Wie red je eerst, de baby of de hond? HERMAN DE DIJN is niet blind voor dierenleed, maar hij hekelt dat sommigen de grondwet misbruiken om ideologische opvattingen over dierenwelzijn aan de maatschappij op te dringen De reacties op mijn opiniestuk (DS 16 juni) bevatten veel bezwaren en verbolgenheid die eigenlijk naast de kwestie zijn. Ik ga voorbij aan allerlei retorische trucjes en zelfs gezagsargumenten. Toch dit: de onduidelijkheden in de doctrine en het wetsvoorstel (zoals over ratten, krekels en vliegen) die ik aanklaag, transformeert een slimme debater als Michel Vandenbosch tot onduidelijkheden in mijn betoog (DS 17 juni). Ik probeer in wat volgt vooral de voornaamste misverstanden recht te zetten. Het is toch niet omdat ik een bepaalde doctrine over dierenwelzijn en politieke voorstellen die daarop steunen bekritiseer, dat ik moreel blind ben voor dierenleed, laat staan dat ik negeer dat dierenleed bestaat. Wie mijn stuk aandachtig herleest, zal merken dat ik vind dat wettelijk optreden tegen dierenmishandeling verantwoord is. Ik heb wel problemen met een zogezegd wetenschappelijk onderbouwde morele doctrine met haar compleet abstracte en ideologische opvatting van centrale begrippen zoals lijden. Het stuk van Tobias Leenaert is een illustratie daarvan: ‘Lijden is een universele subjectieve ervaring voor alle welzijnsgevoelige wezens’ (DS 19 juni). De hoeveelheid lijden moet volgens zijn doctrine zoveel mogelijk verminderen, zoals blijkt uit zijn antwoord op het probleem (in de dierenethiek, niet in mijn ethiek) van dierenleed door dieren zelf aangedaan. Teken van beschaving Mijn filosofische bezwaren tegen die doctrine en haar opvatting over het complexe fenomeen lijden worden (zonder enig nadenken) getransformeerd tot mijn persoonlijke miskenning dat veel dieren effectief kunnen lijden (pijn hebben) of zouden ervan getuigen dat ik de spontane afkeer van mensen voor dierenmishandeling ‘doctrinair’ zou vinden. Die afkeer vind ik zeker een teken van beschaving. Of dat ook het geval is voor het doctrinaire pleidooi om de grondwet aan te passen, durf ik te blijven betwijfelen. De beschaving gaat af en toe, ook via ideeën en doctrines, de mist in, niet zelden met de beste bedoelingen. Waar ik tegen ben (als filosoof) is niet alleen een bepaalde leer over dierenrechten en dierenwelzijn, maar vooral het misbruik van de wet om bepaalde ideologische opvattingen aan de hele maatschappij op te dringen. Ik zou het de dieren niet gunnen dat hun belangen via de grondwet kunnen verdedigd worden, louter omdat het dieren zijn, beweert Sanne Potargent (DS 19 juni). Sorry, ik ben tegen dat juridisch initiatief, niet uit een soort racisme tegenover dieren, maar (opnieuw) omdat ik de leer van Peter Singer (wow, uit Princeton) en consorten verwerp. Het is een recente kwalijke tendens in de rechtsontwikkeling om bepaalde ‘verlichte’ ideeën te propageren en door te drukken via een aanpassing van de grondwet. Brandend huis Ik zou wetenschappelijke bevindingen over het feit dat veel dieren kunnen lijden niet kennen of negeren. Ik weet ook dat dat soort wetenschappelijk onderzoek bestaat en vind dat (soms) interessant. Wat ik absoluut negeer, is dat uit objectieve wetenschappelijke inzichten volgt wat ons moreel gedrag tegenover allerlei soorten dieren zou moeten zijn. Er volgt uit zulke inzichten helemaal niet in hoeverre en onder welke voorwaarden wij bijvoorbeeld dierproeven mogen doen voor medische doeleinden. Er volgt zeker niet uit dat dieren – en bij uitbreiding alle levende wezens – een eigen waardigheid hebben: dat is helemaal geen wetenschappelijke kwestie. We hebben trouwens de wetenschap niet nodig om te weten dat we uit een brandend huis allereerst de baby moeten redden en niet de hond, ook al is de hond zeer gevoelig en intelligent en de baby ernstig gehandicapt. Dat morele oordeel heeft niet primair te maken met lijden voorkomen of verminderen, maar met ons spontane morele weten over het verschil in statuut, betekenis of waarde tussen baby en hond. Dat morele verschil is – zoals in mijn laatste boek staat – niet gebaseerd op wetenschappelijke vaststellingen, evenmin op metafysische of theologische argumenten. HERMAN DE DIJN Wie? Auteur van het boek ‘Drie vormen van weten. Over ethiek, wetenschap en moraalfilosofie’ (Polis, 2017). Wat? Of dieren nu al dan niet een eigen waardigheid hebben, is geen wetenschappelijke kwestie.