Transculturele vaardigheden voor therapeuten. Een systeem

advertisement
Jessurun, N. (2010)
Transculturele vaardigheden
voor therapeuten. Een systeem­
theoretisch behandelmodel
Bussum: Uitgeverij Coutinho (377 pp.)
Veerle Poels
Nel Jessurun werd geboren in Paramaribo en is de dochter van een blanke
moeder en creoolse vader. Zelf is ze getrouwd met een man uit het voormalige Nederlandse Oost-Indië. Ze heeft dus persoonlijke ervaring met cultuurverschillen. Op 1 november 2006 is haar de Henny Verhagen prijs toegekend voor haar toen bijna dertigjarige theoretische en praktische bijdrage
aan integratie van vrouwenhulpverlening en interculturele hulpverlening.
De eerste uitgave van dit boek verscheen in 1993 en was een didactische
neerslag van haar therapeutisch werken met migranten- en vluchtelingenproblematiek. Deze herziene versie is een antwoord op de veranderde samenstelling van de maatschappij en de daarbij horende vraag naar beter
aansluitende hulpverlening. Jessurun streefde naar een minder gespecialiseerd boek, toegankelijk voor artsen, maatschappelijk werkers, hulpverleners en therapeuten dat hen zou helpen ‘zich meer bewust te worden van
eigen etnocentrische tendensen en bij het ontwikkelen van meer culturele
gevoeligheid en empathie’ (voorwoord). Voor Jessurun beperkt transculturele systeemtherapie zich niet alleen tot migranten; het verwijst ook naar
in- en uitsluitingsvraagstukken.
* personalia
boeken / JG30 / 2012 / SB3

Transculturele vaardigheden voor therapeuten is een lijvig boek met vier
delen: “Sociaal-maatschappelijke aspecten”; “Theoretische concepten en
methodische bouwstenen”; “Vaardigheden”; “Oefeningen”. De eerste twee
delen zijn hoofdzakelijk theoretisch, maar uitbundig geïllustreerd met
praktijkvoorbeelden. Het derde deel, “Vaardigheden”, beschrijft meer concreet de toepassing van de theoretische concepten, maar is in vergelijking
met de eerste twee delen relatief kort. Het laatste deel is een opsomming
van oefeningen en bijlagen die bij de acht hoofdstukken (verdeeld over de
vier delen) horen. De oefeningen helpen de hulpverlener in de eerste plaats
om zich praktisch te verdiepen in theoretische begrippen en methodische
vaardigheden. Door de veelheid aan oefeningen voelt het geheel aan als een
opleidingscursus voor hulpverleners. Sommige oefeningen en bijlagen zijn
opgenomen in het boek, andere zijn alleen toegankelijk via de website van
de uitgever. Hiervoor moet je inschrijven en de code van het boek ingeven.
Naast alle oefeningen zijn ook alle bijlagen beschikbaar op de website.
De systeemtheorie, communicatietheorie en het antropologische model
van Kluckhohn en Strodtbeck vormen de theoretische basis van dit boek.
Jessurun besteedt zorgvuldig aandacht aan het contextualiseren van begrippen en definities. Voor de praktische toepassing wordt gebruik gemaakt van het levensfase-multicontextmodel van Carter en McGoldrick
en de driehoekentheorie van Bowen.
Deel I: Sociaal-maatschappelijke aspecten
In het eerste deel van het boek beschrijft Jessurun de uitdagingen voor therapeut, instelling en opleiding in een veranderde, multiculturele samenleving. Het lijdt geen twijfel dat in die context transculturele vaardigheden
en culturele competentie (de toepassing ervan) noodzakelijke voorwaarden
zijn. Maar culturele competentie is niet vanzelfsprekend, ook niet wanneer
je (individueel of als team) al jaren met een minderheidsgroep werkt. Er
zijn behoorlijk veel valkuilen, vaak gebaseerd op het (beter) weten vanuit
een dominante (hulpverlenings)cultuur.
Wanneer een hulpverleningsgesprek met een (migrant)cliënt niet zo
goed loopt, kan men stilstaan bij de volgende vragen:

JG30 / 2012 / SB3 / boeken
– ‘Is er voldoende rekening gehouden met de (culturele) context? Wat
is precies het probleem? Voor wie is het probleem een probleem? Is de
cliënt overtuigd van het nut van de behandeling?’ (p. 33)
– ‘Hebben therapeut en team voldoende kennis en vaardigheid in huis
voor de behandeling van (migrant)cliënten?’ (p. 34)
– ‘Biedt de instelling wel voldoende draagvlak?’ (p. 35)
In de context van transculturele systeemtherapie zijn deze vragen een uitstekend beginpunt voor reflectie door therapeuten, teams en organisaties.
Alhoewel Jessurun zich niet wil beperken tot migrantenvraagstukken, gaat
ze uitgebreid in op het concept migratie. Vervolgens laat ze het feminisme
aan bod komen. Het feminisme heeft doen nadenken over macht, machtsverschillen en machtsmisbruik, heeft de gevestigde maatschappelijke verhoudingen in vraag gesteld en aandacht afgedwongen voor uitsluiting en discriminatie. Jessurun stelt dat daarom veel geleerd kan worden van de geschiedenis van het feminisme en haar invloed op de samenleving voor het verbeteren
of veranderen van de positie van migranten en hun mogelijkheden.
Deel II: Theoretische concepten en
methodische bouwstenen
In dit deel geeft de auteur eerst een theoretisch overzicht van de communicatietheorie, de systeemtheorie en antropologische ideeën. Vervolgens gaat
ze over naar de bouwstenen en ondersteunende methodische vaardigheden
van de transculturele systeemtherapie: het levensfase-multicontextmodel,
de driehoekentheorie en de cybernetische en narratieve therapeutische
stromingen. Over elk onderwerp zijn boeken geschreven, een hele klus
dus om telkens een samenvatting te bieden die recht doet aan de onderliggende principes. Misschien was Jessurun ietwat ambitieus in haar poging
om de lezer deelgenoot te maken van alle theoretische bouwstenen. Het
vraagt van een therapeut al heel wat om zijn of haar psychotherapeutisch
werkmodel toe te passen in de praktijk, laat staan om drie tot vier belangrijke stromingen goed te begrijpen en toe te passen.
Om met deze doelgroep cultureel respectvol te kunnen omgaan, moet
de therapeut ‘de waarheid van de cliënt leren zien, en accepteren dat er
boeken / JG30 / 2012 / SB3

verschillende waarheden (interpuncties) bestaan’ (p. 91). Hier kan het antropologische model van Kluckhohn en Strodtbeck een houvast bieden.
Het beschrijft hoe de relatie van een mens met zichzelf, met de ander, met
de tijd en met de natuur anders wordt ingevuld naargelang de cultuur.
Het biedt een kader waarin iemands denken, voelen en gedrag vanuit een
andere cultuur begrepen kan worden. De impact van taal, als belangrijkste
communicatiemiddel, kan niet onderschat worden in transculturele hulpverlening. Jessurun besteedt er dan ook een apart hoofdstuk aan en nodigt
de therapeut uit om na te denken over hoe taal zich ontwikkelt, hoe een
betoog wordt opgebouwd, wat de invloed kan zijn van toon of intonatie,
het unieke van thuistaal, het spreken van een tweede taal enzovoort.
Bouwstenen van de transculturele systeemtherapie zijn afkomstig uit de
gezinstherapie, zoals het levensfase-multicontextmodel van Carter en
McGoldrick en het werken met genogrammen (zie verder). Het model beschrijft levensfasen en levensfaseovergangen (zoals onder andere migratie)
die gezinnen kwetsbaar kunnen maken. Het is een bruikbaar model om
gebeurtenissen en hun effecten te contextualiseren en kan ontschuldigend
werken. Jessurun staat uitgebreid stil bij het concept gezin. Vervolgens
komen religie, spiritualiteit en uiteenlopende/alternatieve medische en
psychische verklaringsmodellen aan bod. In dit kader wordt sjamanisme
besproken, een voorbeeld van traditionele geneeskunde dat in Jessuruns
ervaring vaak aansluit bij de beleving van de cliënt.
Het driehoekenmodel van Murray Bowen is een ander werkmiddel dat
Jessurun hoog in het vaandel draagt. Driehoeken komen voor binnen en
buiten het kerngezin en ook de therapeut of organisatie wordt onderdeel
van een bepaalde driehoekstructuur.
Jessurun beschouwt de cybernetische en narratieve stromingen als ‘ondersteunende methodische vaardigheden’.
Jessurun laat kritische geluiden horen over theoretische modellen of begrippen en schuwt haar eigen fouten niet. Ze geeft inzage in haar manier
van werken en welke situaties (bijvoorbeeld tijdens opleidingen) haar hebben gedwongen tot reflecteren over methodes, voorbeelden en veronderstellingen. Het moet gezegd dat Jessurun bijzonder veel aandacht besteedt
aan het vertalen en toepassen van de theorieën bij het werken met migran-

JG30 / 2012 / SB3 / boeken
ten of andere minderheidsgroepen. Haar jarenlange ervaring als therapeut
en opleider spreken duidelijke taal in haar zorgvuldige illustraties en gevarieerde en uitgewerkte oefeningen.
Ondanks de boeiende praktijkillustraties vond ik dit deel bijzonder taai.
Het is vooral hier dat de opbouw (inleiding, opsomming van wat aan bod
zal komen, bespreking van elk concept) schijnt te voldoen aan de vereisten
voor een handboek/cursus voor studenten of beginnende therapeuten.
Deel III: Vaardigheden
Het voorlaatste deel is meer praktijkgericht. In vier hoofdstukken beschrijft Jessurun respectievelijk systemisch bevragen; gegevens ordenen en
interpreteren met genogrammen; omgaan met lichaamstaal en pijn; en het
kenningsmakingsgesprek. Dit laatste kreeg merkwaardig genoeg de laatste
plaats toegewezen in het boek.
In het hoofdstuk over systemisch bevragen illustreert de auteur hoe
systemische vragen bredere verbanden in onder andere familiegeschiedenis en culturele en maatschappelijke achtergrond op de voorgrond haalt.
Vervolgens staat ze uitgebreid stil bij het gebruiken van een genogram,
met illustratie van alle mogelijke symbolen en relaties, en past dit dan toe
in het proces van gegevens verzamelen. Het tekenen van een genogram is
essentieel in transculturele hulpverlening, stelt Jessurun, en een belangrijke ingang in haar werk. Maar ook dat vraagt oefening. De auteur raadt
dan ook aan om eerst te oefenen met je eigen familie of met een collega.
Wanneer je het genogram enigszins onder de knie hebt, kan de bevraging
uitgebreid worden met driehoeken, levensfaseovergangen en intergenerationele patronen. Het is duidelijk dat dit een veelzijdigheid aan informatie
en systeemtheoretische hypothesen kan genereren. Ik vraag me af of de
gedetailleerde uitwerking van het inoefenen van genogrammen door de
therapeut niet beter geplaatst was als oefening in Deel IV.
Het hoofdstuk over lichaamstaal en pijn kon ik eerst niet plaatsen. Pas
na een acht bladzijden lange uitwerking van non-verbale signalen en lichaamstaal, legt Jessurun uit waarom pijn een belangrijk thema is in thera-
boeken / JG30 / 2012 / SB3

peutisch werken met migranten. Pijn is ook bij migranten een vaak voorkomende klacht en geeft aan dat iets niet helemaal lekker zit. Pijn als ingang wordt vaak goed verdragen door cliënten, daarom dat de auteur hier
zoveel aandacht aan besteedt. Dit hoofdstuk maakt een bruuske overgang
van algemene thema’s en bouwstenen naar een heel specifiek ervarings- en
toepassingsgebied. Dit gevoel werd nog versterkt door het invoegen van de
chakraleer (die Jessurun toepast in haar therapeutisch werk omdat het aansluit bij het denken in samenhangen en verbanden) en daarop gebaseerde
interventies. De bijhorende non-verbale lijfoefeningen kon ik absoluut
niet plaatsen bij dit hoofdstuk: ze hadden niets te maken hadden met pijn,
maar zijn algemene oefeningen in het gebruiken van non-verbale taal in
therapie (zoals beeldhouwen).
Het laatste hoofdstuk, het systemisch (kenninsmakings)gesprek, werpt
boeiende vragen op over dat eerste gesprek, ook voor een team of instelling, maar lijkt meer van toepassing voor beginnende therapeuten of studenten (alhoewel regelmatige reflectie door ervaren therapeuten nooit
kwaad kan!). Het was misschien beter tot zijn recht gekomen als toepassing bij het theoretische gedeelte over systeemtherapie.
Deel IV: Oefeningen
In Deel IV worden de oefeningen, die ingeleid en opgesomd worden na
elk hoofdstuk in de tekst, nogmaals opgesomd. Enkele oefeningen zijn
volledig uitgewerkt, andere moeten bekeken worden op de website. De
oefeningen ogen overzichtelijk. Alhoewel ik meerdere beweegredenen kan
voorstellen bij het waarom van de oefeningen op een website, een apart
werkboek had misschien een betere aansluiting geboden op het theoretische gedeelte. Ik vond het overzicht van de eigenschappen van alle oefeningen (hoofdstuk, tijdsinvestering, aantal personen, huiswerk) erg handig,
maar dit is jammer genoeg alleen op de website terug te vinden.
Ik vond het niet gemakkelijk om dit boek te bespreken, omdat het meer
als een handleiding of opleidingscursus aanvoelde. Alhoewel ik begrip heb
voor de opbouw van het boek, met name het belang van theorie, zelfreflectie (door oefeningen) en het proces van culturele competentie (dat

JG30 / 2012 / SB3 / boeken
je natuurlijk nooit uit een boek kunt leren) vooraleer je echt aan de slag
kunt als therapeut, duurde het wat lang voordat transculturele vaardigheden echt vorm kregen. Alhoewel Jessurun op bladzijde 27 een lijst van
achttien transculturele vaardigheden geeft, de meeste zijn inherent aan een
systemische manier van denken en werken, met invoeging van antropologische ideeën en methodieken (het levensfasemodel en genogrammen).
Misschien is in dit verband de titel wat misleidend. De hoeveelheid theorie
is indrukwekkend, maar kan het best mondjesmaat doorgewerkt en ingeoefend worden. Persoonlijk heb ik het meeste opgestoken van de reflectie
over eigen cultuur en andere culturen en de antropologische methodieken.
Wat me erg stoorde waren talloze incorrecte paragraafverwijzingen.
Jessurun vermijdt gewestelijke taal, maar op bladzijde 150 wordt in verband met het jongste kind zijn in een gezin een uitdrukking gebruikt
waarvan de betekenis me totaal ontsnapte: ‘Ik noem het graag het “speken-bonengevoel”: “ja hoor spuit elf geeft modder, roepen de anderen in koor”.’
Mijn Nederlandse man kon deze uitdrukking ook niet plaatsen. Ondanks
enkele druk- en spellingfouten (naast de incorrecte paragraafverwijzingen)
is deze verzorgde publicatie een helder geschreven boek.
boeken / JG30 / 2012 / SB3

personalia
albrechts birgit
Cluster Manager; GZ- Psycholoog; Systeemtherapeut bij Mondriaan,
Divisie Kinderen en Jeugdigen te Heerlen. Geassocieerde trainer bij de
Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
baert dany
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; algemeen directeur van
de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
been dorti
Dorti Been is opleider / supervisor bij Platform Systeemtherapie Noord
Nederland. Samen met twee collega’s ze heeft prive-praktijk Rhizoom te
Groningen.
E-mail: [email protected]
cottyn lieve
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de InteractieAcademie.
E-mail: [email protected]
de bruijn tillie
ASS-integraal behandelaar bij GGz Breburg te Tilburg.
E-mail: [email protected]
monster marleen
Werkzaam voor de Gemeente Rotterdam bij de Gemeentelijke
Gezondheidsdienst (GGD) als Procesregisseur Lokaal Zorgnetwerk te
Delfshaven en Overschie.
E-mail: [email protected]
 begin artikel
personalia / JG30 / 2012 / SB3

poels veerle
Klinisch psycholoog-psychotherapeut, Department of Corrections Psycho­
logical Service, Rotorua, Nieuw-Zeeland.
E-mail: [email protected]
van droogenbroeck andré
Klinisch psycholoog, systeemtheoretisch psychotherapeut. Werkte 20 jaar in
psychiatrische centra, en nu ongeveer even lang in een zelfstandige praktijk.
E-mail: [email protected]
van den berge luc
Sociaal verpleegkundige, master in de wijsbegeerte en systeemtheoretisch
psychotherapeut. Werkzaam in een centrum voor geestelijke gezondheidszorg en verbonden aan een groepspraktijk voor psychotherapie, coaching
en filosofisch consult. Als onderzoeker verbonden aan het Labo voor
Educatie en Samenleving (KUL). Geassocieerde trainer bij de InteractieAcademie.
E-mail: [email protected]
vermeire sabine
Psychotherapeut, orthopedagoog en opleider; staflid van de InteractieAcademie.
E-mail: [email protected]

JG30 / 2012 / SB3 / personalia
 begin artikel
Download