10. PRAKTIJKVOORBEELD: HET ZEVENDE GEBOD Wie Christus volgt, levert alles in. Houd je dan nog wel iets over? "Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd", schrijft Paulus in Gal. 5:24. Wordt het dan allemaal niet vlak en saai, eenzijdig geestelijk? Moeten we dan soms allemaal het klooster in, of als kluizenaar naar de woestijn? Paulus zelf blijkt dat minder problematisch te zien. Hij beschrijft in datzelfde Gal. 5 het nieuwe bestaan in Christus als "vrijheid" (vs. 1,13) en het oude als slavernij. We willen proberen om dat mee te voelen. We concentreren ons daarvoor op een van de tien geboden die God vanouds aan Israël gaf, om te zien hoe Jezus Christus daar invulling aan geeft. In dit geval het 7e gebod: "Gij zult niet echtbreken". Is de stijl van Christus daarbij inderdaad een verrijking of toch eerder een verschraling van ons leven? Seksuele onthouding als ideaal? De keus voor het zevende gebod, dat zich uitspreekt over alles wat met seksualiteit samenhangt, is niet willekeurig. Want juist op dit terrein lijkt het vaak alsof een christelijke levensstijl vooral een kwestie is van onthouding. Hoe minder je er aan doet, hoe beter het is. Was Jezus zelf ook geen vrijgezel? En het opmerkelijke is, dat daar in de Bijbel nauwelijks een woord aan wordt gewijd. Alsof het vanzelf spreekt. Alsof Jezus er ook geen enkele moeite mee had. Toch mag je aannemen dat Hij ook daarin echt mens is geworden, dat Hij weet had van seksuele verlangens. Maar we durven daar nauwelijks iets over te zeggen, omdat Hij er zelf ook niet over sprak. Met als gevolg dat christenen zich nogal eens eenzaam voelen, als ze worstelen met de eigen seksualiteit. Een worsteling inderdaad, want ze gunnen zichzelf niet de ruimte om er voluit van te genieten. Ze zijn bang dat ze daarmee hun Here ontrouw worden. Ze proberen liever alle begeerten te onderdrukken, overigens met weinig succes. En daar schamen ze zich dan weer voor. Dat wordt niet direct beter als we kijken naar de apostel die met zijn brieven een sterk stempel op de christelijke levensstijl heeft gedrukt: Paulus. Opnieuw een man die zelf ongetrouwd is gebleven, en dat blijkens zijn brief aan de Korintiërs (I Kor. 9:5) wel voelde als een gemis, maar tegelijk als iets wat hij graag voor het evangelie van Christus overhad (vs. 12). Zo houdt hij het ook aan de gemeente voor (I Kor. 7:32-35): je kunt beter ongetrouwd blijven, want dan heb je alle ruimte om je aan de Here toe te wijden. Uiteraard bedoelde Paulus hiermee geen pleidooi te voeren voor alternatieve relatievormen. In I Kor. 5 en 6 spreekt hij zijn duidelijke afkeuring uit over elke vorm van hoererij. De conclusie lijkt dus haast onvermijdelijk, dat een christen maar beter frigide kan zijn, koud en gevoelloos. Althans op seksueel gebied. Wie dat niet is, moet toch proberen zich zo voor te doen. Want pas dan ben je zuiver en heilig. Ja? Is dat de bijbelse boodschap? Is dat de levensstijl die Christus van ons verwacht? Vrije omgang tussen beide seksen Laten we het Hemzelf vragen. In Matt. 5:27,28 geeft Hij zijn uitleg van het zevende gebod: "Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd". Op het eerste gezicht lijkt deze uitspraak van Jezus te bevestigen wat hierboven als schrikbeeld werd getekend: dat alle seksualiteit uit den boze is. Zelfs een eerste oogcontact dat in die richting gaat, moet worden afgewezen. En dus blijven maar weinig christen-mannen hier rustig onder. Wie gaat bij dit gebod vrijuit? We herinneren ons het verhaal van Joh. 8, waar een aantal Farizeeën Jezus in verlegenheid probeerden te brengen door Hem te confronteren met een vrouw die op overspel is betrapt. Vindt Hij ook niet, dat ze nu gestenigd moet worden? En dan het antwoord van Jezus: "Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar" (vs. 7). Dus werpt niemand een steen. Geen van de aanklagers durft te zeggen dat hij zonder zonde is. Ze vertrekken, de een na de ander. Maar Jezus blijft! Niet om stenen te gooien, wel om deze vrouw iets te zeggen. En daarvoor blijft Hij niet naar de grond kijken, zoals Hij steeds deed (vs. 6,8), maar Hij richt zich op om haar aan te kijken. Oogcontact tussen deze man en deze vrouw! Zelfs een oogcontact vol liefde. Jezus kijkt haar aan om te vertellen hoe Hij zondaren redt. En zij zal waarschijnlijk met dankbaarheid hebben teruggekeken. Zo doet Jezus dat dus zelf. Hij verbiedt het oogcontact dat een eerste stap zet naar overspel. Maar zijn alternatief is niet dat mannen en vrouwen elkaar nu maar moeten mijden of niet aan mogen kijken of alleen koele blikken mogen wisselen. Integendeel, Jezus legt diepe warmte in zijn opkijken naar deze vrouw die niet slechts een potentiële overspeelster is, maar zelfs al overspel heeft gepleegd. Jezus durft haar nog steeds aan te kijken. Waar de anderen zich geen houding weten te geven – ze lopen weg – verstaat Hij de kunst om haar oprecht aan te kijken. Zijn blik is niet uitdagend, niet bezitterig, niet bedreigend voor een vrouw, maar werkelijk liefdevol. Zijn ogen vertellen dat Hij haar niet wil nemen, maar haar alles wil geven. En het verhaal van Joh. 8 staat niet op zichzelf. Telkens weer valt op hoe ongedwongen Jezus omgaat met de vrouwen uit zijn omgeving. Bekenden en onbekenden. Waarbij Hij speciaal vrijmoedig contact heeft met dames van niet geheel onbesproken gedrag. Neem nu zijn ontmoeting met de Samaritaanse vrouw uit Joh. 4. Jezus weet van haar: "gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt, is uw man niet" (vs. 18). We kunnen slechts raden wat voor affaires daarachter verscholen gaan, maar erg zuiver zal het allemaal niet zijn geweest. Toch durft Jezus het aan om een hele tijd met deze vrouw onder vier ogen te spreken. Zijn leerlingen zijn namelijk weg om inkopen te doen. Maar als ze terugkomen staan ze toch wel even te kijken: hun Meester in gesprek met een vrouw alleen (vs. 27). Nog sprekender is het gebeuren dat verteld wordt in Luc. 7. Jezus is daar op bezoek bij een zekere Simon. Terwijl ze aan het eten zijn komt er een vrouw binnen die ter plaatse bekend staat als "een zondares" (vs. 37). Iemand die je als man dus maar beter op een afstand kunt houden, wil je voorkomen dat je reputatie door zo'n vrouw bezoedeld wordt. Maar tot verbazing van Simon laat Jezus toe dat ze Hem aanraakt. En hoe! Vs. 38: "zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre". Simon vindt het maar een gênante vertoning. Dat Jezus zich zo'n intieme behandeling laat welgevallen! Hij weet blijkbaar niet wat voor dame dit is! Maar Jezus helpt hem uit de droom. Hij weet maar al te goed wat deze vrouw voor iemand is: een zondares die vergeving nodig heeft. En juist daarom heeft Hij haar niet verhinderd om Hem zo innig aan te raken. Hij aanvaardt haar liefde, haar dank voor de vrijheid die Hij haar geeft. Dat deze opstelling van Jezus door de vrouwen gewaardeerd wordt, blijkt uit het vervolg van wat Lucas vertelt, in hfdst. 8. In het gezelschap van Jezus blijken dan vele vrouwen aanwezig te zijn, die Jezus en zijn leerlingen "dienden met hetgeen zij bezaten". En deze dienst gaat verder dan een geregelde financiële bijdrage. Hun plaats in het reisgezelschap wijst op een persoonlijke betrokkenheid. Ze blijven Hem trouw, ook als Hij tenslotte wordt opgepakt en gekruisigd. Tot na zijn dood blijven ze actief in de zorg voor Hem. Zo worden deze vrouwen zelfs tot de eerste getuigen van zijn opstanding uit de dood (Luc. 24:9). Er is wel verondersteld dat deze vrouwen de vrijgezel Jezus gelegenheid gaven voor allerlei amoureuze avontuurtjes. Met name is er gefantaseerd over een seksuele relatie tussen Jezus en Maria van Magdala, die meermalen in zijn nabije omgeving wordt gesignaleerd. In Luc. 8:2 en 24:9 wordt ze als eerste genoemd; blijkens Joh. 20 heeft ze direct na Jezus' opstanding een persoonlijke ontmoeting met Hem gehad. Waarom zou daar niet meer achter kunnen steken? Het is immers niet ongebruikelijk dat leiders van geestelijke bewegingen royaal gebruik maken van de mogelijkheden die de vrouwelijke schonen uit hun aanhang hun bieden om hun seksuele driften te bevredigen. Waarom zou Jezus daarop een uitzondering vormen? Inderdaad blijkt hier hoe Jezus anders was dan anderen. Om jaloers op te worden: zo gemakkelijk, zo vrij als Hij was in de omgang met de vrouwen die Hij ontmoette. Niet verlegen, maar wel zuiver. Niet om te flirten, wel om een relatie van oprechte liefde op te bouwen. En dan zo, dat niemand ook maar enige reden vond om Hem te verdenken van seksueel misbruik. Zijn vijanden hebben overal aanleidingen gezocht om Hem zwart te kunnen maken, maar opmerkelijk genoeg zit daar voor zover wij weten geen beschuldiging bij van overspel of ontucht. Dat kan niet zijn omdat Jezus zich conformeerde aan wat gebruikelijk was in de man-vrouw contacten van die tijd; want dat deed Hij dus niet. Het moet wel zijn dat zijn omgang met de vrouwen blijk gaf van groot respect, en daarmee ook respect afdwong. Zijn voorschrift uit Matt. 5 om niet naar een vrouw te kijken "om haar te begeren", moet in dat licht worden bezien. Het is geen regel die de omgang tussen mannen en vrouwen drastisch beknotten wil, of de vrouwen wegstopt achter gordijnen en sluiers, zodat er voor mannen niets begeerlijks te ontwaren valt. Het is wel een regel die ons een verrassend portret geeft van de nieuwe mens, voor het eerst zichtbaar geworden in Jezus Christus. Juist in zijn gevolg leren mannen en vrouwen om elkaar met respect te behandelen en ongedwongen met elkaar om te gaan. Juist in de gemeente van Christus mogen vrouwen zich vrij bewegen, zonder meteen het verwijt te moeten horen dat zij de mannen in verleiding brengen. Want zowel de vrouwen als de mannen hebben Jezus Christus als norm, die niet uit was op het bevredigen van eigen seksuele verlangens, maar die kwam om mensen te redden, mannen en vrouwen. Dat de werkelijkheid nogal eens anders is (seksueel misbruik binnen de kerk als een reëel probleem) maakt te meer duidelijk hoe noodzakelijk het is dat we ons in de kerk houden aan ons Hoofd. Alleen zijn stijl is de garantie voor vrijheid zonder slachtoffers. Het goede begin en het volmaakte einde Toch kan bij dit alles nog steeds de indruk blijven bestaan dat we in de stijl van Jezus iets wezenlijks zijn kwijtgeraakt. Want als de verhouding tussen mannen en vrouwen alleen vrij kan zijn door het uitbannen van alle erotiek, wordt dan niet iets heel moois uit de schepping van God buiten spel gezet? Onder de boeken van de Bijbel bevindt zich het Hooglied. Het Lied der Liederen, het Hoogste Lied, het lied over het mooiste wat God in zijn schepping heeft gelegd. Zo wordt het al verteld in Gen. 1: de kroon op de schepping wordt gevormd door de mens, geschapen naar Gods beeld, als man en vrouw. En als in Gen. 2 de situatie van het paradijs wordt beschreven, is opnieuw het hoogtepunt: de ontmoeting van de man met zijn vrouw. Zij kunnen en mogen vrijuit naar elkaar kijken, en ze mogen elkaar begeren. Lees het boek Hooglied, en doe het gerust met rode oren! Raak met de man geboeid door de bijzondere verschijning van zijn geliefde (Hoogl. 4) en proef de hartstocht van die vrouw, om haar geliefde te ontmoeten en altijd bij zich te hebben (Hoogl. 5). Als dat geen seksualiteit is, als dat niet is het 'aanzien om te begeren', wat is het dan wel? Het boek Hooglied wordt bovendien in het opschrift al verbonden met Salomo, de zoon van David, de levende profetie van de koning die de vrede van het paradijs herstellen zal. Jezus Christus is gekomen als vervulling van die profetie. Dus ook van het paradijselijke boek Hooglied. Wat daar beschreven wordt, komt dus alleen door de Christus tot zijn recht. Maar hoe dan, als in de relaties die Hij onderhield geen seksualiteit te bespeuren valt? Het begin van een antwoord op deze vragen is ook weer te vinden in Matt. 5. Want de uitleg die Jezus daar geeft aan het zevende gebod, kent twee onderdelen. Het eerste is al genoemd: geen vrouw met de ogen zoeken "om haar te begeren". Maar vanaf vs. 31 volgt er nog een apart onderdeel, over de echtscheiding. Tegenover de bestaande regel van de scheidbrief stelt Jezus dat, zolang er geen ontucht in het spel is, echtscheiding altijd afgekeurd moet worden. Uitvoeriger komt Hij op deze kwestie terug in Matt. 19, naar aanleiding van een vraag van de Farizeeën over de uitleg van de echtscheidingswet in Deut. 24. Opnieuw reageert Jezus door de echtscheiding als zodanig te veroordelen: alleen wanneer de vrouw door overspel het huwelijk van haar kant heeft verbroken, mag de man haar het huis uitzetten. Anders niet. Belangrijk is nu de raadselachtige uitspraak waarmee Hij deze les afsluit. Kwam de eerste vraag van de Farizeeën, de vervolgvraag komt van zijn eigen leerlingen. Zij hebben de nodige twijfels bij de realiteitszin van wat Jezus zojuist had gezegd. Weet Hij dan niet dat er huwelijken zijn waarvan iedereen vindt dat ze nooit gesloten hadden moeten worden en dat ze daarom maar beter kunnen worden ontbonden? Zoals Jezus het brengt, is elk echtpaar tot elkaar 'veroordeeld'. Dan kun je misschien maar beter niet trouwen! Het antwoord van Jezus: "Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie het gegeven is. Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het" (vs. 11,12). Het is duidelijk, dat Jezus speciale aandacht vraagt voor de derde categorie die Hij noemt: wie "zichzelf gesneden hebben ter wille van het Koninkrijk der hemelen". En ook ligt het voor de hand om daarbij allereerst aan Hemzelf te denken. Hij is zo iemand, die ter wille van het hemelse koninkrijk vrijwillig afziet van de mogelijkheid tot geslachtsverkeer. Het past niet bij zijn bijzondere taak als verlosser van alle gelovigen, om zich in het bijzonder te binden aan één vrouw. Ook is het niet de bedoeling dat Hij vader zal worden van een beperkt aantal kinderen; Hij heeft de opdracht om kinderen te werven voor zijn hemelse Vader. De toepassing die Jezus vervolgens voor anderen maakt, is echter niet dat iedereen nu maar net als Hij ongetrouwd moet blijven. Dat hadden zijn leerlingen wel aan zijn woorden verbonden, maar Hijzelf had iets anders benadrukt: dat huwelijken niet zomaar ontbonden mogen worden. Ook wanneer het voor beide echtgenoten weinig bevrediging meer te bieden heeft, behoort het in stand te blijven. Inderdaad houdt dat de weg naar een beter (ander) huwelijk gesloten. De man of de vrouw zal zich daardoor wellicht een 'gesnedene' voelen: iemand die niet in staat is om huwelijksliefde te beleven. Veroordeeld tot elkaar, en dus vanwege het mislukte huwelijk veroordeeld tot een soort van vrijgezellenbestaan. Maar laten ze dat dan doen zoals Jezus het doet: ter wille van het koninkrijk dat vanuit de hemel wordt gevestigd. Alleen: hoe kan het instandhouden van een ongelukkig huwelijk nu iets betekenen voor het hemelse koninkrijk? Dat Jezus vanwege zijn unieke positie in dat koninkrijk ongetrouwd moest blijven, valt te begrijpen. Maar anderen hebben die speciale positie toch niet? Zal er iemand verloren gaan, alleen omdat twee mensen hebben besloten niet langer te leven als kat en hond, maar elkaar over en weer nieuwe kansen te bieden op levensgeluk? Dus is het nodig nog iets verder te kijken naar wat Jezus heeft gezegd, speciaal in zijn eerste antwoord, aan de Farizeeën. Zij vroegen Hem naar de echtscheidingspraktijk. Hij antwoordt dat echtscheiding vanouds helemaal niet in deze wereld thuishoort: "van den beginne is het zo niet geweest" (vs. 8). En dan herinnert Hij hen eraan hoe het "van den beginne" wel was: hoe God de mensen schiep als man en vrouw, en die beiden samenvoegde "tot één vlees" (vs. 4-6). Het is de paradijselijke situatie die immers ook beschreven wordt in het Hooglied, waar echtscheiding niet aan de orde is, omdat de liefde aanstuurt op een vaste en blijvende relatie van innige trouw. Zo maakt Jezus zich bekend als de vervulling het boek Hooglied. De paradijselijke situatie die daar getekend wordt, was door het bederf van de menselijke begeerten verloren gegaan. Huwelijken komen onder spanning te staan en breken stuk. Maar midden in die gebroken wereld wil Jezus weer terug naar het begin, terug naar het paradijs, terug naar het boek Hooglied. Niet als een weemoedige dromer, maar als de Verlosser die het goede begin herstellen zal. Hij mag tegen mislukte mensen zeggen: "heden zult gij met Mij in het paradijs zijn" (Luc. 23:43). Het paradijs, dat ooit door God zelf voor de mensen was afgesloten (Gen. 3:24), wordt weer geopend voor wie in het gezelschap van Jezus Christus verkeert. Het verrassende is echter dat dit herstel meer is dan het terugdraaien van de klok, tot vóór de zondeval. Dat blijkt wanneer in Matt. 22 de Sadduceeën met hun strikvraag komen: als een vrouw zeven maal weduwe is geworden, welke man krijgt haar dan straks als vrouw? In zijn antwoord zegt Jezus dan onder meer dit (Matt. 22:30): "in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel". Uiteraard bedoelt Jezus hiermee niet te zeggen dat zijn herstelwerkzaamheden maar ten dele zullen gelukken: helaas, het huwelijk komt niet terug. De strekking van Jezus' woorden is veelmeer dat we bij de opstanding promotie maken: zoals engelen dichtbij God verkeren, zo zullen wij bij Hem in huis wonen. En dat is nog mooier dan het samenleven van man en vrouw in een gemeenschappelijke woning. Het huwelijksleven dat in het boek Hooglied zo schitterend wordt bezongen, loopt uit op iets wat er nog weer boven uitstijgt: de liefdesrelatie tussen God en ons. Dat is het Koninkrijk der hemelen: een paradijs, maar dan in voltooide vorm. Dit is ook wat beschreven wordt in Openb. 19 tot 22. In 19:7-9 worden we uitgenodigd voor "de bruiloft van het Lam". Jezus gaat trouwen! Maar wie nog niet begrepen had hoe dat bedoeld is, krijgt in 21:9 de nodige uitleg: "kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw van het Lam". En vervolgens verschijnt dan "de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God". Het is een stad met paradijselijke trekken (22:1,2), maar het mooiste is toch wel wat genoemd wordt in 22:3,4: "de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn". De persoonlijke ontmoeting met God, door Jezus Christus, is ons hoogste geluk, mooier dan de prachtigste bruiloft. Niemand hoeft bang te zijn dat het toch ergens een versobering zal inhouden. Alsof God weinig begrip heeft voor het mooie van de seksualiteit die ons zo vertrouwd is, en dat zomaar inwisselt voor iets wat Hij zelf wel mooi vindt, maar dat ons weinig toelacht. Laten we echter nooit vergeten dat de seksualiteit niet onze uitvinding was, maar een sublieme vondst van de Schepper. Diezelfde Schepper heeft al via Jesaja laten weten: "voor koper zal Ik goud brengen, voor ijzer zilver, voor hout koper, voor stenen ijzer" (Jes. 60:17). Alles wat Hij hier aan fraaie geschenken in zijn schepping heeft gelegd, wordt vervangen door nog mooiere materialen. Alles wat Hij aan schoonheid en geluk heeft bedacht voor deze werkelijkheid, wordt door de Auteur zelf vervolmaakt tot een nog stralender nieuwe werkelijkheid. Het is bij Hem in vertrouwde handen: wanneer Hij deze wereld al zo boeiend heeft gemaakt, dat we ons eigenlijk geen betere kunnen voorstellen, moet Hij toch wel de enige zijn die in staat is om het toch nog beter te maken. Wanneer Hij het eenvoudige samenzijn van twee mensen al kan invullen met de intrigerende kracht die wij stamelend aanduiden met de term 'seksualiteit', kunnen we er zeker van zijn dat wanneer Hij zegt dat ons samenzijn met Hemzelf een nog geweldiger relatie oplevert, dat ook werkelijk zo zal zijn. God weet waar Hij over praat. Hij kent ons beter dan wij. Want Hij is onze maker, en in Christus ook de vervolmaker. Zo leven christenen als reizigers, op weg van het ene paradijs dat verloren ging, naar het andere dat nog beter zal zijn. Als Jezus Christus niet had ingegrepen was dat anders geweest: dan was het paradijs enkel iets uit een verloren verleden. Dan moesten we van ons gebroken bestaan zien te maken wat ervan te maken valt. Dan was het onverstandig om een huwelijk dat op de klippen is gelopen toch nog in stand te houden. Wees nuchter, zeiden we dan tegen elkaar, want het paradijs is passé. Droom niet over hoe je het huwelijk had bedoeld, maar wees eerlijk over de brokken. Stop ermee nu het nog kan en de schade nog binnen de perken gehouden kan worden. Tenslotte leven we maar één keer. Als je er nog van genieten wilt, doe het nu. Dan zouden we de vervuilde restanten van de seksualiteit naar ons toe graaien als hongerige wolven, die desnoods elkaar verslinden. Wees niet te kieskeurig, want het is dit of het is niets. Maar door Jezus Christus leven we niet meer met de verloren droom van gisteren, maar met de sterke verwachting van morgen. Dan komt het paradijs in volle heerlijkheid terug. Dan wordt het Hooglied vervuld in de bruiloft van het Lam. Ons leven is gespannen tussen twee zuivere polen: het paradijs van het begin, en het nieuwe Jeruzalem van straks. Dus zullen we ook in deze tussentijd niet willen aanrommelen, maar onze norm stellen in die zuiverheid van Christus. Dat betekent, zo leert Jezus ons, dat we alle dingen in Gods schepping alleen willen beleven volgens de doelstelling die God er oorspronkelijk mee had. Seksualiteit bijvoorbeeld hoort dan thuis in een huwelijk dat gebaseerd is op wederzijdse liefde en trouw. Een huwelijk dat niet ontbonden wordt, of vervangen door een leukere relatie. En wie denkt dat dit een onmogelijke eis is, vanwege de gebrokenheid van een door zonde verziekte samenleving, die wordt getroost door het uitzicht op de voltooiing van Gods schepping in de volmaakte liefdesrelatie tussen God en mensen, door Jezus Christus. Wie hier van alles moet missen, krijgt het daar dubbel en dwars vergoed. Wie zich hier van alles ontzegt, ter wille van het koninkrijk der hemelen, zal straks voorliggen op ieder die hier zo nodig van het leven moest genieten, en het daarom met Gods geboden niet zo nauw nam. Het huwelijk tussen een man en een vrouw is een uitstekende voorbereiding op het komende koninkrijk van God. De liefde die we hier onderling oefenen, wordt straks voluit beleefd. Maar als zo'n huwelijk niet mogelijk is, om wat voor reden dan ook, zullen we in ieder geval niet gaan experimenteren met allerlei vervangende vormen, die ons laten afwijken van Gods weg. Dan kun je nog beter ongetrouwd blijven, als een 'gesnedene'. Dan kun je nog beter je oog uitrukken en je hand afkappen. Want dat komt straks wel weer goed. "Laat de ontmande niet zeggen: zie, ik ben een dorre boom. Want zo zegt de HERE van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden en verkiezen wat Mij behaagt en vasthouden aan mijn verbond: Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam, beter dan zonen en dochters; Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden" (Jes. 56:3-5). Het resultaat zie je bij Jezus. Hij heeft niemand verhinderd om te trouwen. Een van zijn eerste wondertekenen deed Hij op een bruiloft in Kana (Joh. 2:1-11), waar Hij zorgde voor een overvloed aan wijn. Jezus Christus maakt met zijn goedheid van dit huwelijk een groot feest! Maar als Hij zelf, ter wille van het Koninkrijk, ongetrouwd moet blijven, maakt Hij daar geen moment een probleem van. Hij beschermt de seksualiteit tegen het misbruik in overspel en echtscheiding, maar tegelijk vond Hij het genoeg om zelf buiten de beleving van die seksualiteit te moeten blijven. Geen zorg: zijn bruiloft komt nog wel. Voor ons betekent dat een grote mate van vrijheid. We mogen trouwen. Dat past bij de oorspronkelijke doelstelling die God had met ons. Maar het hoeft niet. Of beter gezegd: het 'moet' niet. De drang die sommige mensen over zich hebben om toch vooral aan hun trekken te komen, voordat het leven voorbij is, is door Jezus Christus overbodig gemaakt. We moeten niet persé trouwen en seksueel alles beleven wat er te beleven valt. Want in Christus hebben we de liefde van God gevonden, die boven dat alles uitgaat. Trouwen of niet De toepassing van dit onderwijs van Jezus vinden we terug in het schrijven van Paulus. In Efez. 5 maakt hij duidelijk dat hij het huwelijk wil bezien vanuit het werk van Jezus Christus: "daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente" (vs. 31,32). Paulus weet van het goede begin: vs. 31 is een letterlijk citaat van Gen. 2, dat ook in Matt. 19 door Jezus was aangehaald. Maar dat goede begin staat bij Paulus in het licht van het volmaakte einde: "de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat" (Efez. 3:19). De verhouding tussen een christenman en zijn vrouw dient door deze bijzondere liefde te worden gekenmerkt. Dat betekent een bepaalde relativering van het huwelijk. Zoals een man zijn vader en zijn moeder verlaat, niet omdat hij hen is gaan haten maar omdat hij een grotere liefde gevonden heeft, zo wordt de huwelijksliefde ingehaald door de liefde tussen Christus en zijn gemeente. Wat daarvan de consequenties zijn, wordt duidelijk in I Kor. 7. Opvallend in dit hoofdstuk is dat Paulus telkens zijn voorkeur uitspreekt voor de ongehuwde staat. De reden daarvoor is niet dat Paulus de beleving van de seksualiteit iets minderwaardigs vindt, waar getrouwden dus ook maar niet te veel aandacht aan moeten besteden. Integendeel: een van de eerste voorschriften van dit hoofdstuk betreft de verplichting voor de getrouwde man en voor zijn vrouw om zich lichamelijk aan elkaar te geven. Wie getrouwd is, moet zijn belofte nakomen (vs.3,4). Ook is de voorkeur voor het ongetrouwd blijven niet te verklaren vanuit een sociologisch probleem: alsof er voor de christenen zo weinig huwelijkskandidaten in eigen kring beschikbaar waren dat een huwelijk haast altijd een huwelijk met een ongelovige zou betekenen, met alle problemen van dien. Zeker waren er van deze 'gemengde' huwelijken (zie vs. 12-16), maar wanneer Paulus in vs. 39,40 de mogelijkheden voor een weduwe in kaart brengt, is het niet: trouwen met een ongelovige of ongetrouwd blijven, maar: trouwen "in de Here" of blijven "zoals zij is". Met nog steeds de voorkeur voor het laatste. Waar het Paulus wel om gaat, schrijft hij in vs. 29-31: "dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw; die wenen, als weenden zij niet; die blijde zijn, als waren zij niet blijde; die kopen, als zouden zij er niets van behouden; die van de wereld gebruik maken als zouden zij haar niet ten einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen". Het is met deze wereld een aflopende zaak. Wie er dan toch op gebrand is om alle mogelijkheden te benutten, gaat een zwaar leven tegemoet: eerst de teleurstelling dat je niet zoveel kunt bereiken als je wel wilde, vervolgens de zorg om het weinige dat je hebt bereikt en niet kwijt wilt raken, en tenslotte de pijn van het toch steeds meer moeten loslaten. Wees daarom verstandig: zet je niet vast op bezit, schroef je blijdschap niet op en verdrink niet in je verdriet. Maar hecht je aan Christus alleen. En dus ook: beloof je vrouw geen 'eeuwige trouw'. Blijf nuchter en beloof slechts trouw te zijn 'totdat de dood ons scheidt'. Want het enige dat eeuwig is, is de trouw van God. Wat verder opvalt in I Kor. 7 is de 'vrijblijvende' manier waarop Paulus zijn voorschriften geeft. Voortdurend is het: dit kan, maar het andere kan ook. Het is geen keus tussen goed en slecht, maar een keus tussen 'goed' en 'beter' (vs. 38). Dat gaat terug op de twee polen uit het onderwijs van Jezus: het goede begin, en het betere einde. 'Goed' is om vanuit de mogelijkheden die God in zijn schepping gelegd heeft, een huwelijk te sluiten tussen man en vrouw. Maar omdat we niet meer in het paradijs leven, brengt zo'n huwelijk veel zorgen en spanningen met zich mee. Dus is het 'beter' om niet alleen terug te kijken naar het goede begin, maar uit te kijken naar het volmaakte eind, wanneer het huwelijk overbodig is geworden. De voorkeur van Paulus voor het ongetrouwd blijven staat dus in een duidelijk christelijk kader. Wie dat niet in rekening brengt, zal hem al snel beschouwen als een wereldvreemd figuur: wanneer het aan Paulus lag, zou de mensheid binnen 100 jaar zijn uitgestorven! Maar Paulus spreekt met het oog op Christus. Zijn werk aan de volmaakte toekomst geeft ons de ruimte en de vrijheid om nu als getrouwde mensen 'goed' te doen. Zonder Christus was het huwelijk een sprookje, dat alleen in schijn iets te bieden heeft; maar dankzij het baanbrekende werk van deze Here kunnen we weer zonder krampachtigheid trouwen. De onvermijdelijke teleurstellingen kunnen we opvangen omdat we uitzicht hebben op iets beters. Trouwen is voor ons het einde niet meer, en juist daardoor houden we het langer vol om trouw te blijven. Deze achtergrond werkt door in diverse aanwijzingen. Bijvoorbeeld in vs. 11, over de situatie van een vrouw die haar man heeft verlaten. "Dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen". Paulus noemt niet de mogelijkheid die meestal als beste oplossing wordt gezien: hopen dat ze ooit nog weer gelukkig wordt met een andere man. Alleen de keuzemogelijkheden die onaantrekkelijk lijken, komen aan bod: teruggaan naar je man (bij wie het niet uit te houden was) of alleen blijven (wat gewoonlijk neerkomt op blijvende armoede). Wat is de zin daarvan? Het kan niet anders verklaard worden dan met het oog op Christus, die de weg opent naar het 'goede' paradijs, door te werken aan een 'betere' toekomst. Want dat betekent dus weer dat je twee mogelijkheden hebt. De ene is: trouw blijven aan je huwelijk. Want zo was het vanaf het begin bedoeld. Heb je je man verlaten? Ga naar hem terug. Maar als dat niet kan (we leven inderdaad in een gebroken wereld) is er dat andere uitzicht: de bruiloft van het Lam, dat onze huwelijken overbodig maakt. En dus kun je ook ongetrouwd blijven. Paulus noemt dat zelfs weer als eerste mogelijkheid! Toch kan deze zelfde Paulus in I Tim. 5:14 schrijven: "ik wil daarom, dat de jonge weduwen huwen, kinderen krijgen, haar huis bestieren, en niet door lasterpraat aan de tegenpartij vat op zich geven". In I Kor. 7:39,40 was het: laat ze ongetrouwd blijven. Maar nu: ik wil dat ze huwen. Tegenstrijdig? Wel als je slechts geïnteresseerd bent in de praktische consequenties van Paulus' betoog. Maar niet wanneer je rekening houdt met zijn gerichtheid op Christus. Want dan blijkt dat hij ook in I Tim. 5 waardering heeft voor weduwen die ongehuwd blijven en zich toewijden aan de christelijke gemeente. Maar Paulus weet ook dat dit voor jongere vrouwen nogal eens te hoog gegrepen is: "wanneer de zinnen haar van Christus aftrekken, willen zij huwen, en halen een oordeel over zich, omdat zij haar eerste trouw hebben verzaakt" (vs. 11,12). Ze zijn enthousiast begonnen: ter wille van Christus zullen ze ongetrouwd blijven. Maar ze houden het niet vol en zijn toch bezweken voor de mogelijkheid om te trouwen. Hun gelofte aan Christus zijn ze niet nagekomen! Dan kunnen ze die gelofte ook maar beter niet afleggen. Het is beter te trouwen dan te mislukken in de bijzondere toewijding aan Christus. Zoals Paulus ook in I Kor. 7:9 schreef: "het is beter te trouwen dan van begeerte te branden". Toewijding aan Christus is mooi, maar houd het dan ook vol. Wie het 'betere' niet aankan, moet zorgen dat hij tenminste 'goed' blijft doen. Vruchtbaar De nieuwe vrijheid die we door Christus hebben, blijkt dus iets anders te zijn dan steriliteit. Steriliteit maakt onvruchtbaar, maar Christus wil juist voorkomen dat we onvruchtbaar raken: "wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand" (Joh. 15:6). Dat gebeurt er, wanneer we ons hechten aan een wereld die voorbijgaat, omdat ze zich van God heeft losgemaakt. Dan jagen we achter een droom aan die we nooit zullen bereiken, maar die ons wel doodmoe maakt. Mensen die in hun verlangen naar geluk de ene na de andere relatie uitproberen, raken alleen maar teleurgesteld. Teleurgesteld in hun respectievelijke partners, en teleurgesteld in zichzelf. Ze wilden iets moois opbouwen, maar laten enkel brokken achter. Maar: "wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht" (Joh. 15:5). Wie zich aan Christus hecht, komt terug bij God, die de wereld geschapen heeft. Dan wordt het leven weer de moeite waard: "ontkomen aan het bederf dat door de begeerte in de wereld heerst" (II Petr. 1:4). De begeerte heeft geleid tot een ongeremde kettingreactie, die alles verwoest. Maar door het geloof in Christus komt er een andere ketting op gang (II Petr. 1:5-7): deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, godsvrucht, broederliefde, uitmondend in de liefde zoals die in Christus zijn voltooiing vindt. "Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus" (vs. 8). En (vs. 11): "zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus".