Hegel Introductie Voor Hegel is kunst de anti-these van het denken: een representatie die vorm krijgt in een onafhankelijk object, dat tegenovergesteld is aan het bewustzijn en dat het bewustzijn erkent als iets dat van zichzelf is, maar ook als iets dat vreemd is aan zichzelf. Hegel onderscheid drie algemene kunstvormen, die ieder hun individuele (ideale) uitdrukkingsvorm hebben. Hieronder in schema weergegeven, in de samenvatting van de tekst uitgebreider besproken. Symbolische kunst Klassieke kunst Romantische kunst (Extern) (Objectief) (Subjectief) Architectuur Sculptuur Schilderkunst, muziek, poëzie. De fase van de romantische kunst markeert ‘het einde van de kunst’ en de overgang naar hogere vormen van bewustzijn: achtereenvolgens religie en filosofie. Tekst ‘Extracts from aesthetics: Lectures on fine art’ Inleiding Voor Hegel betekend esthetiek de Filosofie van de Kunst en in het bijzonder de Filosofie van de Schone Kunsten. Begrenzing Natuurschoonheid valt voor Hegel buiten het domein van de kunst. Natuur is namelijk niet-geestelijk. De schoonheid van de kunst echter is ‘beauty born of the spirit and born again’. Het concept van de schoonheid van kunst Kunst omvat inhoud (Idee) en vorm. In de kunst worden beide elementen met elkaar in harmonie gebracht en verzoend in een eenheid. Deze eenheid wordt bereikt langs drie fasen: (1) Het Idee van de schoonheid van kunst of het Ideale Het Idee van de schoonheid van kunst is nog niet het Idee als zondanig; het is nog niet het Absolute; maar het is het gematerialiseerde Idee, dat in een onmiddellijke eenheid en correspondentie tot de realiteit staat. Dit Idee als realiteit, gevormd in overeenstemming met het Begriff van het Idee, is wat we het ideale noemen. Een slecht kunstwerk is slecht vanwege haar inhoud; een defecte inhoud leidt tot een defecte vorm. Hegel geeft het voorbeeld van onder andere Egyptische kunst; deze kunst is volgens Hegel vormloos en dit gebrek aan vorm komt voor uit de onbepaaldheid van hun mythologische ideeën. Hoe mooier het kunstwerk is, hoe dieper de innerlijke waarheid van haar inhoud is. Alleen in de hoogste kunstvormen zijn Idee en representatie werkelijk in overeenstemming met elkaar, in die zin dat de vorm die aan het Idee wordt gegeven in zichzelf de absolute ware vorm is, omdat de inhoud waaraan de vorm uitdrukking geeft in zichzelf waar is. Dit ware concrete Idee, produceert uit zichzelf zijn ware configuratie en het overeenstemmen van deze twee (Idee en configuratie) is het Ideale. (2) Ontwikkeling van het Ideale naar de particuliere vormen van de schoonheid van kunst De volgende stap is de decompositie van het Ideale in zijn particuliere bepalingen. De verschillende vormen van kunst die hier uit voorkomen representeren ieder een bepaalde relatie van betekenis en vorm, relaties die uit het Idee zelf voortkomen. Hegel onderscheid drie relaties van het Idee tot zijn vorm: 1. Symbolische kunst: De eerste imperfecte veruiterlijking; is nog abstract en eenzijdig. Het abstracte idee heeft zijn vorm buiten zichzelf, in het natuurlijke materiaal, waarmee het vormingsproces aanvangt. Negatief moment. Is imperfect omdat het Idee aan het bewustzijn wordt gepresenteerd als onbepaald of enkel abstract bepaald en om deze reden is de overeenstemming tussen inhoud en vorm defectief. 2. Klassieke kunst: De klassieke kunst overwint het defectieve karakter van de symbolische kunst. Het is de vrije en adequate belichaming van het Idee in een vorm die recht doet aan de essentie van het Idee. In deze vorm kan het Idee tot vrije en volledige harmonie komen met zichzelf. Centraal staat het menselijk lichaam; dat de existentie en natuurlijke vorm van de Geest is en daarom boven alle gebreken en contingentie van de fenomenale wereld staat. Het samenvallen van inhoud en vorm is in deze fase echter nog impliciet en onmiddellijk. 3. Romantische kunst: In deze laatste fase is de impliciete eenheid die aanwezig is in de klassieke kunst, tot bewustzijn gekomen. Er is nu sprake van een gekende/bewuste eenheid. De inhoud is in deze fase niet langer gevangen in zijn materiële vorm, maar heeft zich bevrijd van deze onmiddellijke existentie en haar gereflecteerd in haar spirituele eenheid. Romantische kunst kan zodoende gezien worden als de zelfoverschrijding van de kunst binnen haar eigen sfeer en in de vorm van de kunst zelf. Ondanks de hoge perfectie die wordt bereikt in het stadium van de romantische kunst, is er in deze fase nog geen adequate eenheid mogelijk met het externe, omdat de romantische kunst zijn ware realiteit alleen in zichzelf kan bereiken. Het ware idee van schoonheid neemt hier als het ware een transcendente vorm aan. (3) Het systeem van de individuele kunsten De individuele uitdrukkingen van bovengenoemde algemene kunstvormen. 1) Architectuur (extern): Manipuleert ‘rauwe’ natuurlijke materialen. Externalisering van het Idee die tegenover het Idee staat of er alleen een abstracte relatie mee onderhoudt. Verwijst alleen naar de geest. 2) Sculptuur (objectief): 3) (subjectief) A) Schilderkunst: B) Muziek: Overgang tussen de ruimtelijke zintuiglijkheid van de schilderkunst en de abstracte geestelijkheid van de poëzie. C) Poëzie: De universele kunst van de geest die in zichzelf vrij is en die niet is gebonden aan zijn realisatie in een extern materiaal. Kunst in zijn hoogste vorm is onmiddellijk verbonden met de religieuze sfeer.