Inleiding

advertisement
1
Inhoud
Inleiding
3
Hoofdstuk 1: Amerika vóór het dertiende amendement
5
Hoofdstuk 2: Van slaaf tot minderwaardige burger
10
Hoofdstuk 3: De opkomst van zwarte leiders
15
Hoofdstuk 4: Black Power
21
Conclusie
25
Bronvermelding
27
2
3
Inleiding
“In the artic where indeginous people sometimes might hunt a wolf, they'll take a double edge blade
and they'll put blood on the blade and melt the ice and stick the handle in the ice so only the blade is
protruding. And that a wolf who smells the blood and wants to eat will come and lick the blade trying to
eat. What happens is when the wolf licks the blade he cuts his tounge and he bleeds and he thinks
he's really having a good meal and he drinks, and he licks and licks and of course he's drinking his
own blood and he kills himself. That’s what the imperialists did tot us with crack and cocane. You’ve
got these young brothers out there that are thinking that they’re getting something that they’re gonna
make a living with. They’re getting something so they can buy a car. Like the white people can have a
car, why can’t I get a car. They’re getting something to get a piece of gold. If the white people have
gold why can’t I have gold. If the white people have an house, why can’t I get an house. They actually
think that they are doing something that is bringing resources to them, but they’re killing themselfes
just like the wolve licking the blade. And they’ll slowly die without knowing. (…) And instead of blaming
the hunter whot put the damn blade in the ice, what happens is the wolve get’s blamed for trying to
live. (…) You don’t blame the person, the victim, you blame the opressor. Imperialism, white power is
the enemy. Was the enemy when they snatched up the first Africans and brought to America, It still is
the enemy today.”
Deze tekst komt van Voorzitter Omali van de NPDUM, deze kleine zwarte organisatie ziet geen
verschil tussen de huidige blanke houding en de houding van de slavendrijvers. Nog steeds worden de
Afro-Amerikanen gediscrimineerd en nog steeds word er niks gedaan om de situatie van deze
bevolkingsgroep te verbeteren, volgens Omali.
Wij vroegen ons af hoe de situatie van de Afro-Amerikanen zich ontwikkeld heeft sinds de
afschaffing van de slavernij. De strijd voor gelijke burgerrechten hebben wij verdeeld in periodes. Het
eerste hoofdstuk geeft een beeld van wat er voorafging aan de afschaffing van de slavernij. Op deze
manier is de toenmalige situatie in de Amerikaanse maatschappij beter te begrijpen.
Het tweede hoofdstuk gaat over de eerste periode in de strijd voor gelijke burgerrechten voor de
Afro-Amerikanen. Deze periode behandelt in welke mate de afschaffing van de slavernij gerechtigheid
bracht voor de Afro-Amerikanen.
Hoofdstuk drie gaat over de opkomst van de grote zwarte leiders. In de jaren zestig van de vorige
eeuw waren er twee charismatische leiders die het zwarte volk aanspoorde tot actie. Aanvankelijk
hadden wij een hoofdstuk in gedachten voor de periode van de tweede wereldoorlog tot aan 1955 toen
Martin Luther King opkwam. Echter vonden wij dat deze periodes samen hoorden aangezien in de
jaren 1940-1955 de maatschappij werd gecreëerd waarin de grote zwarte leiders aan de macht
kwamen. Deze periodes hebben wij dus samengevoegd.
Het laatste hoofdstuk gaat over het laatste gedeelte van de strijd, tot nu toe. Het behandelt de
opkomst van de trots op de zwarte afkomst en de ontwikkeling tot aan de huidige situatie. Ook zullen
wij behandelen hoe de huidige situatie is voor Afro-Amerikanen.
Bij het maken van dit verslag hebben wij gewerkt aan de hand van verschillende tijdsbalken die te
vinden waren op websites van Afro-Amerikaanse organisaties. Om gedetailleerdere informatie te
kunnen geven hebben wij verschillende boeken geraadpleegd en in de ‘Encyclopedia of Black
America’ beschrijvingen van personen en bewegingen opgezocht. Om de houdingen van de
verschillende partijen in de bewegingen weer te geven hebben we de officiële sites van deze
organisaties bezocht. Om de huidige situatie van de Afro-Amerikanen weer te geven hebben we
Amerikaanse bureaus voor statistieken geraadpleegd.
4
5
1. Amerika vóór het dertiende amendement
De eerste slavernij in Amerika
In 1619 werden de eerste zwarten door de Nederlanders naar de Nieuwe Wereld gebracht.
Geleidelijk groeide de slavernij in de Europese koloniën. De internationale slavenhandel groeide uit tot
een grote, winstgevende handel. Van de bijna vier miljoen inwoners die de Verenigde Staten in 1790
hadden, waren er 757.000 zwarte slaven.
Na de onafhankelijkheid van de Britse koloniën in 1776 werd het probleem van de slavernij
genegeerd. De toenmalige bestuurders van het land waren zelf vaak slavenhouder. De Amerikaanse
grondwet van 1789 maakte nauwelijks melding van slavernij.
Al in deze tijd werd de tegenstelling tussen noord en zuid in de Verenigde Staten duidelijk. De
noordelijke, minder arbeidsintensieve en meer op industrie gerichte staten kenden weinig slavernij. De
noordelijk gelegen staten Pennsylvania en Massachusetts waren respectievelijk in 1780 en 1786 dan
ook een van de eersten die de slavernij verboden. Op dat moment leek het er dat slavernij in alle
staten zou verdwijnen, maar de uitvinding van de `Cotton Gin’ maakte een eind aan deze trend.
De `Cotton Gin’, een uitvinding van Eli Whitney, was een apparaat dat de efficiëntie van de
katoenteelt enorm verhoogde. Dit apparaat scheidde de zaden van de katoenvezels zodat dit niet
meer met hand gedaan hoefde te worden. Dankzij deze
uitvinding floreerde de katoenindustrie. De vraag naar
katoen leidde tot een vraag naar goedkope
arbeidskrachten. Doordat het klimaat in het zuiden van
de Verenigde Staten zeer geschikt is voor het
verbouwen van katoen leidde deze ontwikkeling tot een
enorme opkomst van de slavernij in het zuiden van de
Verenigde Staten. De katoen uit het zuiden werd
verwerkt in de industrie in het noorden. De katoen, en
dus ook de slavernij, heeft enorm bijgedragen aan de
ontwikkeling van de Verenigde Staten.
In 1808 werd in de Verenigde Staten de handel in
slaven verboden. Op het gebruik van slaven had deze
wet weinig effect doordat de slavenhouders al genoeg
slaven hadden. Het aantal slaven bleef ongeveer gelijk,
aangezien de slaven zich voortplantten.
De opkomst van het abolitionisme
In de jaren na 1808 groeide, in het noorden, de antipathie tegenover slavernij. Men vond de
ongelijke raciale verhoudingen in het zuiden te streng. Bovendien ondervond het noorden zelf last van
de slavernij, aangezien zij te maken kregen met gevluchte slaven uit het zuiden.
In de jaren twintig van de negentiende eeuw vond er een `Great Awakening’ plaats, er werd een
steeds grotere waarde gehecht aan normen en waarden. In deze tijd ontstond ook het abolitionisme,
de stroming die voor een afschaffing van de slavernij pleitte. Zowel in het noorden als in het zuiden
werden verschillende organisaties tegen de slavernij opgericht.
De opkomst van deze organisaties stopte echter na `Nat Turner’s Rebellion’. Nat Turner, een
abolitionist, besloot in 1831 een slavenrevolte op gang te brengen. Hij zweepte tientallen slaven in
Virginia op om in opstand te komen en gaf ze vervolgens wapens. Hierbij vielen bijna zestig blanke
doden; deze tegenslag zorgde voor een flinke achteruitgang in het zuidelijke abolitionisme. Het
merendeel van de zuidelijke organisaties tegen de slavernij verdween binnen een paar maanden en
de zuidelijke slavenhouders die bereid waren geweest slavernij langzaam los te laten, besloten nu dat
dit onmogelijk zonder geweld kon gaan, en zagen van een afschaffing af.
De abolitionisten gingen steeds openlijker protest voeren en bleven de afschaffing van de slavernij
aankaarten bij het Congres. In 1836 besloot het Congres dat slavernij niet meer als onderwerp in
aanmerking mocht komen tijdens hun debatten, omdat de meningen over slavernij te verdeeld waren
en men niet tot een oplossing kon komen.
De tegenstelling tussen noord en zuid begon haar hoogtepunt te bereiken. Steeds meer
noorderlingen spraken publiekelijk hun afkeer van de slavernij uit, en wilden slavernij verbieden. De
zuiderlingen reageerden hierop door zich nog verder vast te bijten in hun slavernij en door
maatregelen te verzinnen om de komst van slavernij te vergemakkelijken, in de nog niet tot staat
toegelaten gebieden. In de Verenigde Staten werd een lijn getrokken tussen vrije en slavenhoudende
staten. De vrije staten lagen in het noorden, de slavenhoudende in het zuiden.
In 1850 werd wederom een poging gedaan om het probleem van de slavernij voor eens en voor
altijd uit de weg te ruimen. Er werd een compromis opgesteld. Dit compromis hield in dat Californië als
vrije staat bij de Verenigde Staten zou komen en de slavernij in Washington D.C. werd afgeschaft. Ook
6
zouden de gebieden Utah en New Mexico een eigen lokale regering krijgen. Het laatste punt van de
`Compromise of 1850’ hield in dat gevluchte slaven in de hele Verenigde Staten gevolgd konden
worden, zelfs in de vrije staten.
Het eerste punt van het compromis was een duidelijke winstF voor het tegen slavernij gekante
Noorden, want als Californië als vrije staat werd toegelaten zou het evenwicht tussen vrije en
slavenhoudende staten verbroken worden. Door het laatste punt werd de slavernij gedeeltelijk naar
het noorden verspreid; dit was een aardige overwinning voor het zuiden. Het tweede punt van het
compromis kon voor beide kanten zowel positief als negatief uitvallen.
De groeiende tegenstelling tussen noord en zuid
Dit compromis was slechts een tijdelijke
oplossing voor de tegenstelling tussen noord
en zuid. In 1854 werd in de `Kansas-Nebraska
Act’ vastgelegd dat een referendum zou
bepalen of slavernij toegestaan was in deze
twee territoria. Noord en zuid reageerden
beide op deze beslissing door zo veel mogelijk
mensen naar de twee territoria te sturen om
stemmen te winnen. Zo kwamen in 1856 in dit
gebied de twee partijen direct tegenover elkaar
te staan en er ontstond wat later een
miniburgeroorlog genoemd zou worden. Bij
deze bloedige confrontatie, die bekend staat
onder de naam ‘Bleeding Kansas’ kwamen
ruim tweehonderd mensen om.
Er waren nog twee gebeurtenissen die de tegenstelling tussen noord en zuid vergrootten. Ten
eerste de zaak Dred Scott. Alhoewel deze zaak in 1856 voor het hooggerechtshof kwam, werd de
uitspraak pas in 1857 gedaan. Dit kwam doordat men de presidentsverkiezingen van 1856 niet wilde
beïnvloeden. De winnaar van deze verkiezingen, James Buchanan, was een zuidelijke democraat en
een voorstander van de slavernij. Als Buchanan tijdens zijn verkiezingsstrijd openlijk de uitspraak
gesteund zou hebben zou hij veel stemmen verloren hebben in het noorden.
Dred Scott was een slaaf uit Missouri die in 1834 door zijn meester werd meegenomen naar
gebieden waar slavernij bij de wet verboden was. Na hier twaalf jaar als slaaf gebruikt te zijn kwam
Scott erachter dat dit verboden was. Hij stelde dat hij na meer dan vier jaar verblijf in een vrije staat
volgens de wet een vrij man was. Na gelijk te hebben gekregen van de rechter en ongelijk van de
Hoge Raad moest het Amerikaans hooggerechtshof uitkomst bieden. De uitspraak, die in 1857
gedaan werd, kwam op het volgende neer: 1. zwarten zijn geen staatsburger van de Verenigde Staten,
en Scott als zwart persoon kan dus ook geen rechtszaak aangaan. 2. de Missouri Compromise, uit
1820, en de Kansas-Nebraska Act, uit 1854, worden ongrondwettelijk verklaard. 3. alle wetten met
betrekking tot slavernij in de territoria zijn ongrondwettelijk aangezien ze het 5e Amendement
schaden, waarin staat dat geen enkele burger zijn bezit afhandig gemaakt kan worden zonder wettige
rechtsgang. Zwarte slaven zijn bezit en zijn dus niet vrij in gebieden waar slavernij verboden is.
Deze beslissing dreigde de slavernij over alle staten te verspreiden, want als de Missouri
Compromise ongrondwettelijk was, werd slavernij ineens ook toegestaan in de gebieden ten noorden
van de lijn die in het compromis was vastgelegd. Deze gedachte was voor veel noorderlingen
onaanvaardbaar en zorgde ervoor dat nog meer mensen een afkeer van de slavernij kregen.
De tweede belangrijke gebeurtenis die de tegenstelling tussen noord en zuid vergrootte was John
Brown’s revolutie. John Brown was de aanstichter van ‘Bleeding Kansas’, samen met vier vrienden viel
hij een pro-slavernij dorpje in Kansas binnen en vermoordde vijf mensen. Dit incident escaleerde en
leidde uiteindelijk tot ruim tweehonderd doden.
Een aantal noordelijke extremisten zag Brown door deze actie als een held, en gaf hem zowel
morele als financiële steun. Brown was hier echter niet tevreden mee. Hij wilde een guerrillaoorlog
tegen het zuiden beginnen en overviel in oktober 1859 met twintig man een wapenarsenaal.
Twee dagen later heroverde een detachement onder leiding van kolonel Robert E. Lee, met geweld,
het wapenarsenaal. Hierbij werden tien van Brown’s mannen gedood, hijzelf werd gevangen
genomen, ter dood veroordeeld, en opgehangen.
Het zuiden was geschrokken door de reactie van de noordelingen; velen prezen Brown om zijn
moed en idealen, hoewel ze zijn methoden niet goedkeurden. Veel zuiderlingen gingen hierdoor
geloven dat de zuidelijke levensstijl niet in de Unie paste. Hoe konden de noorderlingen zo positief
staan tegenover een actie die als doel had het leven van honderdduizenden medeburgers te
ontwrichten?
7
Abraham Lincoln, een advocaat uit Kentucky, gebruikte de zaak Dred Scott in 1858 in een debat
tussen politici, om zo de noordelijke meerderheid voor zich te winnen en een zetel in het congres te
krijgen. Hij veronderstelde dat de zaal Dred Scott gebruikt werd in een complot van Franklin Pierce,
James Buchanan en Roger Taney om de slavernij over de staten te verspreiden. Door deze uitspraak
kwam Lincoln, zowel in het noorden als het zuiden, bekend te staan als een tegenstander van de
slavernij.
Toen hij in 1860 Republikeins presidentskandidaat was stemde het noorden in voldoende aantallen
op hem terwijl het zuiden zijn stem over de overige drie kandidaten verdeelde. Uiteindelijk won Lincoln
de verkiezingen met minder dan veertig procent.
Lincoln’s overwinning was voor het zuiden de druppel die de emmer liet overlopen. De
noorderlingen hadden laten zien dat zij met Lincoln, die tegen de slavernij was, konden bepalen hoe
het hele land geregeerd werd. Terwijl de zuiderlingen na alle toegevingen die ze de afgelopen veertig
jaar gedaan hadden nauwelijks in staat waren om hun levensstijl
te verdedigen.
In een korte tijd traden zeven zuidelijke staten uit de unie. Het
leek erop dat nog meer zuidelijke staten zouden volgen. President
Buchanan was verbijsterd en hield zich stil. Hij wist zich geen raad
en besloot de zaak over te laten aan Lincoln. Toen Lincoln op 5
maart 1861 president werd, waren de mensen in Washington D.C.
erg gespannen. Veel inwoners voelden zich verbonden met de
zuiderlingen. Het leger werd ingezet om Lincoln te beschermen.
In zijn speech, die dag, probeerde Lincoln vriendelijk te zijn
tegen het zuiden. Hij zei dat hij de slavernij niet zou verbieden
waar dit nog toegestaan was, maar dat hij niet kon toestaan dat
staten zich van de Unie afscheidden. Deze poging tot verzoening
had weinig effect op de houding van het zuiden. Veel staten
twijfelden sterk of ze wel in de Unie zouden blijven.
De Amerikaanse Burgeroorlog
In Alabama werd Jefferson Davis tot president van de Confederate States of America gekozen. Fort
Sumter, een fort in het zuiden dat nog in handen van het zuiden was, werd omsingeld. Van Lincoln
werd geëist dat hij het fort zou opgeven. Lincoln weigerde dit, en op 12 april 1861 om halfvijf in de
ochtend opende de zuidelijke kannonen het vuur. Dit was het begin van de Amerikaanse Burgeroorlog.
In 1864, na jaren van strijd, begon de oorlogsmachine uit het zuiden uitgeput te raken. Negentig
procent van de mannen tussen de 16 en 50 jaar oud had gediend in het leger en de productie van
materieel was op veel plaatsen gestopt vanwege een gebrek aan kapitaal en grondstoffen.
Het zuiden hoopte dat de democraten de presidentsverkiezingen van de Unie in 1864 zouden
winnen. De democraten wilden namelijk de burgeroorlog zo snel mogelijk stoppen, zelfs als dit
onafhankelijkheid betekende voor de Confederate States. De noordelijke bevolking hield echter
vertrouwen, en wist dat de overwinning in de burgeroorlog niet lang meer op zich liet wachten. Lincoln
won met vijfenvijftig procent van de stemmen. De Amerikaanse Burgeroorlog ging dus nog verder.
De veldtocht van de noordelijke generaal Sherman ging dwars door de Confederatie en
veroorzaakte veel leed in het zuiden. Door de veldtocht van Sherman daalde het moreel van de
zuidelijke soldaten enorm. Na de inname van Atlanta trok Sherman naar het noorden, naar Savannah
in Georgia en daarna in de richting van Grant's leger. Grant was door Lincoln tot opperbevelhebber
van het noordelijke leger benoemd. Maar ondanks dat de Confederatie op instorten stond gaf deze
zich nog niet gewonnen. De Amerikaanse Burgeroorlog was nog niet voorbij.
In januari 1865 trok het leger van Sherman, met veel geweld, de staat South Carolina binnen. Deze
staat werd door velen gezien als een belangrijke aanstichter van de Amerikaanse burgeroorlog. Bij het
innemen van de staat heerste dus een gevoel van wraak onder de noordelijke troepen.
Het zuidelijke leger verloor alle hoop toen ze hoorden over de gebeurtenissen in South Carolina.
Het zuidelijke leger stelde nog maar weinig voor, veel soldaten deserteerden en het materieel begon
op te raken.
Op 31 januari 1865 besloot de Senaat van de Verenigde Staten om het dertiende amendement aan
de grondwet toe te voegen. Hierin stond dat slavernij in alle staten verboden werd. Op deze manier
werden dus alle slaven bevrijd en slavernij overal verboden. De volgende dag werd een zwarte,
genaamd John Rock, benoemd tot hoogrechter. Dit was mede mogelijk doordat er een nieuwe
opperrechter aangenomen was, wiens ideologie compleet anders was dan zijn voorganger die de
uitspraak in de zaak Dred Scott gedaan had.
Het leger van de zuidelijke opperbevelhebber Lee was sterk uitgedund. Het noordelijke leger was
veel groter, daarom trok Lee terug naar het westen. Ook had Lee een zeer extreme manier bedacht
om zijn leger te versterken. Zwarte slaven zouden zich aansluiten bij het zuidelijke leger, dat
8
aanvankelijk vocht voor het behoud van de slavernij. Wanneer de zwarte slaven het zuidelijke leger
naar een overwinning holpen zouden ze worden vrijgelaten. Het maakte dus niet meer uit wie de
burgeroorlog zou winnen, de slavernij zou sowieso afgeschaft worden.
Op 26 maart viel Richmond, de hoofdstad van de Confederatie. Twee weken later werd het
terugtrekkende leger van Lee aangevallen door het steeds groter wordende leger van Grant. Deze
slag, bij Slayer’s Creek, leidde tot een nederlaag voor Lee, die daarna nog maar minder dan 18.000
man had terwijl het leger van Grant gegroeid was tot ruim 125.000 man.
Op 8 april pleegde Lee overleg met zijn resterende bevelhebbers. In de ochtend zou een laatste
aanval plaatsvinden, Lee wilde weg komen uit de cirkel die de Unietroepen rondom zijn uiteenvallende
leger hadden gelegd. Dit ontsnappingsplan werkte nauwelijks en bleek slechts een laatste
stuiptrekking van het zuidelijke leger.
Diezelfde dag nog capituleerde Lee. Ook de zuidelijke troepen in de rest van het land gaven zich
over, en de slaven die men in had willen zetten zouden nooit in actie komen. De Amerikaanse
burgeroorlog was ten einde.
Op 14 april 1865 schoot John Wilkes Booth, een Zuidelijke sympathisant, Abraham Lincoln neer
terwijl deze naar een theaterstuk in Washington zat te kijken. Lincoln stierf de volgende dag op 56jarige leeftijd.
9
Voorblad
h2
10
2. 1865-1940: Van slaaf tot minderwaardige burger
Na de Burgeroorlog hoopten de zwarte inwoners van Amerika dat ze volwaardige Amerikaanse
burgers zouden worden. Ze verwachtten dat ze dezelfde sociale, politieke en economische rechten
zouden krijgen als de blanke Amerikanen. Maar die verwachtingen bleken slechts een illusie. Zwarten
waren in de Amerikaanse samenleving nog lang niet gelijk aan de blanken. Langzamerhand begonnen
de zwarten op te komen voor hun gelijkheid. In het begin van de twintigste eeuw werden er
verschillende organisaties opgericht die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de strijd voor gelijke
burgerrechten. De periode die we in dit hoofdstuk behandelen ligt aan de basis van alle strijd voor
gelijke burgerrechten van de Afro-Amerikanen.
De reconstructie
Na de Burgeroorlog volgde de periode van de reconstructie; men probeerde de politieke en sociale
problemen, die in de oorlog ontstaan waren, op te lossen. De bevrijde slaven, die ook wel ` freedman’
genoemd werden, kregen in het begin van de reconstructie hulp van het Freedman Bureau. Dit was
een federale organisatie die nog tijdens de burgeroorlog opgericht was om bevrijde slaven, die uit het
zuiden gevlucht waren, te helpen. Na de oorlog werd het ingezet bij het verschaffen van voedsel en
medische hulp aan ex-slaven, om hen te helpen bij het zoeken van werk en bij te staan bij het sluiten
van arbeidscontracten met plantage-eigenaren. Ook bemoeide het Freedman bureau zich met het
oprichten van lagere en middelbare scholen voor freedman.
In het zuiden waren in de periode na de oorlog de `Black Codes’ aangenomen; een reeks wetten die
de Afro-Amerikanen gelijke burgerrechten weigerden. Zo mochten ze alleen bepaalde beroepen
uitoefenen, geen wapens dragen, niet stemmen en werden ze al voor de kleinste vergrijpen bestraft.
Steeds meer zwarten protesteerden hier tegen en hielden betogingen voor gelijke burgerrechten en
een menselijk bestaan.
Ook in het Noorden werden hen bepaalde rechten ontzegd. Maar er waren ook veel blanke
noorderlingen die het totaal niet eens waren met de `Black Codes’. Zoals een groep radicale
republikeinen die een sterke positie innamen binnen het Congres. Deze groep deed er alles aan om
ervoor te zorgen dat de zwarten in het zuiden gelijke burgerrechten zouden krijgen. Door de centrale
federale regering meer macht te geven, waardoor de invloed van zuidelijke staten afnam, probeerden
de Republikeinen de rechten van de Afro-Amerikanen te beschermen. Natuurlijk hoopten ze op deze
manier ook zwarte kiezers voor zich te winnen.
Ondanks het verzet van president Andrew Johnson, de opvolger van Lincoln, nam het Congres in
1866 de ‘Wet op de Burgerrechten‘ aan. In deze wet stond dat zwarten staatsburgers waren van de
Verenigde Staten en werd de afzonderlijke staten verboden om zwarten te beperken in hun rechten of
in bezit van land. Uit angst dat een toekomstig Congres of het Hooggerechtshof deze wet weer teniet
zou doen, nam het Congres het veertiende amendement op de grondwet aan. Deze toevoeging werd
in 1868 geratificeerd en hield in dat de Afro-Amerikanen ook als normale staatsburgers beschouwd
dienden te worden, dat discriminerende wetten niet toegestaan waren en dat elke staat die een
bepaald deel van de mannelijke bevolking het stemrecht ontzegde, minder vertegenwoordigers naar
het Congres zou mogen afvaardigen.
Toen het merendeel van de zwarte bevolking stemrecht had gekregen, stemde ze massaal op de
Republikeinen en werd Ulysses S. Grant tot president verkozen. Er waren echter nog steeds een
aantal staten waar de Afro-Amerikanen niet mochten stemmen.
Pas toen in 1870 het vijftiende amendement op de grondwet geratificeerd werd, waarin bepaald
werd dat het kiesrecht van Amerikaanse staatsburgers noch door de Verenigde Staten noch door de
staten die hiervan deel uitmaakten, kon worden beperkt of onthouden kon worden op grond van ras,
huidskleur of vroegere status, kreeg de gehele zwarte bevolking van de Verenigde Staten stemrecht.
President Grant noemde het ‘de belangrijkste gebeurtenis sinds het ontstaan van de natie’.
In het zuiden, waar Republikeinen aan het hoofd stonden, werden belangrijke hervormingen
doorgevoerd: Voor het eerst in de geschiedenis mochten zwarten gaan en staan waar ze wilden en
honderden van hen kregen een baan bij de overheid. Bovendien zorgden de nieuwe regeringen voor
een opleving en modernisering van de economie en richtten een netwerk van openbare scholen op,
met aparte scholen voor blanken en zwarten.
Toch leverden deze politieke, wettelijke en economische hervormingen de zwarte bevolking niet
veel op. Hun arbeidsomstandigheden waren over het algemeen niet veel beter geworden. Rijke en
arme blanke gingen samenwerken en voerden samen verzet tegen hervormingen die de regering
wilde doorvoeren. Ze steunde de Democraten, die weer aan de macht probeerde te komen, zoveel
mogelijk. Uiteindelijk namen ze toevlucht tot terroristische activiteiten en ontmoedigden ze zowel
blanken als zwarten om op de Republikeinen te stemmen.
11
De bekendste terroristische beweging was
de Ku Klux Klan, die eind jaren zestig en
begin jaren zeventig van de negentiende
eeuw overal in het zuiden actief was. Ze
terroriseerden mensen en daarbij ging niets
hun te ver. In 1873 vermoorde de Ku Klux
Klan vijftig zwarten en twee blanken na een
ruzie over de verkiezingen. Veel zwarten
durfden niet meer te stemmen en blanke
republikeinse aanhangers werden bedreigd
waarna de Democraten in het zuiden weer
aan de macht kwamen.
Rond 1875 begon de invloed van het
zuiden bij de republikeinen door te dringen.
De nieuwe leiders wilden de meerderheid in
het Congres behouden en een eind maken
aan de conflicten tussen noord en zuid, zodat
de economie zich beter kon ontwikkelingen. Als dit ten koste zou gaan van de hulp aan de freedman in
het zuiden, dan moest dat maar.
President Grant had de best bedoelingen, maar was geen groot leider. Het vijftiende amendement
en de Wet op Burgerrechten werden door het Hooggerechtshof zondanig geïnterpreteerd dat ze gelijke
burgerrechten voor de zwarte bevolking niet langer beschermden. Bij de volgende verkiezingen werd
de republikein Rutherford B. Hayes tot president verkozen. De overwinning van Hayes markeerde het
einde van de Reconstructieperiode en in het zuiden werden miljoenen zwarten aan hun lot
overgelaten.
Jim Crow
In de jaren negentig van de negentiende eeuw bedachten de zuidelijke staten constructies
waardoor Afro-Amerikanen niet meer mochten stemmen: Kiezers moesten een bepaalde belasting
betalen en zwarten hadden hier geen geld voor. Stemdistricten werden zodanig ingedeeld dat de
stemmen van zwarten zo weinig mogelijk invloed hadden. Kiezers moesten aantonen dat ze konden
lezen en dat ze land bezaten. Zwarten konden vaak niet voldoen aan deze eisen en voorwaarden en
mochten dus ook niet stemmen.
Geleidelijk aan ontstond er eind negentiende eeuw begin twintigste eeuw in het zuiden een
samenleving waarin de zwarten en de blanken helemaal gescheiden van elkaar leefden en de blanken
zich superieur waanden. Deze periode van segregatiepolitiek werd Jim Crow genoemd, een term die
ontleend is aan een nummer uit een oude Amerikaanse show. In steeds meer staten werden wetten
aangenomen die zwarten op belangrijke gebieden in een ondergeschikte positie plaatste. Op scholen
en begraafplaatsen, in kerken, restaurants, ziekenhuizen en in het openbaar vervoer vond er een
strikte rassenscheiding plaats. Ook in de omgang met elkaar bleek het blanke superioriteitsgevoel.
Zwarten moesten zich, net als in de slaventijd, onderdanig gedragen tegen over blanken. Blanken
spaken zwarten vaak aan als ‘nigger’ of “boy’. Dit was een denigrerende manier van aanspreken die
uit de slaventijd was overgebleven.
In het noorden waren de omstandigheden weliswaar beter, maar nog verre van ideaal. Veel
noordelijke gemeenschappen hanteerden wetten die discriminatie in openbare ruimte verboden, maar
vaak trok men zich niets van deze wetten aan. De gerechtshoven deden niets om hier een eind aan te
maken. In 1896 bevestigde het Hooggerechtshof dat segregatie niet in strijd was met het veertiende
amendement zolang de voorzieningen maar hetzelfde waren. Dit werd in de werkelijkheid nauwelijks
nageleefd.
Geweld tegen Afro-Amerikanen kwam in het zuiden geregeld voor. Regelmatig werden zwarten die
verdacht werden van een misdaad zonder enige vorm van proces op gehangen. Tussen 1884 en 1914
werden ruim 7500 zwarten gelyncht, velen zonder iets misdaan te hebben.
Booker T. Washington
Booker T. Washington was destijds een zeer gerespecteerde zwarte leider. Hij riep de zwarte
bevolking op om hun energie niet te verspillen aan protestacties tegen de ongelijkheid. Ze konden hun
tijd beter besteden door onderwijs te volgen zodat ze zich konden opwerken. Hij was ervan overtuigd
dat dit de weg was naar een betere behandeling en naar gelijkheid.
Booker T. Washington werd op handen gedragen door de blanke bevolking. Sommige zwarten
vonden dat hij zich te toegeeflijk opstelde tegenover de vooroordelen en het onrecht dat hen werd
aangedaan. Hun antwoord op Washingtons houding heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van
de moderne burgerrechtenbeweging.
12
De opkomst van de zwarte bewegingen.
De socioloog, W.E. B. Du Bios, was een van de eerste Afro-Amerikanen die promoveerde aan de
Harvard University. Hij bestreed met een aantal andere goed opgeleide zwarte jongeren de opvatting
van Booker T. Washington dat de zwarten alleen om een goede baan te krijgen onderwijs zouden
moeten volgen. Du Bios geloofde dat onderwijs hen niet alleen een goede baan, maar ook een
aangenamer bestaan zou bieden.
In juli 1905 kwamen een groep zwarten, vlak over de grens bij de Niagara waterval, bijeen onder
leiding van Du Bios en William Monroe Trotter. De ontmoeting werd in Canada gehouden omdat ze in
geen enkel hotel in aan de Amerikaanse kant van de grens welkom waren. Deze groep die bekend
werd als de Niagara-beweging eiste gelijke burgerrechten voor zwarten. Du Bios riep alle AfroAmerikanen op om voor hun rechten op te komen. Door de tegenstand van Booker T. Washington en
door geldgebrek bleef deze beweging niet lang bestaan. Maar veel aanhanger sloten zich aan bij een
nieuwe organisatie die meer succes zou hebben.
In augustus 1908 braken rassenonlusten uit in Springfield, Illionois. Twee zwarten werden door een
blanke menigte gelyncht. Dit leidde ertoe dat een aantal progressieve blanken, die de rassenonlusten
verafschuwden, een vergadering belegde om te praten over de toestanden en een hernieuwde strijd
voor gelijke burgerrechten. De vergadering werd zowel door sympathiserende blanken als door
zwarten van de Niagara-beweging bijgewoond. In 1910 richtten ze de National Association for the
Advancement of Colored People (NAACP) op. De eerste leiders van deze beweging waren
voornamelijk blanken.
Het doel van de NAACP was om te zorgen voor gelijke burgerrechten voor zwarte mensen en
ervoor te zorgen dat het veertiende en vijftiende amendement werden uitgevoerd. Ook vocht de
organisatie voor een federale wet tegen het lynchen. Hierdoor werden
de lynchpartijen in heel Amerika een onderwerp van discussie, maar
senaatsleden uit het zuiden deden er alles aan om te voorkomen dat er
een federale wet tegen lynchen werd aangenomen.
In de beginperiode van haar bestaan won de NAACP een aantal
zaken over stemrecht en discriminerend gedrag tegenover de zwarte
bevolking. Maar overheden en gemeenschappen vonden altijd wel een
manier om hun discriminerend gedrag voor te zetten.
In 1911 werd de National Urban League opgericht. Deze organisatie,
die zowel zwarte als blanke leden had, hield zich vooral bezig met
werkgelegenheid voor de zwarte bevolking. Deze beweging had als
doel om zoveel mogelijk zwarten aan een baan te helpen.
De grote volksverhuizing
In het begin van de twintigste eeuw ontstond er een grote volksverhuizing. Zwarten trokken van de
landbouwgebieden in het zuiden naar de grote industriële steden in het noorden, zoals New York,
Chicago en Detroit. De zwarte zuiderlingen hoopten op een beter leven in het noorden. De zwarten
werden in het noorden echter niet warm verwelkomt. Er waren niet genoeg banen en niet genoeg
woningen. Zwarten werden op elkaar gestapeld in slechte wijken van de steden. Ook ontstond er een
strijd om de banen. Deze ontwikkeling had ook een gevolg voor de houding van noorderlingen ten
opzichte van de zwarte inwoners. Men merkte dat door de toestroom van zwarten de banen in de
industrie, voor blanken, in het gedrang kwamen.
Deze spanning leidde tot verschillende uitbarstingen en onlusten tussen beide rassen. Zo werd in
1917 een zwarte woonwijk in St. Louis in brand gestoken, waarbij meer dan veertig zwarten om het
leven kwamen. Deze mensen kwamen niet alleen om het leven door het vuur maar ook doordat
wanneer men de brandende panden probeerde te ontvluchten de kans liep om neergeschoten te
worden door de blanke menigte. Twee jaar later leidde de spanning tot onlusten in het hele land. Bij
deze rellen in de zomer van 1919 kwamen 120 mensen om het leven.
De bestaande zwarte bewegingen konden de problemen die de grote volksverhuizing met zich
meebracht niet aan. Een nieuwe leider van de zwarte gemeenschap stond op. Marcus Garvey was
een Jamaicaanse immigrant en oprichter van de Universal Negro Improvement Association (UNIA).
Deze organisatie won snel aan invloed onder de zwarten.
Marcus Garvey probeerden de zwarten zelfrespect bij te brengen. Hij beschouwden de zwarten als
een superieur ras en verwierp integratie met de blanken. Het blanke racisme was volgens Garvey
genetisch bepaald en dus onvermijdelijk, onderhandelen met blanken was dus zinloos. Garvey
verwierp het kolonialisme, in het bijzonde zoals dat in Afrika bestond, en riep zwarten op om terug te
keren naar hun moederland. De eerdere zwarte leiders keerden zich tegen Garvey, maar Garbey’s
beweging won sterk aan populariteit. De UNIA had ongeveer 500.000 leden.
Marcus Garvey had verscheidende bedrijven opgericht om zijn ideologie te steunen. Zo was er de
‘Black Star Line’: Een scheepvaartmaatschappij die de zwarten terug naar Afrika moest brengen. Dit
13
bedrijf werd beschuldigd van fraude en Garvey werd schuldig bevonden. President Coolidge liet
Garvey vrijlaten en het land uitzetten. Garvey stierf in 1940 in Engeland.
De Black Star Line had nooit de kans gekregen om zwarten terug te brengen en de UNIA was
verloren gegaan. Toch bleef er een deel van de ideologie van Garvey in leven: Het zwarte separatisme
was een idee dat nog onder een deel van de zwarte bevolking leefde, en tot op de dag van vandaag
nog onder enkele radicale zwarten leeft.
De crisisjaren
Toen de economische recessie in 1929 begon, waren de zwarten de eersten die ontslagen werden.
De verpaupering op het platteland in het zuiden had tot gevolg dat de trek naar het noorden weer
toenam. President Roosevelt had voor zijn wederopbouw alle steun nodig die hij kon krijgen. Om het
zuiden te vriend te houden ondertekende hij geen wetsvoorstellen tegen het lynchen. Ook werden
voornamelijk blanken toegelaten voor een baan als arbeider bij een overheidsproject.
Toch had de politiek van Roosevelt ook goede gevolgen voor de zwarten: Zwarten werden
toegelaten tot blanke vakbonden, deze vakbonden kregen bescherming van de overheid. Ook stelde
de president zwarten aan op belangrijke posities in zijn regering. De toegenomen zorg voor de
zwarten, van de regering Roosevelt, zorgde ervoor dat de zwarte bevolking steeds meer op de
democraten ging stemmen.
14
Voorblad
H3
15
3. 1940-1966: De opkomst van zwarte leiders
In de strijd voor gelijke burgerrechten van de Afro-Amerikanen hebben een aantal charismatische
figuren een belangrijke rol gespeeld. Deze personen hebben het zwarte volk tot daden aangezet en
hebben als medium tussen de zwarten en de rest van de wereld gediend. In dit hoofdstuk zullen we
eerst behandelen hoe de situatie voor de Afro-Amerikanen veranderde door de Tweede Wereldoorlog.
Vervolgens besteden wij aandacht aan de levensverhalen van de twee grootste zwarte leiders van de
periode 1940 tot 1966, dit waren Martin Luther King en Malcolm X.
De invloed van de Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog speelde een aanzienlijke rol in de ontwikkeling van de positie van AfroAmerikanen in de Amerikaanse maatschappij. De oorlogsindustrie verzorgde een enorme
werkgelegenheid. Door de opkomst van zwarte vakbonden konden de Afro-Amerikanen eisen dat zij
hier ook voordeel van zouden hebben. Toen de regering aanvankelijk niet inging op dit verzoek werd
een demonstratie gehouden. President Roosevelt stelde hierna dat discriminatie bij overheidsbanen
en in de oorlogsindustrie niet toegestaan was. Er werd een comité opgericht dat hier toezicht op zou
houden. Alhoewel het besluit van de president niet overal werd nageleefd was deze beslissing toch
een vooruitgang.
In het Amerikaanse leger was echter nog steeds sprake van segregatie. Dit leidde tot
ontevredenheid onder de zwarte bevolking. Deze ontevredenheid kwam onder andere tot uiting door
middel van verschillende rassenrellen. De Amerikaanse samenleving was aangegrepen door het feit
dat in deze tijd van strijd voor de democratie er zulke onenigheid in het eigen land aanwezig was.
De overheid hield zich door de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog meer bezig met het
buitenland dan met de segregatie in eigen land. Amerika probeerde zich voor te doen als een
rechtvaardige staat met complete gelijkheid, toch bleek er nog volop discriminatie te zijn in de
Amerikaanse maatschappij. Zelfs in de noordelijke steden was er nog een duidelijke segregatie. De
segregatie was hier bij wet verboden maar in het dagelijks leven nog wel aanwezig. Zo probeerden
blanke huiseigenaren zwarte bewoners uit hun wijken te weren omdat dit de woningprijzen enorm
drukte. In de horeca werden zwarten slechter behandeld en bij sollicitaties werden blanken bij gelijke
geschiktheid voor zwarten gesteld.
In het zuiden was deze segregatie nog duidelijker aanwezig, bovendien werd dit hier wettelijk
ondersteund. Zuidelijke staten hadden een uitgebreid juridisch systeem dat segregatie in de hand
speelde. In openbare gelegenheden werd een splitsing gemaakt tussen zwarten en blanken. Zo waren
er gescheiden scholen, kerken, sportverenigingen en zitplaatsen in bussen en horecagelegenheden.
Vaak waren de voorzieningen voor blanken kwalitatief en kwantitatief beter dan die voor zwarten. De
zwarten zaten vaak opgescheept met slechtere spullen waarvan een grotere groep mensen gebruik
moest maken.
In 1942 werd een nieuwe vereniging opgericht die opkwam voor gelijke rechten voor deze rassen:
‘het Congress Of Racial Equality (CORE)’. CORE was voorstander van vreedzame expliciete
demonstraties.
In 1948 gaf President Truman de opdracht om de segregatie in het leger op te heffen. Ook deed hij
voorstellen ter verbetering van de burgerrechten zoals een voorstel dat een eind moest maken aan het
lynchen, en de discriminatie in het openbaar vervoer en op de arbeidsmarkt. De Amerikaanse overheid
kende echter te veel tegenstanders van Truman’s voorstellen. Democraten uit het zuiden en
Republikeinen uit het noorden stemden tegen Truman’s voorstellen.
Prestaties van de NAACP
In deze periode begon de NAACP langzamerhand successen te behalen. De NAACP spande in de
jaren dertig een rechtszaak aan om instanties te houden aan een besluit van het hooggerechtshof uit
1886. Dit besluit hield in dat segregatie alleen toegestaan was wanneer voor alle partijen dezelfde
voorzieningen toegankelijk waren. Het gelijk in deze rechtszaak leidde ertoe dat de segregatie op veel
scholen en universiteiten werd opgeheven omdat er voorheen niet dezelfde faciliteiten beschikbaar
waren voor beide partijen.
In 1944 behaalde de NAACP een belangrijke juridische overwinning ten aanzien van het kiesrecht.
Het werd vanaf toen voor zwarten mogelijk om mee te stemmen bij de kandidaatsverkiezingen van de
politieke partijen. In het zuiden was er op dat moment sprake van een eenpartijstelsel. Bij de
kandidaatsverkiezingen werd toentertijd dus in feite de macht verdeeld in het zuiden.
Door middel van rechtszaken werd in 1946 en 1948 de segregatie in het busvervoer respectievelijk
de huizenmarkt verboden.
De belangrijkste advocaat van de NAACP was in die tijd Thurgood Marshall. Marshall geloofde dat
integratie noodzakelijk was voor een goede samenleving en was vastbesloten om de wereld te
veranderen. Hij had veel ervaring als advocaat voor de NAACP en wist hoe hij met het blanke
16
rechtssysteem om moest gaan. Zijn grootste succes was de winst in een rechtszaak in 1951. Hij
spande deze zaak aan namens Linda Brown, een zwarte scholiere, tegen het onderwijssysteem in een
stad in Kansas. Hij stelde dat de segregatie die in het onderwijssysteem aanwezig was de zwarten een
gevoel van minderwaardigheid gaven. Het Hof stelde de NAACP unaniem in zijn gelijk. De
jurisprudentie uit deze zaak, die de naam kreeg ‘Brown vs. Board of Education’, werd later veel
gebruikt in andere zaken betreffende de segregatie in andere delen van de samenleving.
Alhoewel segregatie op scholen hierdoor wettelijk verboden was veranderde de situatie in het
zuiden nauwelijks. Blanke extremisten, zoals de Ku Klux Klan en de White Citizens Council, die de
zuidelijke levensstijl wilde handhaven, werden actiever. Zwarte scholieren werden bedreigd en
aangevallen. Er vonden stenigingen en bomaanslagen plaats. De situatie escaleerde tot het punt
waarop het Amerikaanse leger opdracht kreeg van president Eisenhower om een groep zwarte
scholieren in Little Rock, Arkansas, te beschermen. President Eisenhower was geen voorstander van
het besluit in de zaak ‘Brown vs. Board of Education’, hij zag dat de zuidelijke houding haaks stond op
de uitspraak.
In andere delen van het land haalden blanken, die het zich konden veroorloven, hun kinderen van
scholen waar zwarten opkwamen, zij stuurden hun kinderen naar duurdere privé-scholen, die de
zwarte bevolking zich niet kon veroorloven. Echte integratie in het onderwijssysteem kwam dus nog
niet tot stand.
Liberale politici probeerden de integratie tot stand te brengen door wetsvoorstellen te doen die
segregatie verboden. Wederom werkten zuidelijke democraten en conservatieve republikeinen deze
voorstellen tegen.
In het noorden was geen sprake van wettelijke segregatie op scholen maar blanken en zwarten
woonden meestal in aparte wijken. De scholen in deze wijken waren over het algemeen zwart of blank.
Van desegregatie was hier dus ook nauwelijks sprake. De segregatie werd mede in stand gehouden
door het hypotheekbeleid dat het voor blanken zeer onaantrekkelijk maakte om bij zwarten in de buurt
te wonen, waardoor dus gepoogd werd om zwarten in aparte wijken te houden.
Martin Luther King
De situatie vertoonde op dit moment weinig ontwikkeling. De juridische strijd verliep traag en
behaalde resultaten leidde niet tot verandering in de houding van het Amerikaanse volk. Het was tijd
voor een nieuwe vonk in de strijd. Deze werd gevonden in de persoon van Martin Luther King.
In 1929 werd Martin Luther King, Jr., geboren in een domineesfamilie in Atlanta, Georgia. In deze
zuidelijke staat was de segregatie volop aanwezig. King’s vader was een voorstander van integratie en
weigerde zich te houden aan discriminerende regels. Toen King in zijn tienerjaren het Noorden
bezocht ontdekte hij hoe anders er daar tegen hem aan werd gekeken. Martin studeerde in 1948 af
aan het Morehouse College in Atlanta en hij volgde zijn vader op als dominee bij de doopsgezinde
kerkgemeenschap in Atlanta. King studeerde verder aan het Crozer Theological Seminary in Chester
Pennsylvania. In deze jaren maakte hij kennis met de leer van Mahatma Gandhi. Hij was geïntrigeerd
door de gevolgen die geweldloos verzet kon hebben. In 1951 sloot hij zijn theologische opleiding
succesvol af. In 1953 trouwde hij met Coretta Scott, met wie hij uiteindelijk vier kinderen kreeg.
In 1954 werd King leider van de Dexter Avenue Baptist Church kerkgemeenschap in Montgomery,
Alabama. Deze stad werd geleid door conventionele blanken. Die de segregatie in stand probeerden
te houden. Na de uitspraak in de zaak ‘Brown vs. Board of Education’ riep King samen met Ralph
David Abernathy, een andere dominee uit Montgomery, de zwarten in Montgomery op om op te komen
voor desegregatie.
In 1955 werd King doctor in de theologie aan Boston University. In dat jaar begon ook het bekende
busboycot in Montgomery. Dit boycot begon met een zwarte vrouw, genaamd Rosa Parks, weigerde
haar plaats in het zwarte gedeelte van de bus af te staan aan een blanke vrouw. Hiervoor werd zij
gearresteerd.
King
en
Abernathy
vonden
dit
onaanvaardbaar en riepen het zwarte volk op tot een
protest. Er werd besloten om het busbedrijf te boycotten.
Er werd een carpoolsysteem opgericht waar ook enkele
blanken voorstanders aan bijdroegen. Het protest stootte
op veel tegenstand van de blanke conservatieven die
uiteindelijk zelfs een bomaanslag pleegden op het huis
van King. Er ontstonden rechtszaken tussen de strijdende
partijen die uiteindelijk leidden tot het gelijk van King en
zijn aanhangers. Het Hooggerechtshof besloot dat de
segregatie in het bussysteem onwettig was en daarom
opgeheven moest worden. Door dit succes ontving Dr.
King nationale bekendheid.
17
King richtte in 1957 de Southern Christian Leadership Conference (SCLC) een christelijke
organisatie die voor desegregatie streed. King organiseerde een bijeenkomst bij het Lincoln
Mermorial, hierbij kwamen 25.000 blanke en zwarte aanhangers van desegregatie bijeen. King pleitte
hier voor gelijk stemrecht voor blanken en zwarten.
King maakte een reis naar India om de protestmanieren
van Gandhi nog beter te kunnen begrijpen. In 1960 werd
hij naast zijn vader dominee in Atlanta. Hij koos voor deze
baan omdat hij dit het beste kon combineren met zijn
werkzaamheden bij de SCLC. King was een groot
voorstander van sit-ins. Dit is een geweldloze manier van
protest waarbij zwarten gingen zitten op plaatsen die
gereserveerd waren voor blanken. Deze manier van
protest leidde tot relatief veel verandering, op een aantal
openbare plaatsen werd de segregatie afgeschaft. In 1960
werd King gearresteerd toen hij deelnam aan een sit-in.
King was een wereldwijd symbool voor de strijd voor
gelijke burgerrechten van de Afro-Amerikanen geworden, zijn gevangenschap leverde dus veel
negatieve publiciteit op voor de burgermeester van Atlanta, die hem vasthield. King werd verplaatst
naar de Reidsvillle gevangenis waar de omstandigheden nog slechter waren. King’s gevangenschap
leidde tot een nationale discussie, mede doordat het verkiezingstijd was. Presidentkandidaat Nixon liet
echter niets van zich horen. Kennedy, die ook kandidaat was, hielp King echter wel. Hij zorgde ervoor
dat King vrijgelaten werd. King toonde openlijk zijn dank. Dit leidde ertoe dat de zwarte kiezers
overgehaald werden om op de democratische kandidaat te stemmen wat leidde tot een overwinning
van Kennedy.
Bij een gesprek tussen King en Kennedy legde King de nadruk op een betere wetgeving rondom de
burgerrechten. Kennedy was hier echter geen voorstander van. Eind 1960 bepaalde het
Hooggerechtshof dat segregatie in het openbaar vervoer overal bij. Deze vorm van protest hield in dat
er mensen gebruik maakten van het openbaar vervoer en express de segregatieregels overtreden.
Deze ‘Freedom Rides’ stuitte op veel tegenstand. In Alabama en Birmingham leidde het protest tot
geweld en de publiciteit waarmee dit gepaard ging. Uiteindelijk leidde dit protest wel tot het gewenste
resultaat, alle tekenen van segregatie, zoals waarschuwingsborden, werden uit het openbaar vervoer
verwijderd.
In 1961 en 1962 hield King campagnes in Albany, Georgia en Birmingham, Alabama. Vooral in
Birmingham was de rassendiscriminatie nog erg groot. King werd in 1963 gearresteerd bij een
demonstratie in Birmingham. Kennedy zorgde ervoor dat King’s situatie in de gevangenis iets
verbeterde. King schreef een brief aan het Amerikaanse volk vanuit de gevangenis. Deze brief werd
door miljoenen mensen gelezen. Uiteindelijk gaf Birmingham toe aan de protesten van de aanhangers
van King, en segregatie werd bij wet verboden.
In 1963 was er een grote mars naar Washington, voor gelijke burgerrechten. Bij deze mars sprak
King zijn wereldberoemde toespraak: ‘I have a dream…’. Johnson, die aan de macht kwam na
Kennedy’s dood, wilde Kennedy’s wetgeving betreffende desegregatie snel doorvoeren. In deze wet,
de Civil Rights Act van 1964, stond dat segregatie in openbare gelegenheden verboden werd,
vakbonden en werkgevers mochten zich niet bezighouden met rassendiscriminatie en federale gelden
zouden onttrokken worden aan instellingen die nog steeds zwarten discrimineerden. De betrokkenheid
van de president in de strijd van de Afro-Amerikanen was een enorme steun in de rug.
King kreeg in 1964 de Nobelprijs voor de vrede en in 1965 deed hij mee aan een mars naar
Montgomery. Deze mars was georganiseerd door de SCLC en was bedoeld om het stemrecht voor
zwarten te promoten. De vreedzame demonstratie werd met buitensporig geweld gepoogd tot stilstand
te brengen. De beelden van deze gebeurtenis schokten een groot deel van het land, waaronder
president Johnson. Hij besloot hierdoor om een wetsvoorstel te doen betreffende het stemrecht. Deze
Voting Rights Act van 1965 zorgde ervoor dat het stemrecht voor de Afro-Amerikanen een stuk
gemakkelijker werd gemaakt.
King zette in 1966 de Chicago Freedom Movement op. Deze beweging richtte zich op de situatie
van zwarten in de grote steden in het noorden. Hier waren zwarten vooral financieel achtergesteld.
King organiseerde ook de ‘James Meredith March Against Fear’. Deze mars werd gehouden naar
aanleiding van de moord op James Meredith. James Meredith was een zwarte man uit Mississippi die
gepleit had voor gelijk stemrecht. Deze moord zorgde ervoor dat de onenigheid binnen de zwarte
gemeenschap naar boven kwam. Een aantal zwarten hadden genoeg van het geweldloze protest en
gaven de voorkeur aan een meer militante vorm van protest.
In 1967 wilde King, nog steeds trouw aan het geweldloze protest, een nieuwe mars richting
Washington organiseren. Zijn voorbereidingen schoten echter niet erg op.
Op 4 april 1968 werd Martin Luther King, Jr., in Memphis Tennessee vermoord.
18
Malcolm X
Malcolm X werd op 19 mei 1925 in Omaha geboren als Malcolm Little. Zijn ouders waren Earl Little,
een baptistenpredikant uit Georgia en Louise Norton Little, een immigrante uit Grenada. Het grootste
deel van Malcolm’s jeugd woonde hij met zijn zeven broers en zussen en zijn ouders in Lansing, in
Michigan.
Zijn ouders waren allebei lid van de UNIA, de United Negro Improvement Association,
van Marcus Garvey. Toen Malcolm 4 jaar oud was, werd zijn huis in brand gestoken. Op zijn zesde
jaar werd zijn vader op brute wijze vermoord. Zes jaar later kreeg zijn moeder een zenuwinzinking en
moest ze opgenomen worden. De kinderen werden gescheiden en kwamen in pleeggezinnen terecht.
Malcolm blonk uit op de middelbare school. Hij dacht erover om later advocaat te worden, maar een
gesprek met een leraar maakte een einde aan deze droom. Hierdoor veranderde zijn hele leven.
Hij ging op zijn vijftiende bij zijn zus en haar gezin in Boston wonen. Hij raakte gefascineerd door het
drukke nachtleven van de stad. Na verloop van tijd kwam Malcolm in Harlem. Niet lang daarna dealde
Malcolm voornamelijk joints. Maar na een tijdje begon hij de drugs ook zelf te gebruiken.
In 1944 keerde hij terug naar Boston, en zette zijn criminele bestaan voort. Samen met zijn blanke
vriendin richtte hij een inbrekersbende op. In 1945 werd Malcolm gearresteerd. Hij kreeg tien jaar voor
veertien inbraken en was toen pas twintig jaar.
In de gevangenis maakte hij kennis met de Nation of Islam, gebaseerd op de orthodoxe islam. De
Nation of Islam voegde daar nog wat zwart nationalisme bij. Er werd geleerd dat blanken monsters
waren.
Malcolm las in de gevangenis alles wat hij te pakken kon krijgen. Na zeven jaar in de gevangenis
kwam Malcolm in 1952 vrij. Hij verhuisde naar Detroit en werkte daar voor een tempel van de Nation of
Islam. Hij kreeg een hechte band met de leider, Elijah Muhammed, die hij zag als de man die zijn
leven gered had. Al snel veranderde Malcolm Little zijn naam in Malcolm X. De X vervangt de
onbekende naam die de zwarten zijn kwijtgeraakt door de slavernij. Hij vestigde zich in New York, als
predikant van een tempel in Harlem, omdat Malcolm de mensen daar begreep en wist hoe hij ze kon
inspireren.
In 1955 ontmoette Malcolm zuster Betty Shabazz, waarmee hij in 1958 trouwde. Rond 1959 groeide
de burgerrechtenbeweging onder leiding van Martin Luther King. Tot deze tijd was Malcolm X alleen
bekend onder de Black Muslims, maar dat zou snel veranderen.
Een jonge journalist, Lou Lomax, hoorde over Malcolm. Samen met Mike Wallace, maakten zij een
documentaire: ’The hate that hate produced’. Dit ging over de zwarte nationalisten in New York. Het
programma introduceerde de Nation of Islam en Elijah Muhammed. Het was ook het televisiedebuut
van Malcolm X en hij werd gelijk een ster.
Terwijl hij steeds bekender werd, deed Malcolm X de aanhang van de Nation of Islam groeien.
Malcolm X werd erg belangrijk in het debat over gelijkheid voor iedereen, hoewel hij niet bij de
burgerrechtenbeweging hoorde. Hij was een felle tegenstander van Martin Luther King en het
geweldloze verzet, dat hij zag als de blanken smeken om rechten die God hem gegeven had. Malcolm
was extremer dan de leiders van de burgerrechtenbeweging. Malcolm kon bijna alles zeggen maar
Martin Luther King had zijn eigen geloof, protestants.
Op 22 november 1963 werd president John F. Kennedy vermoord. Malcolm raakte erdoor in een
persoonlijke crisis. De dag erna maakte Malcolm namelijk een opmerking die vriend en vijand schokte.
Malcolm: “The chickens come home to roost”, ofwel, boontje komt om zijn loontje. De Amerikaanse
pers was niet blij met Malcolm’s uitspraak. De woedende Muhammed verbood hem negentig dagen
lang te preken in de tempel. Malcolm was geschokt, al wist hij dat de ruzie een andere oorzaak had.
Hij had ontdekt dat Muhammed betrokken was bij een schandaal. Weggaan bij de Nation of Islam was
niet makkelijk. De Black Muslims zagen hun leider als een profeet en
velen zagen het vertrek als verraad. Malcolm werd met de dood
bedreigd. De organisatie waar hij altijd in geloofd had, haatte hem nu.
Hij bekeerde zich tot de orthodoxe islam. In maart 1964 besloot hij op
bedevaart te gaan naar Mekka. Toen hij in Mekka was werd Malcolm’s
hele geloof in de war gebracht. In plaats van de afscheiding in Amerika
die hij gewend was, vond hij een welkom van mensen uit alle landen.
Malcolm zag in Mekka een gemeenschap waarvan hij dacht dat die
onmogelijk was.
Hij liet het geloof achter dat zwarten en witten gescheiden moesten
worden en hij begon te denken over een grote gemeenschap die een
was. Zijn problemen met de Black Muslims begonnen pas echt toen hij
terugkwam naar Amerika. In Amerika veranderde hij zijn naam weer,
voor de derde keer, in een moslimnaam: El-Hajj Malik Al-Shabbaz. Hij
zwoer zijn onvoorwaardelijke haat voor alle blanken af, wat velen
schokte. Iedereen kon helpen in de strijd tegen het racisme. Hij eindigde
19
zijn relatie met de Nation of Islam in maart 1964 en richtte de Muslim Mosque op. Hij bekritiseerde de
Nation of Islam vond dat de orthodoxe islam de echte was. Ook vertelde hij dat Muhammed nep was.
In het buitenland kreeg hij steun, maar Amerika stond wantrouwend tegenover de nieuwe Malcolm X.
Malcolm kreeg steeds meer het idee dat hij gevolgd werd en niet alleen door de Black Muslims, maar
ook door FBI. Deze luisterde vaak de toespraken van Malcolm X af. Op 21 februari, 1965, werd
Malcolm X vermoord in New York tijdens een speech in Manhattan's Audobon Ballroom, waarschijnlijk
in opdracht van de Nation of Islam.
Deze twee Afro-Amerikaanse leiders hebben een grote invloed gehad op de Afro-Amerikaanse
samenleving. Ze bewezen dat vooruitgang niet alleen gehaald kon worden door politici en advocaten
in langdradige rechtszaken maar dat alle mensen bij konden dragen aan een betere samenleving. De
samenleving was in beweging. Johnson had laten zien dat de politiek niet alleen uit tegenstanders van
de beweging bestond.
Er was een sterke polarisatie ontstaan in de zwarte gemeenschap. Aan de ene kant de militante
Black Muslims aan de andere kant de geweldloze baptisten. De vraag die leefde onder de bevolking
van de Verenigde Staten was welke stroming binnen de beweging nu de overhand zou krijgen. Dit en
het vervolg van de strijd zullen we in het volgende hoofdstuk bespreken.
20
Voorblad
H4
21
4. Black Power
In de jaren 60 groeide het aantal rassenonlusten in de grote Amerikaanse steden enorm. De Civil
Rights Act en de Voting Rights Act brachten geen grote verandering in de houding van de meeste
blanken. Zij bleven Afro-Amerikanen discrimineren. Vooral op de arbeidsmarkt werden de zwarten
slecht behandeld. Zij kregen nauwelijks banen, en de banen die zij kregen waren vaak banen waar
blanken zich te goed voor voelden.
Een onderzoekscommissie, aangesteld door president Johnson, kwam tot de conclusie dat de
oorzaak van de rassenonlusten bij de blanken lag. Door blank racisme kregen zwarten geen kans om
te ontwikkelen en zij raakten gefrustreerd door hun hopeloze situatie.
Het vreedzame protest van King leek weinig teweeg te brengen in de houding van de blanken. Dit
leidde ertoe dat veel zwarten de blanken begonnen te haten en over wilden stappen op militant
protest.
Black Panthers
Een voorbeeld van een militante zwarte organisatie was de Black Panther Party. Deze organisatie
werd in 1966 opgericht door de studenten Bobby Seale en Huey P. Newton. De Black Panthers waren
aanvankelijk opgericht vanwege het onrecht dat de zwarte bevolking werd aangedaan door de politie.
De Black Panthers fungeerden als beschermers van de zwarten in de arme wijken van Californië. Hun
openheid en arrogantie zorgden ervoor dat zij snel landelijke bekendheid kregen.
De hoofdlijnen van de Black Panther Party zijn vastgelegd in hun tienpuntenplan:
Vrijheid om te beslissen over het bestuur van hun gemeenschappen.
Volledige werkgelegenheid voor de Afro-Amerikanen
Een einde aan de uitbuiting van zwarte gemeenschappen door
kapitalisten
Een acceptabele huisvesting voor de Afro-Amerikanen
Voldoende onderwijs en meer geschiedenis van de Afro-Amerikanen
in het onderwijssysteem
Gratis gezondheidszorg voor zwarte en onderdrukte mensen
Een onmiddellijk einde aan de beestachtige behandeling van zwarten,
gekleurden en andere onderdrukten door de politie.
Een einde aan de agressieve oorlogen die de Verenigde Staten voeren
in de hele wereld.
Vrijlating en eerlijke processen voor zwarte gevangenen.
Land, brood, huisvesting, onderwijs, kleding, gerechtigheid, vrede en
algemene beschikking over moderne technologie
De Black Panthers probeerden eenheid te scheppen binnen de zwarte gemeenschap. Ook
probeerden zij onafhankelijk te zijn van blanken.
Aanvankelijk was de Californische politie de grootste tegenstander van de Panthers maar
langzamerhand groeide de Black Panther Party uit tot een landelijke organisatie en werden zij in de
gaten gehouden door de FBI.
De Panthers organiseerden allerlei projecten om de zwarte gemeenschap te versterken. Zo werd er
gratis voedsel, kleding en ontbijt uitgedeeld. De Panthers kregen steun uit allerlei richtingen. De
Aziatische bevolking van de Verenigde Staten richtten de ‘Red Guard’ op, deze fungeerde als tak van
de Black Panther Party. Naast de Aziaten waren er ook Mexicaanse, Puerto-Ricaanse, Blanke en
bejaarde groepen die als tak van de Panthers dienden en leden wierf onder hun soortgenoten. Ook in
andere landen waaronder Frankrijk, Duitsland, China, Zimbabwe en Uruguay werden
steunorganisaties opgericht voor de Black Panther Party.
De politie bleef echter een last voor de Panthers. Een van de oprichters en leiders van de Panthers,
Huey P. Newton, werd gearresteerd voor een moord op een blanke agent. Ook werden er steeds meer
Panthers vermoord zonder dat de politie er naar omkeek. De partij wees de politie zelf aan als dader
maar deze beschuldigingen zijn nooit onderzocht aangezien de politie weigerde mee te werken.
De Panthers organiseerden protesten om hun leider uit gevangenschap te bevrijden. Toen het
proces in deze zaak begon werd Newton niet meer verdacht van moord maar van doodslag.
Uiteindelijk bleken hier ook geen bewijzen voor te zijn en dus werd Newton vrijgelaten in juli 1970.
Ondanks de moorden op een groot aantal Panthers hield de partij vast aan zijn programma. Bobby
Seale en Elaine Brown, ook een Panther, stelden zich in 1973 verkiesbaar voor een plaats in de
gemeenteraad van Oakland, Ca. Ondanks dat ze deze verkiezingen verloren had men toch voordeel
gehad aan de verkiezingsstrijd. Het had steun opgeleverd van alle vakbonden in de omgeving. Mede
dankzij deze steun konden de Panthers Lionel Wilson naar het burgermeesterschap leiden. Dit werd
de eerste zwarte burgermeester van Oakland sinds de oprichting van de stad, honderd jaar daarvoor.
22
Huey Newton was ondertussen vrijwillig het land uitgegaan om een rechtszaak tegen hem te
ontwijken. De Panthers hielpen in deze jaren met het oprichten van basisscholen, het bouwen van
goedkope maar goede woningen en het verzorgen van banen voor de zwarten. De Panthers wilden
Oakland voorbereiden om te dienen als basis voor een zwarte revolutie die ontketend moest worden.
Toen Newton terugkeerde in 1977 leidde interne onenigheid en druk van de FBI ertoe dat de Black
Panther Party zijn activiteiten staakte.
Positieve discriminatie
Alhoewel segregatie ondertussen in alle lagen van de maatschappij wettelijk verboden was, was de
Amerikaanse samenleving nog lang niet vrij van segregatie. Om gesegregeerde scholen te dwingen
om te integreren werd er een plan ontwikkeld. Dit plan hield in dat er schoolbussen werden ingezet om
kinderen vanuit hun wijk naar een school waar voorheen voornamelijk scholieren van een ander ras
waren te brengen. President Nixon was een tegenstander van dit plan, dat in 1974 in Boston werd
ingezet. Het gevolg was niet veel anders dan voorheen, de rijkere blanken verplaatsten hun kinderen
massaal naar particuliere scholen. Hierdoor waren zwarten op een groot deel van de openbare
scholen ruim in de meerderheid. Een uitspraak van het hooggerechtshof schafte het plan hetzelfde
jaar nog af.
De overheid zette ook plannen op om de Afro-Amerikanen te steunen. Door Afro-Amerikanen en
vrouwen meer te steunen en voor te trekken op de arbeidsmarkt hoopte de overheid de ongelijkheid
snel weg te kunnen werken. Afro-Amerikanen kunnen in sommige staten speciale beroepsopleidingen
volgen die voor blanken niet toegankelijk zijn. Ook gaat bij de overheid de voorkeur uit naar een AfroAmerikaan wanneer zijn blanke medesollicitant net zo geschikt is.
Deze houding van de overheid kent veel tegen- en voor standers onder zowel blanken als AfroAmerikanen. Veel blanken vinden het oneerlijk dat zij gediscrimineerd worden en zien het plan als
vuur met vuur bestrijden. Toch zijn er ook veel voorstanders die het zien als een meer dan verdiende
gunst voor een volk dat nog steeds een achterstand heeft door de slavernij en decennia van
ongelijkheid in hun nadeel. Onder de Afro-Amerikanen zijn ook een groot aantal tegenstanders van het
plan. Zij zien dit als een belediging. Het plan insinueert volgens hen dat de Afro-Amerikanen het niet
op eigen houtje zouden redden. Zij zien het als een schijnheilige manier om een aantal eeuwen
uitbuiting van een volk te vereffenen.
De Los Angeles rellen
In April 1992 braken in Los Angeles enorme
rellen uit. De frustratie van de Afro-Amerikaanse
bevolking van de zogenaamde getto’s kwam tot
uitbarsting na de uitspraak in de zaak Rodney King.
Rodney King was een Afro-Amerikaan die op 3
maart 1991 gemolesteerd werd door de Los Angeles
Police departement. Dit incident werd op video
vastgelegd en de schuld van de agenten was voor
veel mensen compleet duidelijk. Op de video was
duidelijk te zien hoe King, tot stoppen gebracht na
het negeren van een stopteken, 56 slagen met een
gummiknuppel en zes trappen krijgt. De agenten
lieten King met elf schedelbreuken en schade aan
zijn hersens en nieren achter bij zijn auto. De agenten wisten niet dat ze gefilmd waren en diende zeer
onvolledige rapporten over de gebeurtenis in. Zij maakten geen melding van de verwondingen van
King.
De videoband, gemaakt door een man die het incident vanaf zijn balkon zag gebeuren, werd de
volgende dag in het hele land op televisie vertoond. Op 15 maart 1991 werden vier van de in totaal 25
agenten aangeklaagd vanwege het gebruiken van buitensporig geweld. Bijna een jaar later, op 5
maart 1992 begon het proces tegen de agenten. De blanke jury sprak ze op 29 april vrij van alle
aanklachten. Deze beslissing leidde tot de grootste rellen in ruim 25 jaar.
De rellen begonnen in South Central, een erg arm gedeelte van Los Angeles, op het kruispunt op
het kruispunt van de straten Florence en Normandie. De rellen verspreiden zich daarna naar andere
getto’s van Los Angeles zoals Compton en Watts. De rellen duurden zes dagen en kostten 54 mensen
het leven. Er werden meer dan 13.000 arrestaties gedaan. De financiële schade was enorm.
Later werden er alsnog twee agenten veroordeeld, natuurlijk was niet alleen de zaak Rodney King
aanleiding voor de rellen. Amnesty International stelde in een verslag dat de LAPD op grote schaal
buitensporig geweld gebruikte, soms zelfs in de vorm van marteling van verdachten.
23
De huidige situatie in de grote steden
De politie is niet de enige factor die het leven in een Amerikaanse getto verschrikkelijk maakt. De
werkeloosheid is er enorm. De werkloosheidspercentages voor zwarten liggen vandaag nog steeds
gemiddeld twee keer zo hoog als die van de blanke bevolking, dit blijkt uit cijfers van het Amerikaanse
‘Bureau of Labor Statistics’.
De meeste blanken zijn het drukke stadsleven ontvlucht en leven nu in de voorsteden, de
zogenaamde ‘suburbs´. In de oude woonwijken aan de rand van het zakencentrum van de stad
kwamen hierdoor veel woningen leeg te staan. Deze werden bezet door de zwarten tijdens de grote
volksverhuizing van begin 20e eeuw. Deze woningen worden slecht onderhouden en zijn ondertussen
redelijk vervallen. De criminaliteit in deze gebieden is ontzettend hoog. Het percentage
moordslachtoffers per inwoner ligt bij zwarten ongeveer tien keer zo hoog als dat bij blanken. Het
percentage moorden per inwoner in grote steden is ongeveer drie keer zo groot als die in de ‘suburbs’,
het aantal inwoners in de ‘suburbs’ is natuurlijk veel kleiner dan die van de grote steden, het totaal
aantal moorden in de grote steden is hierdoor dus veel groter. Dit blijkt uit statistieken van het
Amerikaanse ministerie van justitie.
Huidige bewegingen
De Nation of Islam is nog steeds een belangrijke
naam in de zwarte gemeenschap vandaag de dag.
Oprichter Elijah Muhammed heeft de macht
overgegeven aan Louis Farrakhan. Deze nieuwe
leider draagt de opzienbarende ideeën en het
extremistische karakter van de organisatie nog
steeds uit. Farrakhan staat bekend om zijn
antisemitische uitspraken, die tot veel negatieve
reacties onder Amerikaanse politici geleid hebben.
Ook heeft hij het niet zo op homoseksuelen en
katholieken en hij schroomt niet om deze mening in
het openbaar tot uiting te brengen. Farrakhan roept
Afro-Amerikanen op om trots te zijn op hun afkomst
en huidskleur. Om dit te benadrukken heeft hij in 1995 een mars in Washington georganiseerd. Deze
‘Milion man March’ was een collectieve manifestatie van ‘Black Power’. Afro-Amerikanen vanuit alle
hoeken van het land kwamen bijeen om hun zwart-zijn te vieren. Farrakhan riep zijn volgelingen op om
trouw te blijven aan zichzelf, hun gezin en de gemeenschap.
Ook de NAACP is vandaag de dag nog steeds actief. Zij hebben hun terughoudende karakter
behouden. Hun belangrijkste taak is het fungeren als steun voor Afro-Amerikanen in juridische
processen. Ook helpen zij hun leden bij het vormen van een stem. Zij geven presidentskandidaten een
waardering waarop leden hun stem kunnen baseren. Democratisch presidentskandidaat John Kerrie
heeft dit jaar de volledige steun van de NAACP gekregen.
De presidentsverkiezingen van 2004
In het Amerikaanse systeem wordt om de vier jaar een nieuw president gekozen, 2004 is een
verkiezingsjaar. Vlak na de burgeroorlog hadden de republikeinen het beste voor met de AfroAmerikanen in de persoon van Ulysses S. Grant. Tegenwoordig zijn de democraten een betere keuze
voor Afro-Amerikanen.
George W. Bush is minder gericht op het helpen van de zwakkeren in de samenleving dan John
Kerry. Zo belooft Kerry het openbare scholensysteem op te lappen. Bush beloofde dit ook en zette hier
een programma voor op. Bush is zijn woorden echter niet nagekomen en heeft vorig jaar zes miljard
dollar minder geïnvesteerd dan beloofd en zal naar verwachting volgend jaar acht miljard dollar tekort
komen voor het onderwijs. Kerry belooft zich in te zetten voor de grote steden in de Verenigde Staten.
Dit komt er eigenlijk op neer dat hij de zwakkeren in Amerika zal helpen. Hij belooft om de
gezondheidszorg en het onderwijs betaalbaar te maken voor iedereen.
Bush lijkt meer gericht op de grote lijnen van de economie en minder op de achtergestelde zwarten
die door het kapitalisme in de verdrukking komen.
24
Voorblad
Conclusie
25
Conclusie
Sinds de afschaffing van de slavernij in 1865 is de situatie voor de zwarten in de Verenigde Staten
enorm veranderd. De situatie aan het begin van de vorige eeuw was nog erg schrijnend. Zwarten
waren erg arm en stonden in openbare gelegenheden altijd onder de blanken. De politiek verbeterde
de situatie voor de Afro-Amerikanen nauwelijks, en als dit gebeurde wist de blanke bevolking deze
wetten altijd te omzeilen.
Vooral in de zuidelijke staten was de situatie onverdraaglijk. Zwarten werden hier regelmatig
vermoord en gelyncht. Blanken probeerden zwarten te bedreigen zodat deze geen gebruik zouden
maken van hun stemrecht.
In de Verenigde Staten werden nieuwe wetten aangenomen die de rassen scheidden. Blanken en
zwarten werden gescheiden ingedeeld in openbare voorzieningen, hierbij werden de zwarten altijd
benadeeld. Booker T. Washington reageerde op deze situatie door zwarten te stimuleren zich te
ontwikkelen. Zwarten begonnen zich te organiseren in bewegingen zoals de NAACP. Deze
bewegingen probeerden de zwarten juridisch bij te staan en gezamenlijk te zorgen voor een betere
situatie. Helaas verliep dit proces erg traag en was er slechts weinig verandering.
Het begin van de vorige eeuw trokken de zwarten massaal naar de industriesteden in het noorden.
Hierdoor ontstonden daar nieuwe problemen op plaatsen waar zwarten massaal op elkaar gepakt
moesten wonen. Ook ontstond hier wrijving tussen zwarten en blanken, die nu samen om de banen in
de industrie moesten strijden. Toen de economie instortte in 1929 waren de zwarten de eersten die
hun banen verloren maar bij Roosevelt’s plan om de industrie te herstellen waren ook zwarten
betrokken, dit was daarvoor nooit gebeurd.
De tweede wereldoorlog zorgde ervoor dat de segregatie in het leger opgeheven werd. Dit werd
door sommigen gezien als een voorbeeld voor de hele maatschappij. Ook de NAACP boekte in die tijd
grote juridische successen. Thurgood Mashall zorgde ervoor dat de segregatie in het onderwijs bij wet
verboden werd. Blanken haalden hun kinderen naar particuliere scholen die zwarten niet konden
betalen, hierdoor ontstond er nog steeds geen integratie.
Martin Luther King droeg mee aan de beweging door middel van vreedzaam protest. Hij
organiseerde een busboycot waardoor de segregatie in het openbaar vervoer opgeheven werd. King’s
tegenhanger was Malcolm X. Deze ‘Black Muslim’ was voorstander van een militante manier van
protest. De tegenstelling tussen deze twee stromingen zorgde voor een scheiding binnen de zwarte
gemeenschap.
In 1966 werden de Black Panthers opgericht in Oakland, Ca.. Deze beweging was een voorstander
van zeer militant protest en trad op om de zwarten te beschermen voor politiegeweld. Zij wisten zich
op nationaal niveau bekend te maken. Veel jongeren voelden zich aangetrokken tot hun manier van
protest en raakten betrokken bij de beweging.
Om de maatschappij te dwingen te leren omgaan met integratie werden er projecten opgezet door
de overheid die zwarten stimuleerden zich te ontwikkelen. Zwarten werden door de overheid
voorgetrokken bij sollicitaties. Deze positieve discriminatie kende veel voor en tegenstanders.
Tegenwoordig is de situatie nog steeds lang niet gelijk. De zwarten zitten over het algemeen nog
steeds op elkaar gepakt in de arme wijken van de grote steden. De politie discrimineert de zwarten
nog steeds. Mede doordat de criminaliteit onder zwarten veel hoger ligt. De frustratie die zwarten
hierdoor krijgen kwam tot uiting bij de rellen in Los Angeles in 1992.
Er is dus nog steeds geen sprake van gelijkheid in de Verenigde Staten. Blanken zijn gemiddeld
minder crimineel en rijker dan zwarten. Bewegingen die opkomen voor de rechten voor zwarten
hebben de afgelopen jaren nauwelijks grote prestaties geleverd maar bestaan nog wel. De wetgeving
is op het moment compleet vrij van segregatie. Het Amerikaanse volk moet langzamerhand steeds
meer integreren, pas dan is er een einde aan de strijd voor gelijke burgerrechten voor de AfroAmerikanen.
26
VB
Bronvermelding
27
Bronvermelding
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Cashman, Sean Dennis
African-Americans and the quest for civil rights, 1900-1990
New York: New York University Press, 1991
321 p.
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Relatie:
Everett, Susanne, e.a.
Slavernij door de eeuwen heen
Zutphen: Walburg Pers, cop. 1993
253 p.
Vert. van: The slaves. – London: Bison Books, 1978
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Hiddema, Bert, en Jong, Sjoerd de
Malcolm X
Amsterdam: Mets/Passatempo, cop. 1992
94 p.
Auteur:
Medewerker:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Relatie:
King, Martin Luther (Jr.)
Sablonière , Margrit de
Rosa stond niet op... : de kracht van geweldloos verzet
Baarn: Ten Have, cop. 1984
222 p.
Vert. van: Stride toward freedom
Auteur:
Medewerker:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Relatie:
King , Martin Luther (Jr.)
Carson, Clayborne, en Biekmann, Lidwien
Martin Luther King Jr.: de autobiografie
Amsterdam: Arena, cop. 1998
423 p.
Vert. van: The autobiography of Martin Luther King jr. - New York: Warner Books,
cop. 1998
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Newton, M, en Newton, J.A.
The Ku Klux Klan : an encyclopedia
New York & London: Garland Publishing, Inc., 1991
631 p.
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Pagina’s:
Sanders, Stephan, en Hartog, Joost
Malcolm X
Amsterdam : SUA, cop. 1992
128 p.
Auteur:
Titel:
Uitgave:
Low, Augustus W. en Clift, Virgil A.
Encyclopedia of Black America
New York : McGraw-Hill, 1981
Materiaal:
Titel:
Regie:
Uitgave:
Video
Malcolm X
Spike Lee
Warner Bros., 1992
28
Internet:
U.S. Department of Justice·Office of Justice Programs Bureau of Justice Statistics:
http://www.ojp.usdoj.gov/
U.S. Department of Labor: Bureau of Labor Statistics:
http://www.bls.gov/
John Kerry for President, Inc.:
http://www.johnkerry.com/
BUSH-CHENEY '04, Inc.:
http://www.georgewbush.com/
Black Panther Party:
http://www.blackpanther.org/
NAACP:
http://www.naacp.org/
Nation of Islam online:
http://www.noi.org/
29
Download