Titel - Diabij

advertisement
Diabetes & OK
Doel:
Patiënt voor, tijdens en na OK begeleiden om de bloedsuikerdagcurve zo optimaal mogelijk te
houden
Voorwaarden:
 Bloedsuikermeter en de benodigde materialen
 Insulinepen/pomp
 Voor eventuele hypoglycaemïen dextro en glucose voor iv gebruik
Uitvoering:
Algemeen:
 Operaties worden bij voorkeur vroeg in het OK-rooster gepland. Zo blijft voldoende
tijd over voor adequate regulatie en herstel in de postoperatieve fase en kan zo spoedig
mogelijk terug worden gegaan naar de normale situatie.
 Afhankelijk van de ingreep en de duur van de operatie, wordt je de dag tevoren
opgenomen of wordt je in dagopname behandeld.
 Bij moeizame glucoseregulatie heeft opname vooraf voorkeur.
 De opname vindt plaats op een kinderafdeling, waar de diabetes goed kan worden
gemonitord en behandeld, dan wel op een kinderchirurgische afdeling met adequate
voorzieningen voor de diabeteszorg.
Kleine ingrepen waarvoor men nuchter moet zijn
Bij korte ingrepen en verwacht snel herstel kan een eenvoudig protocol worden gevolgd:
Bij insulinepen gebruik:
 Avonddosering idem. Indien regelmatig hypoglycaemieen ’s ochtends, overweeg 2030% reductie van langwerkende insuline avond tevoren.
 Vroeg op OK-programma
 Bloedsuikermeting thuis bij opstaan en in de kliniek voor de ingreep.
 Geen ochtendinsuline, alleen ter compensatie van hyperglycemie eventueel
snelwerkende insuline.
 Noodzaak van iv toegang blijft belangrijk, vooral bij problemen.
 Tevens frequente glucosemonitoring
 Start voeding en insuline direct na beëindigen van de ingreep / verlaag de
gebruikelijke insulinedosering / geef herhaaldelijk kleine hoeveelheden
directwerkende of kortwerkende insuline.
Bij insulinepompgebruik:
 De pomp op de gebruikelijke basaalstand laten lopen, indien nodig bloedsuikerspiegel
bijsturen met behulp van tijdelijke verlaging van de basaalstand bij hypoglycaemiën
en bijsturen met behulp van de wizzard bij te hoge bloedsuikers.
Operaties op normale OK programma
Bij insulinepen gebruik:
Avond voor OK:
 De normale avonddosis wordt gegeven. Overweeg reductie bij regelmatig
hypoglycaemieen ’s ochtends.

Hoge waarden en/of ketose wordt bestreden. Eventueel wordt bij opname vooraf vast
een glucose infuus gegeven en wordt zonodig de insuline iv toegediend.
Dag van operatie: ( volgens nieuwe richtlijnen anesthesie)
Zuigelingen:
 tot 4 uur voor de opnametijd mag nog borstvoeding gegeven worden,
 tot 6 uur voor de opnametijd nog flesvoeding,
 vanaf 2 uur voor de opnametijd mag er niets meer gegeten of gedronken worden
Andere leeftijden:
 tot 6 uur voor de opnametijd stopt u kind met eten en drinkt u geen zuivelproducten
meer.
 tot 2 uur voor de opnametijd mag alleen water, thee, koffie of sap gedronken worden,
geen melk of melkproducten.
Operaties in de ochtend
 Ochtenddosis insuline niet geven
 Start i.v. vocht en insuline i.v. bijvoorbeeld rond 6.00- 7.00 uur. (insuline infuus alleen
bij langdurige operaties)
 Preoperatief: ieder uur glucose controleren.
 Tijdens de operatie: iedere 30 minuten glucose controleren.
 Postoperatief: de eerste 4 uur glucose à 1uur, daarna afhankelijk van de bloedglucose
waarden.
 Streefwaarde voor glucose is 5-12 mmol/l
 Continueer glucosetoediening per infuus tot kind weer adequate intake per os heeft
 Start met subcutane insulinetoediening bij de eerstvolgende maaltijd. Eventueel kan
met kortwerkende insuline een overbrugging naar een gebruikelijke dosis of tijdstip
worden gemaakt.
 De i.v. insulinetoediening continueren tot 30 min na 1e toediening s.c. insuline.
 Bij hogere bloedglucosewaarden na stop i.v. toedienen van insuline, eigen
bijspuitschema patiënt gebruiken.
Operaties in de middag
 Indien OK na 12.00 uur: 1/3e van de gebruikelijke ochtenddosis kortwerkende insuline
 Start i.v. vocht en insuline i.v. bijvoorbeeld rond 11.00-12.00 uur. (insuline infuus
alleen bij langdurige operaties)
 Preoperatief: ieder uur glucose controleren.
 Tijdens de operatie: iedere 30 minuten glucose controleren.
 Postoperatief: de eerste 4 uur glucose à 1uur, daarna afhankelijk van de bloedglucose
waarden.
 Streefwaarde voor glucose is 5-12 mmol/l
 Continueer glucosetoediening per infuus tot kind weer adequate intake per os heeft
 Start met subcutane insulinetoediening bij de eerstvolgende maaltijd. Eventueel kan
met kortwerkende insuline een overbrugging naar een gebruikelijke dosis of tijdstip
worden gemaakt.
 De i.v. insulinetoediening continueren tot 30 min na 1e toediening s.c. insuline.
 Bij hogere bloedglucosewaarden na stop i.v. toedienen van insuline, eigen
bijspuitschema patiënt gebruiken.
Bij pomp gebruik
 Pomp op gebruikelijke basaalstand laten staan
 Start iv vocht bijvoorbeeld rond 6.00- 7.00
 Preoperatief : ieder uur de glucose controleren.
 Tijdens de operatie: iedere 30 minuten glucose controleren.
 Postoperatief: de eerste 4 uur de glucose à 1 uur, daarna afhankelijk van de
bloedglucose waarden.
 Streefwaarde voor glucose is 5-12 mmol/l
 Continueer glucosetoediening per infuus tot kind weer adequate intake per os heeft
 Bij inname voeding een bolus geven afhankelijk van inname KH /KH
ratio/bloedglucoses. (gebruik wizzard)
Type 2 diabetes:
-behandeling met insuline: zie bovenstaande richtlijn
-behandeling met orale middelen:
.metformin: stop 24 uur tevoren bij electieve chirurgie. Indien < 24 u start infuus ter
voorkoming van dehydratie
.sulfonylureum:stop op dag van OK
Controleer a 1 uur glucose. Indien > 10 mmol/l, start iv insuline voor electieve chirurgie of sc
kortwerkende insuline indien kleine ingreep.
Infuusbeleid
Onderhoud vocht per 24 uur:
Gewicht
<10 kg
10-20kg
20 kg
ml/kg/24 uur
100 ml/kg
1000ml + 50 ml/kg
1500ml + 20 ml/kg
Infuusvloeistoffen:
Glucose 10%, zout 0,45% (bij kinderen < 2 jaar 0,25%) (ISPAD)
Glucose 5% /zout 0,45% (compendium kindergeneeskunde)
Indien > 12 uur: kaliumonderhoud toevoegen (1-2 mmol/kg/24 uur)
Insuline infusie:
Maak een insulineoplossing van 1E/ml (in NaCl 0,9%) in infuuspomp.
Start insuline: > 5 jaar 0,025E/kg/uur (= 0,025 ml/kg/hr), ,< 5 jaar 0,0125E/kg/uur.
Streef naar een glucose van 5-12 mmol/l.
Insuline-infusie niet staken bij lage waarden, maar aanpassing dosis en/of glucosetoediening
verhogen.
Insuline toediening staken bij glucose < 3 mmol/l, maar herstarten na 15 minuten. Tevens
glucose-infusie verhogen.
Spoedingrepen
NB: DKA kan zich als 'acute buik' presenteren.
NB: Acute ziekte kan een DKA induceren.
 Geen orale intake meer.
 Direct een IV toegang.
 Check preoperatief gewicht, elektrolyten, glucose, bloedgas, urine
ketonen.
 Bij ketoacidose: volg DKA protocol en stel chirurgie bij voorkeur uit
tot elektrolyten en pH genormaliseerd zijn en vocht tekorten aangevuld.
 Indien geen ketoacidose: start IV vocht en insuline als boven.
ISPAD Guidelines 2009
Laatste versie 13 november 2013
Download