Conclusie - scriptiegerda

advertisement
Hoofdstuk 1. Wat is religieus cultureel erfgoed en welke
betekenissen kunnen aan dit erfgoed toegekend worden?
In dit hoofdstuk wordt de term religieus cultureel erfgoed zoals genoemd in de
hoofdvraag gedefinieerd worden. Om tot een heldere, volledige definitie te komen wordt
de term eerst in drie termen onderverdeeld die alle drie afzonderlijk besproken worden, te
weten: erfgoed, cultureel erfgoed en religieus erfgoed. De uitkomsten uit deze drie
deeldefinities bieden een uitgebreide basis om tot een sluitende definitie van religieus
cultureel erfgoed te komen. Nadat een definitie opgesteld is wordt gekeken welke
betekenissen deze vorm van erfgoed kan hebben. Doel hiervan is de verschillende
betekenissen in kaart te brengen zodat deze gekoppeld kunnen worden aan de in de
hoofdvraag genoemde gezochte waarden. In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt
aandacht besteed aan de recente maatschappelijke ontwikkeling met betrekking tot
religieus cultureel erfgoed. De verschuiving in aandacht binnen het erfgoeddiscours zoals
opgemerkt door Gielen en Laermans zal als uitgangspunt dienen om deze ontwikkelingen
te bespreken. Om te formuleren welke betekenissen religieus cultureel erfgoed kan
hebben zal het kader dat Van Gorp gebruikt toegepast worden. Omdat dit kader
ontwikkeld is voor cultureel erfgoed zal hij aangepast worden om toepasbaar te zijn voor
religieus cultureel erfgoed.
1.1 Het definiëren van de termen.
De term religieus cultureel erfgoed wordt ontleed en per deel besproken om een zo
volledig mogelijk beeld te schetsen. Eerst wordt besproken wat erfgoed is. Vervolgens
wordt deze term gespecificeerd naar cultureel erfgoed. Religieus cultureel erfgoed wordt
vervolgens binnen dit cultureel erfgoed geplaatst.
1.1.1. De term erfgoed.
Wanneer is een artefact erfgoed? Van Dale geeft twee betekenissen aan het woord
erfgoed. Ten eerste wordt het gedefinieerd als ‘bezit dat bij erfenis overgaat’, de tweede
omschrijving is ‘goed dat in het vooruitzicht is gesteld’.1 Deze korte beschrijvingen
geven een richting aan maar zijn te kort om bruikbaar te zijn. Hoogleraar geschiedenis
Frijhoff omschrijft erfgoed als: ‘iets wat je uit het verleden krijgt toebedeeld of
aangereikt met de opdracht er iets mee te doen en door te geven aan mensen na jou.’2
Deze omschrijving geeft meer informatie en is daarmee omvattender dan de omschrijving
uit de Van Dale. Zowel bezit uit het verleden waar de huidige maatschappij iets mee
moet doen (bezit dat bij erfenis overgaat) en het doorgeven aan de mensen na jou (goed
dat in het vooruitzicht is gesteld) worden genoemd in de omschrijving van Frijhoff.
Hiermee is een uitgebreidere definitie geformuleerd. Omdat deze definitie nog niet heel
concreet is wordt hij uitgebreid met de toevoeging van het Sociaal Cultureel Planbureau
(SCP).
Volgens het SCP heeft het begrip ‘… niet alleen betrekking op materiële overblijfselen
1
http://surfdiensten3.vandale.nl.proxy-ub.rug.nl/vandale/zoekservice/, geraadpleegd op 25
oktober 2010.
2
Frijhoff (2007), 32.
(objecten) maar ook op de immateriële cultuuruitingen (zoals verhalen) van een
samenleving.’3 Hierbij wordt de definitie verder onderverdeeld in materieel en
immaterieel erfgoed. Het materieel erfgoed, de objecten, worden in Nederland
geclassificeerd als monumenten. In Nederland is een Monumentenwet opgesteld om dit
erfgoed te behouden en beschermen. Voor immaterieel erfgoed is geen aparte wet
opgesteld. Wel zijn 2011 en 2012 jaren van het immaterieel erfgoed, met als doel de
publieke belangstelling voor immaterieel erfgoed te vergroten.4 De onderverdeling zoals
benoemd door het SCP wordt hier verder uitgewerkt om te verhelderen waar de
verschillen en overeenkomsten liggen.
Materieel erfgoed
Materieel erfgoed bestaat volgens bovenstaande uit tastbare overblijfselen van het
verleden. Hierbij gaat het om gebouwen, maar ook om semi-roerende objecten. Semiroerende objecten zijn bijvoorbeeld sieraden, schilderijen en boeken. Door de eeuwen
heen is er steeds meer materieel erfgoed gekomen en is het belang van dit erfgoed als
bron van geschiedenis toegenomen. Gevolg hiervan is dat er steeds meer materieel
erfgoed is bewaard. Het bewaren van erfgoed is kostbaar. Vanuit de overheid moeten
keuzes gemaakt worden welk erfgoed met rijksgeld bewaard en onderhouden wordt. Om
deze keuzes op een verantwoorde manier te kunnen maken is voor roerend erfgoed in
Nederland een Monumentenwet van kracht. Deze wet is in 1988 voor het laatst
gewijzigd. Monumenten worden hierin gedefinieerd als ‘door mensen vervaardigde
onroerende zaken, die ouder zijn dan 50 jaar en die van algemeen belang zijn vanwege
hun schoonheid, wetenschappelijke of culturele waarde.’Gebouwen kunnen door het
Rijk, een provincie of een gemeente als monumenten beschermd worden. In Nederland
stonden op 1 januari 2008 50.875 Rijksmonumenten, 40.975 gemeentelijke en 857
provinciale monumenten.’5 Dit maakt een totaal van meer dan 92.700 monumenten in
Nederland. Van dit totale aantal zijn ongeveer 3.900 monumenten religieuze
monumenten.6
Immaterieel erfgoed
Het niet tastbare erfgoed van een cultuur wordt immaterieel erfgoed genoemd. Hieronder
vallen verhalen en legendes, volksliedjes, spreekwoorden, orale overleveringen van
volkscultuur door interviews en aan mediakunst. Het Nederlands Centrum voor
Volkscultuur omschrijft immaterieel erfgoed als tradities en rituelen die een hedendaagse
3
SCP (2009), 20.
4
http://www.nederlandscentrumvoorvolkscultuur.nl/wie-zijn-wij_2.html, geraadpleegd op 25
oktober 2010.
5
Nelissen (2008), 33.
6
Ibid.
betekenis hebben.7 Immaterieel erfgoed is belangrijk volgens dit centrum, omdat deze
tradities en rituelen te maken hebben met de wortels en identiteit van een samenleving.
Zij noemen immaterieel erfgoed ‘levend erfgoed’.8 Hoewel dit waarschijnlijk bedoeld is
om te benadrukken dat immaterieel erfgoed deel uit maakt van de dagelijkse cultuur, ligt
hierin verscholen dat materieel erfgoed geen levend erfgoed is.
Materieel erfgoed kan eveneens deel uit maken van iemands dagelijkse omgeving, op
heel uiteenlopende manieren. Wanneer wekelijks een kerkdienst bezocht wordt, zijn
zowel de spirituele beleving als het gebouw onderdeel van de dagelijkse cultuur. Beide
vormen van erfgoed kunnen met elkaar verbonden zijn. Een object kan een plek innemen
in verhalen en legendes waardoor materieel en immaterieel erfgoed met elkaar verweven
zijn. Op die manier is er sprake van interactie tussen materieel en immaterieel erfgoed.
Betekenisgeving erfgoed
Om te bepalen wanneer iets beschermd erfgoed moet zijn is het belangrijk dat er
duidelijke kenmerken zijn waarmee dit onderscheid gemaakt kan worden. Voor een aantal
historische gebouwen en objecten is het duidelijk dat zij bewaard moeten blijven. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de Dom in Utrecht of het Paleis op de dam in
Amsterdam. Voor gebouwen en objecten waarvan de waarde niet direct duidelijk is moet
onderbouwd kunnen worden dat ze bewaard moeten blijven. In sommige gevallen
worden hiervoor stichtingen opgericht, anderen worden overheidswege ondersteund. Een
combinatie hiervan is ook mogelijk. De Stichting Oude Groninger kerken is een stichting
die zowel gesteund wordt via overheidsmiddelen maar die ook via donateursschap private
middelen verwerven en op deze wijze monumenten kunnen beheren.
Met name voor materieel erfgoed moeten duidelijke keuzes gemaakt worden welk
erfgoed bewaard blijft en welke functies deze objecten krijgen. Dit omdat ze fysieke
ruimte in beslag nemen, vaak op plekken waar ruimte schaars is, zoals historische
binnensteden. Om te bepalen welke objecten wel of niet bewaard moeten worden en hoe
er op een verantwoorde manier gebruik gemaakt kan worden van deze objecten, is het
van belang om hier op een beargumenteerde wijze keuzes in te maken. Frijhoff bespreekt
drie vormen van betekenisgeving om deze keuze te maken.9
De eerste vorm van betekenisgeving is terug te leiden tot de Romeinse Oudheid. Erfgoed
wordt hierin gezien als iets wat door cultureel handelen tot stand is gebracht en wat voor
latere generaties bewaard moet blijven. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen
materieel en immaterieel erfgoed. Volgens deze zienswijze moet alles wat voor volgende
generaties van nut kan zijn bewaard blijven. In de huidige tijd levert dit een
onbeheersbare hoeveelheid erfgoed op.
De tweede wijze van betekenisgeving stelt het maken van keuzes centraal en hanteert
7
http://www.nederlandscentrumvoorvolkscultuur.nl/wie-zijn-wij_2.html, geraadpleegd op 25
oktober 2010
8
http://www.nederlandscentrumvoorvolkscultuur.nl/wie-zijn-wij_2.html, geraadpleegd op 25
oktober 2010
9
Frijhoff (2007), 32-34
hiervoor een kwaliteitsnorm als uitgangspunt. Of iets erfgoed is en dus actief bewaard en
onderhouden moet worden, is afhankelijk van de waarde die het representeert voor het
collectief. Om bewaard te blijven, moet het daarnaast iets kostbaars of zeldzaams zijn dat
in het bestaan bedreigd wordt. Immaterieel erfgoed met een belangrijke betekenis voor
een gemeenschap, volk, natie of werelddeel valt hier ook onder. Tegen deze wijze van
betekenisgeving zijn een aantal bezwaren. Ten eerste is het lastig te bepalen wanneer iets
een waarde heeft voor het collectief. Daarnaast is het een beperking wanneer objecten
enkel actief bewaard worden wanneer ze in het bestaan bedreigd worden. Hierdoor is de
kans dat het erfgoed tot die tijd niet goed onderhouden is, met als mogelijk gevolg dat het
aangetast is, groot.
Naast deze twee benaderingen noemt Frijhoff een derde door hem opgestelde wijze van
betekenisgeving. Erfgoed wordt hierin gezien als een selectie van relicten uit het
reservoir van het verleden. Deze relicten kunnen dienen als instrument om
identiteitsbesef te vergroten. Als representatie van een gedeeld verleden kan erfgoed op
deze manier bijdragen aan de nationale identiteit en aan nationale cohesie. Daarnaast kan
erfgoed ingezet worden als symbolische bouwsteen voor het creëren van een
identiteitsbesef. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het bezoeken van een
archief om meer te weten te komen over een persoonlijke familiegeschiedenis.
Deze derde benadering zet erfgoed uitsluitend in als middel om een gevoel van identiteit
tot stand te brengen. Hierbij wordt de unieke waarde van het erfgoed zelf buiten
beschouwing gelaten.
De eerste vorm van betekenisgeving is door de hoeveelheid erfgoed die tot de
beschikking staat niet vol te houden. In de tweede betekenisgeving staat de waarde van
het monument centraal. De plek die het erfgoed in kan nemen voor de samenleving blijft
hierbij erg onduidelijk. In de derde zienswijze wordt het unieke van het monument niet
benoemd maar wordt de waarde voor de samenleving uitgebreider besproken. Een
combinatie van de laatste twee zienswijzen lijkt een bruikbare wijze om te bepalen welk
erfgoed geconserveerd wordt en hoe dit erfgoed betekenis krijgt.
Definitie erfgoed
Om een sluitende definitie voor erfgoed op te stellen is het van belang zowel materieel
als immaterieel erfgoed in de definitie op te nemen. Daarnaast moet zowel de waarde
voor de gemeenschap als de waarde voor de vorming en versteviging van de identiteit
genoemd worden. De omschrijving vanuit de Van Dale is een goed uitgangspunt, maar
deze is te beperkt om als definitie te fungeren. Frijhoffs formulering: ‘iets wat je uit het
verleden krijgt toebedeeld of aangereikt met de opdracht er iets mee te doen en door te
geven aan mensen na jou.’10, omvat wel de notitie dat erfgoed bestaat uit iets uit het
verleden waarmee in het nu iets gedaan wordt, maar wat het iets uit de formulering is
wordt in de uitleg van Frijhoff onvoldoende duidelijk. Dit iets kan geformuleerd worden
als materieel en immaterieel erfgoed. Hierin mist nog de betekenis van erfgoed als een
uniek esthetisch object dat een rol kan spelen bij identiteitsvorming. Dit alles bij elkaar
levert de volgende definitie op:
Materiële overblijfselen en immateriële cultuuruitingen uit het verleden die heden ten
dage een unieke waarde vertegenwoordigen en/of een bijdrage kunnen leveren aan het
10
Frijhoff (2007), 32.
identiteitsbesef van een gemeenschap, volk, natie of werelddeel.
Om de vraag te beantwoorden wat de term religieus cultureel erfgoed betekent, is nu een
brede definitie van erfgoed opgesteld. Deze wordt in de volgende paragraaf vernauwd tot
cultureel erfgoed, van waaruit een definitie voor religieus cultureel erfgoed opgesteld kan
worden.
1.1.2 De term cultureel erfgoed
Cultureel erfgoed is een samenvoeging van de woorden cultuur en erfgoed. Om deze
samenvoeging op een hier goed toepasbare wijze te doen wordt eerst gekeken wat de
begrippen cultuur en erfgoed betekenen. Het begrip erfgoed is in paragraaf 1.1.1
behandeld. Een mogelijke definitie van cultuur wordt in de volgende subparagraaf
gegeven. Er is voor gekozen hier kort op in te gaan, omdat het voor het formuleren van
een definitie van religieus cultureel erfgoed niet nodig is om diep in te gaan op de
definiëring van cultuur.
Voor meer informatie over de definiëring van cultuur met betrekking tot erfgoed en
toerisme wordt verwezen naar Issues in cultural tourism (2003) van Melanie Smith. In dit
boek gaat Smith uitgebreid in op het definiëren van cultuur binnen een cultuurtoeristische
context.
Een bruikbare omschrijving voor het bepalen van de betekenis van het begrip cultureel in
cultureel erfgoed is die van Van den Hoogen. In zijn onderzoek noemt Van den Hoogen
twee betekenissen van het woord cultuur.11
De eerste betekenis die aan cultuur wordt toegekend is die van een sociologische of
antropologische betekenis. Deze betekenis verwijst volgens Van den Hoogen naar de
normen en waarden die mensen uit een samenleving met elkaar delen. Deze normen en
waarden vormen de basis van de samenleving.12 Dit is een brede betekenis van het
begrip, waarin cultuur gezien wordt als het skelet van de omgangsvormen in een
samenleving, waarbij geen aandacht besteed wordt aan de betekenis van cultuur als vorm
van expressie.
Deze betekenis van cultuur als vorm van expressie staat wel centraal in de tweede,
specifiekere betekenis. Het begrip cultuur staat hier voor de producten die een expressie
vormen van de waarden en normen die een samenleving deelt. Kunstuitingen die een
samenleving produceert zijn hierbij het culturele product.
Cultureel erfgoed kan zowel op de eerste als tweede betekenis betrekking hebben. Het
verwijst naar materieel en immaterieel erfgoed, wat laat zien hoe de samenleving eruit
zag en kan een ontwikkeling laten zien van de normen en waarden van een samenleving.
Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling in de keuze welke beelden in de openbare
ruimte geplaatst worden, wat een beeld geeft van een ontwikkeling in de visie op
schoonheid en moraliteit in een samenleving. Tegelijkertijd zijn de beelden als
kunstwerken weer een belichaming van de tweede definiëring.
Definiëring cultureel erfgoed
Voor cultureel erfgoed wordt een brede en een enge definitie gehanteerd. Beide definities
11
Van den Hoogen (2010), 37.
12
Ibid.
kunnen van toepassing zijn wanneer gesproken wordt over religieus cultureel erfgoed.
Cultureel erfgoed in brede zin bestaat uit de materiële of immateriële artefacten van een
samenleving die een bijdrage leveren aan het identiteitsbesef van een samenleving,
informatie geven over het ontstaan van die samenleving. Kunstuitingen zijn hierbij een
materieel of immaterieel artefact. In enge zin heeft cultureel erfgoed betrekking op
kunstobjecten. Hierbij kan gedacht worden aan schilderijen, beelden en andere
kunstobjecten, maar ook aan immaterieel erfgoed als mediakunst. Samengevat in een
voorbeeld geeft een schilderij van Jan Steen informatie over de normen en waarden van
de Gouden Eeuw in Nederland, wat betrekking heeft op de brede definitie. Het schilderij
zelf met haar specifieke kunstwaarden heeft betrekking op de definitie in enge zin. Beide
definities zijn in dit geval van toepassing. Om verwarring te komen is het wel belangrijk
aan te geven welke definitie gehanteerd wordt. Beide definities kunnen van toepassing
zijn bij religieus cultureel erfgoed. In de meeste gevallen zal de eerste definitie van
toepassing zijn, omdat zoals eerder genoemd erfgoed als informatiebron en als middel tot
identiteitsvorming kan worden gezien. Wanneer het erfgoed bezocht wordt als
kunstobject, bijvoorbeeld wanneer iemand komt om de architectuur te bekijken, of de in
het gebouw aanwezige unieke kunstwerken zoals orgel, beelden of schilderijen is wel
sprake van de tweede betekenis van cultureel erfgoed. Deze twee betekenissen worden in
de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt.
1.1.3 Religieus cultureel erfgoed
Nu gedefinieerd is wat de termen erfgoed en cultureel erfgoed betekenen, kan een
definitie opgesteld worden van religieus cultureel erfgoed. Om dit te doen wordt eerst
besproken welke plek religie inneemt binnen cultureel erfgoed. Hierbij wordt alleen
gesproken over christelijk religieus erfgoed. Dit omdat binnen het kader van deze scriptie
enkel gekeken wordt naar de toeristische waarden van christelijk religieus erfgoed in
Nederland.
Religie heeft een sterk bepalende rol gespeeld bij de vormgeving van de westerse cultuur.
Niet alleen het gedachtegoed heeft een sterke vormende rol gespeeld, ook in ruimtelijke
zin zijn overal in Nederland voorbeelden te vinden. Hierbij kan gedacht worden aan
kerken, begraafplaatsen, scholen, kloosters abdijen etc. Het Groningse landschap wordt in
grote mate bepaald door de Romaanse kerken die een karakteristiek element zijn van dit
landschap.13
Daarnaast is de zondag voor veel mensen nog steeds een dag waarop niet gewerkt wordt
en roept het uitbreiden van koopzondagen ook bij niet-gelovigen veel weerstand op.14
Christelijke feestdagen als Pasen, Hemelvaart en Kerstmis zijn nationale feestdagen.
Hoewel het christendom nog steeds een rol speelt in onze dagelijkse belevingswereld, is
de rol van religie de laatste decennia ingrijpend veranderd.
In Nederland hebben vele religies gestalte gekregen. Het christendom heeft eeuwenlang
13
BRON
14
http://nl.wikipedia.org/wiki/Koopzondag#Maatschappelijke_weerstand_beperking_van_koopzon
dagen, geraadpleegd op 14 oktober 2010
een centrale rol gespeeld in betekenisverlening en zingeving van het bestaan. In 2008
rekenen rond de 8 miljoen mensen in Nederland zich tot een religieuze groepering.
Hiervan is ongeveer 6,6 miljoen christen.15 Dit is op een bevolking van bijna 17 miljoen
mensen een aanzienlijk aantal.
Religieus erfgoed binnen cultureel erfgoed
Religieus erfgoed is onderdeel van cultureel erfgoed. Zowel materieel als immaterieel
religieus erfgoed neemt een belangrijke plek in binnen de westerse samenleving. Om te
kijken welke plek religieus erfgoed precies inneemt en wat de reikwijdte hiervan is,
worden immaterieel en materieel erfgoed eerst afzonderlijk besproken.
Immaterieel erfgoed
De filosofische basis van de westerse samenleving is grotendeels gefundeerd op het
christelijke gedachtegoed, waardoor religieus erfgoed een groot deel uitmaakt van het
westerse immateriële erfgoed.16 Feestdagen als Pasen, Kerstmis, Pinksteren en
hemelvaart hebben een christelijke oorsprong en zijn onderdeel van het immateriële
erfgoed van Nederland. Dat deze tradities nog een belangrijke plek innemen, blijkt uit de
top 100 van de belangrijkste tradities in Nederland, zoals geïnventariseerd door het
Nederlands Centrum voor Volkscultuur.17 Nummer 2 van deze top 100 is het zetten van
de kerstboom, nummer 5 het kleuren van eieren tijdens Pasen, het luilakken tijdens
Pinksteren neemt plek 11 in. Nummer 17 en 18 worden bezet door respectievelijk het
zingen van Driekoningen en de optocht tijdens Palmpasen. Het naar de kerk gaan staat op
plek 29. Deze relatief hoge plaats laat zien dat het bezoeken van een kerk voor veel
Nederlanders nog een belangrijke plek inneemt. De hoge plekken van christelijke rituelen
en feestdagen onderstrepen dit.
Materieel erfgoed
Het meest voor de hand liggende voorbeeld van materieel religieus erfgoed zijn
kerkgebouwen. Religieus erfgoed bestaat naast kerkgebouwen ook uit bijvoorbeeld
kerkhoven en lijkhuisjes. Dit materiële erfgoed is gezichtsbepalend voor het Nederlandse
landschap. De vele Romaanse kerkjes in het Groningse en Friese landschap zien hier een
goed voorbeeld van, maar ook de Dom in Utrecht, de basiliek van Sint Servaas in
Maastricht of de Martinikerk in Groningen bepalen in grote mate het gezicht van de stad.
Onbekendheid is voor veel van deze gebouwen dan ook geen probleem. Naast de eigen
architectonische en geschiedkundige waarde, herbergen deze gebouwen vaak ook
waardevol semi-roerend erfgoed en kunstvoorwerpen.
Om een indruk te geven wat onderdeel uitmaakt van christelijk religieus erfgoed in
Nederland wordt hier een korte opsomming gegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt
15
BRON
16
Nelissen (2008), 30.
17
http://www.jaarvanhetimmaterieelerfgoed.nl/file_handler/documents/original/view/7/100traditiespdf.pdf, geraadpleegd op 25 okotber 2010
tussen katholiek erfgoed en protestants erfgoed. Deze opsomming is opgesteld aan de
hand van een uitgebreid overzicht wat Nelissen geeft in Geloof in de toekomst! 18
Katholieke kerk
Gebouwen: Kerkgebouwen, kloosters,
kapellen, begraafplaatsen
Roerend: Kruisbeelden, Mariabeelden,
heiligenbeelden, cibories, kelken
Semi-roerend: Altaren, retabels, kerkbanken,
glas-in-loodramen, preekstoelen, orgels
Protestantse kerk
Gebouwen: Kerkgebouwen,
catechisatieruimten, pastorieën, kerktuinen,
begraafplaatsen
Semi-roerend: Kerkinterieurs, preekstoelen,
orgels, grafstenen, magistratenbanken,
liturgietafels, tekstborden, rouwborden,
Bijbels
Figuur 1. Korte opsomming religieus erfgoed.
Definitie religieus cultureel erfgoed
Nelissen geeft in Geloof in de toekomst! een heldere beschrijving van de term religieus
erfgoed. Hij omschrijft religieus erfgoed als onderdeel van cultureel erfgoed. Deze
omschrijving wordt in deze scriptie gehanteerd, daarom zal gesproken worden van
cultureel religieus erfgoed. Religieus erfgoed vertegenwoordigt volgens hem niet alleen
een culturele waarde, maar ook een maatschappelijke, economische en ruimtelijke
waarde. Op deze verschillende waarden wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan.
Om zo volledig mogelijk te zijn wordt door Nelissen een onderscheid gemaakt tussen het
adjectief religieus en het substantief erfgoed. Deze twee worden weer onderverdeeld in
een brede en enge definitie. Hierdoor ontstaan vier definities. Deze definities worden hier
kort besproken, waarna uit deze bespreking een sluitende definitie opgesteld wordt voor
het vervolg van deze scriptie.
Nelissen merkt op dat religieus erfgoed onderdeel is van cultureel erfgoed. Hij spreekt
van religieus erfgoed. In deze scriptie wordt gekozen voor de term religieus cultureel
erfgoed te hanteren. Dit omdat religieus erfgoed onderdeel is van cultureel erfgoed.
Hoewel Nelissen een uitgebreid overzicht geeft welke definities van religieus erfgoed er
kunnen zijn, is zijn overzicht niet volledig. Ten eerste wordt immaterieel erfgoed buiten
beschouwing gelaten. De positie van religieus erfgoed binnen cultureel erfgoed wordt in
deze scriptie als belangrijk beschouwd, waardoor het van belang is hier ook aandacht aan
te besteden in de definiëring. Erfgoed is eerder gedefinieerd als materiële overblijfselen
en immateriële cultuuruitingen uit het verleden die heden ten dage een unieke waarde
vertegenwoordigen en/of een bijdrage kunnen leveren aan het identiteitsbesef van een
gemeenschap, volk, natie of werelddeel.
Cultureel erfgoed is eerder in dit hoofdstuk breed en eng gedefinieerd. Cultureel erfgoed
in brede zin bestaat uit de materiele of immateriële artefacten van een samenleving die
informatie geven over het ontstaan van die samenleving en een bijdrage leveren.
Kunstuitingen zijn hierbij een materieel of immaterieel artefact. In enge zin heeft
cultureel erfgoed betrekking op kunstobjecten. Hierbij kan gedacht worden aan
schilderijen, beelden en andere kunstobjecten, maar ook aan immaterieel erfgoed als
18
Nelissen (2008),34-35.
mediakunst.
Om deze definities te vernauwen voor religieus cultureel erfgoed is de meest brede
definitie die Nelissen geeft als toevoeging het waardevolst. Hoewel deze definitie op
zichzelf staand te breed is om bruikbaar te zijn, is deze als toevoeging wel bruikbaar.
Zowel materieel als immaterieel erfgoed worden dan omvat en de beperking van een
beschermde status wordt vermeden.
De definitie die ontstaat is: ‘Materiele of immateriële cultuuruitingen uit het verleden met
een specifieke religieuze achtergrond die heden ten dage een unieke waarde
vertegenwoordigen en/of een bijdrage kunnen leveren aan het identiteitsbesef van een
gemeenschap, volk, natie of werelddeel of iets vertellen over het ontstaan van de normen
en waarden van die samenleving.’
1.4 Recente ontwikkelingen religieus cultureel erfgoed
De afgelopen decennia zijn er een aantal ontwikkelingen geweest die grote invloed
hebben op de manier waarop naar religieus cultureel erfgoed gekeken wordt, wie haar
beheert en welke financiële middelen beschikbaar zijn. Deze ontwikkelingen worden hier
kort geschetst. Doel hiervan is om in kaart te brengen wat de ontwikkelingen zijn en
welke invloed ze hebben voor het religieus cultureel erfgoed en haar bezoekers. Deze
ontwikkelingen worden uitgebreider beschreven in Geloof in de Toekomst! van
Nelissen19.
De ontwikkeling met de meest verstrekkende gevolgen is de ontkerkelijking die de
afgelopen decennia in Nederland is ingezet. Gevolg hiervan is dat steeds minder
Nederlanders een kerkgebouw bezoeken om een kerkdienst bij te wonen of het geloof te
belijden. Op dit moment voelt een kleine veertig procent van de Nederlandse bevolking
zich verbonden met een godsdienstige groepering. Sinds 1966 is het aantal katholieken en
protestanten gehalveerd tot dertig procent van de bevolking. 20 Als gevolg van de
ontkerkelijking nam het aantal giften aan de kerkgemeenschap en daarmee indirect de
kerk zelf af. Het onderhouden van de kerkgebouwen kwam hierdoor onder druk te staan.
De ontkerkelijking heeft als gevolg dat kerkgebouwen op een andere manier bekeken
worden dan eerder het geval was, er wordt gezocht naar creatieve oplossingen om deze
gebouwen nieuwe functies en betekenissen te geven. Zo worden kerken bewoond, tot
winkel of museum verbouwd, worden kerken gebruikt als trouwlocatie of congreszaal.21
Naast de ontkerkelijking zijn de afgenomen groei van de bevolking, de verstedelijking en
de veranderende samenstelling van de maatschappij van invloed. De groei van de
Nederlandse bevolking is teruggelopen, waardoor er minder potentiële kerkbezoekers
zijn, wat tot gevolg heeft dat een kleinere groep gelovigen de kerkgebouwen in stand
moet houden. Dit heeft er toe geleid dat steeds meer geloofgemeenschappen
kerkgebouwen afstoten, in de toekomst zal dit naar verwachting waarschijnlijk alleen
19
Nelissen (2008),34-35.
20
Ibid.
21
Nelissen (2008),56-57.
maar verder toenemen.22
In de afgelopen decennia zijn de grote steden in Nederland steeds groter geworden, met
als gelijktijdige ontwikkeling dat het platteland steeds verder is leeggelopen. Deze
leegloop van het platteland is nog steeds gaande. Gevolg hiervan is dat steeds meer
religieus erfgoed op het platteland haar functie heeft verloren en in haar bestaan bedreigd
wordt.
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw worden migranten aangetrokken om werk in
Nederland uit te voeren. Hierdoor is Nederland steeds multicultureler geworden. Gevolg
is dat het religieuze landschap hierdoor ook meer divers is geworden, waardoor er nieuw
religieus erfgoed bij gekomen is. Dit heeft tot gevolg dat er nog helderder
beargumenteerd moet worden welke keuzes gemaakt worden.
Waren kerken en kloosters eerst beeldbepalend in een stad of landschap, door de komst
van fabrieken, woontorens, bankgebouwen en dergelijke is die positie sterk afgenomen.23
Ook is er een verschil te constateren tussen de positie van dit erfgoed in steden en op het
platteland. Omdat er in steden meer vraag is naar ruimte is het makkelijker een
herbestemming te vinden voor het erfgoed. Ook komen hier meer toeristen op bezoek, als
onderdeel van een bezoek aan de stad, waardoor het makkelijker is het gebouw in te
zetten als toeristische trekpleister. Op het platteland is het moeilijker een herbestemming
te vinden voor de panden.
Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat voor steeds meer religieus erfgoed een
herbestemming gevonden moet worden.24 Door herbestemming krijgt het gebouw nieuwe
waarden en betekenissen, wat ook invloed kan hebben op de manier waarop naar het
gebouw gekeken wordt, door zowel bezoekers, omwonenden als mensen die in het
gebouw het geloof nog praktiseren. Hier wordt in de volgende hoofdstukken verder op
ingegaan. De herbestemming heeft betrekking op het materiële erfgoed, de
belevingswaarde en de waarden die aan het gebouw verbonden worden door het publiek
zijn immaterieel. Immaterieel erfgoed kan effect hebben op de waarde die aan een
monument toegekend wordt.
1.5 Erfgoedregiem en erfgoeddiscours
De veranderende positie van het religieus cultureel erfgoed heeft gevolgen voor de
aanbieders van dit erfgoed. Om de gebouwen in stand te kunnen houden is publieke
belangstelling een vereiste geworden. Wanneer deze steun ontbreekt is het lastig om de
financiële middelen te vinden om het gebouw in goede conditie te onderhouden. Gielen
en Laermans spreken hierbij over een erfgoedregiem en een erfgoeddiscours. 25
22
Ibid., 34-35.
23
Ibid.
24
Ibid.
25
Gielen en Laermans (2005), 57.
Onder een erfgoedregiem wordt ‘het heterogene en breed vertakte netwerk van
instellingen, mensen, artefacten en teksten’26 verstaan, die ‘al dan niet in samenspraak
met een overheid verbindingen leggen tussen thans en toen, heden en verleden.’27
Erfgoeddiscours wordt als volgt gedefinieerd: ‘het basisvocabulaire inzake verleden en
erfgoed dat binnen de van overheidswege ondersteunde takken van het erfgoedregiem
goeddeels als vanzelfsprekend geldt.’28 De erfgoedinstellingen maken deel uit van het
erfgoedregiem. Volgens Gielen en Laermans hielden erfgoedinstellingen zich lange tijd
enkel bezig met ‘de fysieke conditie van onroerende en roerende sporen uit het verleden.’
Hierbij werd weinig of geen aandacht besteed aan de publieksfunctie. 29
Deze publieksfunctie is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Gielen en
Laermans stellen dat er een ‘tendens is om veel meer dan voorheen werk te maken van de
publieke ontsluiting van het bijgehouden verleden.’30 Hier zijn een aantal redenen voor
aan te wijzen.
Door de eerder genoemde ontkerkelijking zijn er minder leden van de kerkelijke
gemeenschap, waardoor er minder geld binnenkomt. Om het gebouw goed te kunnen
onderhouden zijn toegangsgelden en giften van toeristen en belangstellenden
noodzakelijk geworden. Publieke ontsluiting is onmisbaar geworden voor overleving van
zowel het erfgoed als de instellingen die zich bezighouden met erfgoed. Er is daarnaast
volgens Gielen en Laermans een verzakelijking in de kunstwereld te constateren die ook
van toepassing lijkt te zijn bij de erfgoedsector. Deze verzakelijking leidt ertoe dat er van
erfgoedinstellingen een bepaalde marktgerichtheid blik en zelfredzaamheid wordt
verwacht. Door zo goed mogelijk op de behoeftes van de bezoekers in te spelen kan
maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden om het erfgoed in stand te houden. Dit
vereist wel een bepaalde instelling en zakelijke blik van de medewerkers van
erfgoedinstelling. Deze benadering kan conflicterend zijn met verwachtingen van zowel
personeel als bepaalde bezoekersgroepen. Hier zal in hoofdstuk 3 meer aandacht besteed
worden.
1.5.1 Verschuiving aandacht
Gielen en Laermans constateren dat er een verschuiving van aandacht is voor
hoogculturele of volksculturele artefacten naar uitingen van geleefde of alledaagse
cultuur. Dit is een belangrijke verschuiving voor de instellingen die zich bezig houden
met het bewaren en presenteren van erfgoed. Veel instellingen hebben een groot archief
26
Van Gorp (2003), 22-24.
27
Ibid.
28
Ibid.
29
Gielen en Laermans (2005), 24.
30
Gielen en Laermans (2005), 24.
of depot, waardoor keuzes gemaakt worden wat aan het publiek gepresenteerd wordt. Bij
grote kerken of kathedralen worden er ook keuzes gemaakt. Om zowel de volledige
bouwgeschiedenis te tonen, de sociale geschiedenis en alle voorwerpen die de kerk in
haar bezit heeft is vaak te veel. De door Gielen en Laermans genoemde verschuiving
heeft tot gevolg dat de instellingen kritisch moeten kijken welke artefacten en verhalen
getoond worden en in welke context dit gebeurt. In de casestudy wordt getoetst hoe de
beheerders van de onderzochte monumenten hier tegenaan kijken en hoe zij keuzes
maken in hoe het gebouw, haar artefacten en verhalen getoond worden. Bij het publiek
wordt onderzocht of de verschuiving in aandacht terug te zien is in de waarden die dit
publiek zoekt.
1.6 Betekenissen religieus cultureel erfgoed
Religieus cultureel erfgoed kan verschillende betekenissen vervullen. Van Gorp heeft een
aantal van deze betekenissen in kaart gebracht.31 Hij onderscheidt vier betekenissen: een
economische, politieke, sociale en wetenschappelijke betekenis. Deze betekenissen
sluiten elkaar volgens Van Gorp niet uit; een monument kan bijvoorbeeld zowel een
politieke als economische betekenis hebben. Van Gorp onderkent dat er meer
betekenissen mogelijk zijn, zoals een esthetische betekenis, maar gaat hier verder niet op
in.32 De classificatie van Van Gorp wordt als uitgangspunt genomen in dit onderzoek,
deze wordt uitgebreid om toepasbaar te zijn op religieus cultureel erfgoed.
De sociale betekenis omvat volgens Van Gorp de rol die erfgoed kan vervullen voor het
welzijn en de identiteitsvorming van het publiek dat dit monument bezoekt. Ook valt
hierbinnen volgens hem de plek die erfgoed vervult in het karakter van de omgeving en
de belevingswaarde van de bevolking die hiermee gepaard gaat. Tot slot wordt ook de
culturele of cultuurhistorische betekenis van erfgoed bij Van Gorp hieronder gerekend.
Nationale symbolen zijn onderdeel van het erfgoed en hebben een betekenis voor de
vorming van de nationale identiteit, zoals eerder vastgesteld door Frijhoff. Deze betekenis
is volgens Van Gorp een politieke betekenis. Een andere politieke betekenis is het
bepalen wat een monument is, door Rijk, gemeenten of Provinciën. Erfgoed kan ook
ingezet worden als legitimatie van de eigen natie en haar staatsgrenzen. Tot slot zijn de
instituten en wetten die nodig zijn om erfgoed te beschermen ook onderdeel van de
politieke betekenis.
De wetenschappelijke betekenis is volgens Van Gorp de rol die erfgoed kan betekenen als
een bron van informatie voor de wetenschap. Door materieel en immaterieel erfgoed te
bestuderen en aan elkaar te relateren kan een beeld worden geschapen van de
geschiedenis en ontwikkelingen in de geschiedenis.
De economische betekenis is volgens Van Gorp gerelateerd aan erfgoedtoerisme. Dit
omdat een object erfgoed wordt op basis van zijn sociale of politieke betekenis en op die
manier een economische betekenis krijgt. Erfgoed kan ook worden ingezet als een
instrument in de economische ontwikkeling van een gebied.
31
Van Gorp (2003), 22-24
32
Van Gorp (2003), 22-24.
Schematisch weergegeven ziet de betekenisgeving van Van Gorp er als volgt uit:
Soort betekenis
Betekenis
Sociale betekenis
Hierbij gaat het om de rol van erfgoed voor het welzijn en
de identiteit van mensen.33 Erfgoed bepaalt mede het
karakter van de omgeving en heeft daarmee een
belevingswaarde voor de bevolking. Ook de culturele of
cultuurhistorische betekenis van erfgoed valt hieronder.
Politieke betekenis
Nationale symbolen maken deel uit van het erfgoed en
hebben daarmee betekenis voor de nationale identiteit.
Erfgoed speelt ook een politieke rol omdat door het Rijk,
gemeenten en provinciën monumenten erkend worden.
Staten kunnen erfgoed ook gebruiken als legitimatie van de
eigen natie.
Om erfgoed te beschermen zijn verschillende wetten en
instituten nodig.
Economische betekenis
Deze betekenis is gerelateerd aan erfgoedtoerisme. Een
object wordt erfgoed op basis van zijn sociale of politieke
betekenis en krijgt zo een economische betekenis.
Erfgoed kan worden ingezet als instrument in de
economische ontwikkeling van een gebied.34
Wetenschappelijke betekenis
Hierbij moet gedacht worden aan de functie als bron van
informatie voor de wetenschap.
Figuur 3. Betekenissen van Van Gorp
Aan deze betekenisgeving wordt in deze scriptie een aantal betekenissen apart genoemd
of toegevoegd.
De culturele betekenis wordt uit de sociale betekenis gehaald en de esthetische en
religieuze betekenis worden toegevoegd. Aan de sociale betekenis zoals Van Gorp deze
omschrijft wordt de betekenis van erfgoed in de alledaagse cultuur toegevoegd.
De politieke betekenis kan zonder wijzigingen over worden genomen.. De
wetenschappelijke betekenis kan eveneens zonder wijzigingen worden overgenomen. Aan
de economische functie wordt ook de betekenis voor citymarketing toegevoegd De
gewijzigde of toegevoegde betekenissen worden apart besproken in de volgende
paragrafen.
1.6.1 Culturele betekenis
In deze scriptie wordt de culturele of cultuurhistorische betekenis van erfgoed los gezien
van de sociale betekenis zoals deze wordt omschreven door Van Gorp. Dit omdat deze
betekenis ook betrekking kan hebben op de andere betekenissen is en hierdoor breder van
toepassing is dan zoals hij door Van Gorp omschreven wordt.
33
Van Gorp (2003), 22-24.
34
Ibid.
De cultuurhistorische betekenis kan bij religieus cultureel erfgoed betrekking hebben op
de algemene en persoonlijke cultuurhistorische geschiedenis. Daarnaast heeft het
monument een plek in de hedendaagse cultuur , waarmee het zelf nieuwe betekenissen
krijgt en betekenissen genereert voor de directe omgeving.
In veel kerken is religieuze kunst te aanschouwen. Wanneer het publiek het erfgoed
bezoekt vanwege de aanwezige kunst valt dit onder de esthetische betekenis. Het publiek
kan de kerk ook bezoeken omdat er in de kerk een cultureel evenement georganiseerd
wordt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de World Press Photo
tentoonstellingen, die in kerken geëxposeerd worden. 35 Hierbij wordt een confrontatie
aangegaan tussen de culturele en esthetische waarden van de kerk en de culturele en
esthetische waarden van de fototentoonstelling.
Daarnaast kunnen de monumenten ook dienen als inspiratie voor kunstuitingen. Een
voorbeeld hiervan is het werk van leden van de Groningse kunstenaarsvereniging De
Ploeg. Deze kunstenaars hebben vaak de kenmerkende kerken in het platteland van
Groningen als onderwerp en inspiratiebron gebruikt.
6.2 Esthetische betekenis
Van Gorp noemt de esthetische waarde wel als mogelijke betekenis, maar neemt deze
betekenis niet in zijn schema op. Bij religieus cultureel erfgoed wordt de esthetische
waarde gezien als één van de hoofdredenen waarom tot bezoek overgegaan wordt.36 Het
kan hierbij gaan om de architectonische waarde van het gebouw, de kunstwerken die
onderdeel zijn van het gebouw of in het gebouw te zien zijn. Omdat de esthetische
betekenis bij religieus cultureel erfgoed zo belangrijk is, wordt deze in het overzicht apart
benoemd.
Onder de esthetische betekenis valt de architectonische waarde van het gebouw,
bijvoorbeeld de bouwstijlen waar het gebouw toe behoort of bijzondere stijlkenmerken.
Daarnaast zijn in kerken ook kunstwerken te zien. Hierbij kan gedacht worden aan het
orgel, muurschilderingen, de preekstoel, de gebrandschilderde ramen, schilderijen,
zilverwerk, beelden in de kerk. Hierbij kan sprake zijn van unieke werken die een
bepaalde esthetische waarde vertegenwoordigen.
1.6.3 Religieuze betekenis
Een laatste betekenis die wordt toegevoegd is de religieuze betekenis. Hoewel de
afgelopen decennia het aantal gelovigen in Nederland sterk gedaald is, is 40% van de
bevolking een aanzienlijk aantal. Een groot aantal monumenten die in de categorie
religieus cultureel erfgoed allen worden nog gebruikt als plek om het geloof te belijden.
Dit kan bijvoorbeeld door middel van missen, biechten en kerkdiensten. Voor veel van
deze mensen is het geloof een onderdeel van de dagelijkse cultuur, omdat geloofsrituelen
een vaste plek in het dagelijks leven hebben. Op dit vlak is een overlap met de sociale
betekenis.
Daarnaast is er een groep bezoekers die niet zeer frequent het geloof belijdt, maar bij
35
http://stichtingclear.com/site/festival/world-press-photo-2010/, geraadpleegd op 14 maart 2011
36
Bron bij zoeken
bezoek aan een religieus cultureel erfgoed moment wel een religieuze ervaring heeft,
bijvoorbeeld door het aansteken van een kaarsje. Daarnaast zijn er ook binnen de
religieuze groeperingen incidentele bezoekers die op onregelmatige basis het monument
vanuit een religieus oogpunt bezoeken.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende manieren waarop het
gebouw onderdeel kan zijn van de dagelijkse omgeving. Het gebouw kan onderdeel zijn
van de dagelijkse omgeving omdat het gebouw in de directe omgeving van iemands werk
of huis staat. Hierbij gaat het om de sociale betekenis. Daarnaast kan het gebouw
onderdeel zijn van de dagelijkse omgeving van de gelovigen die wekelijks naar het
gebouw komen om het geloof te praktiseren. Wanneer dit het geval is valt dit onder de
religieuze betekenis.
Hierbij moet wel de opmerking gemaakt worden dat het in het dagelijkse leven deze
scheiding niet altijd even helder is. Zo worden de christelijke feesten Pasen en Kerstmis
ook door veel niet-gelovigen gevierd. Deze feestdagen zijn voor veel mensen ook
aanleiding om de kerkdienst bij te wonen, wat zij de rest van het jaar misschien niet doen.
Tenslotte kan het bezoeken van de kerk of het aansteken van een kaarsje ook voor
mensen die zichzelf niet als gelovig zien of actief het christelijk geloof belijden een
spirituele betekenis hebben.
1.6.4 Schematische weergave betekenissen
Met deze verschuivingen en toevoegingen die gedaan zijn ontstaan de volgende
betekenissen:
Soort betekenis
Sociale betekenis
Politieke betekenis
Economische betekenis
Wetenschappelijke betekenis
Culturele betekenis
Esthetische betekenis
Religieuze betekenis
Betekenis
- Rol voor welzijn en identiteitsvorming
- Belevingswaarde
- Plek binnen alledaagse cultuur
- Plek nationale identiteit
- Erkenning Rijk, gemeenten, Provinciën
- Wetten en instituten die nodig zijn voor
bescherming
- Erfgoedtoerisme
- Impuls economische ontwikkeling van
gebied
- Instrument voor citymarketing
- Informatiebron
- Bron van cultuurgeschiedenis
- Plek in hedendaagse cultuur
- Katalysator culturele uitingen
- Architectonische waarde
- Uniekheid
- Omgevingsinteractie
- Rol als plek om geloof te praktiseren en
beleven
Figuur 4. Verschillende betekenissen van erfgoed.
Dit schema zal in het vervolg van dit onderzoek gebruikt worden om de verschillende
betekenissen die erfgoed kan vervullen te plaatsen. Ook zal dit schema gebruikt worden
om de betekenissen die bezoekers zoeken te categoriseren.
Conclusie
Het doel van dit hoofdstuk was het verhelderen van de term religieus cultureel erfgoed uit
de hoofdvraag, het in kaart brengen van recente ontwikkelingen en het bespreken van de
verschillende betekenissen die erfgoed kan vervullen.
Om de term religieus cultureel erfgoed te definiëren is de term onderverdeeld in erfgoed,
cultureel erfgoed en religieus cultureel erfgoed. Voor alle drie de termen is een aparte
definitie geformuleerd om begripsverwarring te voorkomen. Er is voor gekozen om in het
vervolg van de scriptie de term religieus cultureel erfgoed te blijven gebruiken en niet de
term religieus erfgoed zoals deze in een aantal bronnen wordt gehanteerd. Hier is voor
gekozen omdat religieus erfgoed een onderdeel is van cultureel erfgoed.
Daarnaast is er voor gekozen om in de definitie die gehanteerd wordt immaterieel erfgoed
op te nemen, omdat dit samen met het materiële erfgoed vormt. Door alleen aandacht te
besteden aan materieel erfgoed wordt geen volledig beeld gegeven.
De definitie van cultureel religieus erfgoed die in deze scriptie gehanteerd zal worden,
luidt:
‘Materiële of immateriële cultuuruitingen uit het verleden met een specifieke religieuze
achtergrond die heden ten dage een unieke waarde vertegenwoordigen en/of een bijdrage
kunnen leveren aan het identiteitsbesef van een gemeenschap, volk, natie of werelddeel.’
Bij de bespreking van recente maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot
erfgoed zijn twee aannames geformuleerd die in de casestudy getoetst worden. De eerste
is dat een groot deel van de cultuurtoeristen die de monumenten bezoekt zichzelf tot het
christendom als religieuze groepering rekent of een religieuze achtergrond heeft.
Gekeken wordt in hoeverre dit klopt en welke invloed dit heeft op de wijze waarop de
bezoekers naar de monumenten kijken en welke waarden gezocht worden. Hierbij wordt
gekeken of er verschil te meten is in de waarden die bezoekers met een religieuze
achtergrond zoeken ten opzichte van bezoekers met een niet-religieuze achtergrond.
Met het schema van Van Gorp als uitgangspunt is een schema opgesteld waarin de
verschillende betekenissen die religieus cultureel erfgoed kan vervullen gecategoriseerd
is. Dit schema wordt in de casestudy gebruikt om te meten welke betekenissen het
publiek aan erfgoed toekent.
In de literatuur over religieus cultureel erfgoed wordt weinig tot geen aandacht besteed
aan de rol die cultuurtoerisme kan spelen om de publieke belangstelling voor dit erfgoed
te vergroten en meer inkomsten te genereren. In hoofdstuk 2 wordt besproken wat
cultuurtoerisme is en op welke wijze religieus cultureel erfgoed baat kan hebben bij deze
vorm van publieksbelangstelling.
Een ander aspect waar weinig aandacht aan besteed wordt, is de relatie tussen gelovigen
die het geloof praktiseren en het andere publiek dat het religieus cultureel erfgoed
bezoekt. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de verschillende soorten publiek en
de onderlinge relatie tussen dit publiek. In hoofdstuk 4 worden mogelijke conflicten en
compromissen besproken.
Download