B.Lanco Natuurkunde I – Examen Maandag 2 juni 2014 Groep 1, 2, 3 1.1 1.2 Vraag 1 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 (12 ptn) Bij de volgende 8 meerkeuzevragen 1.n is telkens één antwoord het juiste. Schrijf de letter van het juiste antwoord onder de corresponderende vraag in het bovenstaande rooster 1.1 1.2 1.3 1.4 Een voorwerp beweegt in een horizontale cirkel met een straal van 3 x0. Het wordt op zijn baan gehouden door een radiale, elastische veer met rustlengte x0. De periode van de cirkelbeweging is T. wanneer de snelheid van de cirkelbeweging wordt opgedreven, rekt de veer verder uit tot het voorwerp beweegt op een cirkel met straal 4 x0. De periode van de cirkelbeweging is nu A Onveranderd B 2√2/3 T C √3/2 T D 4/9 T E 3/4 T Eén uiteinde van een uniforme meterstok (lengte = 1 m) met massa m is tegen een verticale wand geplaatst (zie figuur). Het andere uiteinde is bevestigd aan een lichte kabel die een hoek van θ = 15° maakt met de meterstok. Een blok met dezelfde massa als de stok is op afstand x opgehangen aan de stok. De statische wrijvingscoëfficiënt tussen het uiteinde van de meterstok en de wand is 0,40. Wat is de minimale waarde van x opdat de stok in evenwicht is? A 0,20 m B 0,30 m C 0,50 m D 0,80 m E Het antwoord hangt af van de massa van de meterstok. Een kogel met massa van 19 g wordt verticaal in een blok met massa 8 kg geschoten (zie figuur). Het blok beweegt hierdoor 4 mm naar boven. De kogel dringt het blok binnen en komt tot stilstand in een tijd van 1 ms. De initiële kinetische energie van de kogel ligt het dichtst bij A 90 J B 7,4 ∙ 10-4 J C 66 J D 0,31 J E 130 J Beschouw een dubbelwiel op een ruw oppervlak. Er wordt een kracht F naar rechts uitgeoefend op een kabel die om het binnenwiel van het dubbelwiel is gewikkeld op een manier zoals getoond in de figuur, zodat het wiel begint te rollen zonder glijden met hoekversnelling ⍵. Welke uitspraken zijn correct? (i) Het dubbelwiel rolt naar rechts. (ii) De snelheid van het massamiddelpunt van het dubbelwiel is op elk ogenblik evenredig met de hoeksnelheid van het dubbelwiel. Pagina 1 (iii) (iv) 1.5 1.6 1.7 1.8 Vraag 2 De hoekversnelling van het dubbelwiel is evenredig met de kracht F. De kracht F is in grootte gelijk aan de statische wrijvingskracht die het oppervlak uitoefent op het dubbelwiel. A (ii) en (iii) B (ii), (iii) en (iv) C (i), (ii) en (iii) D (i) en (iv) E (i), (ii), (iii) en (iv) Een orgelpijp, open aan beide uiteinden, heeft een straal van 4,0 cm en een lengte gelijk aan 6,0 m. wat is de frequentie van de derde harmoniek? Veronderstel dat de geluidssnelheid in de lucht gelijk is aan 344 m/s. A 76 Hz B 86 Hz C 54 Hz D 28 Hz E 129 Hz Een vrachtwagen met een snelheid van 36 m/s nadert een politiewagen met loeiende sirene, die beweegt met een snelheid van 45 m/s in de tegenovergestelde richting. Er waait een wind aan 15 m/s in de richting van de vrachtwagen. De sirene heeft een frequentie van 500 Hz. De geluidssnelheid in lucht bedraagt 343 m/s. Welke frequentie neemt de vrachtwagenchauffeur waar wanneer hij naar de politiewagen toe rijdt? A 643 Hz B 629 Hz C 400 Hz D 569 Hz E 636 Hz Een zware koper sfeer is opgehangen aan koord en voert een enkelvoudige slingerbeweging uit met periode T. De sfeer wordt nu ondergedompeld in een niet-visceuze vloeistof met een massadichtheid gelijk aan 1/10 van de massadichtheid van koper. Wat is dan de slingerperiode? A T B 9/10 T C 100/81 T D √10/√9 T E 10/9 T Van een 6,0 μF condensator, opgeladen tot 50 V, en een 4,0 μF condensator, opgeladen tot 34 V, worden de positieve platen verbonden en de negatieve platen verbonden. Wat is de energie opgeslagen in de 6,0 μF condensator nadat er zich een nieuw evenwicht heeft ingesteld? A 5,7 mJ B 6,1 mJ C 6,6 mJ D 7,0 mJ E 3,8 mJ (4 ptn) De stirlingcyclus, zoals weergegeven in de figuur, is nuttig voor het modelleren van zowel externe verbrandingsmotoren als systemen op zonne-energie. De processen ab en cd zijn isotherm, terwijl bc en da isochore processen zijn. Neem als werkzame stof een éénatomig ideaal gas. Pagina 2 (a) Bepaal voor elke processtap de verandering van inwendige energie, de toegevoerde warmte en de door het gas geleverde arbeid. (b) Bereken het rendement dat voor de stirlingcyclus gedefinieerd wordt als Qab/W met Qab de opgenomen warmte tijdens het proces ab en W de netto geleverde arbeid tijdens de cyclus. (c) Vergelijk met het rendement van een carnotcyclus en geef een korte commentaar. Vraag 3 (4 ptn) Een lange holle cilinder uit PVC (polyvinylchloride) met een inwendige straal a en een uitwendige straal b draagt een homogeen over het volume verdeelde lading. De lading per meter is λ. (a) Bereken het elektrische veld als functie van de afstand r tot de cilinderas. (b) Bereken het potentiaalverschil tussen r = b en r = 0. 1.1 B 1.2 B 1.3 E 1.4 C 1.5 B e = 1,602 ⨉ 10-19 C me = 9,11 ⨉ 10-31 kg h = 6,626 ⨉ 10-34 J ∙ S G = 6,674 ⨉ 10-11 N∙m²/kg² 1.6 A 1.7 D 1.8 A ε0 = 8,854 ⨉ 10-12 F/m μ0 = 4π ⨉ 10-7 H/m -27 mp = 1,67 ⨉ 10 kg c = 2,998 ⨉ 108 m/s R = 8,314 J/mol ∙ K kB = 1,38 ⨉ 10-23 J/K 23 NA = 6,022 ⨉ 10 molecules/mol Pagina 3