Technische Universiteit Delft Faculteit Informatietechnologie en Systemen Mekelweg 4 2628 CD Delft Tentamen Lineaire Algebra 2 wi2314MT donderdag 27 juni 2002, 14.00 - 17.00 uur het gebruik van een rekenmachine is toegestaan 1. Beschouw de matrices −1 −1 0 1 4 , A= 5 −1 1 −2 (2 pt) (2 pt) (2 pt) (2 pt) (a) (b) (c) (d) −2 0 0 B= 0 0 1 0 0 0 1 −1 0 1 1 . en P = 1 −2 1 0 Bereken de eigenwaarden van A. Bepaal (zo mogelijk) een LU -ontbinding van A. Toon aan dat A niet diagonaliseerbaar is. Toon aan dat A = P BP −1 . (2 pt) (e) Bepaal de oplossing van xk+1 1 = Axk , k = 0, 1, 2, . . . met startvector x0 = 1 . 1 2. Beschouw het volgende stelsel gekoppelde differentiaalvergelijkingen 0 x1 (t) = −2x1 (t) x02 (t) = x1 (t) − x2 (t) + 2x3 (t) 0 x3 (t) = 3x1 (t) − 2x2 (t) − x3 (t) . Dit stelsel kan geschreven worden in de vorm x0 (t) = Ax(t) (2 pt) (3 pt) (2 pt) x1 (t) met x(t) = x2 (t) x3 (t) en −2 0 0 2 . A = 1 −1 3 −2 −1 (a) Bereken de (complexe) eigenwaarden van de matrix A. (b) Bepaal de algemene (reële) oplossing x(t) van het stelsel differentiaalvergelijkingen. (c) Bepaal de (reële) oplossing van het beginwaardeprobleem : x0 (t) = Ax(t), x1 (0) = 1, x2 (0) = 0 en x3 (0) = 1. 3. Iedere (m × n)-matrix A met rank A = r kan geschreven worden in de vorm A = U ΣV T met U een orthogonale (m × m)-matrix, V een orthogonale (n × n)-matrix en Σ een (m × n)-matrix, waarvan de eerste r diagonaalelementen gelijk zijn aan σ1 , σ2 , . . . , σr met σ1 ≥ σ2 ≥ . . . ≥ σr > 0 en de rest nul. (3 pt) (2 pt) (a) Toon aan dat de symmetrische matrices AT A en AAT dezelfde eigenwaarden hebben als A vierkant is (dus als m = n). (b) Als n > m dan heeft AT A meer eigenwaarden dan AAT (geteld met multipliciteit). Welk verband bestaat er in dat geval tussen de eigenwaarden van AT A en AAT ? Beargumenteer uw antwoord. 10 −1 2 10 4. Beschouw de matrixvergelijking Ax = b met A = −1 10 0 en b = 19 . 2 0 10 12 (3 pt) (3 pt) (a) Voer op Ax = b drie slagen uit van de methode van Jacobi. Gebruik hierbij als 0 startvector x0 = 0 . 0 slagen (b) Voer op Ax = b drie uit van de methode van Gauss-Seidel. Gebruik hierbij 0 als startvector x0 = 0 . 0 5. Gegeven zijn de volgende kwadratische vormen op R3 : Q1 (x) = 2x1 x2 + 4x1 x3 + 6x2 x3 en Q2 (x) = 4x21 + 4x22 + 4x23 − 2x1 x2 − 2x1 x3 − 2x2 x3 . (2 pt) (2 pt) (2 pt) (2 pt) (a) Is de kwadratische vorm Q1 positief/negatief (semi)definiet of indefiniet? Beargumenteer uw antwoord. (b) Is de kwadratische vorm Q2 positief/negatief (semi)definiet of indefiniet? Beargumenteer uw antwoord. (c) Bepaal het maximum M van Q2 (x) onder de voorwaarde dat xT x = 1 en bepaal een eenheidsvector x zodat Q2 (x) = M . (d) Bepaal het minimum m van Q2 (x) onder de voorwaarde dat xT x = 1 en bepaal een eenheidsvector x zodat Q2 (x) = m.