontaal beweegt.
Een timmerman heeft drie hamers I, II en III
waarmee hij werkt.
Onderzoek de juistheid van de beweringen.
I
Tijdens het ronddraaien valt alle water uit
de emmer.
II De spankracht van het koord is bij
Reinier’s hand het grootst.
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
18
Met welke hamer wordt het grootste slageffect
bereikt?
A I
B II
C III
D Alle drie geven hetzelfde effect.
20
Een jager schiet met een geweer op een stalen
plaat (zie onderstaande tekening).
In welke richting kaatst de kogel K van de
plaat terug?
Bij het meten van de rand van een deur is dit
resultaat op de waterpas te lezen.
Aan welke zijde van de deur moet er nog
geschaaft worden om de rand recht te krijgen.
A links van de deur
B rechts van de deur
C Precies op dat gedeelte van de deur onder
de waterpas.
D Er hoeft niet geschaaft te worden want de
deur is recht.
A
B
C
D
23
21
Het tandwiel I drijft het systeem aan in de
aangegeven richting.
Hoe draaien de wielen II, III, IV en V ten
opzichte van wiel I.
A Wiel II en IV draaien in dezelfde richting
als I.
B Wiel III en V draaien in dezelfde richting
als I.
C Wiel III en VI draaien in tegengestelde
richting als I.
D Wiel II en V draaien in tegengestelde
richting als I.
Een aantal identieke spiraalveren worden op
twee manieren met elkaar verbonden.
(zie situatie 1 en 2).
In situatie 1 worden de veren in totaal 10 cm
uitgerekt met een kracht van 50 N.
Met hoeveel cm zullen de veren van situatie 2
worden uitgerekt als deze ook met een kracht
van 50 N wordt uitgerekt?
A 1 14 cm
B 2 12 cm
C 5 cm
D 10 cm
22
24
Deze figuur wordt uitgeknipt en opgezet.
Welk opgezet model is juist?
Vier ampèremeters zijn in serie geschakeld
Er gaat een stroom van 4 ampère door
ampèremeter 1.
Hoe groot is de stroom die door ampèremeter 4
gaat?
A 1 ampère
B 4 ampère
C 8 ampère
D 16 ampère
A
B
C
D
27
25
Een kogel wordt op een blok geschoten,
waardoor deze verschuift.
Het blok krijgt de grootste eindsnelheid ...
Een schroef zit stevig in de muur vast.
A indien de kogel in het blok blijft steken.
B indien de kogel van het blok wordt
teruggekaatst.
C indien de kogel het blok doorboort.
D in alle drie bovengenoemde gevallen.
26
Met welke schroevendraaier kan de schroef
met de minste kracht losgedraaid worden?
A schroevendraaier I
B schroevendraaier II
C schroevendraaier III
D Bij alle drie schroevendraaiers is er
evenveel kracht nodig.
28
Er zijn vier verschillende stekkers en een
stopcontactdoos.
stopcontactdoos
Welke stekker past in het stopcontact.
Bij dit tandwielensysteem is er een kabel die
de beweging overbrengt.
Welk wiel maakt bij het draaien de meeste
omwentelingen?
A I
B II
C III
D Alle drie maken evenveel omwentelingen.
A
B
C
D
29
30
Een kogel ligt op een helling.
Op t = 0 seconden wordt deze van een punt K
losgelaten zodat die begint te rollen.
Een stuntman rijdt met zijn motorfiets in deze
zogenaamde globe of death.
In welk(e) punt(en) moet hij rekening houden
met zijn minimale snelheid zodat hij veilig
blijft rijden?
A
B
C
D
Alleen in punt II.
Alleen in punt III.
In zowel punt II als punt III.
In zowel punt III als punt IV.
Ga de juistheid van de beweringen na.
I In K heeft de kogel een Ekin van 0 joule.
II Als de kogel in M is heeft die een
maximale Epot .
A
B
C
D
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
Download