Nr. 210 – 3 december 2015 Belgisch Staatsblad Wet diverse bepalingen inzake sociale zaken gepubliceerd De wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken werd vorige week in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd waardoor de nieuwe maatregelen in de horecasector in werking treden vanaf 1 december 2015. Deze wet bevat tevens nog enkele andere bepalingen. Hieronder kan u een korte bespreking terugvinden van de voornaamste wijzigingen. 1. Flexijobs en overuren in de horeca Vanaf 1 december 2015 zijn de flexijobs en de zogenaamde goedkopere overuren in de horecasector in werking getreden. De verhoging van de in te halen overuren geldt vanaf 1 december 2015. De verhoogde grens van overuren waarvoor de werkgever kan genieten van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt voor bezoldigingen vanaf 1 december 2015. De vrijstelling van sociale en fiscale lasten van overuren voor voltijdse werknemers en de verhoging van de grens van overuren die in aanmerking komen voor de belastingvermindering voor de werknemers gaat in vanaf aanslagjaar 2016. Voor een uitgebreide bespreking verwijzen wij naar de inhoud van het volgende artikel van dit weeknieuws. 2. Ecocheques Erkende uitgevers van zowel papieren als elektronische ecocheques zijn er voortaan toe gemachtigd het rijksregisternummer te gebruiken om de begunstigden van papieren en elektronische ecocheques eenduidig te kunnen identificeren. 3. Limosa-meldingsplicht zelfstandigen wordt beperkt vanaf 2017 Er geldt een elektronische Limosa-aanmeldingsplicht bij de overheid voor werknemers of zelfstandigen uit het buitenland die tijdelijk of gedeeltelijk in België komen werken. Vanaf 1 januari 2017 wordt de algemene Limosa-meldingsplicht voor zelfstandigen beperkt tot een meldingsplicht voor zogenaamde risicosectoren. Het gaat om risicogevoelige sectoren op het vlak van sociale fraude. Over welke specifieke sectoren het gaat, zal nog worden vastgelegd bij Koninklijk Besluit. 1 4. Aansprakelijkheid sociale en fiscale schulden en aangifte van werken De hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden en de aangifte van werken bestaat voor werken in onroerende staat, de bewakings- en/of toezichtsdiensten en bedrijven die bepaalde activiteiten uitoefenen in de vleessector. Er wordt de mogelijkheid voorzien om bij Koninklijk Besluit de aannemer gelijk te stellen met de opdrachtgever voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten en de vleessector. In dat geval neemt de aannemer alle rechten en plichten over van de opdrachtgever. 5. Aanwezigheidsregistratie voor de vleessector Het toepassingsgebied van de aanwezigheidsregistratie wordt aangepast. De aanwezigheidsregistratie geldt voor dezelfde activiteiten als degene die onderworpen zijn aan de aannemersaansprakelijkheid en de aangifte van werken, namelijk de volgende plaats(en): een slachthuis, een uitsnijderij of een bedrijf voor vleesbereidingen en/of bereidingen van vleesproducten en die hiervoor een erkenning van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen moeten verkrijgen, uitgezonderd slachtingen op landbouwbedrijven. De verwijzing naar de bevoegdheidsgebieden van de paritaire comités PC 118 en PC 119 verdwijnt. Indien de gelijkstelling van aannemer met opdrachtgever wordt doorgevoerd zoals omschreven in punt 4, zal deze gelijkstelling ook doorwerken in deze reglementering. Deze regeling van aanwezigheidsregistratie in de vleessector trad in werking op 1 juli 2015. Voorlopig moeten echter nog een aantal uitvoeringsbesluiten worden afgewacht. Bron: Wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, B.S. 26 november 2015. Overuren en flexijobs in de horeca vanaf 1 december 2015 Overuren De voltijdse werknemer heeft de keuze om de eerste 143 overuren, die hij in het kader van buitengewone vermeerdering van werk of een onvoorziene noodzakelijkheid presteert, niet in te halen maar te laten uitbetalen. Dit maximum wordt voor de horeca verhoogd tot 300 overuren. Bij gebruik van het geregistreerd kassasysteem op elke plaats van uitbating, verhoogt het maximum naar 360 overuren. Voor voltijdse werknemers worden deze overuren volledig vrijgesteld van sociale en fiscale lasten. Voor deze overuren is geen overloontoeslag verschuldigd. De grens van overuren die in aanmerking komen voor de belastingvermindering voor de werknemers en voor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de werkgever wordt in de horecasector opgetrokken tot 360 uren per belastbaar tijdperk. De belastingvermindering en de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing gelden niet voor de overuren die vrijgesteld zijn van sociale en fiscale lasten zoals hierboven beschreven. 2 Flexijob Begrip Een nieuw begrip “flexijob” wordt ingevoerd. Het gaat hier om een werknemer die bij één of meerdere andere werkgevers tewerkgesteld is voor een verhouding van minstens 4/5de van een voltijdse tewerkstelling en dit in het derde voorafgaande kwartaal aan de flexijob (het referentiekwartaal T-3). Ook sommige niet door de werkgever betaalde periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst tellen hierbij mee. Elk kwartaal opnieuw wordt deze voorwaarde gecontroleerd op het moment van het verrichten van de Dimona-aangifte. In het geval van een mondelinge overeenkomst wordt er gebruik gemaakt van een dagelijkse Dimona. Bij een schriftelijke overeenkomst wordt gebruik gemaakt van de gewone Dimona. Indien de periode van de overeenkomst meerdere kwartalen overlapt, dient er een Dimona per kwartaal te gebeuren. Bij een onterechte Dimona-aangifte wordt de tewerkstelling als een gewone tewerkstelling beschouwd. Bijgevolg zijn de gewone sociale zekerheidsbijdragen voor deze tewerkstelling verschuldigd op het flexiloon en dit te verhogen met een nog te bepalen percentage. Naast de Dimona-aangifte moeten de prestaties geregistreerd worden in de gecertificeerde kassa of via het alternatieve registratiesysteem dat door de RSZ uitgewerkt is op basis van de Dimona. Het juiste tijdstip van begin en einde van de arbeidsprestatie van iedere afzonderlijke flexijob-werknemer moet geregistreerd en bijgehouden worden. Bij niet-naleving van de registratieverplichting wordt de flexijob-werknemer als voltijdse werknemer beschouwd. Bovendien is een strafsanctie van niveau 3 mogelijk. De flexijob mag niet samenvallen met een opzeggingstermijn of met een periode gedekt door een verbrekingsvergoeding of een ontslagcompensatievergoeding bij de werkgever waarbij de flexijob uitgeoefend wordt. Flexiloon Het loon dat verworven wordt in het kader van de flexijob, wordt het “flexiloon” genoemd. Dit is een niet-baremiek (te indexeren) nettoloon dat in onderlinge overeenkomst wordt vastgelegd, maar niet minder dan een wettelijk minimum van € 8,82 per uur mag bedragen. Dit nettoloon is vrijgesteld van belastingen en is onderworpen aan een bijzondere werkgeversbijdrage van 25% voor de sociale zekerheid. Deze bijdrage is voor de werkgever aftrekbaar als beroepskost. Op deze manier is de kost voor de werkgever lager en houdt de werknemer netto meer over dan bij een gewone tewerkstelling. Het flexivakantiegeld bedraagt 7,67% van het flexiloon en moet samen met het flexiloon worden uitbetaald. Voor degenen die het minimumloon ontvangen, bedraagt de totale vergoeding € 9,50 per uur. Het begrip flexiloon zal nog verder verduidelijkt worden. De amendementen die deze verduidelijkingen bevatten, worden voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Overeenkomsten Voorafgaandelijk aan de uitvoering van de eerste flexijob-arbeidsovereenkomst, wordt er tussen de werkgever en werknemer eerst een raamovereenkomst afgesloten. De raamovereenkomst moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten: - de identiteit van de partijen; 3 - - de wijze waarop en de voorafgaandelijke termijn waarbinnen de flexijobarbeidsovereenkomst door de werkgever aan de werknemer moet worden voorgesteld; een beknopte beschrijving van de uit te oefenen functie(s); het flexiloon; de verplichting dat de flexijob-werknemer voldoet aan de minimale tewerkstelling van 4/5de van de voltijdse referentiepersoon. In het kader van uitzendarbeid moeten deze vermeldingen opgenomen worden in de schriftelijke vaststelling van de bedoeling een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid te sluiten en dit uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal in dienst treedt van het uitzendbureau. Er moet dan geen raamovereenkomst gesloten worden. Als er geen (correcte) raamovereenkomst wordt opgemaakt, wordt de overeenkomst die in dat kader wordt gesloten niet beschouwd als een flexijob-arbeidsovereenkomst! Vervolgens wordt er per tewerkstelling in de flexijob een specifieke arbeidsovereenkomst afgesloten die van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk kan zijn. Deze overeenkomst kan zowel mondeling als schriftelijk gesloten worden. Als er gebruik gemaakt wordt van een variabel uurrooster, moet men de normale regels voor de bekendmaking van deze uurroosters niet naleven en mag er ook buiten de uurroosters zoals vermeld in het arbeidsreglement gewerkt worden. De raamovereenkomst en de flexijob-arbeidsovereenkomst moeten beide bijgehouden worden op de plaats van de tewerkstelling van de werknemer. Als er niet aan de wettelijke voorwaarden voldaan wordt voor het uitoefenen van een flexijob, dient de tewerkstelling als een gewone tewerkstelling te worden beschouwd en gelden de algemene regels en dit zowel arbeidsrechtelijk, fiscaal als parafiscaal. Vrijstelling startbaanverplichting voor enkele sectoren In het Belgisch Staatsblad van 27 november 2015 werd de vrijstelling van de verplichting om een bepaald aantal jongere werknemers in dienst te nemen (de startbaanverplichting) gepubliceerd voor de volgende sectoren: - PC 140.00 (Vervoer en logistiek) De vrijstelling geldt voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017; - PC 120 en PC 214 (Textielnijverheid en breiwerk) De vrijstelling geldt voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2017; - PC 129 (Voortbrenging van papierpap, papier en karton) en PC 221 (Papiernijverheid) De vrijstelling geldt voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Bronnen: MB van 16 november 2015 tot vrijstelling van de verplichting om jonge werknemers in dienst te nemen voor de ondernemingen die voor hun werknemers vallen onder de bevoegdheid van het PC voor het vervoer en de logistiek, B.S. 27 november 2015; MB van 16 november 2015 tot vrijstelling van de verplichting om jonge werknemers in dienst te nemen voor de ondernemingen die voor hun arbeiders onder de bevoegdheid vallen van het PC voor de textielnijverheid en het breiwerk (PC 120) en voor de bedienden onder het PC voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk (PC 214), B.S. 27 november 2015; 4 MB van 16 november 2015 tot vrijstelling van de verplichting om jonge werknemers in dienst te nemen voor de ondernemingen die voor hun arbeiders onder de bevoegdheid vallen van het PC voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton (PC 129) en voor de bedienden onder het PC voor de bedienden uit de papiernijverheid (PC 221), B.S. 27 november 2015. Informatief Vanaf 1 januari 2016 maaltijdcheques van 8 euro mogelijk? Op 1 januari 2016 wordt de maximale werkgeversbijdrage per maaltijdcheque verhoogd van € 5,91 naar € 6,91. De minimale werknemersbijdrage wijzigt niet en blijft € 1,09 per cheque. Op die manier kan de maximale zichtwaarde van de maaltijdcheque verhogen van € 7 naar € 8. Dit betekent dat er vanaf die datum maaltijdcheques van maximum € 8 aan de werknemer kunnen gegeven worden. Alvorens over te gaan tot een verhoging van de maaltijdcheques, dient u rekening te houden met de loonnormwet die een maximale loonstijging in 2016 voorziet van 0,5% van de brutoloonmassa (alle lasten inbegrepen) en 0,3% van de loonmassa in netto zonder bijkomende kosten voor de werkgever. Mogelijk werd er al een sectorakkoord voor de jaren 2015-2016 afgesloten binnen het paritair comité waartoe uw onderneming behoort en heeft de sector deze marge al gedeeltelijk of volledig ingevuld met andere loonsverhogingen. In dat geval is een verhoging van de maaltijdcheques vanaf 1 januari 2016 niet zomaar mogelijk. Vervroegde uitdiensttreding wellicht duurder in 2016 Een ontwerp van programmawet wil het tarief van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op de bedrijfstoeslag die toegekend wordt bij SWT en op aanvullende vergoedingen bij bepaalde sociale zekerheidsuitkeringen (tijdskrediet en SWAV) verhogen. Er wordt voorzien om de werkgeversbijdragen vanaf 1 januari 2016 te verhogen met een coëfficiënt van 1,25 (25%) voor de profitsector en 2,25 (125%) voor de non-profitsector. Voor de non-profitsector liggen de bijdragen momenteel immers een stuk lager dan voor de profitsector. Met deze coëfficiënten wil men dit verschil verkleinen. Voor brugpensioen (SWT) geeft dit het volgende resultaat: - Profit: de percentages worden bepaald op het ogenblik dat het SWT ingaat en wijzigen dus niet tijdens het SWT: Leeftijd begunstigde bij aanvang SWT < 52 jaar 52 jaar - < 55 jaar 55 jaar - < 58 jaar 58 jaar - < 60 jaar 60 jaar en ouder Huidige werkgeversbijdrage ‘nieuwe dossiers’ 100% (min. € 50) 95% (min. € 50) 50% (min. € 50) 50% (min. € 50) 25% (min. € 37,60) Werkgeversbijdrage vanaf 1 januari 2016 125% (min. € 50) 118,75% (min. € 50) 62,50% (min. € 50) 62,50% (min. € 50) 31,25% (min. € 37,60) 5 - Non-profit: de percentages variëren in functie van de leeftijd en wijzigen dus in de loop van het SWT: Leeftijd in de maand waarin de bijdrage verschuldigd is (en men is werkloos) < 52 jaar 52 jaar - < 55 jaar 55 jaar - < 58 jaar 58 jaar - < 60 jaar 60 jaar en ouder Huidige werkgeversbijdrage ‘nieuwe dossiers’ Werkgeversbijdrage vanaf 1 januari 2016 10% 9,5% 8,5% 5,5% Geen bijdrage meer 22,50% 21,38% 19,13% 12,38% 0% De verhoging is uitsluitend van toepassing op nieuwe stelsels die ingaan vanaf 1 januari 2016 naar aanleiding van een tijdskrediet of van een opzegging of beëindiging van de arbeidsovereenkomst die betekend werd na 10 oktober 2015 (SWT of SWAV). De regelgeving is niet van toepassing voor SWT-ers die worden ontslagen in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering, wanneer de erkenning of de aankondiging van het collectief ontslag (bij herstructurering) dateert van vóór 11 oktober 2015. Naast deze verhoging van de werkgeversbijdragen voorziet het wetsontwerp vanaf 1 januari 2016 een vrijstelling van inkomstenbelasting van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding in het kader van SWT in geval van werkhervatting bij een andere werkgever of als zelfstandige. Het gaat over werkhervattingen en vergoedingen vanaf 1 januari 2016. De wettekst is nog niet definitief, wijzigingen zijn dus nog steeds mogelijk. 6